direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wirdum Hikkemieden
Status: ontwerp
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.08001UP01-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Leeuwarden is voornemens om in Wirdum woningbouw te realiseren in het plan Hikkemieden. Vanwege de gefaseerde ontwikkeling is een deel van deze nieuwbouwwijk planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan Wirdum en voor een deel is een uitwerkingsbevoegdheid opgenomen. In dit uitwerkingsplan voor de verdere ontwikkeling van Hikkemieden is gebruik gemaakt van de uitwerkingsbevoegdheid die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan Wirdum (vastgesteld op 10 december 2009). In dat plan ligt op het plangebied de bestemming “Woondoeleinden uit te werken” (WU). Voorliggend plan is het uitwerkingsplan dat de juridisch-planologische basis vormt voor de woningbouwontwikkeling.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van Wirdum en wordt aan de noordzijde begrensd door het water van de Tsjaarder Feart. Aan de oostzijde sluit het plan aan op de voorfase van de woningbouwontwikkeling Hikkemieden. Aan de zuidkant wordt het plangebied begrensd door een perceelsloot. Aan de zuidwestkant vormt de sloot langs de Tsjaerderdyk de grens en aan de noordwestzijde grenst het plangebied aan een bedrijventerrein. In onderstaande figuur is de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.08001UP01-OW01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan "Wirdum" (vastgesteld op 10 december 2009). In dit bestemmingsplan hebben de gronden van het plangebied de bestemming 'Woondoeleinden uit te werken' (WU). In figuur 1.2 is een uitsnede opgenomen van het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.08001UP01-OW01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Wirdum

Op basis van de huidige bestemming 'Woondoeleinden uit te werken' is het niet direct mogelijk om woningen te bouwen. Voor de gewenste planologische situatie stelt de huidige bestemming het verplicht om de bestemming uit te werken ten behoeve van een woonbestemming met bouwmogelijkheden. Hiervoor dient een uitwerkingsplanprocedure te worden doorlopen. Dit plan geeft een invulling aan de uitwerkingsplicht. In hoofdstuk 2.4 wordt ingegaan op de daarvoor geldende voorwaarden.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit uitwerkingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit uitwerkingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen

2.1 Huidige situatie plangebied

Het plangebied ligt aan de zuidkant van de kern Wirdum. Wirdum heeft een zelfstandig karakter en kent diverse maatschappelijke, recreatieve en commerciële voorzieningen (scholen, kerk, dorpshuis, café / restaurant / hotel, sportvoorzieningen, supermarkt , etc.).

De gronden van dit uitwerkingsplan liggen ten noorden en ten zuiden van de weg It Blauleech. In het noordelijk deel ligt de weg De Koai. Ten oosten ligt de voorfase van het plan Hikkemieden. Rondom wordt het plangebied begrensd door watergangen. In de huidige situatie zijn de gronden onbebouwd. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.08001UP01-OW01_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie met plangebied

2.2 Beschrijving initiatief

De gemeente Leeuwarden wil in het plan maximaal 40 woningen realiseren. In de voorgestelde inrichting gaat het om 12 vrijstaande woningen, 12 2-onder-1 kapwoningen en 16 rijwoningen. Waarbij van de rijwoningen 11 tot 12 woningen voor sociale huur zijn en de overige woningen voor betaalbare koop. Er wordt aangesloten bij de maximale mogelijkheden van de uitwerkingsbevoegdheid zodat er in totaal 40 woningen in het plangebied worden gerealiseerd.

Qua beeldkwaliteit wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de stedenbouwkundige uitgangspunten die zijn opgesteld voor de voorfase van Hikkemieden en die als bijlage zijn opgenomen bij het bestemmingsplan Wirdum. Daarnaast is een inspiratieschets gemaakt die een impressie geeft van de mogelijke inrichting van het plangebied. Deze impressie is in figuur 2.2 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.08001UP01-OW01_0004.png"

Figuur 2.2 Impressieschets Hikkemieden fase 2

Het programma bestaat uit een combinatie van vrijstaande woningen en 2-onder-1 kappers op het Eilân (noordelijk deel) en Blauleech (zuidelijk deel). In de zuidwesthoek van het plangebied (Tsjaerderhof) worden rijwoningen gerealiseerd. Hiervoor geldt een maximale bouwhoogte van 12 meter en een maximale goothoogte van 4 meter. De woningen op het Eilân krijgen een andere uitstraling dan de overige woningen; op het Eilân wordt een bouwhoogte van 12 m en een goothoogte van 4 m beoogd. De woningen aan het Blauleech krijgen een bouwhoogte van 12 m en een goothoogte van 7 m. Voor alle woningen wordt een dakhelling tussen de 30 en 60 graden beoogd. Middels een vrijstelling kan hiervan worden afgeweken.

Parkeren wordt deels op eigen terrein opgelost en daarnaast worden er parkeervoorzieningen gerealiseerd in de groenstrook aan de noordwestzijde van het plangebied. In paragraaf 4.2 wordt uitgebreid ingegaan op de parkeer- en verkeerssituatie in het plangebied.

2.3 Ruimtelijke visie

Bij deze woningbouwontwikkeling in Wirdum wordt aangesloten bij de ontwikkeling in de voorfase van Hikkemieden. Ten behoeve van de ontsluiting van dit woongebied is de weg It Blauleech aangelegd. De vervolgfase van de ontwikkeling van Hikkemieden geschiedt aan beide zijden van deze ontsluitingsweg. Het woongebied wordt landschappelijk ingepast binnen de aanwezige structuren; een belangrijke structuur in Hikkemieden is de route tussen de Pastorijfinne die via de fietsbrug een doorgang geeft tot het agrarisch landschap. Langs deze groenstructuur vormt een lineaire bomenrij een visuele ondersteuning.

Een belangrijk aspect in de landschappelijke inpassing van de uitbreidingslocatie is de vormgeving van de buitenrand. Aan de rand van het plan zullen de tuinen grenzen aan het open landschap. Dit wordt vormgegeven doordat de gemeente minimaal één solitaire boom per kavel zal aanplanten. De planmatige inplant van deze solitaire bomen zal zoveel mogelijk geclusterd worden met de bomen van naastgelegen percelen; in combinatie met de naastgelegen kavel zal aan de zij-erfgrens van de bouwkavel een boom/bomen worden geplant. Op deze manier zal eerder een beeld ontstaan van kavels met kleine boomgroepen. Door deze planmatige aanleg van de bomen ontstaat een zogenaamde 'rafelige' rand van het uitbreidingsplan dat grenst aan het open, Friese landschap. Deze 'rafeligheid' is kenmerkend voor het aanzicht van Friese plattelandsdorpen.

Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de voorfase van Hikkemieden zijn de kavels aan de buitenzijde verkocht met een instandhoudingsverplichting van een solitaire boom per bouwperceel. Deze inpassingsstrategie voor kavels aan de buitenrand wordt ook in deze vervolgfase gehandhaafd. De uitwerking voorziet naast de vrije kavels aan de rand ook in realisatie van een wooneiland omsloten met een vaart (Eilân) en geclusterde woningen aan de zuidwestkant (Tsjaerderhof) bij de entree van Hikkemieden. Deze entree vormt een belangrijke hoeksteen in het plan aangezien het stevig bijdraagt in het aanzicht van het plangebied. In de planontwikkeling is er daarom voor gekozen om deze hoeksteen vorm te geven als een stevig ruimtelijk cluster waarbij niet de individuele woning maar het geheel het beeld bepaalt. Door de woningen te clusteren in een carré ontstaat met een programma van bescheiden woningen (1-laag met een kap) met naar binnen gerichte privétuinen toch een stevig element.

