direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Multifunctionele Accommodatie Tijnje
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.15BPMFA-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Een aantal voorzieningen in het dorp Tijnje (gemeente Opsterland) is aan vervanging toe. Het dorpshuis, de scholen en de gymzaal zijn volledig afgeschreven en voldoen niet meer aan de wensen en eisen van deze tijd. Al langere tijd heeft Tijnje de wens om deze voorzieningen te combineren in een multifunctionele accommodatie. In de dorpsvisie uit 2009 is een multifunctionele accommodatie als speerpunt benoemd.

Er is vanuit de dorpsgemeenschap een initiatief gestart om een nieuwe multifunctionele accommodatie in het dorp te gaan realiseren. Het huidige sportcomplex aan de Breewei is als voorkeurslocatie naar voren gekomen door de ruimte, de ligging en de mogelijkheid de sportfaciliteiten aan de multifunctionele accommodatie te koppelen. De opgave is om een aantal voorzieningen te combineren die aansluiten bij de wensen van het dorp en deze zo te huisvesten dat een constructieve samenwerking en het delen van ruimte mogelijk is.

Inmiddels zijn de plannen om in Tijnje een multifunctionele accommodatie te realiseren verder uitgewerkt. Zo is er in 2017 een haalbaarheidsverkenning opgesteld. Een locatiestudie is onderdeel van de haalbaarheidsverkenning geweest. Vanuit de verschillende invalshoeken bleven twee voorkeurslocaties voor de multifunctionele accommodatie in beeld: de huidige scholenlocatie en aanbouw aan het sportcomplex aan de Breewei. De definitieve keuze is gevallen op aanbouw aan het sportcomplex aan de Breewei 6a en 6b. Deze definitieve keuze is gemaakt op basis van verschillende argumenten. De 'Haalbaarheidsverkenning MFA De Tynje' is opgenomen al bijlage bij deze toelichting.

De oorspronkelijke bedoeling was dat er ook een huisartsenpraktijk onderdeel van de MFA zou uitmaken. De haalbaarheidsverkenning en het programma van eisen zijn hier ook van uitgegaan. De huisartsen hebben zich echter uit het project moeten terugtrekken. Hiermee is de 'zorg-component' komen te vervallen. De MFA voorziet nu in de onderdelen 'onderwijs', 'sport' en 'ontmoeten'.

Tijnje ziet in het realiseren van een multifunctionele accommodatie de kans om functies te borgen die essentieel zijn voor de leefbaarheid en daarmee toekomstbestendigheid van het dorp. Het gaat dan om veel meer dan alleen het vervangen van verschillende accommodaties: Het gaat om het ontwikkelen van een visie op de toekomst van Tijnje, waarin de multifunctionele accommodatie een belangrijke ondersteunende rol heeft om o.a. spelen, leren, ontplooien/ontwikkelen, sporten en ontmoeten mogelijk te (blijven) maken. Elementen waardoor Tijnje nu een aantrekkelijk dorp is om in te wonen en dat in de toekomst ook zal blijven.

De opzet van het gebouw bestaat uit een multifunctioneel ontmoetingsdeel met daar rond omheen onderwijs en sport. De sport is gekoppeld met de bestaande kleedruimte. Hoofdstuk 3 gaat verder in op het voornemen.

1.2 Ligging plangebied

De locatie is gelegen aan de zuidzijde van het dorp Tijnje. De Breewei vormt de doorgaande weg door het dorp en sluit aan op de N392. De locatie is daarmee goed bereikbaar, zowel voor fietsers als voor automobilisten. Op de locatie is het sportcomplex van het dorp gelegen, bestaande uit twee tennisbanen, een pannaveld, een voetbal- en trainingsveld en een kantine. De locatie wordt aan de noord-, oost en zuidzijde begrensd door bossages. Aan de westzijde bevindt zich de lint bebouwing aan de Breewei. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een groenzone als buffer naar het bedrijventerrein. Deze groenstrook wordt gebruikt als evenemententerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPMFA-0301_0001.jpg"

Figuur: ligging plangebied

1.3 Vigerende regeling

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Tijnje Kom', wat is vastgesteld op 12 december 2016). Op het plangebied is overwegend de bestemming 'Sport' van toepassing. De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sport- en speelterreinen, gebouwen en overkappingen voor sport en recreatie al dan niet in combinatie met horeca, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de genoemde functies. Ook gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen zijn binnen de bestemming toegestaan. Het parkeerterrein aan de Breewei is onder de bestemming 'Verkeer - Parkeren' gebracht. De dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 2' ligt over het gehele gebied.

De groenstrook ten zuiden van het plangebied wordt gebruikt als evenemententerrein. Dit is ook als zodanig op de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan aangegeven.

De bestemming 'Sport' maakt de realisatie van een multifunctionele accommodatie niet mogelijk. Vandaar dat er een nieuw bestemmingsplan moet worden opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPMFA-0301_0002.jpg"

Figuur: fragment verbeelding bestemmingsplan 'Tijnje Kom'

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 staat een beschrijving van het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 gaat in op de huidige situatie en de planuitgangspunten. De omgevingsaspecten zijn in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 vindt een toelichting plaats op de juridische regeling. Hoofdstuk 6 tenslotte gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

 

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040 (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op nationale belangen dan voorheen. De ontwikkeling in het plangebied raakt geen van de onderscheiden rijksbelangen. De structuurvisie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de SVIR uit van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De “Ladder voor duurzame verstedelijking” is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder is bedoeld om zuinig om te gaan met de beschikbare ruimte, de behoefte goed in beeld te brengen en deze regionaal af te wegen.

Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden

waarbij een nieuwe Laddersystematiek gaat gelden. De ladder bestaat uit de volgende twee treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

De Ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De definitie hiervan is weergegeven in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Onder 'andere stedelijke voorzieningen' vallen sociale en culturele voorzieningen en voorzieningen in het onderwijs.

Ladderonderbouwing

Een aantal voorzieningen in Tijnje is aan vervanging toe. Het dorpshuis, de scholen en de gymzaal zijn (bijna) volledig afgeschreven en voldoen niet meer aan de wensen en eisen van deze tijd. Al langere tijd heeft Tijnje daarom de wens om deze voorzieningen te combineren in een multifunctionele accommodatie. In de dorpsvisie uit 2009 is een multifunctionele accommodatie reeds als speerpunt benoemd. In Vitaal Opsterland 2 is bovenstaande door de gemeenteraad onderschreven.

In december 2010 is ‘Vitaal Opsterland, Visie op Basisvoorzieningen en Accommodaties 2010-2030’ door de gemeenteraad vastgesteld. Dit geeft richtlijnen voor de toekomst van voorzieningen rond vijf basisfuncties (onderwijs, sport, ontmoeten, zorg en wonen) die minimaal nodig zijn om inwoners de mogelijkheden te bieden om zich te kunnen ontwikkelen en elkaar te ontmoeten. De raad heeft daarbij gevraagd om deze richtlijnen per dorp uit te werken. Dit heeft geleid tot een vervolgproject ‘Vitaal Opsterland 2’, dat medio 2011 is opgestart en waarvoor nu dit einddocument is opgesteld.

Er is een vanuit de dorpsgemeenschap een initiatief gestart om een nieuwe Multifunctionele Accommodatie in het dorp te gaan realiseren. Het huidige sportcomplex aan de Breewei is als voorkeurslocatie naar voren gekomen door de ruimte, de ligging en de mogelijkheid de sportfaciliteiten aan de multifunctionele accommodatie te koppelen. De opgave is om een aantal voorzieningen te combineren die aansluiten bij de wensen van het dorp en deze zo te huisvesten dat een constructieve samenwerking en het delen van ruimte mogelijk is.

Conclusie

Uit bovenstaande blijkt dat de realisatie van een multifunctionele accommodatie in Tijnje voorziet in een behoefte. Deze behoefte kan binnen het bestaand stedelijk gebied worden voorzien door benutting van beschikbare gronden. Aan de ladder voor duurzame verstedelijking wordt voldaan.

2.2 Provinciaal beleid

Op 18 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gebied is ingevolge de provinciale verordening als 'bestaand gebouwd gebied' aangegeven. Een ontwikkeling van maatschappelijke functies in een dergelijk gebied, waarbij sprake is van een combinatie met de bestaande functies op die plek (sport) is niet in strijd met het provinciale beleid. De bosstrook ten zuiden van het plangebied is aangegeven als 'Natuur buiten de EHS'. Deze gronden maken geen deel uit van dit bestemmingsplan.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen op het gebied  van inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische veranderingen,  zoals internet,  social media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de krimp en de beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen. Het samenbrengen van een aantal verspreide maatschappelijke voorzieningen in een multifunctionele accommodatie, is een uitvloeisel van deze maatschappelijke ontwikkelingen.

