direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leeuwarden - Aansluiting Overijsselselaan Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.06023BP00-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Langs de Brédyk ten zuiden van Leeuwarden staan een aantal woningen die vanwege de aanleg van de Haak rond Leeuwarden met de auto niet meer goed bereikbaar zijn. Om een goede autobereikbaarheid van de bewoners langs de Brédyk te garanderen, is de gemeente voornemens een directe aansluiting te maken vanaf de Brédyk op de Overijsselselaan. Deze aansluiting zal in de toekomst ook worden gebruikt voor de ontsluiting van de nieuwbouwwijk Middelsee die aan de westkant van de Overijsselselaan zal worden ontwikkeld.

De gewenste situatie kan niet op basis van de huidige planologische regeling worden gerealiseerd. Er geldt voor een deel een agrarische bestemming. Om deze reden is een planherziening noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Begrenzing

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de gronden direct ten westen van de Overijsselselaan, tegenover de aansluiting op de wijk De Zuidlanden (Sudertrimdielsdyk). De (globale) ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06023BP00-VG01_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied (bron: PDOK)

1.3 Huidige planologische regeling

Het gebied waar de aansluiting is beoogd valt deels in het plangebied van het bestemmingsplan De Zuidlanden, plandeel Overijsselselaan (vastgesteld 28 maart 2011) en heeft daarin de bestemming 'Verkeer'. De aansluiting is hierin zonder meer mogelijk. Het westelijk gelegen plandeel is geregeld in het bestemmingsplan Leeuwarden - De Zuidlanden, restgebied en omgeving (vastgesteld 30 september 2013) en is daarin bestemd voor 'Verkeer' en 'Agrarisch'.

Een deel van het perceel heeft een dubbelbestemming ter bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden van het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06023BP00-VG01_0002.png"

Figuur 2. Huidige planologische situatie (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Binnen het deel van het plangebied dat de agrarische bestemming heeft, kunnen de beoogde infrastructurele voorzieningen niet worden gerealiseerd. Het voorliggende bestemmingsplan maakt dit nu wel mogelijk.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt de huidige situatie en het initiatief omschreven. Hoofdstuk 3 gaat kort in op het beleid en behandelt de relevante omgevingsaspecten. De juridische regeling wordt beschreven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid. De reactie op de Inspraak- en overlegreactie is opgenomen in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Bestaande en nieuwe situatie

2.1 Algemeen

In de huidige situatie worden de woningen langs de Brédyk ontsloten via de gelijkvloerse spoorwegovergang (zie figuur 3) die vervolgens onder de N31 (Drachten - Harlingen) door gaat en van daaruit aansluit op de N32/Overijsselselaan.

Vanuit een oogpunt van spoorwegveiligheid, verdwijnt de gelijkvloerse spoorwegovergang en is het voor groot verkeer niet meer mogelijk om op de Overijsselselaan te komen. Via de tunnel onder de noordelijk gelegen Hendrik Algraweg is alleen nog een beperkte mogelijkheid, maar deze tunnel is te laag voor landbouw- en vrachtverkeer.

Om een goede bereikbaarheid van de bewoners te garanderen, is daarom een rechtstreekse aansluiting noodzakelijk van de Brédyk op de Overijsselselaan. Deze aansluiting zal in de toekomst ook worden gebruikt voor de ontsluiting van de nieuwbouwwijk Middelsee.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06023BP00-VG01_0003.png"

Figuur 3: Huidige en nieuwe aansluitingen

De aansluiting komt te liggen op gronden die de gemeente heeft gereserveerd voor de ontwikkeling van het nieuwe woongebied Middelsee. In de huidige situatie is een groot deel van het gebeid waar de infrastructurele voorzieningen voor de aansluiting zijn voorgestaan, als weiland is gebruik.

2.2 Ruimtelijke en landschappelijke inpassing

Aan de Overijsselselaan is ter hoogte van de ontsluiting op de woonwijk De Zuidlanden al voorzien in een kruising voor een toekomstige aansluiting met de woonwijk Middelsee. Nu ook de Brédyk moet worden aangesloten op deze aansluiting, is er meer ruimte nodig voor de infrastructurele voorzieningen. Deze worden echter aangelegd direct grenzend aan de bestaande infrastructurele voorzieningen. Van een ingreep in het landschap is geen sprake, waardoor een landschappelijke inpassing van de voorzieningen niet nodig is.