Het eiland aan de noordzijde van het plan verrijkt de toegangsweg tot het plan en geeft deze meer karakter. Aan deze zijde worden de woningen geflankeerd door water en een grasberm met bomen. Woningen op zuidelijke deel van het eiland staan met de voorzijde richting It Blauleech. Tussen de bedrijfsbebouwing aan de Tsjaerderdyk en het eiland wordt een landschappelijke zone met grondwal gerealiseerd waar tevens ruimte is voor spelen.

Om ervoor te zorgen dat deze landschappelijke inpassing ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd, neemt de gemeente Leeuwarden de uitvoering van de landschappelijke inpassing op zich; enerzijds zorgt de gemeente voor de aanplant van de bomen en anderzijds zorgt de gemeente voor de borging hiervan door het opnemen van een instandhoudingsverplichting met boetebeding in de koopovereenkomst.

2.4 Toetsing aan uitwerkingsregels

Het belangrijkste uitgangspunt voor dit uitwerkingsplan is het bieden van een planologische regeling waarbinnen de in paragraaf 2.2 beschreven ontwikkelingen mogelijk zijn. Aan de uitwerking van de bestemming is een aantal voorwaarden verbonden, zoals vermeld in paragraaf 1.3. In deze paragraaf vindt een toetsing plaats van de voorwaarden, die voor de bestemming 'Woondoeleinden - Uit te werken' gelden.

a. de stedenbouwkundige structuur zal zoveel mogelijk aansluiten bij de eerste en tweede fase van het woongebied buiten deze bestemming;

Ten oosten van het plangebied is de voorfase van Hikkemieden gerealiseerd. Qua stedenbouwkundige structuur wordt aangesloten op de voorfase, zodat de overgang tussen de verschillende fasen geleidelijk verloopt.

De rijwoningen in Tsjaerderhof worden vanuit stedenbouwkundig oogpunt als bouwblok ontwikkeld en sluiten daarmee niet helemaal aan op de bestaande stedenbouwkundige structuur van de vorige fase waarbij meer sprake is van openheid. Hier wordt echter aangesloten op de voormalige zuivelfabriek aan de Tsjaerderdyk om een stevige entree van Hikkemieden te creëren.

b. de interne ontsluiting van de binnen deze bestemming opgenomen vervolgfasen van het woongebied zal aansluiten op de bestaande ontsluitingsweg welke aantakt op de Tsjaerderdyk;

It Blauleech is de ontsluitingsweg die aansluit op de Tsjaerderdyk. Deze weg is aangelegd als ontsluiting voor de vorige fase en wordt in dit plan ook op die wijze gebruikt.

c. de voornoemde vervolgfasen van het woongebied dienen op een goede wijze landschappelijk te worden ingepast op vergelijkbare wijze als de eerste en de tweede fase. Dat wil zeggen dat speciale aandacht uitgaat naar de bebouwing aan de randen van het woongebied, in verband met de overgang naar het landelijk gebied;

Zoals reeds is uitgewerkt in paragraaf 2.3 zijn er bomen voorzien op de achterzijde van de kavels langs het landelijke gebied. Net als in de vorige fase wordt het behoud van deze bomen privaatrechtelijk vastgelegd zodat de landschappelijke inpassing is geborgd.

d. er dient voldoende open water aanwezig te zijn dan wel te worden aangelegd ter compensatie van de toename van het verhard oppervlak;

Door de realisatie van de 40 woningen neemt de verharde oppervlakte toe. Mede ter compensatie wordt daarom een nieuwe waterloop aangelegd. Deze watergang draagt bovendien bij aan de aantrekkelijkheid van het gebied.

e. er dient rekening te worden gehouden met reële ontwikkelingsmogelijkheden van de ten westen van het woongebied gelegen bedrijven;

Binnen de bedrijfsbestemming ten westen van het plangebied zijn bedrijven in categorie 3.1 toegestaan. Op basis van de VNG bedrijvenlijst geldt daarvoor een richtafstand van 50 meter. Ten westen van de Tsjaerderdyk is een loonbedrijf gevestigd en ten oosten van de Tsjaerderdyk (ten noorden van 'Tsjaerderhof') waren in het verleden Kielstra kranen en een transportbedrijf gevestigd. Beide bedrijven zijn hier langere tijd niet meer gevestigd. Momenteel is er sprake van kleinschalige bedrijvigheid. Omdat op basis van de bedrijfsbestemming hier in theorie bedrijven tot milieucategorie 3.1 gevestigd kunnen worden, dient rekening te worden gehouden met een richtafstand van 50 meter. Enkele woningen in de noordwesthoek van Tsjaerderhof worden binnen de 50 meter contour van het perceel Tsjaerderdyk 3c gebouwd. Momenteel is op dit adres geen bedrijf in milieucategorie 3.1 gevestigd, maar bedrijvigheid met maximaal milieucategorie 2 (richtafstand 30 meter). In de nieuwe situatie worden de woningen verder dan 30 meter vanaf het bedrijf op Tsjaerderdyk 3c gerealiseerd en is er voor het bedrijf geen beperking als gevolg van de woningbouwontwikkeling. Ook als hier een bedrijf in categorie 3.1 zou worden gevestigd, is er al sprake van belemmeringen voor de bedrijvigheid vanwege de aanwezige woningen aan de Tsjaerderdyk. Daarmee houdt de woningbouwontwikkeling voldoende rekening met de reële ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven.

f. een ontwerp-uitwerking zal niet eerder ter inzage worden gelegd dan na 3 jaar na het van kracht worden van het plan;

Het bestemmingsplan Wirdum is in 2009 vastgesteld, dus aan deze voorwaarde wordt voldaan.

g. bij de uitwerking kunnen Burgemeester en Wethouders binnen de grenzen van de bestemming en de uitwerkingsregels ontheffingsregels opnemen ten aanzien van in het uitwerkingsplan opgenomen bouw- en gebruiksregels.

Er zijn in dit uitwerkingsplan aanvullende afwijkingsregels opgenomen ten aanzien van de dakhelling en afstand tot perceelsgrens.

Verder gelden ten aanzien van het bouwen van hoofdgebouwen de volgende regels:

a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

Binnen het uitwerkingsplan worden alleen woonhuizen gerealiseerd.

b. er mogen ten hoogste 40 woonhuizen worden gebouwd;

In dit uitwerkingsplan worden 40 woningen mogelijk gemaakt.

c. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen;

In de regels is vastgelegd dat de oppervlakte van het hoofdgebouw maximaal 150 m2 bedraagt.

d. de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

Deze bepaling lijkt een verschrijving te zijn. Hier zal ' ten minste' 3,00 meter zijn bedoeld. Daarom is hier aangesloten bij de regels die gelden voor de bestemming Woondoeleinden 2 in het bestemmingsplan Wirdum. Daarin staat ten aanzien van deze regel 'de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen'. Omdat er in dit uitwerkingsplan zowel vrijstaande als 2-onder-1 kapwoningen worden gerealiseerd, wordt er geen maximale maar minimale afstand van 3 meter tot de perceelgrens van toepassing.

e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;

Als maximale goothoogte wordt voor It Blauleech een maximale goothoogte opgenomen van 7 meter. Voor het Eilân en Tsjaerderhof geldt als maximale goothoogte een hoogte van 4 meter.

f. een hoofdgebouw zal worden voorzien van een kap;

In de regels is als voorwaarde opgenomen dat een hoofdgebouw moet worden voorzien van een kap.

g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;

In de regels is opgenomen dat de dakhelling minimaal 30° zal bedragen.

h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;

In de regels is opgenomen dat de dakhelling maximaal 60° zal bedragen.

i. de (bouw)hoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 12,00 m bedragen

In de regels is opgenomen dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw maximaal 12 meter mag bedragen.

