direct naar inhoud van Artikel 20 Sport - Manege
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2013Buitengebied-0403

Artikel 20 Sport - Manege

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maneges;
  • b. het houden en stallen van paarden en/of pony's;
  • c. het bedrijfswonen,

alsmede voor:

  • d. aan de bestemming ondergeschikte en ondersteunende horeca-activiteiten,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. ontsluitingen en paden;
  • j. tuinen en erven.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 20.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen, uitsluitend ten behoeve van een manege, het houden en stallen van paarden en pony's, openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • b. andere bouwwerken.

20.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak is maximaal 1 manege toegestaan, dan wel het bestaande aantal indien dit meer is;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen maximaal respectievelijk 3,5 meter en 12 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer zijn;
    • 3. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan de bestaande oppervlakte;
    • 4. per bouwvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan, dan wel het bestaande aantal indien dit meer is;
    • 5. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande en aangebouwde bedrijfswoningen mogen maximaal respectievelijk 3,5 meter en 9 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer zijn;
    • 6. de oppervlakte van een vrijstaande of aangebouwde bedrijfswoning mag maximaal 150 m² zijn, dan wel maximaal de bestaande oppervlakte indien deze meer is.

  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 6 meter zijn;
    • 2. de inhoud per gebouw mag maximaal 50 m³ zijn.

20.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) van de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag de bouwhoogte maximaal 2 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

20.3 Nadere eisen
20.3.1 Bevoegdheid tot stellen nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van wegen binnen de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' minder is dan 30 meter en tot de as van de overige wegen minder dan 10 meter.

20.3.2 Beoordelingscriteria

Een nadere eis als bedoeld in lid 20.3.1 kan worden gesteld met het oog op het voorkomen van onevenredige afbreuk van:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 20.2.2, sub a, onder 2, voor een goothoogte van gebouwen van maximaal 6 meter;
  • b. het bepaalde in lid 20.2.2, sub a, onder 3, voor het uitbreiden van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met maximaal 25%, mits hier een bedrijfseconomische noodzaak toe is;
  • c. het bepaalde in lid 20.2.2, sub a, onder 5, voor een goothoogte van bedrijfswoningen van maximaal 6 meter.

20.4.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.4.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
  • h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
  • i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als kampeerplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van ponykampen, met dien verstande dat tijdens een ponykamp maximaal 25 kampeerplaatsen voor mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van andere gebouwen dan bedrijfswoningen voor bewoning;
  • c. het stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot en van de bedrijfsvoering;
  • d. het gebruik en/of inrichten ten behoeve van reclame-uitingen, anders dan omschreven in de gemeentelijke Nota Reclamebeleid, vastgesteld op 1 maart 2011.