2.3 Locatiekeuze

De locatie maakt onderdeel uit van de Structuurvisie De Zuidlanden Leeuwarden en is eveneens gelegen in het masterplan Middelsee.

In de onderstaande figuur is de toekomstige ontsluiting van het nieuwe woongebied Middelsee aangegeven, waar met dit bestemmingsplan tevens een aansluiting mogelijk wordt gemaakt op de Brédyk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06023BP00-VG01_0004.png"

Figuur 4: Visiekaart Structuurvisie De Zuidlanden Leeuwarden

2.4 Functionele inpassing

Functioneel is sprake van de uitbreiding van een infrastructurele voorziening in het buitengebied. Uit de Structuurvisie De Zuidlanden Leeuwarden en de uitwerking hiervan in het masterplan Middelsee blijkt dat beleidsmatig de keuze reeds is gemaakt dat de agrarische functie op den duur verloren zal gaan ten koste van een stedelijke functie.

Hoofdstuk 3 Beleidskader en omgevingsaspecten

3.1 Beleidskader

Het beleid van het rijk, de provincie én de gemeente geeft in principe uitgangspunten voor een bestemmingsplan. Gelet op het feit dat het hier alleen gaat om het uitvoeren van een infrastructurele voorziening in (toekomstig) stedelijk gebied, zijn er geen provinciale- en rijksbelangen met dit bestemmingsplan gemoeid.

In paragraaf 2.3 is reeds aangegeven dat de gewenste aansluiting in de Structuurvisie De Zuidlanden Leeuwarden en het masterplan Middelsee is gepland voor de nieuwe woonwijk Middelsee.

Daarmee passen de infrastructurele voorzieningen voor het aansluiten van de Brédyk op de Overijsselselaan binnen de beleidskaders.

3.2 Omgevingsaspecten

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat.

In de volgende paragrafen zijn de relevante randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven. De aspecten externe veiligheid, archeologie en bodem zijn niet behandeld, omdat deze niet relevant zijn voor de aanleg van de betreffende aansluiting tussen de Brédyk en de Overijsselselaan.

3.2.1 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening.

Het gaat hier uitsluitend om de realisering van een aansluiting ter plaatse van bestaande infrastructurele voorzieningen. De bestaande T-splitsing wordt een kruising die primair bedoeld is als gebiedsontsluitingsweg voor de toekomstige woonwijk Middelsee. Op deze gebiedsontsluitingsweg worden tussen de 4.500 en 6.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm) verwacht. Het verkeer dat gebruik maakt van de aansluiting vanaf de Brédyk op de Overijsselselaan is ten opzichte van deze aantallen marginaal.

Wegverkeerslawaai vormt dan ook geen beperkende factor voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

3.2.2 Luchtkwaliteit

Ten behoeve van de ontwikkeling van het nieuwe woongebied Middelsee is het rapport 'Onderzoek luchtkwaliteit bestemmingsplan Middelsee ten gevolge van wegverkeer' opgesteld. In dit onderzoek is de luchtkwaliteit onderzocht ten gevolge van de hoofdwegen en de geplande en aanwezige woningen in het bestemmingsplan Middelsee 1e fase. De luchtkwaliteit is berekend voor de geplande toekomstige situatie in 2030.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de jaargemiddelde concentraties van de voor de luchtkwaliteit van het wegverkeer maatgevende stoffen NO2, PM10 en PM2,5 ruim aan de grenswaarden voldoen.

3.2.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.


Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. De volgende besluiten zijn relevant:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • 2. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • 3. Wet basisnet (basisnet);
  • 4. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • 5. Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit).

Ten behoeve van de onderhavige ontwikkeling, is onderzoek gedaan naar de eventuele risico's in het kader van het aspect externe veiligheid (Advies externe veiligheid inzake Bestemmingsplan Leeuwarden - Aansluiting Middelsee Overijsselselaan Zuid, FUMO, 6 augustus 2018).