Bovenstaande regels zijn getoetst aan het moederplan waarmee aan de voorwaarden van de uitwerkingsregels wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk worden relevante planologische beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau beschreven. Deze beleidskaders zijn richtinggevend voor het nieuw op te stellen uitwerkingsplan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

In de NOVI zijn twee instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

De gemeente Leeuwarden, waarvan het plangebied deel uitmaakt, is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI en is in overeenstemming met de opgave om de regio sterker en leefbaarder te maken.

3.1.2 Ladder voor Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

Dit bestemmingsplan maakt een stedelijke ontwikkeling mogelijk binnen de bestaande stedelijke omgeving. De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer het om een functiewijziging gaat, moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging, dat desalniettemin gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij moet ook het ruimtebeslag betrokken worden.

In de Nota van Toelichting wordt opgemerkt dat ontwikkelingen en regelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken, maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals de Ruimte voor ruimteregelingen, niet gezien worden als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. In de jurisprudentie is bijvoorbeeld uitgemaakt dat het anders situeren van bedrijfsfunctie op een bedrijventerrein, waarbij het aantal vierkante meters per saldo afneemt, niet wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dus salderen binnen een plangebied, of reductie van onbebouwde plancapaciteit, is in beginsel Laddervrij. Op voorwaarde dat er geen sprake is van Laddergevoelige functies zoals winkels en kantoren, waarbij ruimtelijk relevante effecten op de omgeving optreden (bijvoorbeeld effecten op leegstand, geen of zeer beperkte uitbreidingsvraag).

Toetsing

Dit plan betreft een stedelijke ontwikkeling van meer dan 12 woningen, namelijk 40 woningen. Het moet daarom getoetst worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking en er moet worden gemotiveerd dat de behoefte en ruimte voor de stedelijke ontwikkeling voldoende is gewogen.

De vraag naar woningbouw is groot. Er is in Wirdum op dit moment een tekort aan woningen voor het aantal huishoudens. Met de ontwikkeling van deze locatie wordt uitbreiding van de woningvoorraad van Wirdum gerealiseerd, waarmee de leefbaarheid in het dorp wordt verhoogd en het voorzieningenniveau op peil kan blijven. In Wirdum is geen andere locatie beschikbaar waar deze woningbouw kan worden gerealiseerd. In het bestemmingsplan Wirdum, dat is vastgesteld in 2009, is voor deze locatie al een uitwerkingsbevoegdheid opgenomen voor 40 woningen op deze locatie. Dit gebied is door de provincie ook opgenomen binnen de begrenzing van het “bestaand gebouwd gebied” op grond van de Verordening Romte. Daarmee is voldoende aangetoond dat er sprake is van duurzame stedelijke vernieuwing.

3.2 Provinciaal beleid

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 21 februari 2018 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie van het uitwerkingsplan binnen het bestaand stedelijk gebied.

In artikel 3 van de verordening is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijk instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 11 woningen bevat en gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied.

Het aantal woningen dat in dit plan wordt gerealiseerd, past binnen de woningbouwafspraken die in 2022 zijn gemaakt met de provincie. Daarin zijn 45 woningen voor Wirdum opgenomen (dat betreft 5 woningen voor de eerdere fase en 40 woningen voor dit plangebied). De brief waarin de provincie de nieuwe woningbouwafspraken toelicht, is als Bijlage 1 opgenomen.

In artikel 7 van de verordening is aangegeven dat rekening moet worden gehouden met ontwikkelingen die verstorend werken op de weidevogelkansgebieden en weidevogelparels. De basisregel hiervoor staat in artikel 7.2.2: de rust en openheid in weidevogelkansgebieden moet worden gehandhaafd. Het plangebied ligt aan de grens van een weidevogelkansgebied.

De eerste vraag die moet worden beantwoord is of sprake is van extra verstoring van het weidevogelkansgebied ten opzichte van de huidige situatie. De provincie heeft een berekening van de verstoring laten maken, waarbij rekening is gehouden met bestaande verstoringsbronnen. Hieruit blijkt dat wel sprake is van een nieuwe verstoring (zie figuur 3.1). Doordat deze extra verstoring kleiner is dan 0,5 hectare, is een financiële compensatie voor dit plan niet noodzakelijk. Wel moeten de natuurwaarden worden afgewogen. Er moet voldaan worden aan de voorwaarden die zijn benoemd in artikel 7.2.4: motiveren van het openbaar belang, belangenafweging maken en mitigerende maatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.08001UP01-OW01_0005.png"

Figuur 3.1 Ligging plangebied ten opzichte van weidevogelkansgebied

Motivering openbaar belang

Dit plan omvat de realisatie van 40 woningen. In Wirdum is behoefte aan de uitbreiding van de woningvoorraad. In paragraaf 3.3 wordt hier nader op ingegaan. Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan Wirdum is een locatieonderzoek gedaan voor woningbouw. De locatie aan de zuidkant van Wirdum kwam toen als de meest geschikte locatie naar voren.

Het bestemmingsplan Wirdum is in 2009 vastgesteld. Destijds is bij het locatieonderzoek nog geen rekening gehouden met de weidevogels. Bij de afweging of de ontwikkeling op een alternatieve locatie buiten het weidevogelkansgebied (bijvoorbeeld aan de noordkant van het dorp) kan worden gerealiseerd en of sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik, is het van belang dat in het bestemmingsplan Wirdum een deel van de woningbouw bij recht mogelijk werd gemaakt. Dit deel van Hikkemieden, ten oosten van het huidige plangebied, is na vaststelling van het bestemmingsplan gerealiseerd. Voor het huidige plangebied is een uitwerkingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan. Bovendien is de infrastructuur voor een deel al gereed gemaakt voor nieuwbouw. Er is nu sprake van een braakliggend en al opgehoogd gebied tussen het dorp en de gerealiseerde woningbouw. Zonder deze woningbouw blijft de eerder gerealiseerde woningbouw een “pukkel aan het dorp”. Door hier woningen te realiseren is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

Natuurwaarden

Door de ruimtelijke ingreep is er sprake van extra verstoring van het weidevogelkansgebied ten opzichte van de huidige situatie. De natuurwaarden van het “te verstoren gebied” moeten worden afgewogen ten opzichte van de ruimtelijke ingreep. Doordat het plangebied tegen het dorp aan ligt, aan de westkant bedrijven zijn gesitueerd en aan de oostkant al woningen zijn gerealiseerd, gaat het maar om een relatief klein gebied dat extra verstoord wordt.

Met hulp van de plaatselijke vogelwacht (fûgelwacht Wirdum/Swichum/Wytgaard) is een inventarisatie gemaakt van de aanwezige natuurwaarden en potentie van dat gebied. Er is gekeken hoe (potentieel) geschikt het gebied nu is voor weidevogels (ligt het nabij dorp, wordt het intensief/extensief gebruikt als grasland, is sprake van een hoog of laag waterpeil, ligt het in grutto-aanvalsgebied, ganzenfoerageergebied, zijn boeren in de omgeving bezig met natuurbeheer):

Het gebied ligt aan de rand van het weidevogelkansgebied, dichtbij de autosnelweg A32 en de afslag Wirdum. Het gebied ligt op een afstand van circa 500 meter van het dorp en wordt intensief als grasland gebruikt. Er is hier geen sprake van weidegebied in de nabijheid van een natuurreservaat. Er is geen sprake van een hoog waterpeil en ook niet van met regelmatigheid aanwezige natte gronden (vast peil van 1.20-, peilenkaart Wetterskip Fryslân). Er is in dit gebied geen sprake van grutto-aanvalsgebied en ook geen sprake van ganzenfoerageergebied. Dat alles maakt het gebied minder kansrijk voor weidevogels.