2.3.2 Gemeentelijk verkeers-en vervoersplan (GVVP)

Het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (Bereikbaar zijn en blijven, Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2010) beschrijft de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid. Het plan gaat ook in op het parkeren rondom scholen. Dit is ten tijde van het in- of uitgaan van de scholen vaak een chaos. De verantwoordelijkheid hiervoor kan niet direct bij de gemeente worden neergelegd. Het is vooral een gedragsprobleem. Bij nieuwe (brede)scholen is het de bedoeling om bij de planvorming het haal- en brengprobleem als integraal onderdeel in het ontwerp van de omgeving op te nemen. Niet het parkeren, maar het feit dat de omgeving niet is afgestemd op het haal- en brenggedrag is namelijk het probleem. In nieuwe plannen kan daar rekening mee gehouden worden. Indien er een parkeerstrook of parkeervakken worden aangelegd, dan gaat de voorkeur uit naar parallel aan de rijbaan gelegen parkeervakken. Liefst geen haaks op de weg staande parkeervakken waar fietsers en kinderen voor- of achterlangs komen. Mogelijk kan een parkeerstrook vast onderdeel zijn van het schoolplein, dat op gezette momenten voor auto’s toegankelijk is. Daarbuiten is het plein het domein van de kinderen, van de school, maar ook van de buurt.

Een hulpmiddel voor een locatiekeuze zijn de schema's in bijlage 2 van het GVVP. Het is een “Quick scan” om te beoordelen of bestaande en nieuwe scholen zonder meer voldoen aan algemene normen qua locatie en inrichting voor verkeersveiligheid en bereikbaarheid. Daar waar scholen negatief scoren zijn maatregelen op hun plaats om de verkeersveiligheid te waarborgen. Onderstaande schema's kunnen gebruikt worden bij het toetsen van bestaande en nieuwe schoollocaties ten aanzien van de locatie, de inrichting van de omgeving en de inrichting van het schoolplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPMFA-0301_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPMFA-0301_0004.jpg"

Het GVVP is inmiddels geëvalueerd. De nota 'Evaluatie GVVP 2010-2015 & Uitvoeringsprogramma GVVP 2015-2020' vermeldt geen zaken die betrekking hebben op het plangebied of directe omgeving.

2.3.3 Welstandsnota Opsterland 2009

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland 2009. De sportvelden vallen onder het welstandsgebied 6. De daarbij geldende gebiedscriteria zijn voor dit gebied nader aangevuld met een aantal criteria. Zie hiervoor de notitie Beeldkwaliteit multifunctionele accommodatie Tijnje, welke als bijlage 2 is opgenomen bij deze toelichting.

2.3.4 Notitie Beeldkwaliteit multifunctionele accommodatie Tijnje

De belangrijkste aanbevelingen uit de notitie Beeldkwaliteit multifunctionele accommodatie Tijnje (10 maart 2020) zijn:

Stedenbouwkundige richtlijnen

Plaatsing en oriëntatie

  • 1. Houd het beeld op deze plek langs de Breewei groen en open. Dit is een bijzondere kwaliteit in dit lint. Een plein aan de voorzijde kan hier aan bijdragen en is ook de ontmoetingsplaats voor de verschillende onderdelen van de multifunctionele accommodatie.
  • 2. Maak achter deze groene zone het gebouw met de entrees van verschillende functies goed zichtbaar en oriënteer ze op de Breewei.
  • 3. Zet het gebouw in een lijn achter de kleinere bebouwing in het lint om de afwijkende massa en opbouw in te kunnen passen.

Massa en opbouw

  • 4. Bouwhoogte passend in het lint: 1 bouwlaag met kap dan wel deels plat. De bebouwing in eerste lijn aan de Breewei mag maximaal 7m hoog zijn (sluit aan bij de maximale bouwhoogte van de directe omgeving) en achterliggende bebouwing van de multifunctionele accommodatie mag maximaal 9m hoog zijn.
  • 5. Gebruik een opbouw met verschillende herkenbare volumes aan de voorzijde om aan te sluiten bij de schaal in het lint.
  • 6. Plaats lagere gebouwdelen in de eerste lijn aan de Breewei en zet hogere bouwdelen daarachter.
  • 7. Koppel het bestaande gebouw met de nieuwbouw als volwaardig onderdeel van de multifunctionele accommodatie.
  • 8. Maak gebruik van kappen om aan te sluiten bij de dorpse maat, schaal en ritmiek. Een samengestelde kap kan helpen om het gebouw als 1 geheel goed herkenbaar te houden.

Ontsluiting en parkeren

  • 9. Houd het parkeren aan de voorkant van de kavel.
  • 10. Ontsluiting vanaf Breewei, ontmeng autoverkeer en langzaam verkeer zo veel mogelijk op de locatie (overzichtelijk en veilig).

Beeldregie gebouwen

Vorm en oriëntatie

  • 11. Een voldoende afwijkende vormgeving van de multifunctionele accommodatie t.o.v van de bestaande gebouwen: eigentijds, bijzonder, herkenbaar.
  • 12. Maak duidelijke entrees voor de verschillende functies in het gebouw en richt deze primair op de Breewei.
  • 13. Sluit aan op de maat en schaal van de bebouwing in het lint door voldoende geleding in het gevelfront aan de Breewei.
  • 14. Maak gebruik van een kap. Dit mag een bijzondere kap zijn, er zitten ook bijzondere functies onder. De kap kan ook de multifunctionele accommodatie als samenhangend gebouw met maatschappelijke functie benadrukken.

Materialisatie en uitstraling

  • 15. Gebruik van natuurlijke, duurzame materialen die het gebouw verbijzonderen binnen het lint. Het gebouw en de maatschappelijke functie ervan worden hierdoor sterk herkenbaar. Denk hierbij aan combinaties van hout, glas, metaal, beton, gras- of sedumdaken en zichtbare duurzaamheidsmaatregelen
  • 16. Gastvrije/transparante uitstraling: veel gevelopeningen voor interactie van binnen en buiten

Openbaar gebied

  • 17. Groene inpassing van het parkeren en groene vormgeving van het plein
  • 18. Eenduidige vormgeving van dezelfde functies in het (semi)openbaar gebied. Dit schept duidelijkheid voor de verschillende gebruikers (auto-fiets-voet).

De notitie Beeldkwaliteit zal ter vaststelling aan de raad worden aangeboden. De notitie krijgt hiermee de status van welstandsnota als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en planuitgangspunten

 

3.1 Algemeen

In 2014 is het dorp Tijnje begonnen met de plannen voor realisatie van een multifunctionele accommodatie met daarin in ieder geval ruimte voor de beide basisscholen (inmiddels 1 school), peuter-/ kinderopvang, dorpshuis, gymzaal. Verschillende bestaande gebouwen in het dorp zijn verouderd: de twee schoolgebouwen, het dorpshuis en de gymzaal. Volgens gemeentelijk beleid zal er geen nieuwe gymzaal worden gebouwd in Tijnje. Daarom heeft het dorp de handschoen opgepakt om door het realiseren van een slim gemeenschappelijk gebouw zoveel mogelijk gebruiksfuncties in het dorp te kunnen behouden voor de toekomst. De regie van het project ligt bij het dorp. Gemeente Opsterland ondersteunt en faciliteert.

Het dorp heeft de keuze gemaakt om de multifunctionele accommodatie tegen het bestaande sportgebouw op sportpark De Kampen aan de Breewei te realiseren. Dit sportgebouw dient te worden opgeknapt en geïntegreerd in het ontwerp. Hierdoor worden vele functies in één gebouw verenigd, wat zal gaan leiden tot samenwerking, verantwoordelijkheid en cohesie. Het gebouw komt in eigendom van Stichting multifunctionele accommodatie De Tynje en zal grotendeels worden beheerd en onderhouden door vrijwilligers.

Het doel is om een 'slim' gebouw te realiseren. Dit kan door de m2's meervoudig te gebruiken of door functies te delen. Het gebouw wordt gerealiseerd op het terrein rondom het sportgebouw. De schoolfunctie wordt aan de voorzijde (richting Breewei, op huidige tennisbaan) gesitueerd. De tennisbanen en mogelijk het pannaveld voor de sportkantine worden verplaatst naar het huidige trainingsveld achter het sportgebouw.

Haalbaarheidsverkenning

Voor de planvorming is in 2017 een haalbaarheidsverkenning opgesteld. Onderdeel van de haalbaarheidsstudie vormde een locatiestudie. De haalbaarheidsstudie gaat uitgebreid in op de ontwikkelingen en de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de vraag naar, en de exploitatie van de voorzieningen in het dorp. Ingegaan wordt op:

  • 1. de demografische ontwikkelingen;
  • 2. de leerlingprognoses;
  • 3. de wijzigingen in de regelgeving (wijzigingen onderwijs en wijzigingen peuteropvang).

