direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Gorredijk - Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de bedrijventerreinen van Gorredijk in de gemeente Opsterland. Met dit bestemmingsplan wordt een actuele juridisch-planologische regeling gegeven voor het gebied.

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Opsterland is al een aantal jaren bezig de verouderde bestemmingsplannen voor de dorpen te actualiseren en te uniformeren. Daarbij wordt de gehele dorpskom (en eventuele uitbreiding daarvan) in één keer voorzien van een nieuwe en uniforme planologische regeling. Dit actualisatieprogramma is vastgelegd in het door de gemeenteraad vastgestelde “Jaarverslag ruimtelijke plannen 2004 en programma 2005”. Dit programma is in het voorjaar van 2014 geactualiseerd in het “verslag bestemmingsplannen 2005-2013 en programma 2014”. Voor een aantal dorpen is deze actualisatie inmiddels gereed. Nu zijn de bedrijventerreinen bij Gorredijk aan de beurt in dit actualisatieprogramma.

Voor nagenoeg de gehele bebouwde kom van Gorredijk is een afzonderlijk bestemmingsplan in voorbereiding (Gorredijk-Kom). Dit plan behelst nagenoeg alle woongebieden van het dorp, alsmede het centrum. Een deel van het centrum valt buiten het komplan. Hiervoor is in 2014 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld (Centrum-Oost).

Begrenzing plangebied

De bedrijventerreinen Overtoom en Tolbaas vormen globaal genomen de begrenzing van het plangebied. De begrenzing is daarnaast afgestemd op logische geografische begrenzingen en de begrenzing van het op 30 juni 2014 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied. Daarnaast heeft afstemming plaatsgevonden met de begrenzing van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Gorredijk-Kom. De begrenzing van het plangebied is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301_0001.jpg"

De ligging en begrenzing van het plangebied

Geldende regelingen

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om een actuele juridisch-planologische regeling te geven voor het plangebied. De volgende plannen worden daarmee herzien:

  • Gorredijk - Tolbaas (vastgesteld 13 september 2004);
  • Beheersverordening Gorredijk (vastgesteld 3 juni 2013).

De Beheersverordening Gorredijk voorziet in een herziening van zowel de kom- en in - en uitbreidingsplannen van het dorp Gorredijk als van de bedrijventerreinen Overtoom en Tolbaas. In de beheersverordening zijn de gronden die onder de geluidzone van de bedrijventerreinen vallen, niet meegenomen (blanco deel rond het bedrijventerrein Overtoom - Tolbaas in onderstaande figuur), omdat dat op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) niet kan. Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) kan een geluidzone rondom een gezoneerd industrieterrein alleen worden vastgesteld via een (regeling in een) bestemmingsplan. Voor de betreffende gronden is dan ook het bestemmingsplan Gorredijk - Tolbaas nog van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301_0002.png"

Fragment geldende plannen

1.2 Opzet van de toelichting

Deze toelichting is opgezet als een objectgerichte toelichting. Dit betekent dat elke bestemming afzonderlijk wordt toegelicht. Op deze manier is er, naast een koppeling tussen de verbeelding en de regels, nu ook een directe link gelegd met de toelichting.

In hoofdstuk 2 van deze toelichting staat dan ook een beschrijving per bestemming (object). Dit hoofdstuk beschrijft per object de uitgangspunten van de juridische regeling en de basisinformatie die daaraan ten grondslag ligt, in dit plangebied de huidige situatie en het beleid. Tot slot zijn per bestemming links naar verdere achtergrondinformatie opgenomen.

De omgevingsaspecten zijn in een eigen hoofdstuk (hoofdstuk 3) opgenomen. De omgevingsaspecten zijn niet per object aan te geven, maar zijn van toepassing voor grotere delen van het plangebied. Waar nodig zijn in dit hoofdstuk links opgenomen naar uitgevoerde onderzoeken.

Hoofdstuk 4 gaat globaal in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid en de grondexploitatie. Hoofdstuk 5 geeft een samenvatting van de op het voorontwerpbestemmingsplan ingediende overleg- en inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop. Daarbij geeft dit hoofdstuk inzicht in de mogelijke wijzigingen vanuit overleg en inspraak op dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 De bestemmingen

In dit hoofdstuk volgt, per bestemming, een toelichting op die bestemming. Bij iedere bestemming zijn ook de belangrijkste uitgangspunten van de bestemmingsregeling opgenomen. In veel gevallen is de basis van de uitgangspunten de huidige situatie en/of het geldende beleid. Ook deze worden daarom per bestemming kort genoemd. Wanneer mogelijk en nodig zijn links naar achtergrondinformatie opgenomen.

2.1 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' maakt het gebruik van gronden voor de individueel aanwezige bedrijven in het plangebied en de daarbij horende bebouwing mogelijk. Het betreft hier een drietal bedrijven langs de Stationsweg.

2.1.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het uitgangspunt is om de bestaande individuele bedrijven in het plangebied te regelen. Individuele bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 zijn in deze bestemming bij recht toegestaan. Door deze lage milieucategorie toe te staan, wordt (grote) milieuhinder voor de omgeving voorkomen. Andere ter plekke aanwezige functies dan bedrijven, zoals maatschappelijke voorzieningen, zijn ook aangeduid. Hiermee blijven deze andere functies mogelijk, maar blijft de bedrijfsbestemming tegelijkertijd gehandhaafd.

Enkele functies zijn bij recht specifiek uitgesloten. Voorbeelden daarvan zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen (ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) is het mogelijk geluidzoneringsplichtige inrichtingen uit te sluiten op een gezoneerd terrein, zie ook paragraaf 3.1.2) en risicovolle inrichtingen. Hierdoor ontstaat geen grotere gevaarzettende situatie en/of overlast voor de omgeving.

Bij alle 3 de bedrijven is een bedrijfswoning aanwezig die op grond van de regeling dan ook is toegestaan. Bij dergelijke lichte vormen van bedrijvigheid is een bedrijfswoning qua milieusituatie mogelijk. Daarnaast maken de gronden waar de bedrijfspercelen liggen deel uit van het gezoneerde bedrijventerrein (zie paragraaf 3.1.2). Omdat het hier gaat om bestaande bedrijfswoningen is er sprake van een bestaande situatie ingevolge de Wet geluidhinder. Verder kan worden gesteld dat het hier gaat om de ligging aan een weg waar een bedrijfswoning aan de wegzijde vanuit stedenbouwkundig oogpunt een kwalitatieve meerwaarde vormt.

Andere, voor het bedrijf van belang zijnde voorzieningen zoals wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Hierdoor is een maximale flexibiliteit in het gebruik van de gronden voor het bedrijf mogelijk.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en andere bouwwerken toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, overkappingen (voor het bedrijf), aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en overkappingen (voor het bedrijf) moeten in het bouwvlak worden gebouwd. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen zijn deels op de ruimtelijke verbeelding (plankaart) en deels in de regels bij de bestemming opgenomen. De diversiteit van de bebouwing komt terug in de verschillende maatvoeringen op de verbeelding. Met deze bouwregels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die overeenkomt met de regeling voor burgerwoningen en ook bij de regeling in andere recente bestemmingsplannen in Opsterland.

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoning 2 meter hoog mogen zijn. Voor de naar de weg gekeerde gevel is de hoogte maximaal 1 meter.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 10 meter hoog worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor het in geringe mate bouwen buiten het bouwvlak. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden (toetsingscriteria) verbonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.1.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Bestaande individuele bedrijven zijn ondergebracht in deze bestemming, om ze te kunnen behouden.
  • Bij elk van deze bedrijven is bij recht een bedrijfswoning toegestaan;
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen.

Uitgangspunten beleid

  • Nieuwe individuele bedrijven worden niet mogelijk gemaakt binnen het plangebied.
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • De bedrijven hebben maximaal een categorie 2, om overlast voor de omgeving te voorkomen.
  • Andere aanwezige functies worden specifiek aangeduid. Alleen die functies zijn daar toegestaan.
2.1.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de noordzijde van de Stationsweg staan enkele individuele bedrijven. Het zijn bedrijven die van oudsher aanwezig zijn en geen deel uitmaken van (de noordelijk ervan gelegen uitbreiding van) het bedrijventerrein Tolbaas. De bedrijven hebben lichtere milieucategorieën, vooral categorieën 1 en 2. Bij deze bedrijven is een bedrijfswoning (inpandig) aanwezig. Bij de bedrijven langs de Stationsweg is sprake van een lintbebouwing van historische (boerderij)bebouwing. De functies en de maatvoering van de bebouwing zijn bepalend voor het ruimtelijk en functioneel beeld van deze bebouwing, dat behouden moet blijven.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het ruimtelijk beleid is beschreven in de op 26 maart 2014 vastgestelde Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte". Deze structuurvisie is een aanvulling op het Streekplan en geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Gorredijk is in de verordening aangewezen als 'regionaal centrum'. In een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum is niet toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m²;
  • een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. De regeling is niet in strijd met de provinciale verordening c.q. het provinciaal beleid.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied 'bedrijventerrein'. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn niet in strijd met de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota. Overigens gelden de welstandscriteria aanvullend ten opzichte van de bepalingen uit het bestemmingsplan. Waar het bestemmingsplan vooral ruimtelijke aspecten regelt, gaat de welstandsnota meer in op detaillering, oriëntatie, kleur- en materiaalgebruik en dergelijke van gebouwen.

2.2 Bedrijventerrein - 1 en - 2

De bestemmingen 'Bedrijventerrein - 1' en 'Bedrijventerrein - 2' maken het gebruik van gronden voor bedrijventerrein en de daarbij horende bebouwing mogelijk. Het onderscheid in de bestemmingen is gebaseerd op het verschil in bedrijventerreinen:

2.2.1 Toelichting op de bestemmingen

Functionele mogelijkheden

Milieuzonering

Bij beide bestemmingen is het uitgangspunt de bedrijvigheid mogelijk te maken. Bij 'Bedrijventerrein - 1' (Overtoom) gaat het om bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 tot en met 4.2. De bestemming 'Bedrijventerrein - 2' (Tolbaas) is bedoeld voor bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2 (wonen en werken).

De bestemming 'Bedrijventerrein - 1' is intern gezoneerd (zie paragraaf 3.1.1). Dit heeft te maken met aanwezigheid van aangrenzende woongebieden en betekent dat dichterbij die woongebieden lagere categorieën zijn toegestaan, en hoe verder daarvandaan hoe hoger de maximale categorie is.

De milieucategorieën die in beide bestemmingen zijn toegestaan, zijn gekoppeld aan de bedrijvenlijst die bij de regels is opgenomen. In de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' is de hiervoor genoemde zonering aangegeven met een aanduiding. Deze aanduiding geeft aan welke categorieën maximaal zijn toegestaan.

Wanneer (in een bepaalde zone) bestaande bedrijven al een zwaardere categorie hebben, kunnen die blijven bestaan. Het is echter wenselijk om de zwaardere categorie niet verder uit te breiden, deze bedrijven zijn daarom specifiek aangeduid. Ter plaatse van die aangeduide percelen mogen uiteraard ook bedrijven in lagere categorieën komen ('waar het meerdere mag, mag het mindere ook').

Binnen de bestemming Bedrijventerrein - 2 mogen uitsluitend bedrijven tot en met categorie 2. Dit geldt voor het gehele terrein, een interne zonering is hier niet noodzakelijk.

Bestaande afwijkende functies kunnen blijven bestaan, deze hebben een specifieke aanduiding. Een voorbeeld van een afwijkende functie is een verkooppunt voor motorbrandstoffen met en zonder lpg. Hiervoor is in deze bestemming een specifieke aanduiding en regeling opgenomen. Een zelfstandig kantoor (dus niet gekoppeld aan een bedrijf) is binnen deze bestemmingen niet toegestaan, tenzij een aanduiding 'dienstverlening' of 'kantoor' is opgenomen. Ook (perifere) detailhandel is in principe op deze bedrijventerreinen niet wenselijk. De uitwisseling en nieuwvestiging van detailhandelsbedrijven wordt daarom gereguleerd.

Bedrijfswoningen

Bij de bedrijven in 'Bedrijventerrein - 1', waar al een bedrijfswoning is gebouwd, is deze specifiek aangeduid en geregeld. Nieuwe bedrijfswoningen kunnen hier niet worden opgericht. Dit heeft te maken met de zwaarte van de bedrijven (tot en met milieucategorie 4.2) die op het bedrijventerrein zijn toegestaan.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' zijn bedrijfswoningen bij recht mogelijk. Het betreft hier het bedrijventerrein Tolbaas waar sprake is van een woon- en werklocatie waar alleen lichte vormen van bedrijven (milieucategorieën 1 en 2) zijn toegestaan.

Overige voorzieningen

Andere, voor een bedrijf van belang zijnde voorzieningen als wegen, erven en parkeervoorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Zo kunnen de bedrijven goed blijven functioneren.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en overkappingen toegestaan: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en overkappingen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor alle gebouwen en overkappingen geldt dat deze per bouwperceel voor één bedrijf zijn toegestaan. Daarbij is een maximaal bebouwingspercentage gegeven, zodat voldoende ruimte overblijft voor bijvoorbeeld parkeren op eigen terrein en opslag van goederen. De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.

De bouwmogelijkheden voor de bedrijfsgebouwen zijn voornamelijk in de regels bij de bestemming opgenomen. Dit zijn regels over de maximaal te bebouwen oppervlakte, de goot- en bouwhoogte, de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de onderlinge afstand tussen gebouwen. Met de regels blijft het bestaande beeld in ieder geval gehandhaafd, maar is geringe uitbreiding ook mogelijk.

Voor de bouwmogelijkheden van bedrijfswoningen is rekening gehouden met de (voorheen) geldende planologische mogelijkheden in het plangebied.

De bestaande bedrijfswoningen binnen 'Bedrijventerrein -1' zijn geregeld via een aanduiding, nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet mogelijk. Door de bestaande bedrijfswoningen vast te leggen, worden de aanwezige bedrijven niet in hun functioneren beperkt (milieusituatie). De bouwmogelijkheden van de woningen zijn uniform en geregeld in de regels.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' mag bij elk bedrijf een bedrijfswoning.

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen functioneel nadrukkelijk meer bij de bedrijfswoning dan bij het bedrijf. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere schaal dan de bedrijfsgebouwen. Er is een onderscheid gemaakt tussen aangebouwde en vrijstaande bouwwerken, in verband met het ruimtelijk beeld bij de bedrijfswoning. In de regels is een erfbebouwingsregeling opgenomen die overeenkomt met de regeling voor burgerwoningen en ook bij de regeling in andere recente bestemmingsplannen in Opsterland .

Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoning 2 meter hoog mogen zijn. Voor de naar de weg gekeerde gevel is de hoogte maximaal 1 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen hoger worden. Bij 'Bedrijventerrein - 1' maximaal 15 meter. Bij 'Bedrijventerrein - 2' is deze hoogte 5 meter, hierbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten en lichtmasten. Deze bouwhoogtes zijn afgestemd op de geldende regelingen.

Ten aanzien van externe veiligheid (zie ook paragraaf 3.5 en bijlage 2) is op te merken dat de risicocontouren van het LPG-tankstation aan de Wetterkant 2 zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Daaraan is een regeling gekoppeld die nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de contouren uitsluit. Het is van belang dat de bestaande situatie vastgelegd wordt, zodat de risico's niet wijzigen. In dit bestemmingsplan zijn daarom de locaties van het vulpunt, de afleverzuil en de opslagtank vastgelegd. Binnen het invloedsgebied van het tankstation zijn bedrijfswoningen (kwetsbare objecten) aanwezig, maar worden nieuwe bij recht niet toegestaan. De bestaande situatie wijzigt niet.

Ook is de contour van het gasontvangststation aan de Kerkewal 60 opgenomen. Daarvoor geldt een regeling opgenomen die nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de contour uitsluit.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor de verkleining van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden (toetsingscriteria) verbonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

In de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' is verder een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die gekoppeld is aan een aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied categorie 5 bedrijven'. Hier zijn onder voorwaarden bedrijven in de milieucategorieën 5.1, 5.2 en 5.3 toegestaan. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt alleen in het gebied dat op grote afstand van woningbouw ligt en dus kan voldoen aan de normafstanden die bij de betreffende milieucategorieën horen.

2.2.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • De bestaande bedrijventerreinen zijn ondergebracht in deze bestemmingen, om deze te kunnen behouden.
  • Op het bedrijventerrein Overtoom (Bedrijventerrein - 1) zijn uitsluitend de bestaande bedrijfswoningen mogelijk. Op bedrijventerrein Tolbaas is per bedrijf maximaal één bedrijfswoning mogelijk, deze mag inpandig of uitpandig (aangebouwd of vrijstaand);
  • Behoud van voldoende parkeerruimte op het erf bij de bedrijven. Dit is nodig in verband met de afwezigheid van openbare parkeerplaatsen op de bedrijventerreinen;
  • Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de bedrijfsgebouwen en -woningen.

Uitgangspunten beleid

  • Bij recht worden geen bedrijfstypen in de categorieën 5.1 en hoger en met een kavelomvang groter dan 10.000 m2 toegestaan;
  • Op het terrein Tolbaas wordt wonen-werken mogelijk gemaakt;
  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voor de bedrijven op het bedrijventerrein Overtoom is een interne zonering opgenomen, waarbij bij recht bedrijven uit maximaal milieucategorie 4.2 mogen worden gevestigd. Hiermee kan voldaan worden aan de vastgestelde geluidzonering en wordt hinder voor omliggende woningen zoveel mogelijk voorkomen;
  • Nieuwe bedrijfswoningen op het bedrijventerrein Overtoom zijn niet toegestaan, vanwege de toegestane milieucategorieën (tot en met milieucategorie 4.2);
  • In het meest westelijke deel van het plangebied zijn bedrijven in de categorieën 5.1, 5.2 en 5.3 na wijziging van het bestemmingsplan toegestaan. Deze bedrijven moeten met hun geluidcontour passen binnen de vastgestelde zone. Gevaarzettende bedrijven zijn uitgesloten.
2.2.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de noordzijde van Gorredijk zijn verschillende bedrijventerreinen planmatig aangelegd. Het gaat daarbij om de terreinen Overtoom en Tolbaas. De terreinen zijn in verschillende perioden aangelegd en volgebouwd en hebben daarom ieder een eigen ruimtelijke opzet. Bij Tolbaas is vooral sprake is van woon-werkkavels en een deel van dit terrein kan nog ingevuld worden.

Op het terrein Overtoom is overigens ook nog ruimte voor uitbreiding met nieuwe bedrijven. Deze uitbreidingen waren in de voorheen geldende planologische regelingen al mogelijk.

Bij de bedrijvigheid is sprake van bedrijven in verschillende categorieën. Het terrein Tolbaas heeft bedrijven met een maximale milieucategorie 2, terwijl op sommige delen van Overtoom bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 mogelijk zijn.

Tevens zijn op bedrijventerrein Overtoom geluidzoneringsplichtige inrichtingen mogelijk en is op basis van de Wet geluidhinder een geluidzone vastgelegd. Omdat er sprake is van een aansluitend bedrijventerrein is er uiteindelijk voor gekozen het bedrijventerrein Tolbaas ook als gezoneerd bedrijventerrein mee te nemen. Hierop wordt in paragraaf 3.1.2 verder ingegaan.

Bij een aantal bedrijven op het bedrijventerrein Overtoom is een bedrijfswoning aanwezig. De woningen zijn vrijstaand bij, dan wel aan of in het bedrijfsgebouw gesitueerd. Een uitbreiding van de bedrijfswoningen wordt bij recht niet voorzien. Dit in tegenstelling tot het bedrijventerrein Tolbaas waar in combinatie met lichte bedrijfsvormen standaard een bedrijfswoning mogelijk is.

Het parkeren voor de bedrijven vindt hoofdzakelijk op het eigen erf plaats. Op het bedrijventerrein zijn geen openbare parkeerplaatsen aangelegd.

Door de verschillende typen bedrijven en bouwjaren, zijn de architectuur en afmetingen van de gebouwen gevarieerd. Bij de bedrijfsgebouwen komt dit tot uiting in de maatvoering en kapvorm (kap of plat dak). De maximale bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen varieert in het plangebied. De bedrijfswoningen zijn in maatvoering ook zeer divers. Op een enkele uitzondering na is over het algemeen sprake van één bouwlaag met een kap.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie is een aanvulling op het Streekplan en geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Gorredijk is in de verordening aangewezen als 'regionaal centrum'. Voor deze bestemming is van belang dat daarbij geldt dat in een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum niet zijn toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m²;
  • een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. De regeling past binnen het provinciale beleid.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied, bijvoorbeeld 'bedrijventerrein'. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn niet in strijd met de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota.

2.3 Dienstverlening

De bestemming 'Dienstverlening' heeft betrekking op het perceel aan de zuidzijde van bedrijventerrein Tolbaas, grenzend aan de panden langs de Stationsweg. Deze bestemming maakt het gebruik van gronden voor dienstverlenende bedrijven en instellingen (meestal kantoren met baliefunctie) en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.3.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming zijn dienstverlenende bedrijven en/of instellingen toegestaan. Het gaat daarbij onder meer kantoren met een baliefunctie. Andere, bij de toegestane functies horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om onder meer groenvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn gebouwen, overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De plaatsing van de gebouwen en overkappingen is binnen het bestemmingsvlak vrij. Daarbij is een maximum te bebouwen oppervlakte opgenomen, zodat op het erf voldoende ruimte vrij blijft voor bijvoorbeeld parkeervoorzieningen. Hiermee is bovendien flexibiliteit van inrichting van het terrein mogelijk. De bouwhoogte van gebouwen is op de ruimtelijke verbeelding aangeduid, deze is afgestemd op de (voorheen) geldende regeling.

Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij gaat het bij deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen en overige. De regeling voor erf- en terreinafscheidingen is afgestemd op de mogelijkheden die gelden voor vergunningvrij bouwen van het Besluit omgevingsrecht. Dit betekent dat ze achter de naar de weg gekeerde gevel 2,00 meter hoog mogen zijn. Op andere plaatsen is de hoogte maximaal 1,00 meter. Overige bouwwerken mogen een hoogte van maximaal 5,00 meter hebben. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om vlaggenmasten.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een verhoging van de maximale dakhelling, of om afwijking voor het gebruik van de gronden voor bedrijven in de categorieën 1 en 2. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden verbonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

2.3.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Deze bestemming maakt dienstverlenende bedrijven en instellingen (meestal kantoren met een baliefunctie) mogelijk;
  • De regeling is gebaseerd op de (voorheen) geldende planologische regeling.

Uitgangspunten beleid

  • Aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen binnen de bestemming moeten getoetst worden aan het welstandsbeleid.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • In de bestemming zijn beroep- en bedrijf-aan-huis toegestaan, tot een maximale milieucategorie 2, zoals ook bij de omringende bedrijven het geval is.
2.3.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Aan de zuidzijde van terrein Tolbaas is, grenzend aan de panden langs de Stationsweg, is in het geldende bestemmingsplan een reservering voor dienstverlening opgenomen. Een deel hiervan is inmiddels aangepast, door de aanleg van groen en water in het gebied. Eén perceel is nog wel beschikbaar voor dienstverlening. Dit perceel is op dit moment nog niet bouwrijp gemaakt en bebouwd. De (voorheen) geldende planologische mogelijkheden zijn daarom het belangrijkste uitgangspunt voor de regeling van deze bestemming.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie is een aanvulling op het Streekplan en geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

Gorredijk is in de verordening aangewezen als 'regionaal centrum'. In een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum is niet toegestaan:

  • een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²;
  • een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m²;
  • een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.

Deze bestemming biedt een nieuwe regeling voor een bestaande situatie met betrekking tot bedrijven. De regeling is niet in strijd met de provinciale verordening c.q. het provinciaal beleid.

Het gebied met deze bestemming is aangewezen voor 'dienstverlening'. Algemeen wordt de Stationsweg gezien als een vestigingsplaats voor kantoren, zodat deze weg in combinatie met de Hoofdstraat een 'kantoren-as' van Gorredijk kan worden. Voor de percelen binnen deze bestemming worden geen concrete uitgangspunten genoemd. Het algemene beleid uit de structuurvisie is daarom van toepassing. In de structuurvisie is aangegeven dat de economische structuur van belang is en deze behouden moet blijven. Daarbij wordt vooral ingezet op de vitaliteit van de plaatselijke werkgelegenheid. Dit geeft voor deze bestemming geen uitgangspunten.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

In alle gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar het gaat om bouwen, voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota Opsterland . Voor deze gronden in het plangebied geldt het welstandsgebied, bijvoorbeeld 'bedrijventerrein'. De in het bestemmingsplan opgenomen regels zijn niet in strijd met de voor deze gebieden geldende gebiedscriteria uit de welstandsnota.

2.4 Groen

De bestemming 'Groen' maakt de het gebruik van gronden voor groenvoorzieningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.4.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In relatie tot het doel zijn groenvoorzieningen en bebossing toegestaan. Daarbij gaat het dus om zowel lagere groenvoorzieningen (grasvelden) als opgaande vormen (bomen / bosjes). Naast de groenvoorzieningen zijn ook veelvoorkomende bijbehorende functies toegestaan. Daarbij gaat het om paden, waterlopen en waterpartijen.

Ondergeschikt zijn binnen de bestemming onder meer wegen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen toegestaan. Door dit soort functies bij recht toe te staan, ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid in het plan. Wanneer in de bestaande situatie blijkt dat een dergelijke voorziening – in ondergeschikte mate – al binnen de bestemming aanwezig is, dan is de functie niet in strijd met de bestemming.

Rond het bedrijventerrein Tolbaas is de landschappelijke inpassing nog niet volledig afgerond. In het bestemmingsplan is voorzien in een bestemming 'Groen' aan de noord- en oostzijde van het bedrijventerrein ter afronding van de landschappelijke inpassing.

Bouwmogelijkheden

Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan. In de hele bestemming is het wel mogelijk om erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 2,00 meter te bouwen. Daarnaast zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 3,00 meter. Hieronder vallen onder meer kleinschalige bouwwerken als palen en masten.

2.4.2 Uitgangspunten voor de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Behoud van de bestaande groenstructuren met een ruimtelijk en functioneel belang.
  • Vaker voorkomende functies in het groen, bijvoorbeeld voet- en rijwielpaden en water, worden mogelijk gemaakt;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies in verband met de flexibiliteit;
  • Gebouwen zijn in het groen niet toegestaan;
  • Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ten behoeve van de toegestane functies worden gebouwd, echter met beperkte afmetingen.

Uitgangspunten beleid

  • Mogelijkheden bieden voor het behoud, het herstel en de versterking van de bestaande groenstructuren. De landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein Tolbaar zal worden afgerond middels een afschermende groenzone rond de noord- en oostzijde van het terrein.
2.4.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

De gronden met deze bestemming hebben vooral een ruimtelijk belang voor de afscherming van het bedrijventerrein naar de omgeving. Het gaat hier om een groen- en waterstructuur die langs de noordzijde van het plangebied loopt. Het is een aaneengesloten groenstructuur bestaand uit een combinatie van boomsingels, bebossing, grasland en (kleinschalige) waterlopen.

In de noordwestelijke zijde kan door het groen gewandeld worden. De onderhoudspaden die hier liggen kunnen daarvoor gebruikt worden. Ter afscherming van niet te betreden delen van het groen zijn op enkele plaatsen hekwerken aanwezig.

Beleid

Op 18 juni 2014 hebben Provinciale Staten de de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie is een aanvulling op het Streekplan en geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. Met betrekking tot het groen geeft de visie geen concrete aanwijzingen. De verordening stelt vooral eisen aan cultuurhistorisch waardevolle elementen en kenmerkende landschapstypen. Deze kenmerkende landschapstypen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. Het beleid heeft geen invloed op deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

2.5 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is bedoeld om het gebruik van gronden voor verkeersafwikkeling en de daarbij horende bebouwing mogelijk te maken.

2.5.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

Het doel van de bestemming wordt mogelijk gemaakt door in de bestemming de functies wegen, straten, voet- en rijwielpaden bij recht mogelijk te maken. Ook daarbij horende, maar ondergeschikte, functies als groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn toegestaan. Het aantal rijstroken is vastgelegd op 2. Daar waar sprake is van een weg met meerdere rijstroken is dit via de specifieke gebruiksregels vastgelegd. Hiermee wordt een wijziging hiervan voorkomen, waardoor de wettelijke geluidzone rond deze wegen gelijk blijft en een grotere geluidsbelasting op de omgeving wordt voorkomen.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de in de bestemming toegestane functies. Gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten, om zo hinder voor de verkeersfunctie te voorkomen. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen en overige. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als lichtmasten, die nodig kunnen zijn voor de sociale en verkeersveiligheid op en rond de wegen, voet- en rijwielpaden.

2.5.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behoud van de verkeersfunctie van de wegen als (erf)ontsluitingswegen van Gorredijk en in het plangebied;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit.

Uitgangspunten beleid

  • Het behoud van de wegen in het plangebied (erf)ontsluitingswegen van Gorredijk en in het plangebied;
  • De herinrichting van de genoemde wegen mogelijk maken, met inachtneming van de voorwaarden en inrichtingseisen vanuit het Uitvoeringsplan van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2010;
  • De gewenste nieuwe ontwikkelingen vanuit de verkeersstructuurvisie Gorredijk worden mogelijk gemaakt.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Het aantal rijbanen van de wegen binnen de bestemming blijft gelijk, zodat toename van geluid wordt voorkomen.
2.5.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

In het plangebied liggen enkele ontsluitingswegen voor het dorp, onder meer de Overtoom noordelijk in het plangebied. Verder is in het dorp sprake van een grofmazig netwerk van verzamelwegen vallende onder het 30 km/u regiem. Via deze wegen kunnen de bewoners en bezoekers in de dorpskern komen. Door de recentelijk aangelegde nieuwe rondweg (Hans de Jongwei) is de functie van de Nijewei als gebiedsontsluitingsweg verdwenen.

Op een deel van deze wegen is, vanwege de (voormalige) ontsluitingsfunctie, buiten de bebouwde kom een snelheid van 60 km/uur (Stationsweg) en een deel binnen de bebouwde kom 50 km/uur toegestaan. In sommige gevallen is er daarom ook sprake van vrijliggende voet- en/of fietspaden naast de weg, bijvoorbeeld langs de Stationsweg, de Overtoom en de Badweg. Ook parkeerstroken en/of -plaatsen horen bij de inrichting van dergelijke wegen.

Gebouwen zijn in de gebieden met deze bestemming niet aanwezig. Wel komen gebouwtjes voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, zoals hekwerken, voor. Deze hebben een beperkte afmeting in oppervlakte en hoogte en zijn meestal bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie is een aanvulling op het Streekplan en geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten. De provinciale weg (N392) is opgewaardeerd en zorgt voor een aansluiting van Gorredijk (en ook Jubbega) op de Rijksweg A7. Deze weg is in de provinciale verordening en de structuurvisie niet specifiek aangewezen. Langs de westzijde van Gorredijk is de rondweg (Hans de Jongwei) aangelegd, waardoor het meeste verkeer, dat de provinciale weg wil volgen, nu over de Hans de Jongwei gaat. De Hans de Jongwei heeft de functie als ontsluitingsweg overgenomen van de Nijewei.

In het plangebied zijn geen ontwikkelingen gepland die een wezenlijke invloed hebben op de verkeersstromen en -bewegingen over de bestaande infrastructuur. De verordening heeft geen invloed op de regeling van deze bestemming.

Voor Gorredijk is eveneens een verkeersstructuurvisie vastgesteld. Het betreft hier de Verkeersstructuurvisie Gorredijk, vastgesteld op 3 maart 2014. Deze structuurvisie is onder meer gemaakt naar aanleiding van de in van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2010 (GVVP 2010) opgestelde verkeersvisie voor onder andere de Nijewei en de Hegedyk en voorziet in een visie voor de verbetering van de verkeerssituatie in het hele dorp.