De vogelwacht heeft op basis van de inventarisatie van het gebied aangegeven dat de geschiktheid voor weidevogels gering is. Door de uitbreiding van woningbouw bij Leeuwarden (de Zuidlanden) en verstoring van de vogels daar, zouden weidevogels zich in de toekomst wel vaker kunnen verplaatsen richting Wirdum. In het gebied ten zuiden van Wirdum, in het “nieuwe te verstoren gebied”, maar ook in het al verstoorde gebied, zijn tijdens het broedseizoen wel weidevogels aanwezig, zoals de kievit, grutto, tureluur en scholekster. De vogelwacht doet nazorg in dit gebied, als dat nodig is in overleg met de gebruikers, onder andere door nesten te markeren en te registreren in het kievit registratiesysteem. Verder is geen sprake van natuurbeheer dan wel aangepast agrarisch beheer. Volgens de vogelwacht is de aanwezigheid van weidevogels in de reeds verstoorde gebieden niet anders dan in het “nieuwe te verstoren gebied”. De oppervlakte van dit gebied is 0,44 ha en dit is maar een klein gedeelte van het totale gebied, aldus de vogelwacht.

Omdat er geen sprake is van een waardevol weidevogelkansgebied is het dan ook niet duidelijk welke schade door mitigerende maatregelen zou moeten worden beperkt. Daarom is in overleg met de vogelwacht geen voorstel voor mitigerende maatregelen opgesteld.

Conclusie

De gemeente hecht veel waarde aan de ruimtelijke ingreep, afgewogen tegen de natuurwaarden. De hiervoor opgenomen analyse, in combinatie met de beperkte extra verstoring die kleiner is dan 0,5 hectare en ook de ruimtelijke opzet van dit plan – met behoud van de sloten als fysieke scheiding tussen agrarisch en wonen –, zorgt ervoor dat sprake is van een goede afweging tussen natuurwaarden enerzijds en anderzijds deze wenselijke ruimtelijke ontwikkeling. De natuurwaarde van het “nieuwe te verstoren gebied” weegt volgens de gemeente niet op tegen de vraagbehoefte naar woningen in Wirdum. Daarom kan in dit geval worden gekozen voor woningbouw op de beoogde locatie boven het weidevogelkansgebied.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

Het dorp Wirdum heeft een zelfstandig karakter; er zijn diverse maatschappelijke, recreatieve en commerciële voorzieningen (scholen, kerk, dorpshuis, café-restaurant/ hotel, sportvoorzieningen, supermarkt , etc.). Het gemeentelijk beleid is gericht op behoud en versterking van de sociale en maatschappelijke structuur. Dat wil zeggen dat zoveel mogelijk de bestaande voorzieningen behouden moeten blijven. Dit draagt bij aan de leefbaarheid van het dorp Wirdum. Hierbij geldt dat de omvang van het voorzieningenniveau afhankelijk is van het aanwezige draagvlak dat hiervoor in het dorp aanwezig is. In de voorwaarden scheppende sfeer wordt ruimte geboden voor de ontwikkeling van (nieuwe) voorzieningen.

3.3.1 Omgevingsvisie Leeuwarden

In de Omgevingsvisie Leeuwarden (vastgesteld 22 december 2021) is het volgende opgenomen over de dorpen: 'Grou en Stiens (en tot op zekere hoogte Mantgum) zijn na de stad Leeuwarden regionale voorzieningencentra. Aanvullend zijn in een aantal dorpen (waaronder Wergea, Wirdum en Jirnsum) de basisvoorzieningen zoals supermarkt, school, zorg en sport nog aanwezig. De gemeente werkt in deze dorpen aan een toekomstbestendig aanbod voor zover wij als overheid daar de mogelijkheden voor hebben.' De ontwikkeling van woningbouw in Wirdum draagt bij aan het in stand houden van de voorzieningen in het dorp en is daarmee in lijn met de Omgevingsvisie Leeuwarden.

3.3.2 Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden

Het gemeentelijk woonbeleid is in 2015 geactualiseerd en is vervat in het document Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden. De gemeente ziet de komende decennia een bevolkingsgroei voor de gemeente. Deze groei is voornamelijk te verwachten in het stedelijk gebied. Gekozen wordt voor een flexibel sturingsinstrument dat ruimte biedt om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Dit biedt marktpartijen ruimte om nieuwe initiatieven te ontwikkelen.

Het karakter van de groei is meer alleenstaanden, minder jongeren en meer ouderen. Met alle regio's in de provincie Fryslân zijn in 2013 woningbouwafspraken gemaakt. Hierbij is, vanwege een achterblijvende woningmarktontwikkeling in de daaraan voorafgegane jaren, overeengekomen om de woningbouwruimte voor de periode 2008-2016 op te rekken tot 2026.

Uit het Woningbouwkader Leeuwarden (juni 2016) blijkt dat de gemeente Leeuwarden een behoefte heeft van 2.750 woningen in stedelijk gebied. Woningbouw wordt voor circa 70% in een aangewezen primair gebied geconcentreerd. Het plangebied valt buiten dit primaire woongebied. Aan woningbouw in stedelijk gebied buiten het concentratiegebied, werkt de gemeente alleen mee aan woningbouw wanneer dit de leefbaarheid in het gebied vergroot, er sprake is van herstructureringsopgave of gewenste herbestemming van overige bebouwing. Er is een overaanbod aan kleine, reguliere woningen. De gemeente werkt alleen mee aan woningbouwplannen voor woningen groter dan 65 m².

Dit uitwerkingsplan voorziet in de bouw van 40 woningen die binnen de kaders van het moederplan zijn meegenomen. De realisatie van deze woningen bij Wirdum maakt onderdeel uit van de harde plancapaciteit en vormt het uitgangspunt voor het voorliggende plan. De voorgestelde ontwikkeling past daarmee binnen de kaders van het Afwegingskader.

3.3.3 Beleidskader wonen in de dorpen

In aansluiting op de Omgevingsvisie is ook in het Beleidskader wonen in de dorpen (vastgesteld 12 oktober 2022) onder andere Wirdum genoemd als één van de kernen waar uitbreiding van de woningvoorraad wenselijk is. Voor zowel de woonbehoefte uit het dorp als vanwege de ligging en het type kern. Over uitbreidingsplannen vanaf 20 woningen of meer, is in de gemeentelijke volkshuisvestingsvisie opgenomen dat er in dat geval een gesprek plaatsvindt met de woningcorporatie om ook sociale huurwoningen aan een woningbouwplan toe te voegen.

Demografische gegevens en prognose Wirdum

Op basis van de demografische gegevens (Bijlage 2) van de afgelopen 10 jaar kan een inschatting worden gemaakt voor de toekomst.

Het aantal inwoners van Wirdum is de afgelopen 15 jaar eigenlijk vrij constant. Voor de komende 10-15 jaar is de verwachting dat niet snel gaat veranderen. Wat opvalt is dat het aantal huishoudens met kinderen afneemt en het aantal alleenwonenden stijgt.

Het aantal mensen dat ieder jaar vertrekt uit Wirdum ligt iets hoger dan het aantal mensen dat zich er vestigt. Samen met het aantal kinderen wat er ieder jaar geboren wordt en de mensen die er overlijden, wordt het verschil van vestigers en vertrekkers gelijk getrokken. De vertrekkers lijken zo op het eerste gezicht voornamelijk jongeren en jonge gezinnen te zijn.

