direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Camping Tusken de Marren
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Recreatiepark Tusken de Marren gelegen aan de Ljouwerterdyk 63 te Akkrum in de gemeente Heerenveen is voornemens om om het recreatiepark uit te breiden. De uitbreiding betreft 27 kavels voor stacaravans/recreatiewoningen grenzend aan de westkant van het bestaande recreatiepark. Verder wordt in het uiterste westen van het plangebied een watergang gegraven die zal aansluiten op de Meinesloot. In het geldend bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch' en binnen deze bestemming is de voorgenomen uitbreiding van het recreatiepark niet mogelijk. Echter bevindt zich in het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied ook een wijzigingsbevoegdheid 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' welke het mogelijk maakt om de bestaande bestemming te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Binnen deze bestemming is de gewenste ontwikkeling wel mogelijk. Dit wijzigingsplan regelt de bestemmingswijziging waarbij gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2'.

1.2 Ligging plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied dat globaal gelegen is aan de zuidwestkant van Akkrum. Het plangebied betreft agrarisch gebied. Ten zuiden grenst het plangebied aan de Meinesloot, ten oosten aan het Recreatiepark Tusken de Marren en in het noorden en westen aan agrarisch gebied. De volgende afbeelding betreft een luchtfoto met daarop het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01_0001.png"

Afbeelding: Luchtfoto van het plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum - Tusken de Marren'. Het plangebied ligt binnen de bestemming 'Agrarisch'. Verder kent het plangebied binnen het geldende bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 2'. Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum - Tusken de Marren' weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01_0002.png"

Afbeelding: Uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum - Tusken de Marren'

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het wijzigingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Huidige situatie

Het plangebied aan de zuidwestkant van Akkrum, ligt in een zogeheten "Slagenlandschap" ofwel een voormalig veenwinningsgebied. Kenmerkend hiervoor is de verkaveling in "Slagen" langs een ontginningssloot of vaart. Deze gebieden hebben een open karakter en zijn waterrijk. Ook het Sneekermeer, waarmee het gebied via de Meinesloot verbonden wordt, is door veenwinning ontstaan.

Recreatiepark Tusken de Marren is gelegen aan de Ljouwerterdyk 63 te Akkrum in de gemeente Heerenveen. Het recreatiepark bevindt zich aan de noordwest zijde van de plaats Akkrum. Het recreatiepark Tusken de Marren is onderdeel van een grotere recreatiezone gelegen rondom de Meinesloot die door deze recreatiezone heen loopt en het Sneekermeer met het dorp Terherne verbindt. Zo is er in deze recreatiezone ook een jachthaven gevestigd.

Momenteel bevinden zich 55 recreatiewoningen op het recreatiepark. Deze woningen zijn voorzien van een eigen aanlegsteiger. Dit is te zien op de navolgende plattegrond van het park. Verder bevinden zich op het park sport en spel voorzieningen als een speeltuin, tafeltennistafel en een trampoline.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01_0003.png"

Afbeelding: Luchtfoto Recreatiepark Tusken de Marren en plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01_0004.png"

Afbeelding: Plattegrond Recreatiepark Tusken de Marren in de huidige situatie

2.2 Toekomstige situatie

Recreatiepark Tusken de Marren is voornemens om 27 kavels voor stacaravans/recreatiewoningen te ontwikkelen grenzend aan de westkant van het bestaande recreatiepark. Op de navolgende afbeelding is de inrichting van de stacaravans/recreatiewoningen weergegeven. Voor de complete parkplattegrond wordt verwezen naar Bijlage 2.

De 27 kavels sluiten direct aan op het bestaande recreatiepark. De ontsluiting vindt plaats via een een tweetal wegen die door het vakantiepark lopen en ook alleen bereikbaar zijn voor bezoekers van het recreatiepark. Verder wordt er een centrale parkeerplaats ingericht voor de stacaravanbezoekers. Deze zal bestaan uit ongeveer 25 parkeerplaatsen en wordt in het noorden van het plangebied gesitueerd. Tussen de bestaande recreatiewoningen (nummer 64 t/m 67) en de kavels voor de stacaravans wordt een groenstrook gerealiseerd. Tot slot wordt in het uiterste westen van het plangebied een watergang gegraven die zal aansluiten op de Meinesloot. Tussen de kavels voor stacaravans die grenzen aan deze watergang en de watergang wordt ook een aanlegsteiger gerealiseerd. Voor de bezoekers van deze stacaravans bestaat daarmee de mogelijkheid om een boot aan te leggen. Het noordelijk gedeelte van het plangebied wordt afgeschermd met een groenstrook welke aansluit ook de bestaande groenstrook.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01_0005.png"