Uit dit onderzoek blijkt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan. Het onderzoek is opgenomen als bijlage Advies externe veiligheid.

Ook heeft de Brandweer Fryslân het plan beoordeeld op het aspect externe veiligheid en aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van externe veiligheid en repressief optreden.

3.2.4 Water

Een belangrijke verplichting voor alle ruimtelijke plannen en projecten is de watertoets. Het doel hiervan is te waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De “winst”, die wordt behaald bij de watertoets, ligt bij de vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder en de informatievoorziening. Om het proces van de watertoets te bevorderen is door de provincie en het waterschap een handreiking watertoets opgesteld, beschikbaar via de website van provincie en waterschap.

In het provinciale waterhuishoudingsplan (WHP3) en het waterbeheerplan (WBP3) van het waterschap is het regionale waterbeleid voor de provincie Fryslân opgenomen. De hoofddoelstelling van beide waterplannen is "het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, zodat een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Het beleid wordt in beide plannen verder uitgewerkt in de thema's waterveiligheid, schoon water en voldoende water.

De watertoets voor dit bestemmingsplan is doorlopen en opgenomen in bijlage Bijlage 2 van deze toelichting. Uit het advies blijkt dat het plangebied vrij voor de boezem ligt. Dat wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Geadviseerd wordt hiermee rekening te houden bij het bepalen van de aanleghoogte. Verder dient de toename aan verharding voldoende te worden gecompenseerd. Het plangebied maakt deel uit van de woonwijk Middelsee. Over de totale ontwikkeling heeft overleg plaatsgevonden met het Wetterskip Fryslân. In fase 1 van de planontwikkeling wordt meer water gegraven dan feitelijk benodigd is. Dit extra aan water mag worden ingezet voor latere fases van de planontwikkeling.

De overige door het Wetterskip ingebrachte punten worden eveneens in acht genomen. Hieruit volgt dat het aspect water geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.

3.2.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.


Voor een nieuw bestemmingsplan is een ecologische beoordeling nodig, waarbij de activiteiten binnen de regels van dat bestemmingsplan zijn beoordeeld volgens de daarvoor geldende richtlijnen ten aanzien van natuur. Dit is onder meer de Wet natuurbescherming.

In het kader van de ontwikkeling van de woonwijk Middelsee waar het onderhavige plangebied deel van uitmaakt, is een ecologische beoordeling opgesteld, die leidt tot de volgende conclusies:


Gebiedsbescherming

Wet natuurbescherming: Natura 2000

Het plangebied ligt niet in of nabij Natura 2000-gebieden. Het project veroorzaken geen negatieve effecten op de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden in de wijdere omgeving zijn aangewezen. Er is daarom geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van gebiedsbescherming.

De aansluiting van de Brédyk op de Overijsselselaan is relevant voor het bestemmingsplan Middelsee. Voor de Omgevingsvergunning Grondwerk Middelsee, verleend op 6 november 2019 is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd met als conclusie dat het totale grondwerk t.b.v. Middelsee voor wat betreft stikstofdepositie geen resultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar oplevert op Natura 2000-gebieden. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde.

De werkzaamheden voor de aansluiting van de Brédyk op de Overijsselselaan zijn gering in omvang t.o.v. het grondwerk Middelsee en vinden plaats in 2019 (geen overlap met grondwerk Middelsee). Zonder berekening kan daarom worden gesteld dat de werkzaamheden voor wat betreft stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden geen significante effecten oplevert. Voor wat betreft het gebruik van de Overijsselselaan geldt dat het een vervangende aansluiting is voor bewoners aan de Brédyk. Er is daarom in de huidige situatie geen extra verkeer te verwachten en daarmee geen effect op stikstofemissie en –depositie. Voor wat betreft het extra verkeer als gevolg van het bestemmingsplan Middelsee: de effecten hiervan zijn/worden beoordeeld in het kader van het bestemmingsplan Middelsee.

Overige gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in of nabij overige beschermde gebieden. De plannen veroorzaken daarom geen conflict met de ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van overige vormen van gebiedsbescherming in Fryslân (regelgeving betreffende de Ecologische Hoofdstructuur, Ganzenfoerageergebied en Weidevogelkerngebied).