Voor het dorpsgebied ten zuiden van de stad (Wergea, Wirdum, Mantgum, Grou) is een omslag zichtbaar in het aantal vestigers uit overig Nederland (sterke toename) en het vestigingsaldo met overig Nederland is van 34 negatief in 2018 omgeslagen naar 69 positief in 2020. De toegenomen druk door vestigers is merkbaar in zowel het aanbod bestaande koopwoningen als bij verkoop van nieuwbouwwoningen. Ook in Wirdum veroorzaakt dit krapte op de woningmarkt voor woningzoekenden uit het dorp. Daarnaast veroorzaakt het aantal woningzoekenden een prijsopdrijvend effect. Op dit moment kan nog geen inschatting worden gemaakt hoe lang de wooncrisis aanhoudt en of de migratie vanuit overig Nederland naar perifere gebieden dezelfde lijn aanhoudt als in de afgelopen jaren. Wel is zeker dat senioren zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Daar waar eerder een verhuisbeweging naar het verzorgingstehuis was, is dat er nu niet meer. Vanwege toename van het aantal huishoudens en huishoudensverdunning, is ook in de dorpen (waaronder Wirdum) op dit moment een tekort aan woningen voor het aantal huishoudens.

Analyse woningbehoefte Wirdum

De druk op de woningmarkt in Wirdum wordt onderbouwd met het gegeven dat in Wirdum 497 huishoudens wonen en er 502 woningen voor deze huishoudens beschikbaar zijn. Er is sprake van (frictie)leegstand van 1%. Om een gezonde doorstroming mogelijk te maken is circa 2% frictieleegstand wenselijk. Het is gewenst doorstroming op gang te brengen waardoor meerdere woningzoekenden een passende woning kunnen vinden in het dorp Wirdum.

Door verschillende segmenten te realiseren in de fasering van Hikkemieden ontstaat er beweging. Mede gezien de ontwikkeling in de huishoudens (meer ouderen, meer alleenstaanden/ 2-persoonshuishoudens) en minder gezinnen, zal in de fasering ook aanbod moeten komen in sociale huurwoningen, levensloopgeschikte woningen en kleinere, betaalbare woningen.

Invulling woningbouwplan Hikkemieden vervolgfase

Woningen voor reguliere huishoudens

In de vervolgfase van Hikkemieden kunnen zowel voor woningzoekenden uit Wirdum als woningzoekenden van elders woningen worden gebouwd. Uit de vragenlijst wonen in de dorpen blijkt dat woningzoekenden graag nog een stap maken in hun wooncarrière en een duurzamere woning met meer woonkwaliteit zoeken.

De ligging van het plangebied aan open vaarwater is aantrekkelijk en zal ook woningzoekenden van buiten het dorp aantrekken. Deze woningzoekenden zijn in het algemeen op zoek naar een reguliere gezinswoning, bijvoorbeeld vrijstaand of twee-onder-één-kap. De vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen zijn in deze vervolgfase gesitueerd in deelgebied De Koai (het Eilân) en langs It Blauleech. Er worden 12 vrijstaande en 12 twee-onder-een-kapwoningen gerealiseerd.

Woningen voor starters en ouderen

Het zuidwestelijke deel van deze vervolgfase in deelgebied Tsjaerderhof leent zich om een geclusterde woonvorm te realiseren. Het wooncluster in carrévorm kan plek bieden aan ouderen, starters en/of alleenstaanden.

In het carré is ruimte om levensloopgeschikte en grondgebonden woningen toe te voegen. De woningen zullen worden aangeboden als sociale huurwoningen en betaalbare koopwoningen (tot € 355.000,-). Deze invulling past goed bij de huishoudensontwikkeling en de woonwensen van de huishoudens in Wirdum. Voor de verschillende woningtypologieën is het gewenst ze binnen de sociale koopprijs aan te bieden.

Het woonprogramma voor de vervolgfase van Hikkemieden bestaat in de voorgestelde inrichting uit: 12 vrijstaande woningen, 12 twee-onder-een kapwoningen en 16 rijwoningen. Daarbij worden 11 of 12 woningen voor de sociale huur bestemd en de overige woningen voor de betaalbare koop.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de voor het nieuw op te stellen uitwerkingsplan relevante milieuaspecten. Milieuaspecten zijn een belangrijk onderdeel van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het uitwerkingsplan. Eventuele milieuaspecten kunnen, voorzover mogelijk en noodzakelijk, vertaald worden in de regeling van dit uitwerkingsplan.

4.1 Vormvrije mer-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt 40 woningen mogelijk en is dus niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer. Derhalve is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is als Bijlage 3 opgenomen. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

4.2 Verkeer en parkeren

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid.

Bestaande situatie

Gemotoriseerd verkeer

De belangrijkste wegen rondom het plangebied zijn de Tsjaerderdyk en It Blauleech. It Blauleech is gecategoriseerd als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/u. De Tsjaerderdyk is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg. Binnen de bebouwde kom geldt hier een maximumsnelheid van 30 km/u en buiten de kom ligt de maximumsnelheid op 60 km/u.

Langzaam verkeer

Op de erftoegangswegen rondom het plangebied deelt de fietser de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer en zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig.

Openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde halte voor openbaar vervoer is de bushalte aan de Legedyk. Vanaf hier kan men met de bus naar Leeuwarden, Heerenveen en Drachten en de omliggende plaatsen.

Gewenste situatie

Om de snelheid in het plangebied te beperken, wordt de grens van de bebouwde kom verplaatst en zal voor een groter deel van de Tsjaerderdyk een maximumsnelheid van 30 km/u gaan gelden. Daarnaast worden hier snelheidsbeperkende maatregelen gerealiseerd.

Er zullen drempelplateaus worden gerealiseerd op de kruispunten It Blauleech – de Koai en it Blauleech – fietspad. Langs It Blauleech komt een verhoogd trottoir.

Parkeren

De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen 'Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014'. De verkeersgeneratie wordt berekend op basis van kencijfers uit CROW-publicatie 381. Hierbij wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit per kengetal het minimum van de bandbreedte gehanteerd. Het projectgebied ligt in het gebied 'rest bebouwde kom'. Hiervoor gelden de volgende parkeernormen:

Parkeernorm volgens: 'rest bebouwde kom'

Woningen > 120 m2 gebruiksoppervlak is 2,0 parkeerplaatsen per woning

Woningen > 80 < 120 m2 gebruiksoppervlak is 1,6 parkeerplaatsen per woning

Woningen > 60 < 80 m2 gebruiksoppervlak is 1,3 parkeerplaatsen per woning

Woningen < 60 m2 gebruiksoppervlak is 1,0 parkeerplaatsen per woning

De woningen voor 'De Koai' (het Eilan ) en 'it Blauleech' zijn naar verwachting vrijstaande- en 2 onder 1 kap woningen. Voor vrijstaande woningen geldt een bvo van 120 m2 en voor de 2 onder 1 kap woningen een bvo van 90 m2 .Voor 'Tsjaerderhôf' zullen de woningen naar verwachting tussen de 65 en 80 m2 zijn.

Voor de parkeerbehoefte betekent dit dat er op het Eilan voor 15 woningen (8 x 1,6 en 7x 2 parkeerplaatsen) 27 parkeerplaatsen nodig zijn. In het deel 'it Blauleech' is voor 9 woningen (4 x 1,6 en 5 x 2 parkeerplaatsen) dan een parkeerbehoefte van 16 parkeerplaatsen. Voor 'Tsjaerderhôf' geldt dat er voor 16 woningen (x 1,3 parkeerplaatsen) 21 parkeerplaatsen nodig zijn. In het plangebied zijn in totaal dus 64 parkeerplaatsen nodig. Voor een deel worden de parkeerplaatsen op het eigen terrein aangelegd en voor een deel wordt er in de openbare ruimte parkeergelegenheid gerealiseerd. Daarmee kan in het plangebied worden voorzien in de parkeerbehoefte.