Afbeelding: Uitsnede parkplattegrond met in het rood het plangebied

De beoogde ontwikkeling is onderdeel van de plannen die in het verleden zijn gemaakt voor de recreatiezone waarin het recreatiepark Tusken de Marren zich bevindt. In het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' is een groot gedeelte van de recreatiezone al bestemd als recreatiegebied. Daarnaast is in dit bestemmingsplan tekening gehouden met de verdere ontwikkeling van de recreatiezone. Zo zijn er een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen in dit bestemmingsplan die het mogelijk maken om de bestemming agrarisch te wijzigen in een recreatieve bestemming. Daardoor is het mogelijk om de recreatiezone verder te ontwikkelen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen van deze Rijksbelangen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is in 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe stedelijke ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid. De Ladder is derhalve een instrument voor de borging van een efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.


Uit jurisprudentie volgt dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, in onderlinge samenhang moet worden bezien in hoeverre het plan, in vergelijking met het voorgaande plan, voorziet in een functiewijziging, de aard van de voorziene functie, alsmede het planologische beslag dat de voorziene ontwikkeling op de ruimte legt in vergelijking met het voorgaande plan.

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak blijkt dat ook bij een bestemmingsplan dat voorziet in de bouw van 80 nieuwe recreatiewoningen (in deze zaak was geen strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro aangevoerd) er wel degelijk sprake moet zijn van een behoefte die zo nodig regionaal moet zijn afgestemd. ABRvS 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1908. De beoogde ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van een bestaand recreatiepark. Wat betreft de 27 kavels voor stacaravans/recreatiewoningen kan worden gesteld dat dit beduidend minder is dan 80 recreatiewoningen. Uit onderzoek van de Nederlandse markt voor recreatiewoningen uit 716 komt naar voren dat het marktperspectief voor de regio waarin het plangebied zich bevindt 'in beperkte mate zal profiteren van het algemene herstel van de markt'. Daarnaast is het plangebied in het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' al aangewezen als ontwikkelzone voor recreatieve doeleinden. Het gebied is ook in het onderzoek van de Nederlandse markt voor recreatiewoningen uit 2016 al opgenomen als 'huidige plancapaciteit'. Hiermee lijkt de behoefte voor de plannen voldoende aangetoond.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

Het beleid inzake de ruimtelijke inrichting van Friesland is in grote lijnen neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007, 'Om de kwaliteit fan de romte' . Provinciale Staten van Fryslân hebben op 13 december 2006 het Streekplan voor Fryslân vastgesteld.

Het streekplan is de schakel tussen het abstracte rijksbeleid en het concrete gemeentelijke beleid. Het bovenlokaal belang wordt benadrukt bij het instandhouden en verder ontwikkelen van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte. Stad en platteland hebben elkaar nodig en ondersteunen elkaar. Het doel is een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Friesland.

Akkrum valt in het streekplan onder "overige kernen". Hiervoor wordt met betrekking tot wonen de inzet op voldoende woningaanbod en optimale benutting van bestaand bebouwd gebied voor woningbouw van belang geacht. Akkrum wordt in het streekplan specifiek aangewezen als recreatiekern. Nieuwe grootschalige en intensieve recreatieve voorzieningen in de provincie worden primair geconcentreerd in de stedelijke en regionale centra en in diverse recreatiekernen, waarvan Akkrum er één is. Concentratie bevordert de onderlinge versterking tussen recreatieve functies en daarmee de herkenbaarheid voor toeristen.

Het provinciaal beleid is ook gericht op een verdere verbetering en uitbreiding van de toeristisch-recreatieve netwerken en naar versterking van de onderlinge samenhang. De landelijke fietsroute die door Akkrum loopt maakt deel uit van dat netwerk. De aantrekkelijkheid van netwerken wordt vergroot door op logische punten langs en nabij de netwerken passende voorzieningen voor dag-, verblijfs- en vaarrecreatie mogelijk te maken.