Soortbescherming 

Vogels

Broedende vogels

De uitvoering van de plannen veroorzaakt geen conflict ten aanzien van broedende vogels, mits tijdens de werkzaamheden broedende vogels niet worden verstoord.

Jaarrond beschermde nestplaatsen

In de bomenrijen binnen het plangebied zijn mogelijkheden aanwezig voor de nesten van vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten, zoals de Roek en de Buizerd (§ 4.4). Indien de bomenrijen aangetast gaan worden, is vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van jaarrond beschermde nestplaatsen noodzakelijk. Als blijkt dat door de uitvoering van de plannen jaarrond beschermde nestplaatsen en/of het functionele leefgebied daarbij zullen worden aangetast, dient voorafgaand aan de werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd bij de Provincie Fryslân. De betreffende bomenrijen worden in de planvorming behouden.

Vleermuizen

Bij de herinrichting van het gebied ten westen van de Overijsselselaan te Leeuwarden worden mogelijk bomen gekapt waarin in potentie verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig kunnen zijn. Indien deze bomen gekapt worden, is aanvullend onderzoek naar de aan- of afwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen noodzakelijk om te bepalen hoe de herinrichting zich verhoudt tot de Wet natuurbescherming (gebiedsbescherming en soortbescherming). De betreffende bomen worden niet gekapt, waardoor vervolgonderzoek niet nodig wordt geacht.

Ten aanzien van overige beschermde natuurwaarden veroorzaken de plannen geen knelpunt met de ecologische wet- en regelgeving, mits tijdens de uitvoering van de werkzaamheden wordt voldaan aan de zorgplicht.

3.2.6 Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De WAMZ verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het stellen van specifieke voorwaarden middels een omgevingsvergunning voor aanleg- en bouwactiviteiten.


De gemeente heeft met de Nota Archeologische Monumentenzorg Leeuwarden (AMzL) 2014 de archeologische koers voor de komende jaren vastgesteld. Met een eigen archeologisch beleidsplan kiest de gemeente ervoor haar keuzes voor alle betrokkenen helder te maken. Duidelijk gemaakt wordt hoe en waarom er zorg gedragen wordt voor het kwetsbare bodemarchief en welke consequenties dat heeft. Dit beleid is afgestemd met de provincie, maar geeft wel een eigen invulling aan de manier waarop Leeuwarden omgaat met archeologie. In het archeologiebeleid zijn de volgende elementen van belang:

  • archeologie wordt meegenomen in nieuwe bestemmingsplannen;
  • ten behoeve van het verlenen van een Omgevingsvergunning wordt getoetst op archeologische waarde.

De gemeentelijke beleidskeuzes zijn weergegeven op de Archeologische Waardekaart (betreft het gemeentelijk grondgebied van vóór 2014) en de FAMKE (betreft het grondgebied van de voormalige gemeente Boarnsterhim wat per 2014 bij Leeuwarden hoort), waardoor voor iedereen duidelijk wordt waar en op welke manier rekening moet worden gehouden met archeologie.

In onderstaande figuur is een uitsnede van de voor dit plangebied relevante Archeologische Waardekaart weergegeven, waarop aangegeven is welke waarden in het bestemmingsplangebied aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.06023BP00-VG01_0005.jpg" 

Figuur 4.2 Uitsnede Archeologische Waardekaart. Legenda: rood = hoge waarde; geel = hoge verwachtingswaarde (bron: GISgeoweb)

Direct ten zuiden van het plangebied liggen 2 archeologische vindplaatsen. De westelijke vindplaats heeft een hoge verwachtingswaarde en de oostelijke heeft grotendeels een hoge archeologische verwachtingswaarde en deels een hoge archeologische waarde.

De gronden van het onderhavige plangebied waar de infrastructurele voorzieningen worden aangelegd, hebben een lage archeologische verwachtingswaarde. Gelet op het feit dat de aanleg van deze voorzieningen grotendeels aan de oppervlakte plaatsvindt en de gronden niet diep worden geroerd, is aangenomen dat de ontwikkeling geen invloed heeft op de eventueel aanwezige archeologische waarden.

3.2.7 Cultuurhistorie

Naast wetgeving op rijksniveau is ook in de “Verordening Romte Fryslân 2014” vastgelegd dat gemeenten in een ruimtelijk plan moeten aangeven op welke wijze het plan rekening houdt met cultuurhistorische elementen en structuren.

Het plangebied ligt in het Nieuwland; het gebied waar eens de Middelzee lag. Het huidige landschap is daarom voor het overgrote deel relatief jong. Desondanks zijn er een aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen in het landschap aanwezig. Deze elementen zijn opgenomen op de verbeelding middels de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie 1' en 'Waarde - Cultuurhistorie 2'. Bij de uitvoering van de plannen zullen, daar waar nog restanten van deze cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig zijn, deze worden gerespecteerd.

Hoofdstuk 4 Toelichting op de planregels

4.1 Toelichting op juridisch systeem

In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.


Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.

4.2 Toelichting op bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een set met bestemmingsregels en een digitale verbeelding. Verder is een uitvoerige plantoelichting opgenomen. In deze paragraaf volgt een toelichting op de bestemmingsregels en de wijze waarop deze regels zijn vertaald.

4.2.1 Verkeer

De ruimte die bedoeld is om de beoogde aansluiting van de Brédyk op de Overijsselselaan te realiseren, alsmede de toekomstige ontsluiting op de woonwijk Middelsee mogelijk te maken, is bestemd voor 'Verkeer'. De grond is mede bestemd als cultuurgrond, om de ruimte die niet nodig is voor de aan te leggen infrastructuur als grasland in gebruik kan blijven. Ook biedt de bestemming ruimte voor een goede waterhuishouding.

4.2.2 Waarde - Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden die in de gemeentelijke inventarisatie naar cultuurhistorie en landschap in het plangebied zijn onderkend, zijn opgenomen op de verbeelding middels de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie 1' en "Waarde - Cultuurhistorie 2". Hiermee is een beschermingsregeling voor deze elementen en structuren van kracht.

Het tracé van de bedijking van de Middelsee dat geregeld is in de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie 1" wordt via een omgevingsvergunningenstelsel beschermd.

4.2.3 Gebiedsaanduidingen

Luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied

Er is voor gekozen om daar waar het gaat om concrete en vastliggende bouwhoogte beperkingen één gebiedsaanduiding op te nemen. Dit houdt in dat voor zover de maximale bouwhoogte voortvloeit uit de bescherming van de invliegfunnel deze is opgenomen in de aanduiding “luchtvaartverkeerzone – obstakelbeheergebied”. Wanneer echter de maximale bouwhoogte als gevolg van de invliegfunnel hoger ligt dan die op grond van het obstakelbeheergebied (145 meter) is er voor gekozen alleen de maximale bouwhoogte op grond van het obstakelbeheergebied op te nemen.

Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Over de Overijsselseweg mogen gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied waarbinnen kwetsbare objecten moeten worden uitgesloten (functies met een lage zelfredzaamheid, te weten basisscholen, kleuterscholen, kleuteropvangcentra, ziekenhuizen, verpleeghuizen dan wel naar de aard hiermee gelijk te stellen functies) is als veiligheidszone aangeduid.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Algemeen

In het kader van een bestemmingsplan is het van belang om de uitvoerbaarheid na te gaan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure.


Overleg en inspraak
Er is mogelijkheid tot inspraak geboden op het voorontwerp bestemmingsplan. Het voorontwerp heeft vanaf 4 oktober 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Daarnaast is het plan in het kader van overleg als bedoel in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan een aantal (mogelijke) belanghebbende overheidsinstanties.

In hoofdstuk 6 wordt hier nader op ingegaan.


Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft vanaf 7 maart 2019 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Gedurende de termijn van terinzage legging is één zienswijze ontvangen. Deze zienswijze is opgenomen in bijlage Bijlage 4 van de toelichting. Een samenvatting van de zienswijze en de gemeentelijke reactie hierop is opgenomen in Bijlage 5.


Vaststelling en beroep
De gemeenteraad heeft op 18 december 2019 het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. De raadsbrief en -besluit is opgenomen in bijlage 6 van deze toelichting.