In deze visie is uitgangspunt dat binnen het dorp zoveel mogelijk wordt voorzien in 30 km-gebied (verzamelwegen binnen de bebouwde kom). Uitgangspunt is dat de Hegedyk / Nijewei (vanaf de verbinding met de Hans de Jongwei) naar aanleiding van de aanleg van de Hans de Jongwei uiteindelijk ook onder het 30 km/u regiem zullen vallen (zie onderstaande figuur).

De Overtoom en de Badweg blijven belangrijke wegen binnen de bebouwde kom (50 km/u). Opgemerkt wordt dat het eindbeeld van de Badweg is dat een deel daarvan in de neiuwe situatie als verzamelweg wordt aangemerkt.

De toekomstige verkeersstructuur is aangegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301_0003.png"

Toekomstige verkeersstructuur Gorredijk

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

2.6 Water

De bestemming 'Water' maakt het gebruik van gronden voor een waterlopen en/of waterpartijen en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.6.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

In eerste instantie vallen onder de bestemming de waterlopen en -partijen, bermen en beplanting in het plangebied. Ter plaatse van de bestaande woonschepenligplaats is een aanduiding opgenomen, zodat deze ook mogelijk wordt gemaakt. Dit is aangeduid omdat deze functie niet overal in de bestemming 'Water' wenselijk is (specifieke gebruiksregels). Ondergeschikt zijn andere functies mogelijk, bijvoorbeeld groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Dagrecreatief medegebruik van de gronden binnen deze bestemming is ook toegestaan. Door deze functies bij recht toe te staan ontstaat flexibiliteit en uitwisselbaarheid binnen bestemmingen.

Verder zijn binnen deze bestemming de aan de Kerkewal aanwezige woonschepen geregeld.

Bouwmogelijkheden

De bestemming biedt alleen ruimte aan de bouw van bouwwerken, voor de in de bestemming toegestane functies. De bouwwerken die zijn toegestaan, zijn erf- en terreinafscheidingen, oeverbeschoeiingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de woonschepen die niet als een gebouw worden aangemerkt, is in de specifieke gebruiksregels een maximale hoogte opgenomen.

Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,00 meter. Deze hoogte garandeert dat dergelijke afscheidingen voldoende bescherming en afscherming bieden. Oeverbeschoeiingen mogen een hoogte hebben van maximaal 0,40 meter. Door beschoeiingen van deze hoogte toe te staan, kan bijvoorbeeld verzakking van oevers voorkomen worden. Overige bouwwerken mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Gedacht kan worden aan bouwwerken als bruggen, duikers en/of dammen.

Omgevingsvergunning

Een vorm van bescherming van de waterlopen en -partijen is het openhouden ervan. Om die reden is het dempen van waterlopen en -partijen gebonden aan een omgevingsvergunning. Zonder vergunning kunnen deze werken en/of werkzaamheden niet worden uitgevoerd. Bovendien kan een dergelijke vergunning alleen verleend worden wanneer aangetoond wordt dat aan de voorwaarden en toetsingscriteria kan worden voldaan.

2.6.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten huidige situatie

  • Het behouden van waterhuishoudkundige en ruimtelijk van belang zijnde waterlopen en -partijen;
  • Het behoud van de functie van de Nije Feart en Opsterlânske Kompanjonsfeart voor de reacreatievaart (Turfroute);
  • Het behoud van de aanwezige ligplaatsen voor woonschepen aan de Kerkewal;
  • Het mogelijk maken van uitwisselbaarheid van de hoofdfunctie met andere ondergeschikte functies, in verband met de flexibiliteit.

Uitgangspunten beleid

  • Belangrijke waterlopen uit de structuurvisie behouden en specifiek bestemmen.

Uitgangspunten omgevingsaspecten

  • Voor nieuwe ontwikkelingen die met een flexibiliteitsbepaling mogelijk worden gemaakt, moet een watertoets worden uitgevoerd;
  • Het vrijhouden van 5 meter bufferzone langs in ieder geval één zijde van de hoofdwatergangen in het plangebied. Hierbij horen de watergangen zuidelijk in het plangebied.
2.6.3 Huidige situatie en beleid

Huidige situatie

Het plangebied heeft meerdere watergangen en -partijen. Enkele waterpartijen hebben een belangrijke functie als hoofdwatergang, bijvoorbeeld de Nije Feart en Opsterlânske Kompanjonsfeart. Verder liggen langs de Kerkewal in de Opsterlânske Kompanjonsfeart enkele woonschepen. Deze grotere waterlopen lopen centraal door het plangebied heen. De Kromten is een zijtak van de Nije Feart en heeft een belangrijk waterhuishoudkundige functie voor de afwatering. Noordelijk in het plangebied liggen waterlopen en -partijen die een ruimtelijke functie hebben voor de versterking van de groenstructuur. Deze zijn ook van belang voor de waterhuishouding van de omliggende (bedrijven)terreinen. Deze watergangen hebben een verschillende afmetingen, van smallere sloten tot bredere watergangen waarop recreatievaart plaats kan vinden.

Beleid

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden.

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Daarnaast is op 26 maart 2014 de Structuurvisie "Grutsk op 'e Romte" vastgesteld. Deze structuurvisie is een aanvulling op het Streekplan en geeft een beschrijving van de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap van Fryslân. Daarnaast wordt richting gegeven aan de toekomst: de provincie geeft aan wat zij met de kernkwaliteiten wil doen. In de visie geeft de provincie een top 10 van gebiedsoverschrijdend landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang. Daarnaast beschrijft de visie van elf deelgebieden in Fryslân de kernkwaliteiten.

In de verordening is een regeling opgenomen voor vaarwegen met een CEMT-klasse. Deze zijn in het plangebied niet aanwezig. De verordening is niet van toepassing op deze bestemming.

In de Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de de maatschappelijke ontwikkelingen op het wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Het gaat daarbij om belangrijke maatschappelijke veranderingen  die  ingrijpende  gevolgen  hebben  voor de  ruimtelijke ontwikkeling, zoals demografische  veranderingen, veranderingen    op  het  gebied  van  inkomen,  zorg, koopgedrag, participatie, vrijwilligerswerk, vrijetijdsbesteding, alsmede technologische  veranderingen,  zoals  internet,  social  media, domotica, milieu, energiegebruik, landbouw, verkeer, vervoer en transport. Daarnaast  hebben  de  stagnerende  economie,  de  krimp en  de  beperkte gemeentelijke  middelen  eveneens  ingrijpende  gevolgen  voor  de samenleving en voor de benodigde voorzieningen.

In samenhang met het eerder vastgestelde en uitgevoerde ruimtelijk beleid is de Omgevingsvisie Opsterland 2015-2030 vertaald in het plan.

Voor de gemeente is daarnaast specifiek waterbeleid vastgesteld; het Waterplan Opsterland 2008-2011 “Wetter yn 'e Wâlden” en het daarbij horende Maatregelenplan. Vanuit dit beleid wordt waarde gehecht aan schoon water, voldoende water en veiligheid. Deze drie thema's hebben raakvlakken met de ruimtelijke ordening. Vooral de thema's schoon water en voldoende water.

Bij 'schoon water' is het beleid gericht op de realisatie van natuurvriendelijke oevers voor de grotere wateren. De natuurlijke oevers vormen een buffer voor van de omliggende wegen afstromend, mogelijk vervuild, regenwater.

Bij 'voldoende water' is het beleid gericht op de trits 'vasthouden, bergen, afvoeren', om op die manier wateroverlast te voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen laat de gemeente in het vervolg het aspect water nadrukkelijk meewegen. Het waterschap wordt daarom vroegtijdig bij de planvorming betrokken.

2.7 Leiding - Gas

De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' heeft tot doel de nodige bescherming te bieden voor de aanwezige hoofdgastransportleiding.

2.7.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, ook bedoeld voor een of meerdere gasleidingen. Dit betekent dat bij het gebruik van de gronden altijd rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van deze leidingen.

Bouw- en gebruiksmogelijkhedenmogelijkheden

De gasleiding moet beschermd worden tegen bebouwing en diepwortelende beplanting. In dit bestemmingsplan is daarom een beschermende regeling voor de gasleidingen opgenomen. Dit betekent dat rond de leidingen een strook is opgenomen in een dubbelbestemming, waarin bouwwerken en diepwortelende beplanting uitgesloten is. De breedte van deze strook is afhankelijk van de maximale gasdruk van de leidingen. In dit geval is de breedte van deze strook daarom vastgelegd op 4 meter aan weerszijden van de leiding.

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden, of het in de grond brengen van voorwerpen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of de gasleidingen voldoende beschermd blijven na de ingreep. Het is dan ook altijd noodzakelijk om advies in te winnen bij de leidingbeheerder.

De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking. Een belangrijke voorwaarde is dat altijd advies ingewonnen wordt bij de leidingbeheerder.

2.7.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten

  • De gasleidingen moeten beschermd worden;
  • Aan weerszijden van de leidingen moet een zone van 5,00 meter vrij worden gehouden van bebouwing, diepwortelende beplanting, etc;
  • Werkzaamheden rond de leiding zijn toegestaan, mits vooraf een omgevingsvergunning is verkregen en advies ingewonnen is bij de betreffende leidingbeheerder.
2.7.3 Huidige situatie en beleid

Door het plangebied loopt een gasleiding. Een nadere toelichting hierop is opgenomen bij de beschrijving van het omgevingsaspect 'Externe veiligheid'.

2.8 Leiding - Riool en - Water

De dubbelbestemmingen 'Leiding - Riool' en 'Leiding - Water' hebben tot doel de nodige bescherming te bieden voor de aanwezige rioolpersleiding en waterleiding.

2.8.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemming ligt zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, ook bedoeld voor een rioolpersleiding of een hoofdwaterleiding. Dit betekent dat bij het gebruik van de gronden altijd rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van de rioolpersleiding of de hoofdwaterleiding.

Bouwmogelijkheden

Ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, zijn op de gronden met deze bestemming alleen vormen gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bestemming toegestaan. Deze mogen een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter hebben. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om erfafscheidingen.

Omgevingsvergunning

Werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden, of het aanleggen van oppervlakteverhardingen. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of een goede functionaliteit van de rioolpersleiding of de hoofdwaterleiding gewaarborgd blijft wordt na de ingreep.

De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud van geringe omvang en al in uitvoering zijnde werken en werkzaamheden. Dit laatste geldt op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Flexibiliteitsbepalingen

In de bestemmingen is een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels opgenomen. Deze maakt het mogelijk, binnen de onderliggende bestemmingen, gebouwen en andere bouwwerken toe te staan, mits wordt voldaan aan de opgenomen voorwaarden. Hierdoor kunnen bestaande rechten toch worden uitgevoerd. Belangrijk daarbij is om tijdig advies in te winnen bij de leidingbeheerder.

2.8.2 Uitgangspunten van de regeling

Uitgangspunten vanuit omgevingsaspecten

  • De rioolpersleiding moet beschermd worden;
  • De hoofdwaterleiding moet beschermd worden
  • Aan weerszijden van de rioolpersleiding en de hoofdwaterleiding moet een zone van 3,00 meter vrij worden gehouden van bebouwing en diepwortelende beplanting;
  • Werkzaamheden rond de leidingen zijn toegestaan, mits vooraf een omgevingsvergunning is verkregen.
2.8.3 Huidige situatie en beleid

Door het plangebied loopt een rioolpersleiding. Een nadere toelichting op de rioolpersleiding is opgenomen bij de beschrijving van het omgevingsaspect 'Water'.

2.9 Waarde - Archeologie 2 en 3

De bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' bieden een regeling voor de bescherming en bijbehorende onderzoeksplicht voor archeologische waarden (zie paragraaf 3.4).

2.9.1 Toelichting op de bestemming

Functionele mogelijkheden

De gronden waarop deze bestemmingen liggen zijn, naast de gebruiksmogelijkheden van onderliggende bestemmingen, bedoeld voor de bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden.

Bouwmogelijkheden

Om het doel van deze bestemming te halen is het, ongeacht de regels van de onderliggende bestemmingen, noodzakelijk om archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Dit geldt echter alleen bij ontwikkelingen met een bepaalde oppervlakte, namelijk 500 m2 bij Waarde - Archeologie 2 en 2.500 m2 bij Waarde - Archeologie 3. Deze afmetingen zijn gekoppeld aan het provinciale beleid op dit gebied.

Omgevingsvergunning

Bij beide bestemmingen is een omgevingsvergunning regeling opgenomen voor werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden. Dit betekent dat deze alleen uitgevoerd mogen worden na het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Het kan daarbij gaan om het ontgronden en afgraven van gronden. Hieraan zijn toetsingscriteria gekoppeld. Door een omgevingsvergunning op te nemen worden werken en werkzaamheden toegestaan. Door de criteria op te nemen kan getoetst worden of de archeologische waarden behouden kunnen blijven. De omgevingsvergunning is niet nodig voor normaal onderhoud en ingrepen kleiner dan de genoemde oppervlakte en ondieper dan 50 cm.

2.9.2 Uitgangspunten van de regeling

Bestaande situatie

  • Het behoud van de mogelijk aanwezige archeologische waarden is van belang. Bij ingrepen (bebouwing en gebruik) moeten deze waarden worden beschermd of veilig worden gesteld.
2.9.3 Huidige situatie en beleid

Het beleid met betrekking tot archeologie is opgenomen in paragraaf 3.4.

2.10 Algemene aanduidingen

In het plangebied is sprake van enkele aanduidingen die niet gebonden zijn aan één bestemming, maar over meerdere heen liggen. In het plangebied van dit bestemmingsplan gaat het om de aanduidingen 'geluidzone - industrie', 'veiligheidszone - lpg' en 'veiligheidszone - externe veiligheid'.

2.10.1 geluidzone - industrie

Zoals aangegeven is het bedrijventerrein Overtoom een geluidgezoneerd terrein. De geluidzone rond een dergelijk terrein moet volgens de wet in een bestemmingsplan worden vastgelegd. In dit bestemmingsplan heeft dit plaatsgevonden door de aanduiding 'geluidzone - industrie' op te nemen voor de geluidzone rond het bedrijventerreinen Overtoom en Tolbaas.

In de regels bij deze aanduiding zijn bouwregels opgenomen met betrekking de bouw en/of uitbreiding van een geluidgevoelig object. Een vergunning mag hiervoor alleen worden verleend wanneer voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde op de gevel van het geluidgevoelige object. Meer informatie over de geluidzone is opgenomen in 3.1.2.

2.10.2 veiligheidszone - lpg

In het plangebied is een lpg-tankstation aanwezig. Bij dit tankstation is sprake van een vulpunt, afleverzuil en opslagtank. Rond deze risicovolle punten is een plaatsgebonden risicocontour 10-6 vastgelegd. De omvang ervan hangt af van de doorzet van lpg. Deze risicocontour is in dit bestemmingsplan aangeduid met 'veiligheidszone - lpg'.

In de regels bij deze aanduiding zijn bouw- en gebruiksregels opgenomen met betrekking tot de bouw en het gebruik van (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contour. De regels bepalen dat (beperkt) kwetsbare objecten niet gebouwd en gebruikt mogen worden binnen het aangeduide gebied. Een afwijking hiervan is mogelijk wanneer geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het verwijderen of wijzigingen van de aanduiding wanneer de risicovolle inrichting beeindigd is of de locatie van de vulpunt, afleverzuil en/of opslagtank wijzigt. Voordat het bestemmingsplan gewijzigd wordt moet voldaan zijn aan de bij deze bevoegdheid opgenomen voorwaarden. Zo kan de veiligheid worden gewaarborgd.

2.10.3 veiligheidszone - externe veiligheid

In het plangebied is een gasontvangsstation aanwezig. Dit is een risicovolle inrichting, waarbij een plaatsgebonden risicocontour 10-6 is vastgelegd. Hiervoor is de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' in dit bestemmingsplan opgenomen.

In de regels bij deze aanduiding zijn bouw- en gebruiksregels opgenomen met betrekking tot de bouw en het gebruik van (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contour. De regels bepalen dat (beperkt) kwetsbare objecten niet gebouwd en gebruikt mogen worden binnen het aangeduide gebied. Een afwijking hiervan is mogelijk wanneer geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het verwijderen of wijzigingen van de aanduiding wanneer de risicovolle inrichting beeindigd is of de locatie ervan wijzigt. Voordat het bestemmingsplan gewijzigd wordt moet voldaan zijn aan de bij deze bevoegdheid opgenomen voorwaarden. Zo kan de veiligheid worden gewaarborgd.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de omgevingsaspecten. Deze omgevingsaspecten kunnen invloed hebben op de (on)mogelijkheid van gewenste ontwikkelingen in het plangebied. In dit hoofdstuk volgt daarom een korte beschrijving van de aanwezige en te verwachten (negatieve) effecten van de verschillende aspecten op het plangebied en haar functies.

3.1 Milieuaspecten

Om inzicht te krijgen in potentiële hinder van bedrijven op het woongebied, wordt eerst gekeken naar de bedrijven en hun milieuzonering. Daarnaast en aan de hand van bedrijven en milieuzonering komen de milieuaspecten geluid, geur en bodem aan bod.

3.1.1 Bedrijven en milieuzonering

Het plangebied betreft bedrijventerreinen waarop bedrijven aanwezig zijn die mogelijk hinder veroorzaken. Een eerste indicatie van mogelijke hinder is te achterhalen door het raadplegen van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering".

Op het bedrijventerrein Overtoom is een zonering toegepast. Dit heeft te maken met de geluidzonering rond deze terreinen (zie ook 3.1.2). Dit betekent dat op deze terreinen - afhankelijk van de locatie - bedrijven aanwezig en mogelijk zijn in de categorieën 1 en 2, de categorieën 1 t/m 3.2 en de categorieën 1 t/m 4.2. Deze zonering heeft te maken met de grootste afstand tussen de bedrijven en een rustige woonwijk die aangehouden moet worden om hinder te voorkomen. De grootste afstand is als volgt te verdelen:

milieucategorie:   grootste afstand
(in meters):  
1   10  
2   30  
3.1 (voorheen 3)   50  
3.2 (voorheen 3)   100  
4.1 (voorheen 4)   200  
4.2 (voorheen 4)   300  

De zonering van het voorheen geldende bestemmingsplan is aangehouden. Deze zonering is de basis is geweest voor de vastgestelde geluidzone. De zonering in het plan is vooral bepaald door de grootste afstand voor geluid. In onderstaande afbeelding staat de zonering en de categorisering aangegeven. Op deze manier wijzigt de milieuhinder voor de omgeving niet. Deze zonering is afgestemd op zonering zoals deze ook is gevisualiseerd in de hierna opgenomen afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301_0004.png"

Milieuzonering plangebied

In het westelijke deel van het bedrijventerrein, op de grootste afstand van het dorp, is het met toepassing van een wijzigingsprocedure ook mogelijk dat bedrijven uit categorie 5 (5.1, 5.2 en 5.3) mogen worden gevestigd.

De zonering rond de bedrijven heeft niet alleen effect op de reguliere woningen in de kern en het buitengebied, maar ook op de bedrijfswoningen op de terreinen. De bedrijfswoningen gelden als woningen van derden op het moment dat ze geen deel uitmaken van het geluidgezoneerde terrein. Hierover staat in 3.1.2 meer informatie.

3.1.2 Geluid

Het aspect geluid is in dit plangebied onder te verdelen in twee typen: wegverkeerslawaai en industrielawaai. Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van geluidhinder op bestaande gevoelige objecten in en in de omgeving van het plangebied wordt daarom niet verwacht.

Wegverkeerslawaai

Negatieve effecten door wegverkeerslawaai zijn in de huidige situatie in het plangebied niet uit te sluiten. De meeste wegen in het plangebied zijn zoneringsplichtig, omdat hierop een maximumsnelheid van 50 km/uur toegestaan is. Bij een weg met twee rijstroken binnen de bebouwde kom is een dergelijke zone 200 meter. Binnen de wettelijke zone rond deze wegen zijn (bedrijfs)woningen aanwezig, bijvoorbeeld op het terrein Tolbaas. Akoestische onderzoeken voor wegverkeerslawaai zijn nodig bij de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten (waaronder bedrijfswoningen) binnen de bedoelde wettelijke zones. Daarbij moet onderzocht worden of de geluidbelasting op de woningen kan voldoen aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde (48 dB) of een verleende hogere grenswaarde. De Wet geluidhinder is het wettelijke kader voor wegverkeerslawaai.

Industrielawaai

Daarnaast is nagenoeg het gehele bedrijventerrein Overtoom en Tolbaas een geluidgezoneerd bedrijventerrein. De zone rond dit terrein betreft het gebied waarbinnen een geluidbelasting van 50 dB(A) of meer is toegestaan. Deze zone moet vastgelegd worden via een bestemmingsplan. Dit is opgenomen in de Wet geluidhinder. De geluidzone van het bedrijventerrein loopt grotendeels buiten het plangebied en is voor het overgrote deel geregeld in het op 16 september 2015 onherroepelijk geworden bestemmingsplan Buitengebied. Een deel van de geluidzone ligt over de kom van Gorredijk en over het zuidelijk deel van het dorp Terwispel, waarvoor momenteel de beheersverordeningen gelden. Ingevolge de Wet geluidhinder mag een geluidzone alleen worden vastgesteld via een (regeling in een) bestemmingsplan. De gebieden waarop de geldende geluidzone derhalve betrekking heeft is daarom buiten de verordeningsgebieden gelaten om te voorkomen dat de geluidzone met het vaststellen van de beheersverordeningen kwam te vervallen. De geluidzone zal voor deze gebieden uiteindelijk in de nieuwe (in voorbereiding zijnde) bestemmingsplannen Gorredijk - Kom en Terwispel - Kom, opnieuw worden vastgesteld.

Een gering deel aan de zuidkant valt ook binnen het plangebied. Deze zone ligt hier overigens grotendeels over bestemmingen waar op basis van de regels geen bebouwing is toegestaan (Groen, Verkeer en Water). Alleen voor het perceel Badweg 20 levert dit beperkingen op in die zin dat hier geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.

Wanneer de (bedrijfs)woningen op het gezoneerde terrein staan, maken ze deel uit van de inrichting en beperken ze de (geluid)ruimte van de daarop staande bedrijven niet. Bij uitbreiding van de woonfunctie in de omgeving moet rekening gehouden worden met de geluidruimte van de bedrijven op het gezoneerde terreinen. De woningen mogen hier geen hinder van ondervinden en mogen de bedrijven op die manier niet beperken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301_0005.png"

Geluidzonering bedrijventerrein 'Overtoom'

3.1.3 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe ontwikkelingen van gevoelige objecten (bijvoorbeeld bedrijfswoningen) moet aangetoond worden dat deze op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling.

 

In planologische zin worden bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die in het plangebied bij recht zijn toegestaan, zijn overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Hiervoor zijn in veel gevallen al bodemonderzoeken uitgevoerd, of deze ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat een onderzoek minder noodzakelijk is. Wanneer sprake is van de ontwikkeling van gevoelige objecten als woningen, dan is een bodemonderzoek altijd noodzakelijk. Deze moet bij de vergunningverlening aanwezig en getoetst zijn.

3.1.4 Geur

Op de bedrijventerreinen zijn verschillende bedrijven toegestaan die voor geur een geurcirkel hebben. Bij het aspect geur is de zonering naar de omgeving toe beschreven in 3.1.1. Objecten in de omgeving van het plangebied, bijvoorbeeld agrarische bedrijven, kunnen invloed hebben op geurgevoelige functies in het plangebied, waaronder bedrijfswoningen. Bedrijven zijn niet geurgevoelig. De afstand tussen deze bedrijven en de bedrijfswoningen, die mogelijk worden gemaakt of al aanwezig zijn, is ruim. Deze bedrijven hebben geen invloed op de geurgevoelige objecten in het plangebied.

In het plangebied zelf is een rioolwaterzuiveringsinstallatie aanwezig die een geurcirkel heeft van 200 meter (gebaseerd op de capaciteit) rond de inrichting. Deze is in onderstaande afbeelding weergegeven. In de bestaande situatie liggen bedrijfswoningen onder deze geurcirkel. Dit geeft voor deze woningen echter geen grotere milieubelasting, omdat het een bestaande situatie betreft die opnieuw wordt vastgelegd. Binnen de geurcirkel worden geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk gemaakt. De bedrijfswoningen die op het bedrijventerrein Tolbaas mogelijk worden gemaakt, vallen buiten de geurcirkel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301_0006.png"

Geurcontour rioolwaterzuiveringsinstallatie

3.2 Water

Water is een belangrijk ordenend principe. Voor het plangebied is daarom een watertoets uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er geen waterschapsbelang is, omdat de huidige situatie in het plangebied nagenoeg ongewijzigd blijft. Belangrijk aspecten die blijken uit de watertoets staan in deze paragraaf vermeld. De resultaten zijn opgenomen in de bijlagen bij dit bestemmingsplan.

Het plangebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorgdraagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.

Voor de watergangen en waterpartijen in het verordeningsgebied geldt dat de bestaande situatie niet wijzigt. De hoofdwatergang(en), waaronder de Opsterlânske Kompanjonsfeart, de Nije Feart en De Kromten, die een waterhuishoudkundige en/of ruimtelijke functie hebben, zijn bij recht bestemd in dit bestemmingsplan. Zo is de kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het plangebied gewaarborgd.

In het plangebied zijn een rioolpersleiding en een hoofdwaterleiding aanwezig. Deze leidingen moeten beschermd worden. Daarom zijn hiervoor in dit bestemmingsplan dubbelbestemmingen opgenomen. Deze bestemmingen regelen dat aan weerszijden van de leidingen een strook van 5 meter vrij gehouden wordt van bebouwing en diepwortelende beplanting.

Een andere belangrijke functie in het plangebied is de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) aan de Overtoom (op terrein Overtoom). Deze rwzi is nog in functie en het is belangrijk deze functie te behouden. Rond de rwzi is een geurcirkel aanwezig. Hierover is in 3.1.4 meer informatie gegeven.

Tot slot is in het plangebied een regionale waterkering aanwezig (langs de Nijewei). Deze regionale waterkering is opgenomen in de Legger van het Wetterskip. Voor deze waterkering is het waterschapsbeleid van toepassing. Voor het bestemmingsplan worden hierin echter geen specifieke regelingen gevraagd.

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, Nota Ruimte en Kaderrichtlijn Water. De watertoets is aangevraagd via de website www.dewatertoets.nl.

3.3 Ecologie

Deze paragraaf geeft inzicht in de verwachten effecten van het bestemmingsplan op de beschermde natuurgebieden en soorten.

3.3.1 Natuurgebieden

Noordelijk van Gorredijk is het natuurgebied Van Oordt's Mersken aangewezen als Natura 2000. Voor het Natura 2000-gebied is een beheersplan opgesteld. Een Natura 2000-gebied is beschermd in de Natuurbeschermingswet. De bestemmingen die binnen een Natura 2000-gebied liggen, moeten een beschermende regeling bieden voor de natuurlijke waarden zoals die zijn opgenomen in het beheersplan.

Hetzelfde gebied is ook aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De bescherming van EHS-gebieden is opgenomen in de provinciale Verordening Romte. Naast de EHS zijn ook voor natuurgebieden buiten de EHS regelingen in de provinciale Verordening Romte opgenomen. Een dergelijk natuurgebied ligt oostelijk langs het plangebied.

Het opnemen van een beschermende regeling voor deze gebieden is in dit bestemmingsplan niet aan de orde. De natuurgebieden liggen op ruim een kilometer afstand (circa 1.200 m) van het plangebied. Het is niet aannemelijk dat de planologische mogelijkheden in het plangebied invloed hebben op deze natuurgebieden door deze afstand en de omvang en aard van de mogelijkheden. Het betreft een actualisatie van de voorheen geldende planologische regeling. Uitbreiding en/of intensivering van het bedrijventerrein wordt niet voorzien.

3.3.2 Soorten

Wanneer in het plangebied sprake is van nieuwe ontwikkelingen, is het belangrijk de soortenbescherming te overwegen. Ontwikkelingen kunnen altijd invloed hebben op aanwezige beschermde soorten, bijvoorbeeld vleermuizen en/of broedvogels. Voorafgaand aan het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen is het dan ook van belang dat onderzocht wordt of beschermde soorten aanwezig zijn.

3.4 Archeologie en cultuurhistorie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie en zet daarmee de geldende planologische regeling voort. Een wijziging van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt daarom niet verwacht.

3.4.1 Archeologie

Voor Gorredijk is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg (wijziging van de Monumentenwet) onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening. In onderstaande afbeeldingen staan afbeeldingen vanuit FAMKE.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301_0007.png"

FAMKE Ijzertijd - Middeleeuwen

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301_0008.png"

FAMKE Bronstijd - Steentijd

Voor het hele plangebied geldt vanuit de periode middeleeuwen een karterend onderzoek 3 voor ontwikkelingen groter dan 5.000 m2. In sommige delen van het plangebied geldt een karterend onderzoek 1 (steentijd) bij ontwikkelingen van minimaal 500 m2 en een karterend onderzoek 2 (steentijd) voor ontwikkelingen van minimaal 2.500 m2. Voor de gebieden waarvoor onderzoek nodig is, is in dit bestemmingsplan een specifieke regeling (dubbelbestemmingen) opgenomen. De kleinste oppervlaktemaat bepaald daarbij de onderzoeksplicht voor de gronden.

3.4.2 Cultuurhistorie

De ruimtelijke kwaliteit van Gorredijk wordt mede bepaald door een aantal historische gebouwen. In het plangebied is geen sprake van rijksmonumenten. Wel zijn langs de Opsterlânske Kompanjonsfeart enkele opvallende panden uit de jongere stedenbouw en bouwkunst (periode 1850-1940). Hieronder staan afbeeldingen van deze panden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301_0010.jpg"

De niet als rijksmonument geselecteerde panden, hebben geen wettelijke status. Voor deze panden is in de Welstandsnota een regeling opgenomen. Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden aan deze gebouwen vindt toetsing aan de welstandsnota plaats. Met het welstandstoezicht wordt het voorkomen van aantasting van de karakteristieken en de versterking van de bestaande en/of gewenste kwaliteit nagestreefd.

Tot slot zijn ook andere cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig, waaronder vaarwegen zoals de Opsterlânske Kompanjonsfeart en De Kromten.

3.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beperken van risico's, bij risicovolle inrichtingen en transport van gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan. Rond dergelijke inrichtingen en routes kan sprake zijn van risicozones; de plaatsgebonden risicocontour en het invloedgebied voor groepsrisico. Binnen de contouren van het plaatsgebonden risico (PR 10-6) zijn beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten niet toegestaan. Binnen de contouren van het invloedsgebied moet het groepsrisico beoordeeld of berekend (QRA) worden bij de realisatie van nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten. In onderstaande afbeelding is een overzicht weergegeven van de risicovolle inrichtingen en transportroutes in en om het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.05BPBedrterreinen-0301_0011.png"

Fragment risicokaart Fryslân

3.5.1 Risicovolle inrichtingen

In het plangebied zijn meerdere risicovolle inrichtingen aanwezig. Het gaat daarbij om de volgende:

  • 1. LPG-tankstation op het bedrijventerrein Overtoom (Wetterkant 2)

Een tankstation waarbij LPG verkocht wordt valt onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

  • 2. Een gasontvangststation aan de Kerkewal 60

Het gasonvangsstation is een installatie die valt onder de werking van het Activiteitenbesluit. Rond deze installatie zijn (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. De installatie geeft echter geen onaanvaardbare risico's voor deze objecten.

  • 3. opslag brandgevaarlijke stoffen aan de Klok 5;

Bij het palletbedrijf aan de Klok 5 is sprake van de opslag van brandgevaarlijke stoffen. Bij deze opslag is geen sprake van veiligheidcontouren die buiten de grens van de inrichting liggen. Hiervoor is daarom geen specifieke regeling in dit bestemmingsplan opgenomen.

3.5.2 Transport gevaarlijke stoffen

Naast de risicovolle inrichtingen moet ook rekening worden gehouden met het ondergrondse en bovengrondse transport van gevaarlijke stoffen. Ondergronds vindt dit in en rond het plangebied plaats via gasleidingen, bovengronds over de weg.

Hoofdgastransportleidingen

In het plangebied zijn hoofdgastransportleidingen aanwezig, dit is ook te zien in het eerder opgenomen fragment van de risicokaart Fryslân. Rond de gasleidingen is een plaatsgebonden risicocontour aanwezig (PR 10-6), waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) aanwezig mogen zijn. Deze PR 10-6 ligt op de leidingen (0 meter) en wordt daarom niet in dit bestemmingsplan geregeld. De gasleidingen zijn wettelijk verankerd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Rond de gasleidingen is daarnaast een inventarisatieafstand voor het groepsrisico aanwezig. Deze afstand wordt bepaald door de diameter van de buis en de maximale gasdruk. De gasleidingen hebben een diameter van 8" en een gasdruk van maximaal 40 bar. De inventarisatieafstand rond de leidingen is 95 meter aan weerszijden. Binnen deze inventarisatie afstand zijn in het plangebied (nieuwe) bedrijfswoningen mogelijk, zijnde kwetsbare objecten. Om deze reden is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld (zie bijlage 2) waarvan de uitkomsten zijn opgenomen in paragraaf 3.5.3.

Bovengronds transport

Transport van gevaarlijk stoffen over de weg is in Gorredijk aan de orde vanaf de snelweg A7 naar bijvoorbeeld het LPG-tankstation aan de Wetterkant. Deze route loopt via de Koaibosk en Badweg en daarom door het plangebied. Een specifieke verantwoording van het groepsrisico is voor deze transportroute niet aan de orde. Het transport van gevaarlijke stoffen over deze route vindt slechts sporadisch plaats, de route is niet officieel aangewezen in de wet- en regelgeving. Een uitbreiding van het aantal (beperkt) kwetsbare objecten is langs deze route bovendien niet voorzien.

3.5.3 Conclusie en advies

Door de Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving is een advies opgesteld (zie bijlage 2). Uit dit advies kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid vooralsnog geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan. Wel wordt geadviseerd:

  • 4. om in het bestemmingsplan te borgen dat binnen PR 10-6 contouren geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan;
  • 5. conform artikel 14, lid 1 van het Bevb de ligging van de in het plangebied aanwezige buisleiding alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook (4 m) ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding in het bestemmingsplan weer te geven;
  • 6. om binnen de 100% letaliteitszone van de aardgastransportleiding (50 m) geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten te realiseren.

Zoals uit onder meer de paragrafen 2.2 en 2.7 blijkt, wordt in de regeling van het bestemmingsplan voor een groot deel tegemoet gekomen aan het advies.

3.6 Luchtkwaliteit

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie en een actualisering van de geldende planologische regeling. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht. De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Daarnaast worden nieuwe ontwikkelingen, anders dan al in de voorheen geldende planologische regeling mogelijk was gemaakt, worden niet verwacht.

3.7 Kabels en leidingen

Zoals aangegeven in paragraaf 3.2 zijn in het plangebied een hoofdwaterleiding en een rioolpersleiding aanwezig. Daarnaast zijn, zoals genoemd in 3.5.2, hoofdgastransportleidingen in het plangebied aanwezig. Deze worden in dit bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming met eigen regels. De overige kabels en leidingen in het plangebied hebben niet een dergelijke bescherming nodig. Het gaat daarbij vooral om (kleinere) huis- en/of bedrijfsaansluitingen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de bestemmingsplanprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. De bestemmingsplanprocedure ziet er globaal als volgt uit:

4.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 Bro.

Het houden van inspraak is niet verplicht. De gemeente Opsterland hecht er echter waarde aan en heeft in haar Inspraakverordening opgenomen dat een inspraakperiode van 6 weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is.

Het bevoegd gezag reageert op de ingekomen overleg- en inspraakreacties. Waar nodig geven deze aanleiding voor wijzigingen in het op te stellen ontwerpbestemmingsplan. De beantwoording van de overleg- en inspraakreacties wordt opgenomen in een antwoordnota die bij dit bestemmingsplan wordt toegevoegd.

4.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens met ingang van 14 januari 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn een zestal zienswijzen ingediend die zijn behandeld in de raadsvergadering van 9 mei 2016.

De zienswijze van de Gasunie heeft geleid tot een aantal aanpassingen in de bestemming 'Leiding - Gas'. Voor het overige hebben de zienswijzen niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.

4.1.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 9 mei 2016 gewijzigd vastgesteld naar aanleiding van de zienswijze van de Gasunie. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

4.2.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting middelen beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden.

4.2.2 Grondexploitatie

De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. De grondexploitatieregeling uit de Wro en het Bro is niet van toepassing. Het gaat in dit bestemmingsplan om een bestaande situatie, in beginsel is er geen sprake van nieuwe ontwikkelingen en dus niet om 'bouwplannen' in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Inspraak en Overleg

5.1 Overleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening

(Bro) is een reactie op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen van:

  • 1. de Provincie Fryslân;
  • 2. het Wetterskip Fryslân;
  • 3. de Brandweer Fryslân;
  • 4. de N.V. Nederlandse Gasunie;
  • 5. de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

Het Wetterskip Fryslân en de de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. hebben per mail te kennen gegeven geen opmerkingen ten aanzien van het plan te hebben. De reacties van de overige instanties zijn in het navolgende samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt. De brieven / mails van alle ingekomen overlegreacties zijn opgenomen in bijlage 3.

Ad 1. Provincie Fryslân

Provincie Fryslân heeft bij brief van 25 augustus 2015 een aantal op- en aanmerkingen op het plan gemaakt:

Kavelomvang (categorie 2 motivering Verordening Romte)

In artikel 4.2.1 Verordening Romte 2015 staat dat in een regionaal centrum bedrijven met een maximale kavelomvang van 10.000 m2 gevestigd kunnen worden. In de planregels van voorliggend bestemmingsplan is geen maximale oppervlakte voor bedrijfspercelen opgenomen. De provincie adviseert een maximale kavelomvang van 10.000 m² in de planregels vast te leggen.

Reactie:

De gemeente kan zich vinden in de reactie en heeft de regeling met betrekking tot de kavelomvang in overeenstemming gebracht met de Verordening Romte 2014.

Bedrijven in milieucategorie 5 (categorie 2 motivering Verordening Romte)

De provincie constateert dat er in het plan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het toestaan van bedrijven in milieucategorie 5.1 t/m 5.3 dan wel naar de aard en de invloed daarmee vergelijkbare bedrijven. In artikel 4.2.1 Verordening Romte 2014 staat dat bedrijven in milieucategorieën 5.1 en hoger niet zijn toegestaan op een bedrijventerrein bij een regionaal centrum. Hier kan ten behoeve van een incidenteel bedrijf worden afgeweken, mits van geval tot geval wordt onderbouwd dat de aard en schaal van de functie aansluit bij de aard en schaal van het regionaal centrum (artikel 4.2.4 Verordening Romte).

De provincie kan instemmen met de wijzigingsbevoegdheid wanneer het voornoemde als extra criterium wordt opgenomen.

Reactie:

De gemeente kan zich vinden in de opmerking van de provincie en heeft het toetsingskader voor de betreffende wijzigingsbevoegdheid op dit onderdeel aangevuld.

Bedrijfswoningen (categorie 2 motivering Verordening Romte)

De provincie constateert verder dat op het bedrijventerrein Tolbaas bedrijfswoningen bij recht zijn toegestaan. In het gemeentelijk woonprogramma zijn 8 woningen gereserveerd voor Tolbaas. Tolbaas is, zoals eerder door de provincie opgemerkt, aan te merken als uitbreidingslocatie. Geadviseerd wordt door de provincie om het maximum aantal van 8 woningen in de planregels op te nemen, eventueel met een afwijking voor meer, mits dat kan worden gemotiveerd op basis van een aanpassing in het woonprogramma.

Reactie:

Het aantal van 8 is gebaseerd op de nog uit te geven kavels op de woon- en werklocatie Tolbaas. In verband met de aanwezigheid van de gasleiding, kunnen op een deel van de kavels geen bedrijfswoningen worden gebouwd. Het uit te geven bedrijfsterrein dat dan overblijft biedt dan ook geen ruimte meer voor meer woningen dan 8, mogelijk worden het zelfs minder. Het juridisch beperken van het aantal (bedrijfs)woningen tot 8 is naar onze mening dan ook niet meer nodig.

Kwaliteitlandschap (categorie 4 goede ruimtelijke ordening)

De provincie merkt op dat de gronden die een ruimtelijk belang hebben voor de afscherming van het bedrijventerrein, de bestemming 'Groen' hebben gekregen. Ook de oostzijde van het bedrijventerrein Tolbaas is voorzien van de bestemming 'Groen'. De landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein Tolbaas is nog niet (geheel) gerealiseerd.

Geadviseerd wordt om in de toelichting aan te geven op welke wijze de instandhouding van de bestaande groenvoorzieningen en de aanleg van de nog aan te leggen groenvoorzieningen is geborgd.

Reactie:

Naar aanleiding van deze opmerking is in de toelichting aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein Tolbaas.

Risicovolle inrichtingen (categorie 5 omgevingstoets)

De provincie constateert dat in de planregels nieuwe detailhandelsbedrijven in motorbrandstoffen en brand- en explosiegevaarlijke stoffen middels afwijking worden toegestaan, mits wordt voldaan aan het Bevi. De provincie vraagt om in de toelichting nader aan te geven of de voorwaarde, dat moet worden voldaan aan het Bevi, voldoende zekerheid biedt dat alleen risicovolle bedrijven zich op het bedrijventerrein kunnen vestigen als de 10-6 contour binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting ligt.

Reactie:

Wij kunnen ons vinden in de opmerking van de provincie om detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen toe te staan die onder het Bevi vallen waarvan de 10-6 contour binnen het bouwperceel van de betreffende risicivolle inrichting ligt. We hebben dit in de regels als toetsingscriterium bij de afwijkingsregel van artikel 4 lid 4.6.1 toegevoegd.

Hoofdgastransportleidingen (categorie 5 omgevingstoets)

In het plangebied lopen een aantal gasleidingen. In het rapport 'Externe Veiligheid' dat is opgesteld door het Bureau Externe Veiligheid Fryslan wordt geadviseerd geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toe te staan binnen de 100% lethaliteitszone (van 50 meter) van de buisleiding. De provincie constateert dat het realiseren van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen 50 meter van de buisleiding niet is uitgesloten. Geadviseerd wordt om na te gaan of een verbod op nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen 50 meter van de buisleiding alsnog in de planregels opgenomen moet worden.

Reactie:

Uit de veiligheidstoets, welke is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting, blijkt dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risico 10-6 contour. Deze is in het kader van het Besluit externe veilligheid Buisleidingen (BevB) relevant. De lethaliteitszone van 50 meter is een contour waarbinnen een afweging mag worden gemaakt in hoeverre hier kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gevestigd mogen worden.

Het gaat hier om een bedrijventerrein dat langs de gasleiding grotendeels is ingevuld. In het oostelijk gelegen gedeelte van het plangebied (Tolbaas) zijn alleen nog een tweetal bedrijfskavels niet ingevuld. Ook het ten zuiden daarvan gelegen perceel biedt nog ruimte voor invulling met een dienstverlenende functie. Het uitsluiten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zou betekenen dat de aan deze gronden toegekende bestemmingen niet meer als zodanig gebruikt en bebouwd kunnen worden. Dit achten wij niet wenselijk. Het gaat hier om een bedrijventerrein waar sprake is van kleinschalige bedrijvigheid met een relatief laag aantal werknemers per bedrijf, er verblijven geen grote aantallen personen. Wel kunnen we ons voorstellen dat binnen de lethaliteitszone permanent verblijf van personen moet worden uitgesloten. Consequentie hiervan is dat op het nog uit te geven deel van het bedrijventerrein Tolbaas op twee percelen geen bedrijfswoningen meer mogelijk worden gemaakt. Teneinde op deze percelen te voorkomen dat prominente bedrijfsgebouwen aan de voorzijde gebouwd kunnen worden, is voor deze kavels een specifieke kwalitatieve zoneringsregeling opgenomen. Daarnaast is de gebruiksregeling voor het perceel waar de bestemming 'Dienstverlening' al zodanig dat voorkomen wordt dat er kantoren mogen komen waar grote aantallen personen aanwezig zijn gedurende de dag. De bedrijfsvloeroppervlakte per dienstverlenend bedrijf beperkt zich namelijk al tot 600 m², daar waar de grens van kwetsbare objecten op kantoren groter dan 1.500 m² ligt. Het komt er dus al op neer dat er geen kwetsbare objecten gebouwd mogen worden in het gebied. Het toestaan van beperkt kwetsbare objecten achten we, gelet op de uitkomsten van de veiligheidstoets acceptabel.

Samenvattend is besloten de lethaliteitszone van 50 meter niet op te nemen, maar voor de nog niet uitgegeven (bedrijfs)kavels een passende regeling op te nemen, waarbij het gebruik van de kavels voor bedrijfsterrein in ieder geval niet onmogelijk wordt gemaakt.

Plantechnisch/juridisch (categorie 6)

  • 1. Geadviseerd wordt om in de toelichting aan te geven in hoeverre de geluidszone buiten het plangebied op adequate wijze is vastgelegd in de betreffende bestemmingsplannen;
  • 2. In de toelichting staat dat op Tolbaas bedrijven in categorie 1 en 2 bij recht zijn toegestaan. In de planregels worden bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan. De verbeelding staat aileen categorie 1 en 2 toe. Geadviseerd wordt één en ander op elkaar af te stemmen.
  • 3. De bouwregel in 18.1.2 Geluidszone-Industrie klopt niet helemaal.
  • 4. In artikel 4.6.1 lid b onder 1 van de planregels wordt perifere detailhandel in meubels en woninginrichtingsartikelen uitgesloten. In artikel 4.6.1 lid onder 7 staat dat de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van detailhandel in meubels en woninginrichtingsartikelen 7.500 m² mag bedragen. Geadviseerd wordt één en ander op elkaar af te stemmen.
  • 5. In artikel 4.6.2 Toetsingscriteria staat: "van het bepaalde in lid 4.6.1 kan uitsluitend worden afgeweken, mits". Dit moet zijn: "van de afwijkingen in lid 4.6.1 kan uitsluitend gebruik worden gemaakt, mits".

Reactie:
De regels van het bestemmingsplan zijn op al deze 5 punten bijgesteld. Voor wat betreft opmerking 2, de bedrijven die zijn toegestaan op het bedrijventerrein Tolbaas zijn beperkt tot maximaal milieucategorie 2. Alleen via het gelijkwaardigheidscriterium zijn bedrijven uit een hogere categorie mogelijk. De toelichting, regels en verbeelding zijn met elkaar in overeenstemming gebracht.

Ad 3. Brandweer Fryslân

De Brandweer constateert in haar brief van 30 juli 2015 dat in het plangebied en LPG tankstation en een gasontvangststation aanwezig zijn, er twee hogedruk gasleidingen lopen en er plaatselijk vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De brandweer heeft in haar advies gekeken naar een aantal aspecten voor deze risicobronnen:

  • plaatsgebonden risico;
  • groepsrisico;
  • nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen;
  • bestrijdbaarheid;
  • zelfredzaamheid.

Als algemene bevindingen stelt de brandweer dat nieuwe risicovolle inrichtingen uit worden gesloten in de planregels en dit geen aandachtspunten oplevert.

Verder constateert de brandweer op basis van een analyse (inrichting gebied en functies) dat geen knelpunten te benoemen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid in het plangebied. De objecten/ functies in het plangebied zijn grotendeels bestemd voor zelfredzame personen (voornamelijk bedrijven). In het plan worden ook geen nieuwe verminderd zelfredzame personen binnen de invloedsgebieden van de risicobronnen mogelijk gemaakt. Dit acht de brandweer in het bestemmingsplan voldoende geborgd.

Met betrekking tot de ricicovolle inrichtingen constateert de brandweer dat de risicoafstanden voor LPG-stations met betrekking tot de opslag, vulpunt en afleverzuil van LPG niet goed op verbeelding zijn aangegeven. De regeling voor het gasontvangststation is op basis van het Activiteitenbesluit voldoende gewaarborgd. Ook zijn de buisleidingen goed in beeld gebracht en is het plaatsgebonden risico en groepsrisico berekend. Hieruit blijkt dat het berekende groepsrisico laag is en het aantal personen binnen de effectgebieden niet hoog is, waardoor de brandweer geen extra maatregelen voorstelt in het kader van de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid.

Voor wat betreft vervoer gevaarlijke stoffen constateert de brandweer dat het alleen gaat om plaatselijk vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. De hoeveelheid transport is echter zodanig gering dat dit vervoer voor het bestemmingsplan dan ook geen aandachtspunten oplevert.

Verder geeft de brandweer aan af te te zien van repressief advies dat zij kunnen geven in het kader van de basisbrandweerzorg.

Gelet op het vorenstaande, adviseert de brandweer om:

  • 1. voornoemd advies te verwerken in de toelichting;
  • 2. de veiligheidszone LPG rondom het LPG vulpunt op de verbeelding aan te passen (45 meter);
  • 3. van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan in kennis te worden gesteld.

Reactie:

De opmerkingen van de brandweer zijn ter kennisgeving aangenomen en voorgelegd aan de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO). De opmerkingen van de brandweer zijn, in combinatie met het advies van de FUMO, verwerkt in het bestemmingsplan (zie ook bijlage 2 bij deze toelichting).

Ad 4. N.V. Nederlandse Gasunie

De Gasunie constateert in haar brief van 26 juni 2015 dat de ligging van de aardgastransportleiding niet goed is weergegeven en verzoekt om via de toegezonden digitale tracégegevens de leiding correct weer te geven.

Reactie:

Het plan is aangepast aan de door de Gasunie aangeleverde leidinggegevens.

Verder geeft de Gasunie aan dat in het plangebied een gasdrukmeet-en regelstation aanwezig is, dat niet als zodanig bestemd is. Gelet op de veiligheidsaspecten (veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit, bedrijfszeker gastransport en veiligheid van personen, goederen en milieu in de directe omgeving) die gelden voor dit gasdrukmeet-en regelstation, wordt verzocht verzoeken wij u om dit station en de daarbij behorende gronden afzonderlijk te bestemmen of te voorzien van een aanduiding.

Daarnaast wordt door de Gasunie verzocht om rondom het station een veiligheidszone op te nemen, om te voorkomen dat de uit het Activiteitenbesluit milieubeheer voortvloeiende veiligheidsafstanden, kwetsbare objecten en/of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd kunnen worden. Voor dit station geldt een veiligheidsafstand van 15 meter voor kwetsbare objecten en 4 meter voor beperkt kwetsbare objecten. Het Activiteitenbesluit bepaalt dat de veiligheidsafstanden gemeten dienen te worden vanaf de opstelplaats. In dit geval is de opstelplaats het gebouw en dient er vanuit de gevel gemeten te worden.

Verder constateert dat de veiligheidsafstanden van gasontvangststations vaststaan en hiervan niet kan worden afgeweken. Verzocht wordt dan ook de regels van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' aan te passen conform het voorstel van de Gasunie (veiligheidszone - bedrijven). Tegen het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid om de veiligheidszone te verwijderen in het geval van beëindiging van de activiteit heeft de Gasunie geen bezwaar, mits hierover ad vies wordt gevraagd aan de leidingbeheerder.

Reactie:

In de reactie van de brandweer onder ad 3. is juist aangegeven dat de regeling voor het gasontvangststation voldoende is geborgd. Daar komt bij dat een dergelijk station zonder meer binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is toegestaan en daarmee geen specifieke regeling behoeft. In de bestaande situatie wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit en bij ontwikkelingen in de nabijheid van het gasontvangstation zal de toelaatbaarheid van deze ontwikkelingen zonder meer moeten worden getoetst aan het Activiteitenbesluit. Het opnemen van een regeling in het bestemmingsplan is daarmee in principe overbodig.

Desalmiettemin hebben we gemeend, omwille van een goede signaleringsfunctie, de veiigheidszone rond het gasdrukregelstation aan te geven, zoals dat bijvoorbeeld ook voor lpg-inrichtingen gebeurt.

Verder wordt verzocht de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' op een aantal onderdelen aan te passen, omdat Het huidige artikel een beoordelingsvrijheid biedt die niet door het Bevb wordt geboden. Hierin is bepaald dat de veiligheid van de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet mag worden geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

Ook is het gewenst om in de bestemming op te nemen dat schriftelijk advies bij de leidingbeheerder ingewonnen moet worden. Op basis van de huidige bepalingen wordt volgens de Gasunie een afweging gemaakt zonder Gasunie bij de besluitvorming te betrekken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bevestigd dat op basis van het Bevb het bevoegd gezag bij de besluitvorming - uit oogpunt van zorgvuldige besluitvorming - de mening van de exploitant over de veiligheid van de buisleiding moet betrekken.

Reactie:

De bestemming 'Leiding - Gas' is op deze onderdelen aangepast.

5.2 Eindverslag Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Gorredijk - Bedrijventerrein” heeft, op grond van de Algemene inspraakverordening Opsterland 2006, gedurende een termijn van 10 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden burgers, organisaties e.d. hun reactie op het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. Er is één inspraakreactie ingediend, waarvan de uitkomsten zijn verwerkt in het bestemmingsplan. De gemeentelijke reactie is verwerkt het Eindverslag Inspraak, zoals dat is opgenomen in bijlage 4 bij deze toelichting.