De haalbaarheidsverkenning is opgenomen als bijlage 9 van de toelichting.

Programma van eisen

Voor een eerste opzet van het ontwerp van de nieuw te realiseren multifunctionele accommodatie De Tynje is een conceptprogramma van eisen opgezet. Dit programma wordt samen met de architect verder gecompleteerd. Het Programma Van Eisen (PVE) begint met een algemeen deel. Vervolgens zijn wensen en eisen gebundeld per gebruikersgroep:

  • Cluster Onderwijs
  • Cluster Zorg
  • Cluster Ontmoeten.

Cluster onderwijs bestaat uit de nieuwe dorpsschool De Opstekker van Stichting Comprix en een nog nader te bepalen kinder-/peuteropvang. Cluster Ontmoeten omvat de combinatie van de dorpshuis-, veldsport en gymzaalfunctie. In een slim gebouw moeten alle verenigingen (sport, sociaal en cultureel) hun activiteiten kunnen uitvoeren. Voor een uitgebreide toelichting op het programma van eisen wordt verwezen naar bijlage 10 van deze toelichting. Cluster zorg is komen te vervallen.

3.2 Doelstelling

Het doel is om in 2020 een slim, duurzaam en exploitabel multifunctionele accommodatie te realiseren en van Tijnje een toekomstbestendig dorp te maken:

  • 1. In de multifunctionele accommodatie wordt een aantal voorzieningen gecombineerd die aansluiten bij de wensen en behoeften van het dorp.
  • 2. De functies en partijen die in de multifunctionele accommodatie worden gehuisvest zullen op een constructieve manier ruimten met elkaar delen en inhoudelijk samenwerken.
  • 3. Er wordt een organisatie aangewezen/opgericht die binnen een realistische exploitatieopzet het gebouw beheert en exploiteert.
  • 4. De multifunctionele accommodatie wordt ingericht voor gebruik voor minimaal de scholen met een extra groot speellokaal en het dorpshuis inclusief peuteropvang.
  • 5. De omgeving van de multifunctionele accommodatie wordt ingericht, waarbij voldoende ruimte is voor parkeren en een speelplein voor de scholen.

3.3 Locatiekeuze

Een locatiestudie is onderdeel van de haalbaarheidsverkenning geweest. Vanuit de verschillende invalshoeken bleven twee voorkeurslocaties voor de multifunctionele accommodatie in beeld: de huidige scholenlocatie en aanbouw aan het sportcomplex aan de Breewei. In deze haalbaarheidsverkenning is 1 scenario uitgewerkt. De definitieve keuze is gemaakt op basis van verschillende argumenten.

3.4 Huidige situatie

Het dorp Tijnje

Het dorp Tijnje is een woondorp, gelegen in het westelijk veenweidegebied van Opsterland, vlak langs de A7. Tijnje ligt halverwege Drachten en Heerenveen, en aan de doorgaande weg tussen Gorredijk en Aldeboarn/Akkrum. Het dorp ligt op korte afstand van het bekende natuurreservaat "De Deelen", en ligt beschut temidden van diverse grotere en kleinere complexen aangeplant dorpsbos. Tijnje is van oorsprong een laagveen ontginningsdorp uit de 19e eeuw. Door de ontginningen ontstonden in de omgeving van Tijnje grote plassen en poelen. In de 19e en 20e eeuw zijn deze plassen drooggemalen en daarna als weidegrond in gebruik genomen. Het oorspronkelijke karakter van dit agrarisch veenontginningsdorp was een wegdorp. Door tussen de Breewei en de Warrewei planmatige woningbouw te realiseren, heeft Tijnje een duidelijker herkenbare dorpskom gekregen.

De locatie aan de Breewei

De locatie aan de Breewei is momenteel ingericht als sportcomplex met 2 tennisbanen, tennisveld/pannaveld, voetbalvelden en een trainingsveld. Er staan 2 gebouwtjes op de locatie: de onderkomens van de tennisvereniging en de voetbalclub. Naast het sportcomplex ligt een onbebouwd en groen evenemententerrein. Hiervoor ligt een parkeerplaats voor het sportcomplex, ontsloten vanaf Breewei. Het gebouw (met kleedruimtes, kantine en tribune) van de voetbalclub kan worden behouden en als bestaand element onderdeel worden van de nieuwe multifunctionele accommodatie.

De Breewei is het oude lint van Tijnje vanaf Brêgeleane in noordelijke richting. Dit lint wordt gekenmerkt door een doorgaande lintbebouwing aan de westzijde van de weg en een meer diffuse structuur aan de oostzijde met daarin afwijkende ruimtelijke en functionele eenheden zoals bedrijventerrein It Rak, de begraafplaats en de sportveldenlocatie. In het beeld langs het lint zijn de voorzones van de sportlocatie en de begraafplaats, ondanks de parkeerplekken, belangrijke groene eenheden. Vanaf Breewei loopt opgaand groen vanaf deze plekken het landschap in waardoor de locatie als een landschappelijke kamer kan worden gezien die een overgang maakt van het lint naar het buitengebied aan de oostzijde van de kern.

3.5 Voorgenomen ontwikkeling

De multifunctionele accommodatie wordt tegen het bestaande sportgebouw op sportpark De Kampen aan de Breewei gerealiseerd. Dit sportgebouw wordt opgeknapt en geïntegreerd in het ontwerp. Hierdoor worden vele functies in één gebouw verenigd. Het gebouw komt in eigendom van Stichting multifunctionele accommodatie De Tynje en zal grotendeels worden beheerd en onderhouden door vrijwilligers.

De schoolfunctie wordt aan de voorzijde (richting Breewei, op huidige tennisbaan) gesitueerd. De tennisbanen en mogelijk het pannaveld voor de sportkantine worden verplaatst naar het huidige trainingsveld achter het sportgebouw.

De locatie aan de Breewei wordt verkeersveilig ontsloten . Als verlengstuk van de openbare infrastructuur voorziet het voorterrein van het plangebied in een verkeersveilige routing voor auto's (Kiss & Ride), fietsers en voetgangers, parkeerplaatsen voor auto's en stallingsruimte voor fietsen. De inrichting van het plangebied houdt rekening met veilige en gescheiden verkeersstromen voor voetgangers, fietsers en autoverkeer. De verkeersafhandeling, waaronder het stallen van fietsen en het parkeren van auto's vindt zoveel mogelijk op het voorterrein plaats.

Het voornemen is om in totaal 1.421 m2 bvo nieuw te bouwen. Het totaal begane grond bedraagt 1.772 BVO. Dit betekent dat 351 m2 bestaande bebouwing gehandhaafd. Van de 1.421 m2 nieuw te bouwen bvo is 878 m2 bestemd voor de school.

De presentatie van VMEZ betreffende multifunctionele accommodatie de Tynje is als bijlage 11 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

De aansluiting van de nieuwe ontwikkeling op de stedenbouwkundige structuur

Belangrijk structurerende elementen zijn de ruimtelijke opbouw van het lint Breewei aan de westzijde (schaal, hoogte vormen), de landschappelijke inpassing (groene beeld) langs Breewei, het achtergelegen landschap en routering en de herkenbaarheid van de locatie. In het beeld langs het lint zijn de voorzones van de sportlocatie en de begraafplaats, ondanks de parkeerplekken, belangrijke groene eenheden. Vanaf Breewei loopt opgaand groen vanaf deze plekken het landschap in waardoor de locatie als een landschappelijke kamer kan worden gezien die een overgang maakt van het lint naar het buitengebied aan de oostzijde van de kern. De ruimte binnen de landschappelijke kamer biedt mogelijkheden om de tennisvelden naar achteren te verplaatsen en zo ruimte te maken voor een nieuw gebouw.

De nieuwe multifunctionele accommodatie wordt gepositioneerd aansluitend aan de bestaande (en te handhaven) bebouwing van de sportkantine. Het huidige sportterrein is aan drie zijden omzoomd door een gesloten beplantingsstructuur. Hierdoor staat het nieuwe gebouw binnen de beslotenheid van deze bestaande beplantingstructuur. Het onderwijsgedeelte is georiënteerd op de Breewei. Langs de Breewei zal enige beplanting verwijderd worden om zicht op de multifunctionele accommodatie mogelijk te maken.

De exacte situering en massa van het gebouw is niet vastgelegd. Wel dient de bebouwing binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak te worden gerealiseerd. De ruimte rondom het gebouw wordt ingericht voor de school en de overige maatschappelijke functies. Het programma voor de inrichting van de speelterreinen en het parkeren wordt gerealiseerd rond het nieuwe gebouw.