Conclusie

Door de ontwikkeling in het plangebied neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen beperkt toe, er zullen naar verwachting geen problemen ontstaan op het gebied van de verkeersafwikkeling. De toekomstige parkeerbehoefte wordt opgevangen in het plangebied zelf. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs uit te sluiten is. Ten noorden en oosten van het plangebied overheerst de woonfunctie. Aan de noordwestkant zijn bedrijven gevestigd en aan de zuidkant ligt agrarisch gebied.

Toetsing

Ten westen van de Tsjaerderdyk is een loonbedrijf gevestigd. Op basis van het bestemmingsplan zijn hier bedrijven tot en met categorie 3.1 toegestaan. Dit betekent dat er rekening moet worden gehouden met een richtafstand van 50 meter tot gevoelige functies om te voorkomen dat het bedrijf wordt beperkt in haar ontwikkelmogelijkheden.

Ten oosten van de Tsjaerderdyk en aan de noordwestkant van het plangebied waren voorheen Kielstra kranen en een transportbedrijf gevestigd. Beide bedrijven zijn hier inmiddels niet meer aanwezig. Op de percelen is momenteel sprake van kleinschalige bedrijvigheid. Omdat voor beide percelen nog wel een bedrijfsbestemming geldt, waarin bedrijven tot en met categorie 3.1 zijn toegestaan. Daarom moet ook hier rekening worden gehouden met een richtafstand van 50 meter tot gevoelige functies.

Voor het bedrijf op Tsjaerderdyk 3c geldt dat enkele woningen in de Tsjaerderhof binnen de 50-meter contour van dit bedrijf zijn geprojecteerd. Momenteel worden er op dit adres alleen kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten verricht die maximaal onder milieucategorie 2 vallen. In de huidige situatie is er daarom geen sprake van hinder voor de nieuw te bouwen woningen. In theorie kan op dit adres echter een bedrijf worden gevestigd van categorie 3.1 en zou er rekening moeten worden gehouden met een contour van 50 meter. Omdat er binnen de 50 meter zone van dit adres echter al andere woonbebouwing aanwezig is (aan de overzijde van de Tsjaerderdyk) wordt een eventueel nieuw te vestigen bedrijf in categorie 3.1 al beperkt. De realisatie van nieuwbouw in de Tsjaerderhof is in dat geval geen 'nieuwe' belemmering.

In dit bestemmingsplan worden verder geen woningen mogelijk gemaakt binnen een afstand van 50 meter tot de bedrijven. Aan de noordwestkant van het plangebied wordt een groenzone gerealiseerd die dient als buffer tussen de bedrijven en de woningen. Binnen dit groen mogen geen gebouwen worden gerealiseerd, maar worden speel- en parkeervoorzieningen gerealiseerd. Er zijn geen reële uitbreidingsmogelijkheden voor de bedrijven waar rekening mee moet worden gehouden. De bedrijven worden in de huidige situatie namelijk al belemmerd door woningen die dichterbij zijn gesitueerd.

Als gevolg van de ontwikkeling worden geen bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van de geprojecteerde woningen is sprake van een goed woonklimaat. Er is in de beoogde situatie dan ook sprake van een verantwoorde milieuzonering.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Het plangebied is geen onderdeel van het NatuurNetwerk Nederland (NNN) en Natura2000. Ook valt het plangebied niet binnen een door de provincie Fryslân aangewezen ganzenfoerageergebied. Het plangebied valt echter wel binnen de begrenzingen van een door de provincie Fryslân aangewezen weidevogelkansgebied. Negatieve effecten op gebiedsbescherming kunnen derhalve niet op voorhand worden uitgesloten. De provincie Fryslân is bevoegd gezag in deze.

Stikstof

In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. In het Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn alle Natura 2000-gebieden opgenomen waar ten minste één stikstofgevoelig habitat voorkomt dat te maken heeft met overbelasting door stikstof. Ook kleinschalige initiatieven kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie en moeten om die reden daarop worden beoordeeld. Voor kleine plannen waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze - vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura 2000-gebieden - geen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relevante Natura 2000-gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Hiermee geeft het ministerie ruimte voor een kwalitatieve onderbouwing voor kleine projecten, waarvan op voorhand met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen (significant) negatief effect is op de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten, aangezien er vanaf nu gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dichtbij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat. Onder de PAS werd een effectafstand voor hoofdwegen of hoofdvaarwegen van respectievelijk 3 of 5 kilometer ten opzichte van het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitat gerekend.

Per 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking getreden. De Wsn en de Bsn regelden een vrijstelling voor de vergunningsplicht van artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Op 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) is in de zaak van Porthos een uitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak over deze partiële bouwvrijstelling. Uit deze uitspraak blijkt dat art. 2.9a van de Wnb en art. 2.5 Bnb in strijd is met art. 6 van de Habitatrichtlijn uit de Wet natuurbescherming. Er wordt daarom teruggegaan naar de situatie vóór 1 juli 2021 waarbij ook de aanlegfase van bouwprojecten moet worden doorgerekend voor stikstofdepositie om significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden te kunnen uitsluiten.

Binnen een straal van 15 km ligt het plangebied hemelsbreed op circa 5,6 km, 9,3 km, 10,9 km en 14 km afstand van de Natura2000-gebieden Alde Feanen, Groote Wielen, Sneekermeergebied en Deelen (bron: Kaartenkijkdoos Provincie Fryslân). In het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied ten opzichte van het plangebied (Alde Feanen) zijn stikstofgevoelige habitattypen aanwezig (bron: AERIUS-calculator). Gezien de afstand van dit Natura2000-gebied ten opzichte van het plangebied en de partiële vrijstelling van de bouwfase van dit project is het onaannemelijk dat het planvoornemen gepaard zal gaan met negatieve effecten op het de voorgenoemde stikstofgevoelige habitattypen.

Een toename van stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden is op basis van de afstand en de aard van de ontwikkeling op voorhand niet te verwachten. Om negatieve effecten uit te kunnen sluiten is een AERIUS-berekening uitgevoerd. De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat en een pdf-bestand waarin wordt geconstateerd dat er geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn met een overschrijding van een projectbijdrage van meer dan 0.00 mol N/ha/jaar. Dit bestand is als Bijlage 4 opgenomen. Er treedt door stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig.

Soortenbescherming

Ten behoeve van de ontwikkeling in het plangbied is een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 5). Hieruit blijkt dat er geen verblijfsplaatsen van vleermuizen of gierzwaluwen voorkomen in het gebied. Omdat niet kan worden uitgesloten dat er broedende vogels in het plangebied aanwezig zijn, wordt geadviseerd om de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.

Ten aanzien van vleermuizen wordt (vrijblijvend) geadviseerd om de uitstraling van kunstlicht in de richting van deze vaart tussen zonsondergang en zonsopkomst tot een minimum te beperken, zodat een eventuele functie als (niet essentiële) vliegroute behouden blijft.

Zorgplicht

Er kunnen enkele soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in het geval van schade aan deze soorten. De zorgplicht van de Wnb (art. 1.11) schrijft echter voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting worden gebracht door altijd zo te werken, dat dieren kunnen ontsnappen en/of deze te verplaatsen naar een geschikt biotoop in de directe omgeving. Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland. Mits eventueel aangetroffen dieren de kans krijgen om te vluchten of eventueel aangetroffen dieren worden verplaatst naar een plek in de omgeving die niet onder invloed staat van werkzaamheden, kan aan de zorgplicht worden voldaan.

