direct naar inhoud van Artikel 18 Recreatie - 3
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2013Buitengebied-0403

Artikel 18 Recreatie - 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jachthaven met maximaal 50 ligplaatsen en een ligoever,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • b. restauratieve voorzieningen en detailhandelsvoorzieningen, met dien verstande dat de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van horeca- en detailhandelsvoorzieningen maximaal 50 m² mag zijn;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de watersport;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. ontsluitingen en paden;
  • i. tuinen en erven.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 18.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen, uitsluitend ten behoeve van een jachthaven, openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • b. andere bouwwerken.

18.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van een jachthaven gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak zijn gebouwen ten behoeve van maximaal 1 jachthaven toegestaan, dan wel het bestaande aantal indien dit meer is;
    • 2. de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
    • 3. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen maximaal respectievelijk 3 meter en 8 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer zijn;
    • 4. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan de bestaande oppervlakte;
    • 5. er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 6 meter zijn;
    • 2. de inhoud per gebouw mag maximaal 50 m³ zijn.

18.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

18.3 Nadere eisen
18.3.1 Bevoegdheid tot stellen nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van wegen binnen de bestemming Verkeer - Wegverkeer'' minder is dan 30 meter en tot de as van de overige wegen minder dan 10 meter.

18.3.2 Beoordelingscriteria

Een nadere eis als bedoeld in lid 18.3.1 kan worden gesteld met het oog op het voorkomen van onevenredige afbreuk van:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 18.2.2, sub a, onder 3, voor een goothoogte van gebouwen van maximaal 6 meter;
  • b. het bepaalde in lid 18.2.2, sub a, onder 4, voor het uitbreiden van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met maximaal 25%, mits hier een bedrijfseconomische noodzaak toe is.

18.4.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.4.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
  • h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
  • i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen.