direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oosterwolde - Bedrijventerrein Venekoten (Herziening Esgang)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0085.BPVENEKESGANG-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bedrijf Schaafsma Zand en Grind is momenteel gevestigd aan de Vaart Zuidzijde in Appelscha. Dit bedrijf, dat een relatief hoge milieubelasting heeft, is hier tussen woningen gevestigd. Om dit milieuknelpunt op te lossen is besloten het bedrijf te verplaatsen naar het bedrijventerrein Venekoten te Oosterwolde. Daartoe heeft het bedrijf een perceel aangekocht aan de rand van dit bedrijventerrein, aan de Esgang. Hier is onlangs een bedrijfsgebouw opgericht en er is een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een tweede bedrijfsgebouw. Op het terrein vindt vooral de opslag van grind, zand en puin plaats. Het bedrijf wil hier ook sloopafval verwerken en puin breken. Deze activiteiten vallen in milieucategorie 4.2, terwijl op basis van het bestemmingsplan slechts bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 zijn toegestaan. Bovendien mag het zuidelijk deel alleen gebruikt worden voor opslag, in verband met een geurzone van een nabij gelegen varkenshouderij. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 1.3. Tot slot kan de omgevingsvergunning voor milieu niet verleend worden vanwege een gebrek aan geluidsruimte in de geluidszone rondom het bedrijventerrein.

De gemeente Ooststellingwerf wil medewerking verlenen aan de gewenste bedrijfsactiviteiten van Schaafsma en heeft onderzoek gedaan naar mogelijkheden voor het oplossen van de milieutechnische beperkingen op deze locatie. Door maatwerk te leveren kan ruimte aan het bedrijf worden geboden. Dit is in deze toelichting onderbouwd. Dit bestemmingsplan biedt een juridisch-planologisch kader waarbinnen de bedrijfsactiviteiten van Schaafsma mogelijk zijn. Met de geurzone wordt in dit bestemmingsplan op een andere manier rekening gehouden.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft een locatie aan de zuidzijde van de Esgang. Deze locatie ligt aan de zuidelijke rand van het bedrijventerrein Venekoten. De begrenzing is afgestemd op de aangevraagde inrichting van Schaafsma. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPVENEKESGANG-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het op 7 september 2013 vastgestelde bestemmingsplan Bedrijventerreinen. Het is hierin bestemd als 'Bedrijventerrein', met daarop aanduidingen voor de categorisering (bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 en 4.1) en aanduiding voor de mogelijkheid voor het vestigen van geluidszoneringsplichtige inrichtingen. Het zuidelijk deel, gelegen binnen de geurzone van de varkenshouderij, heeft de bestemming 'Bedrijventerrein - Opslag', waarbinnen uitsluitend bedrijventerrein ten behoeve van opslag en stalling mogelijk is.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn op de nu door Schaafsma ingenomen locatie bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.2 toegestaan en gebouwen met een maximale goothoogte van 12 meter met en maximaal bebouwingspercentage van 80%.

In de bestemming 'Bedrijventerrein - Opslag' is bedrijventerrein ten behoeve van opslag en stalling toegestaan. Hier is het niet toegestaan om gebouwen te bouwen. Deze regeling is opgenomen vanwege de varkenshouderij met een bedrijfswoning aan de Venekoten 17 en moet voorkomen dat zich in dit deel geurgevoelige objecten zouden vestigen in de vorm van bedrijfsgebouwen met verblijf voor mensen.


Rondom het bedrijventerrein bevindt zich een geluidzone. Hierbij is het opvallend dat een klein deel van de geluidzone zich binnen de grenzen van een bestemming 'Bedrijventerrein - Opslag' bevindt. Uitgezonderd dit deel, is in het overige deel van het plangebied een regeling opgenomen voor gezoneerd bedrijventerrein.

De activiteiten van Schaafsma worden deels mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - Opslag' en hebben een hogere categorie dan nu is toegestaan. Daarom is dit bestemmingsplan opgesteld. Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied, waarbinnen de nieuwe locatie voor Schaafsma Zand en Grind wordt geregeld.

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. In hoofdstuk 5 worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het bedrijventerrein Venekoten ligt direct ten zuiden van Oosterwolde. Op dit bedrijventerrein zijn uiteenlopende vormen van bedrijvigheid aanwezig. Het terrein is onder andere bedoeld voor relatief zware industrie. Er is vanuit woningen rondom het terrein een milieucategorisering bepaald. Centraal op het terrein zijn bedrijven uit milieucategorie 4.2 mogelijk en langs de rand tot maximaal categorie 3.2. De zuidelijke rand van het terrein is nog niet volledig uitgegeven. Dit deel is al wel bouwrijp gemaakt en de ontsluitende wegen zijn aangelegd. Het terrein is als geheel landschappelijk ingepast door middel van een brede bosstrook, die het zicht op de bedrijven vanuit het omliggende landelijk gebied ontneemt.

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft een gedeeltelijk uitgegeven deel van het bedrijventerrein, gelegen tussen de Esgang (ontsluitende weg) en de bosstrook. Het ligt aan de zuidelijke rand van het bedrijventerrein. Het deel dat is uitgegeven is de nieuwe vestiging van Schaafsma Zand en Grind. In 2014 is aan de noordoostzijde een bedrijfsgebouw gerealiseerd. Onlangs is een omgevingsvergunning afgegeven voor het bouwen van een tweede bedrijfsgebouw, ten westen hiervan. Het overig deel van het terrein wordt gebruikt voor opslag van zand, grind en bouw- en sloopafval.

Het overig deel van het plangebied ligt ten westen van het terrein van Schaafsma en heeft betrekking op nog niet uitgegeven bedrijventerrein en een deel van het terrein van een (failliet verklaard) montagebedrijf.

Achter de bosstrook ligt de weg Venekoten. Ten zuiden van het plangebied ligt aan deze weg een varkenshouderij en op enige afstand ten oosten ligt een woonperceel. Een zone waarin sprake is van verhoogde geurhinder als gevolg van de varkenshouderij ligt voor een deel over het bedrijventerrein. Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPVENEKESGANG-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied en omgeving

2.2 Voorgenomen initiatief

Voorgenomen bedrijfsontwikkeling

Het bedrijf Schaafsma, dat zich vanwege een milieuknelpunt verplaatst uit Appelscha, wil zich op de locatie aan de Esgang verder ontwikkelen. Het bedrijf vraagt een omgevingsvergunning voor milieu aan voor het sorteren van sloopafval, een afvalscheidingsinstallatie (voor bouw- en sloopafval) en een puinbrekerij. De activiteiten van de puinbreker zijn beperkt tot maximaal 12 dagen per jaar, hetgeen is geregeld in de omgevingsvergunning. De beoogde inrichting van het bedrijf is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPVENEKESGANG-VG01_0003.png"

Figuur 2.2 Beoogde inrichting Schaafsma Zand en Grind

Naast het toevoegen van de genoemde activiteiten is op termijn ook een uitbreiding van het bedrijf in westelijke richting wenselijk.

Beoogde planologische regeling

Rondom de varkenshouderij (Venekoten 17) ligt een geurzone, waarin geen geurgevoelige objecten mogen komen. Deze zone dient enerzijds ter voorkoming van ongewenste geurhinder voor gebruikers van het bedrijventerrein en anderszijds ter bescherming van de bedrijfsvoering van de varkenshouderij. De zone is in het geldende bestemmingsplan vertaald naar een bestemming waarin alleen bedrijfsmatige opslag en stalling mogelijk is. Dit vormt niet alleen een beperking voor de ontwikkeling van Schaafsma, maar ook voor de uitgeefbaarheid van de overige gronden in de zone. Daarom is de milieuzonering op dit deel van het terrein tegen het licht gehouden en onderzocht of hier ruimere mogelijkheden geboden kunnen worden. Geconcludeerd is dat hier een reguliere bedrijventerreinbestemming toegepast kan worden, maar met een uitzondering van geurgevoelige functies. Geurgevoelige functies zijn bijvoorbeeld gebouwen of terreinen waar mensen lange tijd verblijven, zoals woningen, kantoren en werkplaatsen.

Daarnaast wordt de milieucategorisering herzien, zodanig dat deze in overeenstemming is met de actuele inzichten. Deze categorisering is bepaald op basis van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering'. Hier gaat paragraaf 4.1 op in.

De hiervoor beschreven zones en aanpassingen zijn in figuur 2.3 gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0085.BPVENEKESGANG-VG01_0004.png"

Figuur 2.3 Beoogde opzet planologische regeling

2.3 Ruimtelijke inpassing

Dit bestemmingsplan stelt alleen verruiming van de gebruiksmogelijkheden van gronden die al als bedrijventerrein zijn bestemd voor. Hoe deze verruiming zich milieutechnisch tot de omgeving verhoudt is uitgebreid beschreven in paragraaf 4.1.

Door het toekennen van een reguliere bedrijventerreinbestemming op de gronden binnen de geurzone van de varkenshouderij ontstaan hier wel mogelijkheden. Deze worden geboden op gronden die al bedrijfsmatig voor opslag en stalling in gebruik genomen kunnen worden. De betreffende gronden zijn ingepast achter de bosstrook, die langs het bedrijventerrein ligt. Deze bosstrook ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan en blijft binnen een groenbestemming geregeld in het geldende bestemmingsplan. Het is niet nodig om in het kader van dit bestemmingsplan aanvullende maatregelen te nemen ten aanzien van de landschappelijke inpassing.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening over aan gemeenten en provincies en zet in op een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Als een bestemmingsplan verstedelijking mogelijk maakt, dan moet eerste beoordeeld worden of hiervoor een regionale behoefte is en vervolgens of deze behoefte opgevangen kan worden in het bestaande stedelijk gebied. Als dat niet het geval is, dan moet een locatie worden gekozen die passend multimodaal kan worden ontsloten.

Dit bestemmingsplan maakt in dit kader geen nieuwe verstedelijking mogelijk. Het gaat om het verbreden van de functionele mogelijkheden van een al als bedrijventerrein bestemd gebied. Dit is gericht op het mogelijk maken van een concrete aanvraag van een al gevestigd bedrijf en op het verbeteren van de uitgeefbaarheid van het bedrijventerrein, teneinde dit beter in te kunnen vullen. De locatie is overigens gelegen binnen stedelijk gebied en is voor een bedrijventerrein ook passend ontsloten. Er wordt dus wel voldaan aan de procesvereisten van de ladder.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. Met betrekking tot dit bestemmingsplan worden enkele beleidsuitgangspunten genoemd.

Het vestigingsbeleid van de provincie richt zich op het sturen van vestigingsmogelijkheden naar typen kernen. Het uitgangspunt is dat de bedrijven naar de aard en schaal passen bij de kern. Oosterwolde heeft als regionaal centrum een opvangtaak voor diverse categorieën kleine tot middelgrote bedrijven, met een bijbehorende mogelijkheid voor bedrijventerrein op voorraad. Regionale centra zijn met deze ruimte in staat om hun bijdrage aan een economisch vitaal platteland waar te maken.

Bij de ruimtelijke inpassing van werkfuncties dient aandacht te worden besteed aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit kan door efficiënt ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de mogelijkheden van herstructurering te onderzoeken. Ook zijn een goede beeldkwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van groot belang.

In de Verordening Romte Fryslân zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

Verordening Romte Fryslân 2014

Op 18 juni 2014 is de nieuwe Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In de verordening zijn, net als in de eerdere verordening, regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Bundeling

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Volgens de begrenzing van het bestaande stedelijk gebied en het landelijk gebied ligt het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied.

Programmering bedrijventerreinen

Op grond van artikel 4, lid 4.1.1. kan een ruimtelijk plan een nieuw bedrijventerrein of uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein mogelijk maken, indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Dit bestemmingsplan maakt geen uitbreiding van een bedrijventerrein, maar een intensivering van het gebruik van een bestaand bedrijventerrein mogelijk.

Werkfuncties per type kern

Op basis van artikel 4.2.1 zijn in een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum, waaronder Oosterwolde, de volgende bedrijfsvormen toegestaan:

  • een kantoor met een vloeroppervlakte van maximaal 1.200 m²;
  • een bedrijf tot milieucategorie 4.2;
  • een bedrijf met een kavelomvang van maximaal 10.000 m²

De regeling van dit bestemmingsplan is afgestemd op de voorgenoemde voorwaarden. Het bedrijfsperceel van Schaafsma wordt wel groter dan 10.000 m2, namelijk circa 15.000 m2. Hiermee wordt, op basis van artikel 4.2.4, afgeweken van artikel 4.2.1. Dit kan mits onderbouwd dat de bedrijven qua aard en schaal van de functie aansluiten bij de aard en schaal van de kern. Het plangebied ligt op een relatief grootschalige bedrijventerrein, bedoeld voor relatief zware industrie. Hierop zijn al meerdere bedrijfspercelen aanwezig die groter zijn dan 10.000 m2. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het bedrijf naar de aard en schaal past op het bedrijventerrein Venekoten.

Conclusie

Hiermee wordt voldaan aan de regels uit de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2010-2020-2030 (de grenzeloze toekomst)

In de op 15 september 2009 vastgestelde 'Structuurvisie 2010-2020-2030' legt de gemeente haar profiel voor de toekomst vast. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente Ooststellingwerf. Het plangebied is in de structuurvisie aangegeven als bedrijventerrein. In zijn algemeenheid wordt gestreefd naar een kwaliteitsverbetering van de panden en het openbare gebied.

Welstandsnota

Voor welstand is de gemeentelijke 'Welstandsnota' van toepassing. In het bestemmingsplan zijn het grondgebruik en de bebouwingsmogelijkheden voor het bedrijventerrein geregeld. De in de welstandsnota vastgestelde richtlijnen vormen het kader voor de welstandsbeoordeling van bouwplannen. De algemene beleidsambitie voor Venekoten is het beheer van het bestaande en het te ontwikkelen bedrijventerrein. Bij de welstandsbeoordeling wordt de basiskwaliteit gerespecteerd.

Milieubeleidsplan Ooststellingwerf

In het 'Milieubeleidsplan Ooststellingwerf 2010-2016' staat de duurzaamheid in de gemeente de komende jaren voorop. Energiezuinige bouw en een duurzame leefomgeving zijn hierin belangrijke aandachtspunten. Door de verplaatsing van het bedrijf wordt een milieuknelpunt in Appelscha opgelost. Dit past binnen de uitgangspunten van het milieubeleidsplan. Binnen de kaders van het bestemmingsplan is het verder mogelijk deze doelstellingen te realiseren.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

Beoodelingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Voor het beoordelen van de mate van hinder die aanvaardbaar is ter plaatse van hindergevoelige functies wordt onderscheid gemaakt tussen een 'rustige woonomgeving' en een 'gemengd gebied'. Het komt erop neer dat voor woningen in een gemengd gebied de normen uit het Activiteitenbesluit toereikend zijn. Voor woningen in een rustige woonomgeving geldt een strengere norm.

Geluidsgezoneerd industrieterrein

Het bedrijventerrein Venekoten betreft een geluidsgezoneerd industrieterrein. Dit betekent dat rondom het terrein een geluidszone van kracht is, waarbinnen beperkingen gelden voor nieuwe geluidsgevoelige functies. Buiten deze geluidszone moet worden voldaan aan een maximaal geluidsniveau van 50 dB(A). Hiermee is de geluidsruimte op het totale bedrijventerrein bepaald. Voor het verlenen van omgevingsvergunning voor milieu wordt aan deze zone getoetst. Op dit aspect wordt in paragraaf 4.2 ingegaan. Omdat het terrein ook diverse bedrijven aanwezig zijn die vallen onder de regeling van het Actviteitenbesluit Milieubeheer, worden ook de richtafstanden voor geluid volgens de methode van de VNG-Brochure beschouwd.

Aanwezige milieugevoelige functies

In het landelijk gebied waaraan het bedrijventerrein grenst liggen enkele woningen. Voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn twee woningen aan de weg Venekoten van belang. Het gaat om een bedrijfswoning bij de varkenshouderij op Venekoten 17, die op 57 meter ten zuiden van het plangebied ligt. Deze woning wordt, gelet op de ligging in de geluidszone van het bedrijventerrein en het feit dat het een bedrijfswoning betreft, aangemerkt als woning in een gemengde omgeving. Op 160 meter afstand richting het oosten van het plangebied staat een burgerwoning (Venekoten 15), die in een rustige woonomgeving staat.

Zonering milieucategorieën

De milieucategorieën die op basis van het geldende bestemmingsplan op het bedrijventerrein worden toegelaten zijn afgestemd op de aanwezigheid van (onder andere) deze woningen. Langs de rand van het terrein worden bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegelaten. Hierbij geldt een richtafstand van 50 meter tot woningen in een gemengde omgeving en 100 meter tot woningen in een rustige woonomgeving. Gelet op de afstanden tot de meest nabijgelegen woningen kan deze categorie overal in het plangebied worden toegelaten. Voor bedrijven in milieucategorie 4.1 geldt een richtafstand van 100 meter tot woningen in een gemengde omgeving en 200 meter tot woningen in een rustige woonomgeving. Op het westelijk deel van het plangebied, op minimaal 100 meter van de bedrijfswoning van de varkenshouderij, en op 250 meter vanaf de burgerwoning wordt deze milieucategorie toegelaten. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstanden. De verschillende zones in relatie tot de twee woningen zijn gevisualiseerd in figuur 2.3, in paragraaf 2.2.

Situatie Schaafsma

Een afvalscheidingsinstallatie en een puinbrekerij met een capaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar (sbi 1993-code 372 en sbi-2008 code 383202) vallen in milieucategorie 4.2. Hierbij geldt een richtafstand van 200 meter tot woningen in een gemengde omgeving en 300 meter tot woningen in een rustige woonomgeving. Aan deze richtafstanden wordt niet voldaan. Bepalend is het aspect geluidhinder en in mindere mate het aspect geurhinder (vanwege de afvalscheidingsinstallatie).

Geluid

Voor de inpassing van Schaafsma is uitgegaan van het gelijkwaardigheidsbeginsel. Op basis van het geldende bestemmingsplan geldt voor een groot deel van het plangebied dat bedrijven tot een met milieucategorie 3.2 mogelijk zijn. Hiervoor geldt op basis van de VNG-systematiek een maximale geluidsbelasting van 45 dB(A) op 100 meter en 50 dB(A) op 50 meter afstand. Omdat de dichtstbijzijnde woningen op ongeveer 50 meter afstand staan, wordt uitgegaan van 50 dB(A) op deze woningen. Voor Schaafsma moet hier ook aan worden voldaan. Daarmee is namelijk sprake van een gelijkwaardige ruimtelijke inpassing. Op het zuidelijk deel van het plangebied geldt momenteel geen maximale milieucategorie. Hier is alleen opslag en stalling toegestaan. Het voorgenomen gebruik door Schaafsma in deze zone sluit hier goed bij aan.

De geluidsbelasting als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van Schaafsma op de nabijgelegen woningen en op de zonebeschermingspunten is berekend in een akoestisch onderzoek. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de representatieve bedrijfssituatie (de bedrijfsactiviteiten gedurende het gehele jaar in de dag, avond en nachtperiode) en de incidentele bedrijfssituatie (een beperkt aantal dagperioden bij de inzet van de mobiele puinbreker). Ook zijn het maximale geluidsniveau in de representatieve en incidentele bedrijfssituatie (piekgeluiden) en indirecte hinder als gevolg van verkeersbewegingen van en naar de inrichting.

De geluidsniveaus zijn getoetst aan de richtwaarden voor een gemengd gebied, die overeenkomen met de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. Hiermee is sprake van een gelijkwaardige inpassing binnen het geldende bestemmingsplan, waarin de zonering in milieucategorieën ook is afgestemd op de richtafstanden tot woningen in een gemengd gebied.

Geconcludeerd is dat er in de representatieve bedrijfssituatie geen overschrijding van de richtwaarden plaatsvindt ter plaatse van de woningen en ook niet op de vastgestelde zonebewakingspunten van de geluidszone van het bedrijventerrein Venekoten. In de incidentele bedrijfssituatie (bij gebruik van de puinbreker) is de geluidsbelasting op de maatgevende woning (Venekoten 17) maximaal 55 dB(A). Dit is een overschrijding van 5 dB in de dagperiode. Door het toepassen van een geluidswand kan wel worden voldaan aan de gekozen richtwaarde van 50 dB(A). Hierbij is uitgegaan van een U-vormig geluidswand met een hoogte van 5 meter en een lengte van 33 meter bij 15 meter om de brekerinstallatie, met de opening naar het oosten. De toepassing van dit geluidswand maakt ook dat er ruimschoots wordt voldaan aan de richtwaarden in de representatieve bedrijfssituatie en ook dat er kan worden voldaan aan cumulatieve normstelling op de zonegrens (dus inclusief het geluid van andere bedrijven op het bedrijventerrein). Er is dus geen belemmering is om dit bedrijf planologisch mogelijk te maken.

De realisatie van het geluidswand is in dit bestemmingsplan gewaarborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting. Deze regelt dat het gebruik van de puinbrekerij in strijd is met het bestemmingsplan, wanneer dit scherm niet aanwezig is. Paragraaf 6.2 gaat hier verder op in.

In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de toetsing aan de zonedoelstellingen met het totale geluidsniveau, vanwege alle bedrijven op het bedrijventerrein.

Geur

Potentiële geurhinder is het gevolg van het verwerken van afval. Ter plaatse van de beide nabijgelegen woningen wordt voor dit aspect niet voldaan aan de richtafstanden. Voor het bepalen van de richtafstanden is uitgegaan van een gemiddeld afvalverwerkingsbedrijf. Schaafsma verwerkt uitsluitend sloopafval. Anders dan bijvoorbeeld huishoudelijk afval is sloopafval in de regel (vrijwel) geurloos. Omdat het bedrijf alleen een vergunning krijgt voor het verwerken van sloopafval, zal er ter plaatse van de nabijgelegen woningen geen sprake zijn van geurhinder als gevolg van afvalverwerking. Nader onderzoek naar dit aspect is daarom niet noodzakelijk.

Geurhindercontour varkenshouderij

Rondom de varkenshouderij ten zuiden van het plangebied ligt een zone van ruim 100 meter waarbinnen zich geen geurgevoelige/stankhindergevoelige functies mogen vestigen. Op het bedrijventerrein zijn uitsluitend bedrijfsfuncties toegestaan. De volgende bedrijfsfuncties zijn als stankhindergevoelig aan te merken:

  • bedrijven die naar hun aard stankgevoelig zijn en/of;
  • bedrijven waar (relatief) grote concentraties van mensen werkzaam zijn vanwege de gebruikte arbeidsintensieve productiewijze en/of;
  • bedrijven met een (relatief) hoge bezoekintensiteit.

De zone, die in het geldende bestemmingsplan is vertaald naar een bedrijventerreinbestemming waarbinnen uitsluitend opslag en stalling mogelijk is, wordt in dit bestemmingsplan beschermd door middel van een milieuzone. Binnen deze zone worden de hierboven genoemde stankhindergevoelige functies uitgesloten. Op deze manier wordt de varkenshouderij niet in haar bedrijfsvoering belemmerd en is er ter plaatse van de bedrijfsfuncties geen sprake van een onaanvaardbaar werkklimaat.

De bedrijfsvoering van Schaafsma, voor zover gelegen binnen deze zone, valt niet onder één van de stankhindergevoelige bedrijfsfuncties en kan hier dus uitgevoerd worden.

Conclusie

Er is binnen het plangebied sprake van een verantwoorde afstemming van bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies.

4.2 Geluid

Inleiding

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Wegverkeerslawaai

Met het bestemmingsplan worden geen geluidgevoelige gebouwen mogelijk gemaakt. Het is daarom niet nodig om te toetsen aan geluidszones van wegen in de omgeving.

Industrielawaai

Beoordelingskader

Op het bedrijventerrein Venekoten zijn geluidszoneringsplichtige bedrijven toegestaan. Rondom dit bedrijventerrein is een geluidzone voor industrielawaai van kracht (artikel 53 Wgh). Dit betekent dat op de vastgestelde zonegrens het totale geluidsniveau, vanwege alle op het industrieterrein gelegen bedrijven tezamen, de grenswaarde van 50 dB(A)-etmaalwaarde niet mag worden overschreden. Daarnaast gelden ook maximale toegestane grenswaarden voor woningen die buiten de grens van het bedrijventerrein, maar binnen de geluidszone daarvan zijn gelegen. Deze maximale waarden bepalen de geluidsruimte voor bedrijven op het bedrijventerrein.

Toetsing

Op grond van artikel 2.1.4 lid 1 sub c onder 2 van de Wabo moeten bij het afgeven van omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten de binnen de geluidzone geldende grenswaarden in acht genomen worden. Dit betekent dat moet worden voldaan aan 50 dB(A) op de zonegrens en 55 dB(A) voor de bedrijfswoning van de varkenshouderij (Venekoten 17).

Zoals blijkt uit paragraaf 4.1 wordt voor Schaafsma individueel ruimschoots voldaan aan de gestelde richtwaarden, met name door het realiseren van een geluidswand rondom de locatie van de puinbreker. Met het toepassen van een geluidswand wordt de geluidsuitstraling verder teruggebracht. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de gewenste situatie van Schaafsma niet tot een overschrijding van de zonegrens of van de geluidsnormen ter plaatse van woningen leidt en er geen belemmering is om dit bedrijf planologisch mogelijk te maken.

Echter, op plekken elders in de geluidszone vindt wel overschrijding plaats, waardoor de geluidsruimte op het terrein volledig is gevuld. Dit betekent dat het in principe niet mogelijk is om voor Schaafsma een omgevingsvergunning voor milieu te verlenen. Met maatwerk is vergunningverlening wel mogelijk, maar dat houdt in dat bestaande bedrijven in hun geluidmogelijkheden worden beperkt en dat nieuwe bedrijven met enig geluid zich niet meer op dit deel van het bedrijventerrein kunnen vestigen, terwijl het bestemmingsplan dit wel toestaat.

Geluidsreductieplan

Om dit knelpunt op te lossen is op 8 november 2016 een geluidreductieplan op grond van artikel 67 Wgh vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. In een geluidreductieplan kunnen maatregelen worden aangegeven om binnen de periode van vijf jaar de geluidbelasting vanwege het bedrijventerrein terug te dringen tot binnen de huidige zone of een wijziging van de zone voor te nemen. Als een dergelijk geluidreductieplan is vastgesteld mag er op grond van artikel 2.14 Wabo bij vergunningverlening worden afgeweken van de geldende geluidgrenswaarden en kan er dus een vergunning worden verleend, ook al wordt de zone overschreden.

In het geluidreductieplan wordt de geluidsproblematiek op het bedrijventerrein beschreven (hoofdstuk 3), hoe het geluidsreductieplan werkt (hoofdstuk 4) en welke maatregelen worden genomen om de zoneoverschrijding teniet te doen en om te zorgen dat op termijn geen nieuwe overschrijdingen ontstaan (hoofdstuk 5). De maatregelen die de zoneoverschrijding moeten opheffen zijn:

  • het controleren van de maatgevende bedrijven, waarmee het zonebeheermodel actueel kan worden gemaakt;
  • Onderzoek naar mogelijke aanpassing van geluidsvoorschriften bij maatgevende bedrijven;
  • Onderzoek naar mogelijk te treffen geluidwerende voorzieningen bij maatgevende bedrijven;
  • het (deels) dezoneren van het bedrijventerrein, waarmee grote lawaaimakers worden uitgesloten;
  • het verruimen van de geluidszone.

Omdat een duurzame oplossing voor de zoneproblematiek noodzakelijk is, zijn ook voor de gemeente, als bevoegd gezag voor het zonebeheer acties weggelegd. Het gaat om de volgende acties:

  • Het actueel houden van het zonemodel;
  • Het toepassen Beste Beschikbare Technieken (BBT);
  • Het toepassen maatwerkvoorschriften.
  • Toezicht en handhaving op overschrijdingen van geluidsvoorschriften;
  • Een adequaat zonebeheer, dus het bewaren van het overzicht over de beschikbare en te beheren geluidsruimte, het toedelen van de nog beschikbare geluidsruimte en het bewaken van de vastgestelde zonegrenswaarden.

Het geluidreductieplan is erop gericht dat de geluidsbelasting binnen de planperiode van vijf jaar na de vaststelling van het plan is verminderd tot ten hoogste de grenswaarden. De Wgh houdt ook rekening met de situatie dat de doelstelling van vermindering van de geluidsbelasting tot de grenswaarden niet binnen vijf jaar wordt bereikt.

Maatregelen die dan in beeld kunnen komen, zijn:

  • Indien wijziging of aanpassing van vergunningen van maatgevende bedrijven later dan binnen de planperiode van vijf jaar plaatsvindt, kan de doelstelling van dit geluidreductieplan niet worden gehaald. In zo’n geval wordt de uitvoering van die maatregel in de volgende periode van vijf jaar doorgezet. Gezien het feit dat omgevingsvergunningen van bedrijven periodiek geactualiseerd worden, mag verwacht worden dat binnen de volgende periode van vijf jaar (aansluitend aan de uitvoeringsperiode van het geluidreductieplan) een afdoende geluidsreductie kan worden bewerkstelligd.
  • Het waar nodig treffen van fysieke geluidafschermende voorzieningen.
  • Nauwgezet en consequent toezicht houden en handhavend optreden bij overschrijding van de zoneof MTG/HW-waarden.

Conclusie

Met de toepassing van de maatregelen uit het geluidsreductieplan kan duurzaam worden voldaan aan de geluidsnormen ter plaatse van de zonegrens en bij woningen binnen de geluidszone. Uit het geluidreductieplan volgt dat omgevingsvergunningen worden verleend als die geen extra bijdrage leveren aan de al bestaande overschrijdingen. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat dit het geval is. Voor Schaafsma worden hiertoe concrete geluidwerende voorzieningen getroffen in de vorm van een geluidswand rondom de inrichting en rondom de puinbreker.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20160422-2-12864). Op het plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Reden hiervoor is dat het plangebied in de beheerszone van een hoofdwatergang ligt. Deze watergang heeft een belangrijke functie voor de afvoer van water uit het gebied.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het plangebied ligt niet in de buurt van van een waterkering en ook niet vrij voor de boezem. Het plangebied heeft dus geen invloed op waterveiligheidsaspecten.

Voldoende

Hoofdwatergang

De hoofwatergang die langs de noordzijde van het plangebied loopt heeft een belangrijke functie voor de afvoer van water uit het gebied. Voor deze watergang geldt dat het onderhoud hiervan gewaarborgd moet zijn. Er geldt een zone van 5 meter aan weerszijden van de watergang die gevrijwaard moet worden van obstakels, zodat deze bereikbaar blijft. Voor ingrepen in deze zone moet een watervergunning worden aangevraagd.

In de betreffende zone wordt de geluidswand gebouwd. Hiervoor wordt een watervergunning aangevraagd. Omdat de sloot vanaf de andere zijde bereikbaar blijft, is het voor het onderhoud van de watergang niet bezwaarlijk om de geluidswand in de zone te plaatsen.

Peilbeheer

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van bebouwing.

Voor het realiseren van gebouwen of infrastructuur dient mogelijk het grondwaterpeil te worden verlaagd. Hiervoor is een vergunning of melding noodzakelijk. Dit geldt ook voor het lozen van onttrokken grondwater.

Compensatie

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Verhard oppervlak zorgt er namelijk voor dat het hemelwater versneld wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Deze versnelde afvoer heeft een extra belasting van het oppervlaktewater tot gevolg. Om deze extra belasting op te kunnen vangen is het nodig om extra oppervlaktewater aan te leggen.

Het dempen van watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld de hoeveelheid waterberging in het systeem gelijk te houden.

Dit bestemmingsplan is gericht op het verruimen van functionele mogelijkheden. Het plangebied is al volledig verhard (of kan op basis van het geldende bestemmingsplan al volledig worden verhard). Bij de inrichting van het bedrijventerrein is hiermee rekening gehouden door het realiseren van waterberging. Het is daarom niet noodzakelijk om compenserende maatregelen te nemen.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt afvalwater op het bestaande rioleringssysteem afgevoerd. Schoon hemelwater vanaf de verhardingen wordt afgevoerd op de watergang aan de noordzijde van het plangebied.

Waterkwaliteit

De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Op het opslagterrein worden verschillende goederen (waaronder afvalstoffen) in de buitenlucht opgeslagen, waarvoor eisen gelden aangezien het hemelwater in contact is geweest met deze goederen. In dit kader is onderzoek verricht naar de kwaliteit van afstromend hemelwater op de locatie in Appelscha. Aangezien uitsluitend inerte goederen worden opgeslagen en tegen hemelwater beschermde uitlogende goederen (door middel van een gesloten container) mag het hemelwater worden geloosd op de bodem, oppervlaktewater of op een schoonwaterriool.

Bij lozing op oppervlaktewater of schoonwaterriool geldt voor het te lozen water (incl. wasplaats) een norm van milligram olie per liter en 300 mg/l onopgeloste bestanddelen. Schaafsma realiseert op het opslagterrein verschillende hemelwateropvanggoten die via een bezinkbak worden aangesloten op het oppervlaktewater.

Vervolg

Waterwet

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure

Het waterschap heeft voor dit plan een wateradvies opgesteld. Dit wateradvies is opgenomen in Bijlage 2 en wordt gecommuniceerd met de aanvrager. Het dient als uitgangspunt bij de uitwerking van het plan.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

De gronden waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft zijn in een eerder stadium al bestemd als uit te geven bedrijventerrein. Het is in de bestaande situatie vanuit de bodemkwaliteit geschikt bevonden voor een gebruik als bedrijventerrein. Dit bestemmingsplan voorziet met name in verruimde functionele mogelijkheden, maar blijft de functie bedrijventerrein behouden. In geval van bouwaanvragen zal per geval een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd worden om aan te tonen dat de grond geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Vanuit het aspect bodem bestaan geen belemmeringen voor dit plan.

4.5 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor Ooststellingwerf wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaart blijkt dat zich in het plangebied archeologische resten kunnen bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen en ook uit vroegere perioden. De kans op het aantreffen van archeologische resten is echter laag. Archeologisch onderzoek wordt door de provincie aanbevolen bij ingrepen groter dan 5.000 m2.

Onder een ‘grootte van een ingreep' wordt de totale oppervlakte van een bestemmingswijziging ten opzichte van het geldende bestemmingsplan verstaan. Alle gronden in het bestemmingsplan zijn al bestemd als bedrijventerrein en in het geldende bestemmingsplan is geen beperkende regeling ten aanzien van archeologische resten opgenomen. Dit bestemmingsplan is gericht op een functionele verbreding van de mogelijkheden op dit deel van het terrein. De ingreep volgens FAMKE is dus nihil. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is dus niet noodzakelijk. Als bij ingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt op grond van de Monumentenwet een meldingsplicht.

4.6 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aan te wijzen. Wel kunnen de structuren en kenmerken van de omgeving, waaronder de opstrekkende verkaveling binnen een raamwerk van houtwallen en boscomplexen als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 is het plangebied een deel van al uit te geven bedrijventerrein binnen het bestaande landschappelijk raamwerk. Het plan respecteert de landschappelijke kenmerken en doet geen afbreuk aan cultuurhistorische waarden.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op een bestaand geluidsgezoneerd bedrijventerrein en maakt geen deel uit van een beschermd gebied. De dichtstbijzijnde beschermde natuurgebieden zijn het Drents-Friese Wold & Leggelderveld en het Fochteloërveen. Deze gebieden liggen op ongeveer drie en vier kilometer vanaf het plangebied. Deze gebieden vormen ook het dichtstbijzijnde EHS/NNN gebied.

Voor het bepalen van de hinder van de bedrijven op het bedrijventerrein voor de beschermde natuurwaarden wordt onderscheid gemaakt in effecten door geluid, licht en trillingen en verreikende effecten door stikstofdepositie. Gelet op de grote afstand tussen het beschermde natuurgebied en het bedrijventerrein zijn effecten door geluid, licht en trillingen uit te sluiten.

Een toename aan stikstofdepositie op natuurgebieden moeten in beeld worden gebracht en getoetst aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), die per 1 juli 2015 van kracht is. Effecten door stikstofdepositie zijn vooral het gevolg van verkeersbewegingen van en naar de inrichtingen. Dit plan heeft ten opzichte van het geldende bestemmingsplan geen significante toename van verkeersbewegingen tot gevolg, aangezien het plangebied als is bestemd voor diverse vormen van bedrijvigheid.

In de mer-beoordeling die in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning onderdeel milieu is opgesteld (zie Bijlage 3) is een AERIUS-berekening uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de toename van de stikstofdepositie binnen de ontwikkelingsruimte van de PAS past. In het kader van de ruimtelijke afweging kan hieraan worden toegevoegd dat er sprake is van de verplaatsing van bedrijfsactiviteiten vanuit Appelscha. Met deze verplaatsing komt het bedrijf verder van het Drents-Friese Wold & Leggelderveld te liggen. Per saldo is de toename van de stikstofdepositie dus minder dan waar de mer-beoordeling vanuit gaat. Significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden als gevolg van een toename in stikstofdepositie worden uitgesloten. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar in het kader van de Natuurbeschermingswet.

Soortenbescherming

Het plangebied betreft gedeeltelijk braakliggende bedrijfskavels op een bedrijventerrein en het al voor opslag in gebruik genomen terrein van Schaafsma. Er is sprake van een sterk verstoorde omgeving. Het plangebied kan een onderdeel zijn van een habitat van beschermde soorten. In de omgeving is voldoende gelijkwaardig habitat aanwezig. Vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten worden niet verwacht. Aangezien er geen ingrepen plaatsvinden in opgaande beplantingen en watergangen en er ook geen gebouwen worden gesloopt, zijn conflicten met de Flora- en faunawet uitgesloten.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden moet ingevolge de Flora- en faunawet de zorgplicht in acht worden genomen. Dit betekent dat schade aan wilde planten zoveel mogelijk voorkomen moet worden en dat dieren in de gelegenheid worden gesteld zich te verplaatsen naar een nieuw habitat.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Uit de risicokaart blijkt dat nabij het plangebied risicobronnen aanwezig zijn. Het gaat om opslag van gevaarlijke stoffen bij verschillende bedrijven en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N381. Het plangebied ligt niet in de invloedsgebieden van deze risicobronnen.

Er worden ook er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, voorgesteld. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.

Vanuit dit aspect bestaan dus geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 16 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 8 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit geldt ook voor de gehalten fijn stof (PM2,5).

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een verslechtering van de luchtkwaliteit is veelal het gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen in een gebied.

Het plan valt binnen de Nibm-regeling. Er is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, waarvan de potentiële toename van de verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige regeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Dit aspect heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.11 Mer-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.3) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein genoemd. Als drempelwaarden geldt een oppervlakte van 75 hectare of meer. Het plangebied heeft een oppervlakte van 2,1 hectare. Hiermee wordt ruimschoots onder de drempelwaarden voor een mer-beoordeling gebleven.

Wel vallen de activiteiten van Schaafsma om andere reden in bijlage D van het besluit m.e.r. Het gaat om categorie D 18.1, namelijk het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een installatie voor de verwijdering van afval waarin de activiteit betrekking heeft op een installatie met een capaciteit van 50 ton per dag of meer. De totale doorzet van bouw- en sloopafval op het terrein van Schaafsma bedraagt circa 35.000 ton op jaarbasis. Dit komt overeen met 95 ton per dag. Hiermee is de inrichting mer-beoordelingsplichtig. Hiervoor is een aanmeldnotitie mer-beoordeling opgesteld. Deze is opgenomen in Bijlage 3.

In deze mer-beoordeling voor de omgevingsvergunning milieu wordt specifiek op de bedrijfsactiviteiten van Schaafsma ingegaan. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de impact van het plan op het milieu gering is. Het is op basis van de mer-beoordeling niet nodig om een volledige mer-procedure te doorlopen.

Omdat dit bestemmingsplan een kader stelt voor een activiteit uit bijlage D van het besluit m.e.r., geldt in beginsel een planMER-plicht. Echter, dit bestemmingsplan maakt niet significant meer mogelijk dan de getoetste aanvraag omgevingsvergunning milieu. De activiteiten van Schaafsma zijn uitsluitend mogelijk binnen het daarvoor aangewezen aanduidingsvlak dat is afgestemd op de aanvraag. Het is daarom niet nodig om voor het bestemmingsplan een planMER op te stellen.

Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten

5.1 Algemeen

Het belangrijkste uitgangspunten voor dit bestemmingsplan zijn het bieden van een juridisch-planologisch kader waarbinnen de bedrijfsactiviteiten van Schaafsma mogelijk zijn. Daarbij met name rekening houdend met het behoud van een goede afstemming tussen de verschillende functies in het gebied.

Het geldende bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen van de gemeente Ooststellingwerf vormt de basis voor de juridische regeling, zowel voor de functionele als voor de bouwmogelijkheden.

5.2 Functionele mogelijkheden

In het plangebied worden dezelfde bedrijfsvormen mogelijk gemaakt als op de rest van het bedrijventerrein. Dit betekent dat er ook geluidszoneringsplichtige bedrijven worden toegelaten. De toegestane milieucategorie is afgestemd op de dichtstbijzijnde woning, namelijk Venekoten 17. Op een afstand van 100 meter vanaf deze woning is een logische grens getrokken tussen bedrijven tot en met milieucategorie 4.1 en categorie 3.2.

Het bestaande en gewenste terrein van Schaafsma heeft in aanvulling hierop een aanduiding waarbinnen de activiteiten van dit bedrijf zijn toegestaan. De afvalscheidingsinstallatie en de puinbrekerij (met een capaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar) van Schaafsma vallen in milieucategorie 4.2 van de VNG-handreiking 'Bedrijven en mileuzonering'. Voor dit bedrijf wordt een specifieke regeling geboden waarmee deze activiteiten op het perceel van Schaafsma mogelijk zijn. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, waaruit is gebleken dat dit specifieke bedrijf wel op deze plek kan worden toegelaten.

Ter plaatse van de geurzone van de varkenshouderij is een milieuzone opgenomen, waarbinnen het vestigen van stankhindergevoelige bedrijfsfuncties is uitgesloten. Hiermee wordt de bedrijfsvoering van de varkenshouderij beschermd, maar bestaan er wel ruimere mogelijkheden binnen de zone dan nu het geval is. Stankhindergevoelige bedrijven worden hierbij als volgt gedefinieerd:

  • bedrijven die naar hun aard stankgevoelig zijn (het gaat dan bijvoorbeeld om kantoren of werkplaatsen waar lange tijd mensen verblijven) en/of;
  • bedrijven waar (relatief) grote concentraties van mensen werkzaam zijn vanwege de gebruikte arbeidsintensieve productiewijze en/of;
  • bedrijven met een (relatief) hoge bezoekintensiteit.