De indieners van de zienswijze worden op de hoogte gesteld van de vaststelling. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

5.3 Economische uitvoerbaarheid

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden, zodat in het geval van grondexploitatie van derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten “anderszins verzekerd” zijn.

Het openbaar gebied wordt door en op kosten van de gemeente ontwikkeld, dat geldt dus ook voor deze aansluiting. Deze aansluiting is mede bedoeld als hoofdontsluiting voor de toekomstige woonwijk Middelsee. De kosten van het openbaar gebied worden meegenomen in de uitgifte van de gronden van de woonwijk. Gelet hierop is er geen aanleiding voor een kostenverhaal anderszins en hoeft er daarom geen exploitatieplan te worden opgesteld.

De gemeenteraad zal bij de vaststelling van het bestemmingsplan besluiten dat er geen exploitatieplan zal worden vastgesteld.

Hoofdstuk 6 Resultaten van Overleg en Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Leeuwarden – Aansluiting Overijsselselaan Zuid" heeft in de periode vanaf 4 oktober 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tevens is het plan voor Overleg toegezonden aan de gebruikelijke overleginstanties. Gedurende de periode van terinzagelegging is één overlegreactie en één inspraakreacties ontvangen. Deze zijn opgenomen in bijlage Bijlage 3.

Hieronder wordt de inhoud van de inspraak- en overlegreacties samengevat en volgt per punt het gemeentelijke commentaar.

6.1 Overleg

Overlegreactie Provincie Fryslân

De provincie Fryslân geeft te kennen dat de provinciale belangen op een juiste wijze zijn verwerkt in het plan. De provincie wijst de gemeente er nog wel op dat de resultaten van de watertoets opgenomen dienen te worden in het ontwerpplan.

Reactie

De opmerkingen van de provincie Fryslân worden voor kennisgeving aangenomen. De resultaten uit de watertoets zijn opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan.

6.2 Inspraak

Inspraakreactie reclamant

Reclamant is eigenaar van het brandstofverkooppunt nabij het plangebied. Reclamant wijst de gemeente erop dat het bestemmingsplan moet worden opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Dit heeft de gemeente ook onderkend in de toelichting van het bestemmingsplan.

Reclamant merkt op dat hij voorafgaand aan de ter inzagelegging is geïnformeerd over de ontwikkelingen in het gebied, waaronder deze aansluiting. Hierbij heeft de gemeente aangegeven dat in het plangebied een verkooppunt van brandstoffen niet zou worden toegestaan. Reclamant geeft aan dat de gemeente in het verleden bij de interpretatie van bestemmingsplannen een geheel andere maatstaf hanteert. Daarom wenst reclamant te vernemen dat de verkoop van motorbrandstoffen expliciet wordt uitgesloten.

Omdat er in het bestemmingsplan geen functieaanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen' is opgenomen en omdat dit onderwerp niet in de toelichting van het bestemmingsplan wordt behandeld gaat reclamant er vanuit dat er niet is voorzien in een verkooppunt voor motorbrandstoffen. Reclamant is van mening dat een dergelijke functie volgens de systematiek van de SVBP slechts kan worden toegestaan op voor 'bedrijf' bestemde gronden.

Bij de regels omtrent strijdig gebruik staan een aantal expliciet uitgesloten functies opgenomen. Zo wordt tot een strijdig gebruik van de gronden onder meer gerekend het gebruik ten behoeve van een "seksinrichting" en als “standplaats voor kampeermiddelen". Deze functies behoren volgens de SVBP tot de onderscheiden hoofdgroepen "cultuur en ontspanning" en "recreatie". Reclamant is van mening dat hiermee ten onrechte de indruk wordt gewekt dat bepaalde ingevolge de SVBP exclusief tot een bepaalde hoofdgroep te rekenen functies, bij gebreke van een uitdrukkelijk verbod, kunnen worden toegestaan op de in het bestemmingsplan genoemde hoofdgroepen.

