direct naar inhoud van Artikel 17 Recreatie - 2
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2013Buitengebied-0403

Artikel 17 Recreatie - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie, met inachtneming van de volgende vormen van verblijfsrecreatie, en maximum aantallen van standplaatsen voor vaste kampeermiddelen en trekkershutten, met dien verstande dat het aantal standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen en standplaatsen voor vaste kampeermiddelen gezamenlijk nooit meer dan 200 per verblijfsrecreatieterrein mag zijn:

Vorm van verblijfsrecreatie   Adres   Aantal standplaatsen vaste kampeermiddelen   Aantal trekkershutten  
natuurcamping   De Grinspole, Bildwei 3, Rottevalle   0   0  
camping   LaDure, Bildwei 35-37, Rottevalle   0   0  
camping   De Stjelp, It West 48, Oudega   0   3  
camping   Moune Ein 4, Smalle Ee   0   0  
camping   De Hooidammen, Hooidammen, Oudega   30   0  

  • b. aan de bestemming ondergeschikte en ondersteunende horeca-activiteiten;
  • c. aan de bestemming ondergeschikte en ondersteunende dienstverlenende activiteiten;
  • d. aan de bestemming ondergeschikte en ondersteunende detailhandelsactiviteiten;
  • e. sanitaire voorzieningen;
  • f. het bedrijfswonen;
  • g. caravanstalling, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “caravanstalling”,

maar ook voor de daarbij behorende:

  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de watersport;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. openbare nutsvoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. ontsluitingen en paden;
  • n. tuinen en erven.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 17.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in lid 17.1 sub b tot en met d genoemde ondergeschikte en ondersteunende functies, sanitaire voorzieningen, caravanstallingen, bedrijfswoningen, vaste kampeermiddelen, openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering;
  • b. andere bouwwerken.

17.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in lid 17.1 sub b, c en d genoemde ondergeschikte en ondersteunende functies, sanitaire voorzieningen, caravanstallingen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak is maximaal 1 bedrijf toegestaan, dan wel het bestaande aantal indien dit meer is;
    • 2. de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, dan wel minimaal de bestaande afstand indien deze minder is;
    • 3. de goot- en bouwhoogte mogen maximaal respectievelijk 3 meter en 8 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer zijn;
    • 4. de dakhelling moet minimaal 15°zijn, dan wel minimaal de bestaande dakhelling indien deze minder is;
    • 5. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen is maximaal de bestaande oppervlakte vermeerderd met 20%;
    • 6. per verblijfsrecreatief bedrijf is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan, dan wel maximaal het bestaande aantal indien dit meer is, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" waar geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 7. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande of aangebouwde bedrijfswoningen mogen maximaal respectievelijk 3,5 meter en 9 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer zijn;
    • 8. de oppervlakte van een vrijstaande of aangebouwde bedrijfswoning mag maximaal 150 m² zijn, dan wel maximaal de bestaande oppervlakte indien deze meer is.

  • b. Voor het bouwen van vaste kampeermiddelen en trekkershuttengelden de volgende regels:
    • 1. vaste kampeermiddelen en trekkershutten dienen uitsluitend vrijstaand te worden geplaatst op een kampeerplaats, waarbij de onderlinge afstand tussen de vaste kampeermiddelen en/of trekkershutten minimaal 5 meter moet;
    • 2. de oppervlakte van vaste kampeermiddelen en trekkershutten mag maximaal 40 m² zijn, dan wel maximaal de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
    • 3. de bouwhoogte van vaste kampeermiddelen en trekkershutten mag maximaal 3,8 meter zijn, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze hoger meer is;
    • 4. per vast kampeermiddel of per trekkershut is maximaal 1 berging toegestaan met een oppervlakte van maximaal 6 m2.

  • c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 6 meter zijn;
    • 2. de inhoud per gebouw mag maximaal 50 m³ zijn.

17.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter zijn.

17.3 Nadere eisen
17.3.1 Bevoegdheid tot stellen nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van wegen binnen de bestemming Verkeer - Wegverkeer'' minder is dan 30 meter en tot de as van de overige wegen minder dan 10 meter.

17.3.2 Beoordelingscriteria

Een nadere eis als bedoeld in lid 17.3.1 kan worden gesteld met het oog op het voorkomen van onevenredige afbreuk van:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van

  • a. het bepaalde in lid 17.1, sub a, voor het bouwen van 5 trekkershutten, per recreatief bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een trekkershut maximaal 40 m² is;
    • 2. de bouwhoogte van een trekkershut maximaal 3,8 meter is;
    • 3. een inrichtingsplan dient te zijn opgesteld;
    • 4. het bouwen van de trekkershutten binnen het Toeristisch-recreatief ontwikkelingsplan (vastgesteld op 6 september 2011) moet passen;
    • 5. wordt voorzien in een goed landschappelijke inpassing van de bebouwing, waarbij:
      • de aanwijzingen uit Bijlage 4 Handleiding erfinrichting buitengebied zijn gevolgd;
      • de uitvoering van de landschappelijke inpassing in het kader van het verlenen van de omgevingsvergunning middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en omtrent de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;
  • b. het bepaalde in lid 17.2.2, sub a, onder 7, voor een goothoogte van bedrijfswoningen van maximaal 6 meter.

17.4.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.4.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
  • h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
  • i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.

17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning anders dan van bedrijfswoningen;
  • b. het gebruik van de gronden bestemd als 'Recreatie - 2' anders dan door middel van een bedrijfsmatige exploitatie;
  • c. het uitponden of laten uitponden van de gronden die zijn bestemd als 'Recreatie - 2';
  • d. het gebruik en/of inrichten ten behoeve van reclame-uitingen, anders dan omschreven in de gemeentelijke Nota Reclamebeleid, vastgesteld op 1 maart 2011.

17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.6.1 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1, sub a, voor het omzetten van standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen in standplaatsen voor vaste kampeermiddelen, mits:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak voor de omzetting wordt aangetoond;
  • b. het aantal standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen en standplaatsen voor vaste kampeermiddelen gezamenlijk nooit meer dan 200 per verblijfsrecreatieterrein mag zijn.

17.6.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.6.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het gebruik van landbouwgronden voor de agrarische productie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de milieusituatie;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de waterbergingscapaciteit- en de waterkwaliteit;
  • h. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
  • i. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden, waarbij de landschapswaarden zijn gespecificeerd in bijlagen 2 en 3.