Bereikbaarheid en ontsluiting

De locatie is vanaf twee kanten bereikbaar: vanaf het parkeerterrein gelegen ter hoogte van het sportpark en vanaf de parkeergelegenheid op het Pipegaelsgeaplein (het pleintje aan de Breewei tegenover het voormalige postkantoor). Vanaf dit plein kunnen fietsers 'achterlangs' de multifunctionele accommodatie bereiken.

De massa van het gebouw

Het programma van het gebouw is relatief groot in relatie tot de afmetingen van de bebouwingsstructuur in het dorp. Voorgesteld wordt aan te sluiten bij de dorpse bebouwing door het programma te realiseren in een gebouw van overwegend één tot anderhalve bouwlaag met kap.

Het gebouw mag een nadere geleding krijgen in kap en/of gevelvlakken, waarbij ondergeschikt daaraan en in combinatie met deels plat ook mogelijk is. De maximale bouwhoogtes zijn op de verbeelding per 'segment' (onderwijs, ontmoeten) weergegeven.

De bereikbaarheid van het gebouw

Het gebouw moet rondom goed bereikbaar zijn voor brandweer. Hiervoor dient een bebouwingsvrije rand van 5 meter te worden gereserveerd. Grotendeels kan deze ruimte opgenomen worden als onderdeel van de pleinruimten. De ontsluiting van het plangebied zal plaatsvinden vanaf de bestaande toegang van de sportvelden. Voor fietsers wordt voorzien in een noordelijke ontsluiting 'achterlangs' die noordelijk van het plangebied weer aantakt op de Breewei.

De inrichting van de pleinen de inrichting van het parkeer- en entreegebied

De vormgeving van de inrichting van de pleinen en de inrichting van het parkeer- en entreegebied moet afgestemd worden op zowel het naastliggende woongebied, het nieuwe gebouw en de (bestaande) sportaccommodatie. De sfeer van de brede school dient tot uitdrukking te komen in de inrichting van de openbare ruimte. Voor de pleinruimten en het entreegebied wordt aangegeven dat de materiaalkeuze op elkaar afgestemd moet zijn en dat een samenhangend ontwerp ontstaat van entreegebied en pleinruimte. In de toepassing van materialen en het ontwerp van de openbare ruimte dient tot uitdrukking te komen dat langzaam verkeer en verblijfsgebied dominant zijn. De ruimte voor gemotoriseerd verkeer moet in beeld en situering ondergeschikt zijn. Het bestaande groen wordt zoveel mogelijk gehandhaafd.

Watercompensatie

Ter compensatie van de toename van het verhard oppervlakte dient er extra waterberging te worden gerealiseerd. Dit kan op verschillende manieren gerealiseerd worden. In de huidige situatie is er in het meest oostelijk gedeelte van het plangebied sprake van twee parallelle sloten. De meest westelijke sloot daarvan is drooggevallen en is nu een greppel. Tussen deze twee sloten bevindt zich een drassig terrein (in de volksmond 'het moeras') met beplanting rondom. De compensatieverplichting zou kunnen uitgevoerd worden door:

  • 1. de greppel te verdiepen en weer als sloot te laten fungeren;
  • 2. 'het moeras' uit te diepen;
  • 3. een combinatie van beiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPMFA-0301_0005.jpg"

Figuur: situatietekening multifunctionele accommodatie de Tijnje ( Bron: VMEZ, 13-02 2020)

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de benodigde onderzoeken met de daarbij behorende conclusies.

 

4.1 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een Multifunctionele accommodatie. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Uit de 'Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling' blijkt dat het plangebied niet ligt in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het plan leiden niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is zodoende niet noodzakelijk. De aanmeldnotitie is al bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

4.2 Milieuzonering

4.2.1 Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De lijst maakt snel inzichtelijk maakt welke milieuaspecten van belang zijn en in welke milieucategorie een bedrijf ingedeeld zou kunnen worden.

Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven, op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtafstanden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieu-hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.

Het voordeel van het instrument is, dat het een integrale benadering geeft. Er is per bedrijf in beeld gebracht welke richtafstand aan de orde is voor de aspecten geluid, geur, stof en externe veiligheid. De milieucategorie wordt bepaald op de maatgevende (grootste) afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPMFA-0301_0006.png"

Figuur: Richtafstandentabel (bron: VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)

4.2.2 Onderzoek en conclusie

Omgevingstype

Op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kan de omgeving rond het plangebied tot het omgevingstype 'gemengd gebied' worden gerekend. Dit omdat in de strook ten oosten van de Breewei is te karakteriseren als een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Ten zuiden van de locatie bevindt zich een evenemententerrein en het bedrijventerrein it Rak.

Ten zuiden van de locatie van de multifunctionele accommodatie bevindt zich een garagebedrijf (Garagebedrijf M. van Wijk). Op dit moment is de garage niet meer als zodanig in gebruik.

De aan te houden afstanden vanaf een woning tot een basisschool incl. schoolplein bedraagt 30 meter. Ook tot een gymzaal / dorpshuis dient 30 meter aangehouden te worden. Deze richtafstanden gelden voor het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Uitgaande van het omgevingstype 'gemengd gebied' kan de richtafstand met een stap worden verkleind tot 10 meter.

Ten zuiden van de locatie bevinden zich enkele percelen met een bestemming "Bedrijf'. Hier is zijn bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 toegestaan. De bedrijven die behoren tot het ten zuiden van het plangebied gelegen bedrijventerrein it Rak zijn onder de bestemming 'Bedrijventerrein gebracht. Hier bij bedrijven tot en met de milieucategorie 3.2. toegestaan. Uitgaande van een gemengd gebied wordt aan de richtafstand van 50 meter voldaan.

Ook het perceel Breewei 8 kent een bedrijfsbestemming. Hier is zijn bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 toegestaan. De aan te houden richtafstand bedraagt 10 meter. De school en de woning Breewei 8 betreffen geluidsgevoelige objecten. Van belang is om een zo groot mogelijk afstand aan te houden tussen de woning ten noorden van het plangebied en de school. De richtafstand voor het MFA bedraagt 10 m. De woning Breewei 8 ligt op een kortere afstand dan 10 m van het plangebied en om die reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Zie verder paragraaf 4.8.2.

Indien aanvullende maatregelen worden genomen, vormt het aspect 'Milieuzonering' geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling van een multifunctionele accommodatie op deze locatie. Zie hiervoor verder paragraaf 4.8.2.

4.3 Archeologie

4.3.1 Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

FAMKE

De provincie heeft in dit kader de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) opgesteld. Hierop zijn archeologische adviezen voor de provincie Fryslân gegeven. Op deze kaart worden voor zowel de Steentijd - Bronstijd als de Ijzertijd - Middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken.

De locatie is gelegen in het bestemmingsplan Tijnje Kom en heeft hierin de bestemming sport met de aanduiding waarde – archeologie 2. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet een archeologisch onderzoek worden opgesteld. Het beoogde bouwwerk is groter dan 500 m², waardoor archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

4.3.2 Onderzoek

In september 2019 is een archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek (IVO-O) uitgevoerd. De belangrijkste resultaten uit dit onderzoek zijn:

Tijnje ligt in een laaggelegen veengebied tussen de zuidoostelijk gelegen hogere zandgronden van het Drents-Friese plateau en de noordwestelijk gelegen zeekleigronden. Tijdens het neolithicum veranderde dit gebied van een dekzandlandschap in een veenmoeras. Tijdens de nieuwe tijd werd het gebied rond Tijnje verveend. Binnen een kilometer omtrek zijn geen archeologische waarden gemeld. Voordat het plangebied in gebruik genomen werd als sportterrein bestond het uit hooiland en weiland.

De bodem in het plangebied is sterk verstoord. Het onderzoek heeft geen archeologische vondsten opgeleverd.

Doordat de bodem sterk verstoord is op het terrein, zullen eventuele archeologische grondsporen naar verwachting verloren zijn gegaan en eventuele artefacten uit hun context liggen. Daarom kan de archeologische verwachting naar beneden toe worden bijgesteld. Aangezien eventuele grondsporen verloren zullen zijn gegaan en eventuele artefacten uit hun context zullen liggen, is nader archeologisch onderzoek niet nodig. Geadviseerd wordt het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ingrepen. Wel wordt er op gewezen dat voor al het graafwerk geldt dat als archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dat daarvan direct melding dient te worden gemaakt conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10. Dit dient te gebeuren bij de gemeente Opsterland.

Het archeologisch onderzoek is opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek en conclusie

De locatie aan de Breewei is momenteel ingericht als sportcomplex met 2 tennisbanen, tennisveld/pannaveld, voetbalvelden en een trainingsveld. Er staan 2 gebouwtjes op de locatie: de onderkomens van de tennisvereniging en de voetbalclub. Naast het sportcomplex ligt een onbebouwd en groen evenemententerrein. Hiervoor ligt een parkeerplaats voor het sportcomplex, ontsloten vanaf Breewei.

Er is geen sprake van de aanwezigheid van cultuurhistorische waarden op de locatie van de voorgenomen ontwikkeling. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Voor dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het bodemonderzoek is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen. De onderzoekslocatie is in eerste aanleg als milieuhygiënisch onverdacht aangemerkt. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. Onder de tennisbaan bevindt zich een fundatielaag van lavasteen (niet zijnde grond). Deze fundatielaag valt buiten het bodemonderzoek. Indien mogelijk zal deze hergebruikt worden voor de aanleg van de  nieuwe tennisbanen. Mocht dat om wat voor reden ook niet mogelijk zijn, dan zal de lavasteen worden afgevoerd conform de daarvoor geldende regels naar een stort of depot.

Verder bevindt zich op het terrein een klein gronddepot. Geadviseerd wordt na te gaan waar deze grond van afkomstig is. Voordat deze grond evt. wordt verwerkt is het advies om de kwaliteit hiervan te onderzoeken. Voor het overige bevat het grondwater lichte verhogingen waarvoor geen directe aanleiding bestaat voor nader onderzoek.

4.6 Water

Watertoets

Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden. In het kader van de watertoets is de ontwikkeling voorgelegd aan Wetterskip Fryslân voor een wateradvies. Via dewatertoets.nl is het plan op 30-09 2019 aangemeld bij het Wetterskip Fryslân (dossiercode 20190930-2-21501). Hieruit blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. De voor dit plan relevante uitgangspunten zijn in deze paragraaf verwerkt.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is. Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel. Z Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of

indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.

Gebied   Stedelijk (>200 m2)   Landelijk (>1.500 m2)  
Boezem   5%   5%  
Polder   10%   10%  
Vrij afstromend   Maatwerk mogelijk   Maatwerk mogelijk  

Toelichting tabel

  • 5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • de algemene regels keur zijn in de onderstaande tabel verwerkt;
  • maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.

Watercompensatie

Er wordt vanuit gegaan dat de verharding in het gebied neemt met ongeveer 1.035 m2 toeneemt toename bebouw oppervlak inclusief overige verharding in de vorm van bestrating, pleinen e.d. Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat 10% van de toename aan verharding wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater.

Ter compensatie van de toename van het verhard oppervlakte dient er waterberging te worden gerealiseerd. Dit kan op verschillende manieren gerealiseerd worden. In de huidige situatie is er in het meest oostelijk gedeelte van het plangebied sprake van twee parallelle sloten. De meest westelijke sloot daarvan is drooggevallen en is nu een greppel. Tussen deze twee sloten bevindt zich een drassig terrein (in de volksmond 'het moeras') met beplanting rondom. Er moet ongeveer 103 m2 water gerealiseerd worden in verband met de compensatieverplichting. Dit zou kunnen door:

1. de greppel te verdiepen en weer als sloot te laten fungeren;

2. 'het moeras' uit te diepen;

3. een combinatie van beiden.

Als alternatief (of in aanvulling van bovenstaande) kan gebruik worden gemaakt van infiltratie, door terreinverharding waterdoorlatend uit te voeren.

Grondwateronttrekking

Voor het realiseren van gebouwen en infrastructuur dient mogelijk het grondwaterpeil te worden verlaagd. Hiervoor is een vergunning of melding noodzakelijk. Dit geldt ook voor het lozen van onttrokken grondwater.


Afvalwater- en regenwatersysteem

Schoon regenwater kan binnen het plangebied op het oppervlaktewater worden geloosd. Afvalwater afkomstig van het terrein zal op de bestaande rioleringsvoorziening worden afgevoerd.


Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen

Drooglegging en waterpeilen

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Gezien de vaste grondwaterpeil en de gemiddelde maaiveldhoogte wordt ruimschoots aan de droogleggingsnorm voldaan.

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Proces

Het wateradvies zal worden overgenomen door de gemeente. Het wordt gehanteerd als uitgangspunt voor de verdere planvorming en voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.7 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

De gemeente Opsterland hanteert de CROW-normen. De parkeerbehoefte als ook de verkeersgeneratie is bepaald met kencijfers van het CROW, publicatie 381 'Toekomstig bestendig parkeren'. Hierbij is uitgegaan van een niet-stedelijke omgeving, rest bebouwde kom. Omdat de locatie ook goed bereikbaarheid is voor voetgangers en fietsers wordt niet afgeweken van het gemiddelde kengetal binnen de bandbreedte.

Onderzoek

De locatie aan de Breewei wordt verkeersveilig ontsloten . Als verlengstuk van de openbare infrastructuur voorziet het voorterrein van het plangebied in een verkeersveilige routing voor auto's (Kiss & Ride), fietsers en voetgangers, parkeerplaatsen voor auto's en stallingsruimte voor fietsen. De inrichting van het plangebied houdt rekening met veilige en gescheiden verkeersstromen voor voetgangers, fietsers en autoverkeer. De verkeersafhandeling, waaronder het stallen van fietsen en het parkeren van auto's vindt zoveel mogelijk op het voorterrein plaats.

Bereikbaarheid en ontsluiting

De multifunctionele accommodatie wordt ontsloten op de Breewei, een erftoegangsweg. De wegen binnen de bebouwde kom zijn onderdeel van de 30 km-zone. De Breewei heeft desondanks een belangrijke ontsluitende functie voor de kern. In zuidelijke richting wordt ontsloten op de rotonde met de N392. In noordelijke richting ligt het kruispunt met de Master Roordawei, waar de voormalige basisschool was gevestigd. Verder in noordelijke richting zijn de overige buurten van Tijnje bereikbaar. Vanaf de Warrewei is bovendien een tweede aansluiting met de N392 aanwezig.

Fietsers maken op de wegen binnen de bebouwde kom gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerd verkeer. Voor voetgangers zijn trottoirs aanwezig langs de rijbanen. Nabij het plangebied is een bushalte gelegen, hier halteert ook een buurtbus.

De locatie is vanaf twee kanten bereikbaar: vanaf het parkeerterrein gelegen ter hoogte van het sportpark en vanaf de parkeergelegenheid op het Pipegaelsgeaplein (het pleintje aan de Breewei tegenover het voormalige postkantoor). Vanaf dit plein kunnen fietsers 'achterlangs' de multifunctionele accommodatie bereiken.

Parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte van de basisschool is berekend met behulp van de online rekentool 'Verkeersgeneratie en Parkeren' van het CROW. Hierbij maakt het CROW onderscheid in vaste parkeerruimte en parkeerruimte voor Kiss&Ride. Daarbij is uitgegaan van circa 140 leerlingen, verdeeld over 6 klassen (zoals omschreven in het programma van eisen). Ook voor de huidige voetbal- en tennisvelden is de parkeerbehoefte berekend, waarvan de tennisbanen binnen het plan worden verplaatst. In tabel 4.1 is de parkeerbehoefte opgenomen. De buitenschoolse opvang (BSO) is hierin niet opgenomen, dit is namelijk ondergeschikt aan de basisschool. Hetzelfde geldt voor de functies 'ontmoeten', waarin een vergaderruimte, gymzaal en kantine zijn beoogd. Deze functies zijn ondergeschikt. Ook komt hier een podiumzaal. Deze zal niet wekelijks worden gebruikt voor publiek, waardoor de parkeerbehoefte hier niet op wordt gedimensioneerd. Ook het pannaveld zal geen noemenswaardige verkeersaantrekkende werking hebben, en daarmee ook geen parkeerbehoefte.

Tabel 4.1 Parkeerbehoefte

Functie   Oppervlakte   CROW-functie   Eenheid   Parkeerbehoefte  
Voetbal   2 velden (1 hectare)   Sportveld   20 per hectare   20  
Tennis   2 banen (0,1 hectare)   Sportveld   20 per hectare   2  
Onderwijs   845 m2    Basisschool   Rekentool CROW*   7 vast +12 K&R  
         
Totaal         41 pp  

* met behulp van de online rekentool van het CROW is voor 3 klassen onderbouw en 3 klassen bovenbouw de parkeerbehoefte berekend.

Op basis van bovenstaande tabel zijn 41 parkeerplaatsen nodig. Doordat het onderwijs op andere dagdelen een maatgevende parkeerbehoefte heeft dan de sportvelden, is overlap (dubbelgebruik van parkeerplaatsen) tussen de functies mogelijk. In tabel 4.2 is op basis van aanwezigheidspercentages van het CROW de maatgevende parkeerbehoefte naar dagdeel opgenomen.

Tabel 4.2 Parkeerbehoefte met dubbelgebruik naar dagdeel

Functies   Norm   Werkdag               Koop   Zaterdag       Zondag  
        ochtend   middag   avond   nacht   avond   middag   avond   middag  
Sport   22   25%   25%   50%   0%   50%   100%   25%   100%  
Onderwijs   19   100%   100%   0%   0%   0%   0%   0%   0%  
                                       
Sport   22   5,5   5,5   11   0   11   22   5,5   22  
Onderwijs   19   19   19   0   0   0   0   0   0  
                   
Totaal   41   24,5   24,5   11   0   11   22   5,5   22  

Wanneer de parkeerbehoefte naar dagdeel wordt verdeeld zijn er maximaal 25 parkeerplaatsen nodig, dit is berekend op een werkdagochtend. In de directe omgeving bevinden zich twee parkeergelegenheden: een parkeerplaats gelegen ter hoogte van het sportpark en de parkeergelegenheid op het Pipegaelsgeaplein (het pleintje aan de Breewei tegenover het voormalige postkantoor).

De parkeerplaats van het sportcomplex heeft 26 parkeerplaatsen. Het Pipegaelsgeaplein heeft 14 officiële parkeerplaatsen, maar zou makkelijk met 6 plaatsen uitgebreid kunnen worden. Dus in totaal zijn er nu 40 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte. Er is op het maatgevende moment (werkdagochtend) verder nog restcapaciteit van circa 15 parkeerplaatsen (40 - 25) beschikbaar voor bezoekers van de MFA als zijnde dorpshuis/ontmoetingsplek. Naar verwachting is dit voldoende, temeer omdat een groot deel hiervan met de fiets naar de MFA zal komen.

Vooral in het weekend kan het drukker zijn met wedstrijden bij de sportverenigingen. Zoals in de huidige situatie wordt de groenzone ten zuiden van het plan hiervoor gebruikt als overloopterrein. De parkeersituatie blijft daarmee ook op de piekmomenten gewaarborgd.

Verkeersgeneratie

In de huidige situatie generen de tennisbanen en de voetbalvereniging reeds verkeer. Van deze functies zijn geen kencijfers over de verkeersgeneratie beschikbaar. Hierdoor wordt dit berekend met de turnover van de parkeerbehoefte (hoe vaak een parkeerplaats per etmaal wordt gebruikt). Op de werkdagen wordt het voornamelijk in de avond bezocht. Naar verwachting komt ook een groot aandeel met de fiets. Gerekend wordt met een turnover van 2 per parkeerplaats. (De turnover is het aantal maal dat een parkeerplek gedurende een dag wordt gebruikt.) Door deze 22 parkeerplaatsen extra te vermenigvuldigen met 2 (aankomst en vertrekt) betekent dit een verkeersgeneratie van 88 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) op een werkdag. In het weekend kan het drukker zijn door wedstrijden. Omdat dit zeer wisselend is, is hiervoor een aanname gedaan. Naar verwachting gaat het om 100 tot maximaal 200 mvt/etmaal op een drukke weekenddag.

Als gevolg van de multifunctionele accommodatie zal er een toename zijn van de verkeersgeneratie. Deze is vooral aanwezig op de werkdagen. Op basis van de kencijfers van het CROW is in tabel 4.3 de toekomstige verkeersgeneratie van de multifunctionele accommodatie opgenomen.

Tabel 4.3 Toekomstige verkeersgeneratie

Functie   Oppervlakte   CROW-functie   Eenheid   Verkeersgeneratie  
Onderwijs   845 m2    Basisschool   Rekentool CROW*   190 mvt/etmaal  
         
Totaal               190 mvt/etmaal  

Als gevolg van de komst van een multifunctionele accommodatie zal de intensiteit op de Breewei toenemen met circa 190 mvt/etmaal.

Verkeersafwikkeling

Vanuit de school zal het verkeer met piekmomenten worden afgewikkeld tijdens het halen en brengen. De toename aan verkeer zal merkbaar zijn vanuit deze locatie, met name tijdens de piek van halen/brengen. Over de gehele dag gaat het om een toename van circa 190 mvt/etmaal. Een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom heeft een wenselijke capaciteit van circa 4.000 mvt/etmaal. In 2014 is met verkeerstellingen een gemiddelde werkdagintensiteit van 2.858 mvt/etmaal gemeten op de Breewei, ter hoogte van huisnummer 43. In de loop de jaren kan de intensiteit hier zijn toegenomen door eventuele groei in autobezit of door autonome ontwikkelingen. Derhalve zal inclusief de ontwikkeling van het MFA de wenselijke capaciteit van 4.000 mvt/etmaal niet worden overschreden. De toename van verkeer zal daarom niet tot onevenredige problemen leiden in de verkeersafwikkeling. Bovendien leidt het op de voormalige locatie van de school aan de Master Roordawei tot een vermindering van verkeer.

Conclusie

Het plangebied heeft een goede ontsluiting voor de verschillende vervoerswijzen. De locatie is vanaf twee kanten bereikbaar: vanaf het parkeerterrein gelegen ter hoogte van het sportpark en vanaf de parkeergelegenheid op het Pipegaelsgeaplein (het pleintje aan de Breewei tegenover het voormalige postkantoor). Vanaf dit plein kunnen fietsers 'achterlangs' de multifunctionele accommodatie bereiken. De parkeerbehoefte is berekend op maximaal 25 parkeerplaatsen.

De parkeerplaats van het sportcomplex heeft 26 parkeerplaatsen. Het Pipegaelsgeaplein heeft 14 officiële parkeerplaatsen, maar zou makkelijk met 6 plaatsen uitgebreid kunnen worden. Dus in totaal zijn er nu 40 parkeerplaatsen.

Er wordt met 40 parkeerplaatsen ruim voldaan aan de parkeerbehoefte. De toename aan verkeer zal merkbaar zijn, voornamelijk tijdens de haal- en brengmomenten van de school. Het zal echter niet tot onevenredige problemen leiden in de verkeersafwikkeling. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Geluid

4.8.1 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek en conclusies

De multifunctionele accommodatie wordt gerealiseerd aan de Breewei. Voor deze weg geldt een 30-kilometer/uur regime. Dit houdt in dat er vanwege de Wet geluidhinder voor wegverkeerslawaai geen zoneplicht aanwezig is en daarvoor geen bijbehorend onderzoek uitgevoerd hoeft te worden. Daarnaast ligt de voorgestane ontwikkeling op enige afstand van de Breewei, zodanig dat verkeershinder van deze weg niet aan de orde is.

4.8.2 Inrichtingslawaai

Bij de beoordeling of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening moet stemgeluid afkomstig van een schoolplein of bij een kinderdagverblijf worden meegenomen in de akoestische afweging. In het kader van het Activiteitenbesluit wordt menselijk stemgeluid op schoolpleinen bij primair onderwijs en bij een kinderdagverblijf vanaf 1 januari 2010 buiten beschouwing gelaten bij de toetsing. Hiermee wordt voorkomen dat kinderen niet zouden kunnen buiten spelen, omdat anders de geluidsnormen overschreden zouden worden.

Voor nieuwe situaties (nieuwe woningen bij een schoolplein/kinderdagverblijf, een nieuwe school/kinderdagverblijf bij bestaande woningen, of nieuwe woningen bij een nieuwe school/kinderdagverblijf) moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel een akoestische afweging gemaakt worden. Dat menselijk stemgeluid op schoolpleinen of bij kinderdagverblijven in het milieuspoor niet wordt getoetst, wil niet zeggen dat het in het ruimtelijke spoor aanvaardbaar is. Immers, het is niet zo dat menselijk stemgeluid van spelende kinderen in bepaalde situaties (bijvoorbeeld een omsloten speelplaats) geen hinder kan veroorzaken. Het ontbreekt echter in het milieuspoor aan maatschappelijk aanvaardbare oplossingen. Juist in het RO-spoor kan door goede stedenbouwkundige oplossingen ernstige hinder door stemgeluid van spelende kinderen voorkomen worden.

Onderzoek en conclusies

De gemeente Opsterland heeft gevraagd om een verkenning van de akoestische uitstraling naar de omgeving om de ruimtelijke inpasbaarheid van de onderhavige ontwikkeling te beoordelen.

In het schetsplan van VMEZ komt het schoolplein naast de meest nabijgelegen woningen van derden. Het akoestisch onderzoek richt zich op het stemgeluid vanaf het plein. Ook worden de geluidsaspecten van de verkeersbewegingen naar de school meegenomen. Ook geluid ten gevolge van installaties worden zonodig bij het onderzoek betrokken. De resultaten van het akoestisch onderzoek inrichtingslawaai worden hieronder weergegeven. Het akoestisch onderzoek inrichtingslawaai is als bijlage 7 opgenomen.

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidemissie vanwege het MFA in de nieuwe situatie. Het doel van het onderzoek is om na te gaan of er kan worden voldaan aan een goed woon- en leefklimaat in de omgeving van het MFA. Daarnaast worden de berekende geluidsniveaus getoetst aan de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsvoorschriften.

Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en de activiteiten binnen het MFA te kunnen maken, is voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG- publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden/milieunormen die gehanteerd worden voor gevoelige functies. Tevens wordt de uitvoerbaarheid van het plan getoetst aan de hand van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De woningen rondom het plangebied aan de Breewei zijn gelegen in een “gemengd gebied” vanwege de al bestaande aanwezigheid van de sportaccommodaties en het feit dat de Breewei een doorgaande weg is. De richtafstand voor het MFA bedraagt 10 m. De woning Breewei 8 ligt op een kortere afstand dan 10 m van het plangebied en om die reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De richtafstanden zijn gebaseerd op richtwaarden voor geluid.

De verkeersbewegingen op de openbare weg, die worden veroorzaakt door een inrichting, kunnen zorgen voor geluidhinder. Deze hinder wordt echter niet direct toegerekend aan de inrichting. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt deze indirecte hinder echter wel inzichtelijk gemaakt.

Met behulp van een akoestisch rekenmodel worden de geluidniveaus in de omgeving berekend. Het gaat daarbij om:

  • stemgeluid schoolpleinen;
  • geluid vanuit de gymzaal;
  • installaties;
  • maximale geluidsniveaus;
  • verkeer schoolfunctie/indirecte hinder.

Uit het onderzoek blijkt dat met name het (mogelijke) stemgeluid vanaf de schoolpleinen geluidniveaus

kan veroorzaken die hoger zijn dan de richtwaarde van 50 dB(A) op basis van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Dit geldt met name voor de woning aan de Breewei 8, direct naast een nieuw schoolplein is gesitueerd, maar ook voor woningen aan de overzijde van de Breewei.

Vanwege de ruimtelijke beoordeling en/of de vraag of er sprake is van goede ruimtelijke ordening moet

het stemgeluid wel worden beoordeeld. Vanwege de overschrijding van de richtwaarde van 50 dB(A) in

de dagperiode is gekeken of het plaatsen van afscherming een oplossing zou kunnen zijn. Uit de berekeningen lijkt dat in de situatie met geluidafscherming voor wat betreft de langtijdgemiddelde

beoordelingsniveaus kan worden voldaan aan de richtwaarden van 50/45/40 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode. Het knelpunt m.b.t. stemgeluid vanwege de schoolpleinen is daarmee op te lossen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPMFA-0301_0007.png"

Figuur: overzicht mogelijke geluidafscherming schoolpleinen

In de afweging of geluidafscherming wenselijk is kunnen ook stedebouwkundige overwegingen een rol spelen, waarbij met name het scherm aan de straatzijde een discussiepunt kan opleveren. Omdat de woningen aan de overzijde van de Breewei ook al geluidbelast worden vanwege wegverkeerslawaai, kan dit een overweging zijn om aan de straatzijde geen geluidscherm te plaatsen. In de berekeningen is verder rekening gehouden met muziekgeluid vanuit de gymzaal. Omdat de bouwkundige invulling van de gymzaal nog niet bekend is, kan bij de detaillering nog rekening worden gehouden met de geluidemissie. Dit is afhankelijk van het beoogd gebruik. Uit de berekeningen met conservatief ingeschatte geluidisolaties is het plan in ieder geval uitvoerbaar.

Om eventuele geluidsafscherming met behulp van een scherm (met een hoogte van 2.20 meter) mogelijk te maken is hiertoe een bepaling opgenomen binnen de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Groen'.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijnstof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijnstof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

Het aspect luchtkwaliteit kan bepalend zijn voor de mogelijkheden van nieuwbouw in het plangebied. Door middel van dit bestemmingsplan worden nieuwe functies aan het plangebied toegevoegd. Door de komst van onder andere de school neemt verkeersstroom naar het plangebied enigszins toe, dit kan invloed hebben op de luchtkwaliteit.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit moet worden bepaald of een plan "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit kan worden bepaald door middel van gegevens over het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer.

NIBM-tool

De NIBM-tool is een rekentool waarmee de bijdrage van kleinere ruimtelijke plannen en verkeersplannen aan de luchtkwaliteit kan worden vastgesteld. Met de NIBM-tool kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet-in-betekenende-mate bijdraagt (NIBM).

Als gevolg van de komst van een multifunctionele accommodatie zal de intensiteit op de Breewei toenemen met circa 190 mvt/etmaal. Onderstaande berekening laat zien dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Er is geen nader onderzoek nodig. Het aspect luchtkwaliteit staat de ontwikkeling niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.15BPMFA-0301_0008.jpg"

4.10 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Stikstofdepositie

Woningbouwplannen of vergelijkbare projecten kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000gebied. Deze toename van de stikstofdepositie kan het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden in de aanlegfase (bijvoorbeeld als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen naar en grondverzet op de bouwplaats). Het gebruik van de woningen of vergelijkbare projecten (de gebruiksfase) kan ook leiden tot een toename van de stikstofdepositie. Deze toename kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het gebruik van gas en het autoverkeer van bewoners en bezoekers.

Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten, aangezien er vanaf nu gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat. Onder de PAS werd een effectafstand voor hoofdwegen of hoofdvaarwegen van respectievelijk 3 of 5 kilometer ten opzichte van het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitat gerekend. De potentiële effecten van kleine woningbouwlocaties zijn uitsluitend het gevolg van verkeer en tijdelijke werkzaamheden in de aanlegfase. Vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) en op basis van honderden uitgevoerde AERIUSberekeningen wordt ingeschat dat een toename van de stikstofdepositie niet zal optreden op een afstand meer dan 5 kilometer. Het gaat dan om stedelijke (gasloze) ontwikkelingen met een beperkte omvang, tot maximaal 100 woningen. Er hoeft in die gevallen geen vergunning op grond van de Wnb aangevraagd te worden. De emissie van stikstof vanuit het materieel dat wordt gebruikt in de realisatiefase is vergelijkbaar met dat van wegverkeer, dat tot op afstand van maximaal 5 kilometer relevant kan zijn. Ook deze emissie vindt vlak aan de grond plaats en wordt niet mechanisch hoog de lucht in geblazen.

Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 2,3 km van een stikstofgevoelig Natura 2000 gebied. (van Oordt's Merksen).  Hierdoor kan niet worden uitgesloten (zonder berekening) of er kan worden voldaan aan de wet natuurbescherming. Uit een berekening met AERIUS Calculator (2019) blijkt dat er in de gebruiksfase geen toename is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Op basis van de berekening zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in de gebruiksfase uitgesloten. De ontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming. De berekening alsmede de bijbehorende toelichting is opgenomen als bijlage 8 bij de toelichting.

Soortenbescherming

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.


Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Onderzoek

De aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten vormt een te onderzoeken aspect omdat met de plannen effecten kunnen ontstaan op soorten die beschermd zijn via de Wet natuurbescherming. Op grond hiervan is aan Adviesbureau Mertens B.V. uit Wageningen gevraagd om een verkennend veldonderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van wettelijk beschermde soorten en indien aanwezig, aan te geven hoe hiermee dient te worden omgegaan. De samenvattende conclusie is hieronder weergegeven.

In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om de start van het werk buiten het broedseizoen te ontdoen van de vegetatie en op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Er zijn daarnaast algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in

Provincie Friesland. Verder kan de aanwezigheid van vleermuizen (verblijfplaatsen, vliegroutes, foerageergebied), de heikikker en de poelkikker niet worden uitgesloten. Omdat mogelijk vleermuizen, de heikikker en de poelkikker kunnen voorkomen en er ingrepen worden gedaan in het leefgebied van deze soorten kunnen effecten op deze soort(groep)en niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten. Pas na afronding van deze inventarisatie kan worden bepaald of verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden en of ontheffing van de Wet natuurbescherming is vereist.

De 'quickscan beschermde planten- en diersoorten multifunctionele accommodatie te Tijnje' is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. In de eindrapportage van het vervolgonderzoek zullen eventuele vervolgstappen voor dit project, zoals het treffen van bepaalde mitigerende en compenserende maatregelen, worden aangegeven. Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden moet hierover duidelijkheid zijn. Eisen ten aanzien van de mitigerende en compenserende maatregelen kunnen als voorwaarde in de vergunning worden opgenomen.