Weidevogelkansgebied

Zoals is aangegeven in paragraaf 3.2 valt het plangebied binnen de begrenzingen van een door de provincie Fryslân aangewezen weidevogelkansgebied. Negatieve effecten op dit gebied als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Hierover is contact geweest met het bevoegd gezag, de provincie Fryslân. In paragraaf 3.2 is uitgebreid ingegaan op de mogelijke effecten van de ontwikkeling op het weidevogelkansgebied en is omschreven welke afweging heeft plaatsgevonden tussen het belang van de ruimtelijke ingreep en de natuurwaarden. De natuurwaarde van het “nieuwe te verstoren gebied” weegt volgens de gemeente niet op tegen de vraagbehoefte naar woningen in Wirdum.

Natuurinclusief bouwen

In het kader van duurzaamheid is steeds meer aandacht voor het belang van natuurinclusief bouwen. Er kunnen bijvoorbeeld voorschriften worden gegeven voor het toepassen van nestmogelijkheden voor vogels en vleermuizen. De gemeente Leeuwarden hecht belang aan het toepassen van natuurinclusief bouwen in dit plangebied. Daarom zijn er in de welstandscriteria richtlijnen opgenomen voor groene daken, het toepassen van nestmogelijkheden voor vogels en vleermuizen en het realiseren van hagen als erfafscheiding.

Conclusie

Het plan is uitvoerbaar op het aspect ecologie. Bovendien geldt natuurinclusief bouwen als uitgangspunt bij de realisatie van de woningen, wat een positief effect heeft op de ecologie in het plangebied.

4.5 Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Met de aanleg van de nieuwe woonwijk zal de zuidelijke grens van de bebouwde kom naar het zuiden verschuiven. In figuur 4.1 is met een groene lijn aangegeven hoe de grens van de bebouwde kom met 70 meter naar het zuiden verschuift.) Hierdoor komen alle nieuwe woningen binnen de bebouwde kom te liggen waar een 30 km regime geldt. Op basis van de Wet geluidhinder zijn wegen met een snelheid van 30 km niet toetsingsplichtig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.08001UP01-OW01_0006.png"

Figuur 4.1 Verschuiving grens bebouwde kom Wirdum

Ondanks het feit dat het niet nodig is om akoestisch onderzoek uit te voeren langs wegen met een snelheid van 30 km moet in het kader van een goed woon- en leefklimaat wel gekeken worden of de nieuwe situatie daaraan voldoet. Zeker bij wegen met een hoge(re) etmaalintensiteit en/of met het nodige zwaardere wegverkeer kunnen de geluidsbelastingen op de gevels van woningen behoorlijk oplopen.

Vanwege de ligging van Wirdum aan de weg van Leeuwarden naar Heerenveen, wordt de Tsjaerderdyk voornamelijk door bestemmingsverkeer gebruikt. Bovendien is de weg voorzien van asfalt en worden hier geen klinkers aangelegd (wat extra geluidhinder kan veroorzaken). Mogelijk wordt een trottoir aangelegd waarmee de weg wordt versmald en krijgt het asfalt een andere kleur bij de bebouwde komgrens en aansluiting met Hikkemieden om de 30km-zone te markeren. Op basis van bovenstaande is het niet nodig om nader akoestisch onderzoek te doen naar wegverkeerslawaai.

Geluid als gevolg van wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit uitwerkingsplan. In de nieuwe situatie zal sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.

4.6 Bodem

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Om de kwaliteit van de bodem te beoordelen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 6). Hieruit blijkt dat er op een beperkt deel van de locatie bodemverontreiniging met asbest voorkomt. Het aangetoonde gehalte blijft echter onder de grens voor nader onderzoek (50 mg/kg ds). Er is in de bodem een licht verhoogd gehalte bodemverontreiniging aangetroffen, maar de hoeveelheid is zo beperkt dat er geen nader bodemonderzoek noodzakelijk is.

De afgegraven grond kan elders worden toegepast op locaties boven en onder grondwaterniveau. De grond is niet vrij toepasbaar in grondwaterbeschermingsgebieden en er moet worden gemeld dat de grond niet vrij is van asbest.

Het afgegraven slib kan worden verspreid op het aangrenzende perceel en in zoet oppervlaktewater. De vaste waterbodem is beoordeeld als ‘altijd toepasbaar’ voor toepassing op of in de bodem en in zoet oppervlaktewater. Daarnaast is de vaste waterbodem verspreidbaar op het aangrenzend perceel en in zoet oppervlaktewater.

Uit het bodemonderzoek blijkt dat er vanuit het milieuaspect Bodem geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen woningbouw binnen het plangebied.

4.7 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het uitwerkingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Toetsing
Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (Bijlage 7). Hieruit blijkt dat de normale procedure moet worden gevolgd. Deze waterparagraaf is opgesteld volgens de uitgangspunten van het Wetterskip. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Voldoende

Klimaatadaptie: In het kader van klimaatadaptie adviseert het waterschap om bij de inrichting van het plangebied te anticiperen op hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en mogelijk overstroming door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Met dit aspect is rekening gehouden door het plangebied een groene inrichting te geven.

Hoofdwateren

De Leggerkaart van het waterschap is geraadpleegd (zie onderstaande figuur) en hieruit blijkt dat het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een hoofdwater. Dit water heeft een beschermingszone van 5 meter. In dit uitwerkingsplan wordt rekening gehouden met deze zone. Binnen deze zone worden geen woningen gerealiseerd.

Drooglegging

Het huidige plangebied ligt vrij voor de boezem. Dat wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Het plangebied ligt in twee verschillende peilgebieden. Het polderpeil moet deels worden aangepast naar boezempeil. Voor de ontwikkeling in het plangebied moet een peilbesluit worden genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.08001UP01-OW01_0007.png"

Figuur 4.2 Leggerkaart Wetterskip Fryslan

Voor de ontwikkeling wordt de bestaande waterkering doorbroken doordat er nieuw water wordt gerealiseerd. Met het Wetterskip wordt besproken waar de waterkering zal komen. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat de waterkering op It Blauleech kan worden gerealiseerd. Daar is voldoende ruimte voor een beheerzone omdat hier geen woningen zijn gepland.

Voor een verharding en bebouwing zonder kruipruimte adviseert Wetterskip Fryslân een drooglegging van 70 cm. Voor bebouwing met kruipruimte adviseert Wetterskip Fryslân een drooglegging van 110 cm. Bij de realisatie van de woningen zal hieraan worden voldaan.

Toename verharding: 

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen, indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteren wij

de volgende compensatienorm:

  • Boezem 5%, dit heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • Polder 10%,
  • Vrij afstromend, alternatieve maatregelen.

In landelijk gebied geldt bij een toename van meer dan 1.500 m2 aan verhard oppervlak dat 10% van deze toename wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Met de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, neemt de verharde oppervlakte in het plangebied toe met circa 11.000 m² ten opzichte van de huidige situatie. Omdat het plangebied deels binnen de boezem ligt, geldt dat hiervoor een compensatie van 5% moet worden gerealiseerd. Voor het deel van het plangebied dat op polderpeil ligt, geldt een compensatienorm van 10%. Uitgaande van de meest ruime compensatie moet dus circa 1.100 m2 aan water worden toegevoegd. Er wordt een nieuwe waterloop gegraven waarmee wordt voorzien in 2.123 m² aan water. Daarmee is er dus meer dan voldoende water gecompenseerd.

Ten behoeve van dit nieuwbouwplan, ook voor watercompensatie, wordt een nieuwe watergang gerealiseerd. Deel van deze watergang ligt buiten het plangebied / de uitwerkingsbevoegdheid. Er is een berekening gemaakt van de m3 ontgronding die nodig is voor de volledige watergang. Dat betreft circa 5.300 m3. Een deel hiervan wordt hergebruikt op locatie in de “grondwal” tussen bedrijven en nieuwbouwplan. Het maaiveld ligt +0,5 m NAP, boezemwater komt op -0,5 m NAP, diepte watergang wordt 1,25 meter. De ontgronding is dus minder dan 10.000 m3, maar komt wel dieper dan 2 meter beneden het maaiveld. Vanwege deze diepte is een vergunning nodig. In het kader van de ontwikkeling wordt een ontgrondingsvergunning aangevraagd. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat deze vergunning niet wordt verleend. Het bestemmingsplan is op dit punt dan ook uitvoerbaar.