5.3 Bouwmogelijkheden

De bebouwingsmogelijkheden sluiten ook aan op het omliggende bedrijventerrein. Dat wil zeggen dat het bouwvlak op het gehele plangebied komt te liggen en dat de maximale goothoogte en het maximale bebouwingspercentage bij recht respectievelijk 12 meter en 80% zullen bedragen. Het nieuwe bouwvlak komt hiermee tegen de groenbestemming aan te liggen.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

6.2 Toelichting op de bestemmingen en aanduidingen

De bestemmingen en aanduidingen zijn afgestemd op het geldende bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen in de gemeente Ooststellingwerf. In het plangebied komen de volgende bestemmingen en aanduidingen voor:

Bestemming Bedrijventerrein

Het plangebied is onder de bestemming 'Bedrijventerrein' gebracht. Binnen deze bestemming zijn diverse vormen van bedrijvigheid toegestaan, passend binnen de milieucategorie zoals op de verbeelding aangeduid. Voor Schaafsma is een specifieke regeling opgenomen, gericht op het verwerken van hoofdzakelijk bouw- en sloopafval en plaatselijk breken van puin (ter plaatse aangeduid), omdat uit onderzoek is gebleken dat dit bedrijf uit een hogere categorie wel gevestigd kan worden, maar dit niet per definitie voor alle bedrijven uit de betreffende categorie geldt.

De bouwregels zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Op de gehele bestemming is een bouwvlak van toepassing. Dit bouwvlak mag voor 80% worden bebouwd met bedrijfsgebouwen en overkappingen. Hiervoor geldt een maximale goothoogte van 12 meter.

In lid 3.5 (specifieke gebruiksregels) is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze stelt dat een puinbreker op het terrein alleen gebruikt mag worden als een geluidswand, overeenkomstig de uitgangspunten in Bijlage 2 van de regels is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Gebiedsaanduidingen

Gezoneerd terrein

Het plangebied is aangeduid als 'overige zone - gezoneerd terrein', waarbinnen het vestigen van geluidszoneringsplichtige inrichtingen is toegestaan. Dit terrein maakt deel uit van het gezoneerde terrein Venekoten als geheel. Hierbij is ook een klein deel van het voorheen als opslagggebied bestemde terrein, dat administratief geen deel uitmaakte van het gezoneerde terrein, bij het gezoneerde terrein getrokken. Omdat hier momenteel geen bedrijf aanwezig is, geldt hiervoor gewoon straks ook de toets aan de geluidzone. Gelet op de beperkte omvang en de nieuwe categorisering van dit gebied (milieucategorie 3.2/4.1 terwijl er eerder geen categorisering gold) wordt verwacht dat hier wel aan de zonegrenswaarden kan worden voldaan.

Geurzone varkenshouderij

Het deel van het plangebied dat momenteel is bestemd voor bedrijfsmatige opslag en stalling ligt in een zone waarin stankhinder als gevolg van een nabij gelegen varkenshouderij kan plaatsvinden. Deze zone is onder de aanduiding 'milieuzone - geurhinder' gebracht. Binnen deze aanduiding zijn geen stankhindergevoelige bedrijfsactiviteiten toegestaan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ruimtelijke ordening is voor een groot deel een belangenafweging. Uit deze belangenafweging blijkt de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Om dit aan te tonen doorloopt het bestemmingsplan de in de wet vastgelegde bestemmingsplanprocedure:

Vooroverleg

In de bestemmingsplanprocedure is het verplicht overleg te voeren met verschillende van belang zijnde instanties. Dit is geregeld in artikel 3.1.1 van het Bro. Dit bestemmingsplan is op 4 april 2016 mondeling besproken met de provincie Fryslân. Deze heeft tijdens dit overleg laten weten geen bezwaren te hebben tegen de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Verder is Wetterskip Fryslân op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen via de digitale watertoets. Zij stellen een wateradvies op waar bij de uitvoering van dit plan rekening wordt gehouden.

De overlegpartners worden op de hoogte gesteld van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Op deze manier is voldaan aan artikel 3.1.1. Bro.

Inspraak

Het verlenen van inspraak is niet wettelijk verplicht. De gemeente Ooststellingwerf heeft in haar Inspraakverordening vastgelegd dat er een inspraakperiode van zes weken in een bestemmingsplanprocedure wenselijk is. Hiervan kan in voorkomende gevallen worden afgeweken. Gelet op de beperkte omvang en impact van dit plan, is besloten af te zien van de inspraakronde. Eenieder kan een zienswijze indienen tegen het ontwerpbestemmingsplan.

Coördinatieregeling

Het bestemmingsplan doorloopt verder de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de coördinatieregeling (artikel 3.30 Wro), zoals besloten in de raadsvergadering van 19 april 2016. Dit betekent dat de procedure van het bestemmingsplan 'samengevoegd' kan worden met die van de omgevingsvergunning voor de onderdelen milieu en bouwen, die reeds is aangevraagd door Schaafsma.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan en de ontwerpbeschikking van de omgevingsvergunning zijn van 29 december 2016 tot en met 22 februari 2017 gelijktijdig gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro).

Er zijn twee zienswijzen ingediend door Wetterskip Fryslân en door Brandweer Fryslân. Naar aanleiding van de zienswijze van Wetterskip Fryslân heeft overleg plaatsgevonden, waarmee de bezwaren - onder voorwaarden - weggenomen konden worden. De zienswijze van Brandweer Fryslân is een advies en geen bezwaar. De zienswijzen geven zodoende geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan te wijzigen.

Vaststelling

Op 18 april 2017 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning éénmaal gecombineerd beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.2 Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.

In dit bestemmingsplan worden bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is.

Voor dit bestemmingsplan wordt hierop een uitzondering gemaakt (bagatelregeling: artikel 6.2.1a Bro). Met de vaststelling van het bestemmingsplan besluit de gemeenteraad af te zien van het verhalen van vrijwel alle niet fysieke kosten in het kader van de grondexploitatieregeling. Dit ligt ook voor de hand omdat er ook geen andere kosten zijn, omdat alle voorzieningen door de initiatiefnemer worden aangelegd en deze de kosten hiervoor draagt.

Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal in voldoende mate verzekerd. De gemeenteraad besluit bij de vaststelling va het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.