4.11 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

Om te bepalen of in en in de nabijheid van het plangebied risicovolle objecten aanwezig zijn die het plan kunnen belemmeren, is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de directe nabijheid van het plangebied geen risicovolle functies/installaties aanwezig zijn. Ook is in de directe omgeving geen hogedruk aardgasleiding aanwezig die een risico vormt voor de ontwikkeling van het plangebied. Verder vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

4.12 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

 

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het

plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Groen

Het groengebied aan de oostzijde is onder de bestemming 'Groen' gebracht. Ter compensatie van de toename van het verhard oppervlakte dient er extra waterberging te worden gerealiseerd. De twee aanwezige waterlopen zijn daarom eveneens onder deze bestemming gebracht. Maatregelen voor de verplichte watercompensatie zijn binnen de bestemmingsomschrijving toegestaan. Binnen de bestemming mag niet worden gebouwd. Wel zijn erfafscheidingen toegestaan (tot een hoogte van 2 meter), alsmede geluidwerende voorzieningen (tot een hoogte van 2.20 meter).

5.2.2 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' maakt het gebruik van gronden voor de school en de andere multifunctionele maatschappelijke voorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

In de bestemming zijn maatschappelijke functies mogelijk. Daarbij gaat het om voorzieningen als onderwijsdoeleinden, sociaal-culturele doeleinden (o.a. dorpshuis), gezondheidszorg en sportdoeleinden. Ondergeschikte, voor de hoofdfunctie van belang zijnde, functies als parkeervoorzieningen en sport- en speelterreinen zijn ook bij recht toegestaan. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Door middel van de specifieke gebruiksregels zijn de functies wonen, detailhandel en horeca binnen deze bestemming uitgesloten. Dit geldt niet voor detailhandel en horeca die ten dienste staat van de maatschappelijke functie (o.a. kantine).

Binnen de bestemming zijn de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Hoofduitgangspunt is dat één multifunctioneel gebouw in één bouwlaag met kap wordt gerealiseerd met een oppervlakte van maximaal 1.421 m² (exclusief de 351 m2 bestaand gebouw). De situering van het gebouw is niet exact vastgelegd, maar dient gerealiseerd te worden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Via een afwijkingsregeling is het mogelijk om de bebouwing deels plat af te dekken.

Het voornemen is om in totaal 1.421 m2 bvo nieuw te bouwen. Het totaal begane grond bedraagt 1.772 BVO. Dit betekent dat 351 m2 bestaande bebouwing gehandhaafd. Van de 1.421 m2 nieuw te bouwen bvo is 878 m2 bestemd voor de school.

Op de verbeelding is ook de maximale bouwhoogte aangegeven. Hierbij is aangesloten op de notitie 'Beeldkwaliteit'. De bouwhoogte van het voorste gedeelte van de multifunctionele accommodatie sluit aan bij de bouwhoogte van het bestaande bebouwingslint van de Breewei: de maximum goothoogte is hier 5 meter en de maximum bouwhoogte 7 meter. De achterliggende bebouwing mag maximaal 9 meter hoog zijn. Daarnaast zijn binnen de bestemming 'Maatschappelijk' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Het gaat hier bijvoorbeeld om erfafscheidingen en buitenspeelvoorzieningen.

Het gebruik van het gebouw voor wonen is expliciet uitgesloten. Ook wonen in combinatie met zorg is niet toegestaan. Geluidwerende voorzieningen tot een hoogte van 2.20 meter zijn binnen de bestemming 'Maatschappelijk' toegestaan.

5.2.3 Sport

Het grootste gedeelte van het plangebied is onder de bestemming 'Sport' gebracht. De bestemming 'Sport' maakt het gebruik van gronden voor het bestaande en de te verplaatsen sportvelden mogelijk.

Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. De bij het sportveld behorende gebouwen zijn gefaciliteerd in de multifunctionele accommodatie. Wegen en paden, parkeervoorzieningen, groen en bebossing is wel mogelijk binnen de bestemming 'Sport'.

Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. De bouwregels omvatten regels voor de toegestane maximale hoogte van lichtmasten en ballenvangers.

5.2.4 Verkeer-Verblijf

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' maakt het gebruik van gronden voor de verkeers- en verblijfsfunctie en de daarbij horende bebouwing mogelijk. Het parkeerterrein aan de Breewei zijn onder deze bestemming gebracht.

De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie. Daarom zijn naast straten en paden, ook parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen en openbaar groen mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren.

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale veiligheid. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

 

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure.

In de gemeente Opsterland is het gebruikelijk om, voorafgaand aan de formele planologische procedure, de mogelijkheid tot inspraak te bieden. In dit geval is er echter voor gekozen deze inspraakmogelijkheid achterwege te laten. De inspraakverordening ziet alleen op inspraak bij beleidsvoornemens, en niet bij concrete besluiten, zoals een wijziging van een bestemming. Dit laatste is hier het geval. Bovendien is er geen sprake van een nieuw beleidsvoornemen omdat in de dorpsvisie uit 2009 een multifunctionele accommodatie namelijk al als speerpunt is benoemd en dit in Vitaal Opsterland 2 door de gemeenteraad is onderschreven. Er is dus voor het bestemmingsplan MFA Tijnje gekozen om direct een ontwerp-bestemmingsplan op te stellen.

Bovendien hebben de initiatiefnemers van de plannen de omgeving al meegenomen in het proces.

Het schetsontwerp is op 19 november 2019 besproken met omwonenden. Op een paar kleine zaken na, ging men akkoord met het plan op deze locatie. Op 26 november 2019 is een inloopavond voor het dorp is gehouden. De opzet en locatie van het plan waren geen probleem. Overleg met de gebruikers van de Stichting MFA is gehouden op 23 december 2019, het architectonische schetsontwerp is besproken met de besturen van het dorpshuis, voetbalvereniging, tennisvereniging, volleybalvereniging en de gymnastiekvereniging. Op 13 februari 2020 heeft er nogmaals overleg plaatsgevonden met alle gebruikers. De partijen hebben het schetsontwerp met hun achterbannen besproken en zijn akkoord gegaan met het plan.

Hieruit kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een zorgvuldig participatietraject en is inspraak niet nodig.

Met betrekking tot het verplichte vooroverleg en inspraak met waterschap en provincie kan worden gesteld dat dit kan plaatsvinden in de ontwerpfase. Het project kent geen provinciale belangen en met het waterschap is over het project in de vorm van de watertoets al overleg geweest. De uitgangspunten uit het advies van het waterschap zullen worden opgevolgd. Over het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan zijn de overleginstanties, waartoe ook de provincie en het waterschap behoren, in kennis gesteld.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 7 mei tot en met 17 juni 2020 ter inzage gelegen. In deze periode kon een ieder zijn zienswijze kenbaar maken. Er zijn twee zienswijzen ingekomen en van drie overlegpartners is een reactie ingekomen dat zijn geen opmerkingen op het ontwerpbestemmingsplan hebben. De laatstgenoemde reacties zijn niet als zienswijze beschouwd.

Beide zienswijzen zijn ongegrond verklaard, het bestemmingsplan is op 5 oktober ongewijzigd vastgesteld.

Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie). Onder "kostenverhaal"wordt verstaan het verrekenen van zogenaamde grondkosten, dat wil zeggen, de kosten van de aanleg van voorzieningen van openbaar nut (zoals straten, riolering , groen, parkeergelegenheid en waterpartijen met een openbare functie) binnen een bepaald ruimtelijk plan.

6.2.1 Financiële haalbaarheid

Het voornemen is om in totaal 1.421 m2 bvo nieuw te bouwen. Het totaal begane grond bedraagt 1.772 BVO. Dit betekent dat 351 m2 bestaande bebouwing gehandhaafd. Van de 1.421 m2 nieuw te bouwen bvo is 878 m2 bestemd voor de school.

De school wordt gefinancierd door de gemeente Opsterland. Hiervoor zijn reserveringen gedaan. Het dorpshuis/sport deel bedraagt circa 400 m2 bvo, waarvan circa 200 m2 bvo gefinancierd worden door de gemeente Opsterland en circa 200 m2 gefinancierd wordt door diverse fondsen en sponsoring. het overblijvende zal middels een hypotheek gefinancierd worden. De realisatie is van de multifunctionele accommodatie is hiermee financieel haalbaar.

6.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan in principe verplicht. Het bestemmingsplan maakt immers de bouw van een hoofdgebouw (de multifunctionele accommodatie) mogelijk, waarmee sprake is van een 'bouwplan' zoals genoemd in het Besluit ruimtelijk ordening. De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening is daarmee van toepassing.

Van de vaststelling van een exploitatieplan kan bij dit bestemmingsplan echter worden afgezien. De gemeente Opsterland is en blijft eigenaar van de huidige kavel.