Omdat alle bebouwing en verharding wordt toegerekend aan de boezem, en ook het regenwaterriool op de boezem loost, hoeft er alleen compensatie voor de boezem plaats te vinden. Door het graven van de watergang (die deel is van de boezem) wordt er ruim voldoende compensatie gerealiseerd.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem:

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. Ten behoeve van de aanleg van de wijk worden deze voorzieningen gerealiseerd.

Waterkwaliteit:

De aanlegwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. Er dient aangelegd te worden met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal. Bij de bouw van de woningen wordt het gebruik van dergelijke materialen als uitgangspunt genomen.

Vervolg

Waterwet: 

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: 

Er wordt overleg gevoerd met het Wetterskip over de gevolgen van het plan op het watersysteem. Op basis van de besluiten die uit dit overleg volgen wordt deze waterparagraaf aangevuld.

4.8 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Voor het beoordelen van de cultuurhistorische waarden in het plangebied, is de Cultuurhistorische Kaart Fryslan (CHK2) geraadpleegd.

In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische objecten of elementen die als uitgangspunt dienen voor de stedenbouwkundige inrichting. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

Aan de noord- en westzijde loopt de waterweg Tjaarder Feart, die onderdeel uitmaakt van een historische vaarroute, namelijk het Woudmansdiep - De Wijde Galle. In figuur 4.3 is een uitsnede van de CHK2 opgenomen. Deze historische waterloop ligt buiten het plangebied en de ontwikkeling in het plangebied heeft geen invloed op de loop en ligging van deze vaarroute. De ligging wordt gerespecteerd en de vaarweg wordt qua breedte niet aangepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.08001UP01-OW01_0008.png"

Figuur 4.2 Uitsnede Cultuurhistorische Kaart Fryslan

4.9 Archeologie

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

De belangrijkste hiervan voor het projectgebied zijn de Friese archeologische monumentenkaart extra (FAMKE) van de provincie Fryslân en het gemeentelijke bestemmingsplan Partiële herziening archeologie. Uit de FAMKE blijkt dat er geen archeologische verwachtingswaarde is voor het plangebied. In de partiële herziening archeologie is het gebied echter aangewezen met de dubbelbestemming Waarde Archeologie 6. Hierbij geldt: 'voor bouwwerken waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 10.000 m2 en die de bodem dieper dan 0,50 m beneden maaiveld verstoren, voor de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch rapport moet worden overlegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Omdat het plangebied groter is dan 10.000 m2 is een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 8 bijgevoegd. Hieruit blijkt dat er in het plangebied geen archeologische waarden zijn gevonden en dat nader archeologisch onderzoek niet nodig is. Vanuit het omgevingsaspect archeologie is er geen belemmering voor de uitvoering van dit uitwerkingsplan.

4.10 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Met de uitwerking van dit plan is sprake van een toename 40 woningen. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.11 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In het plangebied zijn geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van invloed. Het planvoornemen is ter beoordeling voorgelegd aan Brandweer Fryslân. Uit het advies blijkt dat er geen noodzaak is om bij dit bestemmingsplan opmerkingen te plaatsen met betrekking tot bovengenoemde onderwerpen. Wel bevat het brandweeradvies richtlijnen voor de bereikbaarheid waarmee bij de uitwerking van het plan rekening moet worden gehouden. Het advies is als Bijlage 9 opgenomen.

4.12 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

5.1 Algemeen

Het uitwerkingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit uitwerkingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het uitwerkingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Verbeelding

Het uitwerkingsplan gaat vergezeld met een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met toekomstige bouwvlakken en bestemmingen weergegeven. Voor dit gebied vervangt het uitwerkingsplan de bestemming 'Wonen - Uit te werken' van de gronden in het bestemmingsplan Wirdum. Na onherroepelijk worden van het uitwerkingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Wirdum.

5.3 Regels

In deze paragraaf wordt de bestemming, zoals deze in de regels zijn opgenomen en op de verbeelding zijn weergegeven, beschreven.

Groen

De groenstrook aan de westkant van het plangebied heeft de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, maar is wel ruimte voor onder andere speelvoorzieningen en voet- en fietspaden. Deze zone vormt een buffer tussen de bedrijven aan de Tsjaerderdyk en de nieuwe woonwijk. In de groenzone mogen ook parkeervoorzieningen worden gerealiseerd.

Tuin

De tuinen bij de woningen zijn onder de bestemming 'Tuin' gebracht. Binnen deze bestemming zijn voor- en zijtuinen toegestaan bij de aangrenzende woningen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. De toegestane bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter.

Verkeer – Verblijfsgebied

De wegen in het plangebied vallen onder de bestemming 'Verkeer- Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming zijn onder andere groen en parkeervoorzieningen toegestaan.

Water

De nieuwe waterloop die ten behoeve van het plan wordt gerealiseerd, heeft de bestemming 'Water',

Wonen

De toekomstige woningen in het plangebied vallen onder de bestemming 'Wonen'. Hierbij is rekening gehouden met de uitwerkingsregels zoals genoemd in paragraaf 2.4. Middels een aanduiding is de maximale bouw- en goothoogte aangegeven. Binnen de 'Tsjaerderhof' is het maximale bebouwingspercentage aangeduid. Daarnaast geldt hier een afwijkende regeling voor de bijgebouwen; daartoe is een aanduiding opgenomen. De locatie van de bijgebouwen op het Eilan is middels de aanduiding 'bijgebouwen' aangeduid. Hier is namelijk sprake van een afwijkende voorgevel situering (voor de woningen aan de nieuwe watergang). Er zijn daarom hier bijgebouwen toegestaan voor de naar de weg gekeerde gevel. In de zone ten noorden van de sloot aan de zuidkant van het plan is middels een specifieke bouwaanduiding aangegeven dat er in de zone langs het water niet mag worden gebouwd. Deze zone is ook opgenomen voor de eerdere fase van Hikkemieden. Om daarbij aan te sluiten is de specifieke bouwaanduiding ook in dit uitwerkingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een uitwerkingsplan. Deze is gedeeltelijk aangetoond in de voorgaande paragrafen. Ook spelen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid een rol.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

De gronden zijn eigendom van de gemeente. De kosten voor de uitvoering van het plan worden gedragen door de gemeente.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Voorafgaand aan de totstandkoming van dit uitwerkingplan is overleg geweest met de provincie Fryslan, het Wetterskip en Brandweer Fryslan. De aandachtspunten van de brandweer zijn opgenomen in Bijlage 9 en in de planvorming meegenomen. Vanwege het vooroverleg dat eerder met de provincie Fryslan en het Wetterskip heeft plaatsgevonden is het voorontwerp uitwerkingsplan aan deze partijen voorgelegd. Beiden hebben gereageerd op het voorontwerp. Naar aanleiding van het advies van de provincie is het plan op enkele punten aangepast. Naar aanleiding van de reactie van het Wetterskip is de waterparagraaf verder aangescherpt. De brief van de provincie is als Bijlage 10 opgenomen.

Ontwerp

Vervolgens wordt het ontwerpuitwerkingsplan voor zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode wordt aan een ieder de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Op basis van de zienswijzen kan het plan op punten worden aangepast. Het ontwerp uitwerkingsplan wordt aan de betrokken adviespartners en overheden voorgelegd.

Beroep

Daarna wordt het uitwerkingsplan vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.