Alhoewel reclamant er geen problemen mee heeft dat het college bepaalde functies expliciet uitsluit, acht reclamant het uitsluiten van deze functies overbodig. Reclamant verzoekt het college te bevorderen dat er conform de systematiek van de SVBP wordt bestemd. Als de gemeente van mening is dat handhaving van de regels omtrent strijdig gebruik aangewezen dient te worden, dan is reclamant van mening dat in het bestemmingsplan onder strijdig gebruik ook de verkoop van motorbrandstoffen moet worden opgenomen.

Mocht de gemeente wel een verkooppunt voor motorbrandstoffen toestaan binnen het bestemmingsplan dan kan reclamant zich daarmee niet verenigen. Reclamant vreest ernstige schade te lijden. De behoefte aan een tankstation is niet aangetoond.

Door de komst van de Haak om Leeuwarden zijn de verkeersintensiteiten en daarmee de vraag naar fossiele brandstoffen in het verzorgingsgebied van reclamant afgenomen. Reclamant vreest dat het toestaan van het gebruik ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen, zal kunnen leiden tot volledige, dan wel gedeeltelijke, beëindiging van de bedrijfsactiviteiten en daardoor mogelijk tot leegstand van het verkooppunt van Reclamant. Andersoortig gebruik is gezien het specifieke karakter van de locatie niet mogelijk. Het mogelijk maken van een verkooppunt van motorbrandstoffen voldoet vanwege meerdere punten niet aan een goede ruimtelijke ordening.

Reactie

Reclamant is van mening dat een verkooppunt van motorbrandstoffen binnen het bestemmingsplan niet moet worden toegestaan. Het bestemmingsplan is opgezet conform de SVBP. Aan de gronden is de bestemming 'Verkeer' toegekend. Een verkooppunt van motorbrandstoffen is een vorm van detailhandel die binnen deze bestemming niet is toegestaan. De realisatie van een verkooppunt voor motorbrandstoffen is dan ook niet mogelijk binnen dit bestemmingsplan.

In het bestemmingsplan zijn enkele functies expliciet uitgesloten waarvoor in het bestemmingsplan ook geen specifieke regeling is opgenomen, zoals een sexinrichting en een standplaats voor kampeermiddelen. Reclamant is van mening dat hiermee expliciet de indruk wordt gewekt dat, bij een gebrek aan een uitdrukkelijk verbod, dergelijke functies zijn toegestaan.

Het uitsluiten van een standplaats voor kampeermiddelen heeft te maken met het in werking treden van de Wet openluchtrecreatie (2005) die het in feite overal mogelijk maakte kampeermiddelen te stallen. Om dit planologisch te voorkomen is er standaard in de algemene gebruiksregeling een bepaling opgenomen die dit voorkomt. Hetzelfde geldt voor prostitutie. Vanwege de opheffing van het bordeelverbod in 2000 is in principe overal prostitutie mogelijk. Ook om dit te voorkomen is dit als algemeen gebruiksverbod in een bestemmingsplan opgenomen.

Dit staat eigenlijk los van de bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Het is een algemene verbodsregeling om als vangnet zaken die via wetgeving zijn toegestaan, maar die je planologisch niet wilt toestaan, wilt uitsluiten. Daar komt bij dat kamperen en prostitutie niet gebiedsgebonden zijn, dit kan overal plaatsvinden en is dus eigenlijk niet bestemming gebonden. Los van het feit dat de bestemming op zich dit gebruik niet hoeft toe te staan, is dit als extra borging opgenomen en is ingegeven door de eerder genoemde wet- en regelgeving.

De verkoop van motorbrandstoffen is wel bestemming gebonden en kan dus niet overal plaats vinden. Wij zien dan ook geen aanleiding de verkoop van motorbrandstoffen toe te voegen aan de algemene regels omtrent strijdig gebruik.

Samenvattend kan worden gesteld dat het bestemmingsplan op een juiste wijze is opgezet conform de SVBP. Reclamant wil geen verkooppunt van motorbrandstoffen binnen het plangebied. Hier wordt met dit bestemmingsplan aan voldaan.

Conclusie:

De inspraak- en overlegreacties op het voorontwerpbestemmingsplan "Leeuwarden – aansluiting Overijsselselaan Zuid" leiden niet tot aanpassingen van het voorontwerpbestemmingsplan.