Bij verblijfsrecreatie wordt het accent gelegd op verbetering van de kwaliteit van het bestaande aanbod. Daarbij wordt gedacht aan uitbreiding van bestaande recreatiebedrijven en voor nieuwe initiatieven tot en met het middelgrote segment.

Omdat onderhavige plannen bij de recreatiekern Akkrum plaatsvinden en er een verbetering van de kwaliteit plaatsvindt, is er sprake van een ontwikkeling die past binnen het provinciale beleid.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân

In 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gaat met name om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het provinciale Waterhuishoudingsplan en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is.

Akkrum in de Verordening

De kern Akkrum valt in de Verordening onder "overige kernen".


Recreatie en toerisme in de Verordening  

In een ruimtelijk plan kan een nieuwe of uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening uitsluitend worden toegestaan in of aansluitend op een stedelijk centrum, een regionaal centrum of een recreatiekern. Akkrum is in de provinciale structuurvisie benoemd als recreatiekern. In een ruimtelijk plan waarin een nieuwe of uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening wordt toegestaan, worden de volgende maxima per recreatieve voorziening in acht genomen:

  • a. 200 standplaatsen per kampeerterrein;
  • b. 50 recreatiewoningen per complex van recreatiewoningen;
  • c. 250 ligplaatsen per jachthaven;
  • d. 100.000 bezoekers per jaar, per dagrecreatieve inrichting.


Voorgestane ontwikkeling van Tusken de Marren sluit aan bij de Verordening aangezien het een aanpassing en uitbreiding betreft van een bestaande recreatieve voorziening. Er worden niet meer dan 50 recreatiewoningen mogelijk gemaakt. De beoogde ontwikkeling is onderdeel van een groter plan waarvoor het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' is vastgesteld. Hiervoor is een ontheffing verleent door Gedeputeerde Staten van Fryslân. Deze ontheffing is als Bijlage 1 bijgevoegd.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Welstandsnota

De ‘Welstandsnota 2016’ is vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 21 december 2015. De welstandsnota bevat een gebiedsindeling, die wordt bepaald door het onderscheid in type gebieden met verschillende kwaliteiten. In het ene gebied ligt de nadruk meer op bescherming van bestaande waarden, in het andere meer op het faciliteren van ontwikkelingen/wijzigingen.

Voor het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' is een aangepast beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deze is gelijk met dat bestemmingsplan vastgesteld. Het plangebied bevindt zich in gebied B: 'Recreatiewoningen & camping'. In het beeldkwaliteitsplan worden specifieke eisen voor de bebouwing en inrichting van dit gebied gesteld. Dit beeldkwaliteitsplan dient als toetsingskader voor de welstandscommissie. De plannen zullen aan de welstandscommissie worden voorgelegd ter beoordeling.

3.3.2 Bestemmingsplan Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren

In het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' is een wijzigingsbevoegdheid 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', in die zin dat

  • a. het bepaalde in Artikel 6 van de regels van het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' van overeenkomstige toepassing is, met inbegrip van het aantal daarin genoemde recreatieve eenheden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, ecologische en archeologische waarden alsmede het woon- en leefklimaat;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen agrarische bedrijven, waartoe in ieder geval de afstand tussen een agrarisch bedrijf en een geurhindergevoelig object ten minste 100 meter moet bedragen.

Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. Op de volgende wijze wordt in dit wijzigingsplan aangetoond dat kan worden voldaan aan de gestelde eisen binnen de wijzigingsbevoegdheid.

  • a. het aantal kavels voor stacaravans en recreatiewoningen dat mogelijk wordt gemaakt is met dit wijzigingsplan is 27. In Artikel 6 van het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' bestaat de mogelijkheid om 55 stacaravans te ontwikkelen. Momenteel bevinden zich binnen het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' geen stacaravans. Er wordt dus voldaan aan deze eis.
  • b. in Hoofdstuk 4 van dit wijzigingsplan is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische en archeologische waarden alsmede het woon- en leefklimaat. Wat betreft de landschappelijke waarden wordt aangesloten op de huidige structuur van de omgeving. ook wordt in het uiterste westen van het plangebied een watergang gegraven die zal aansluiten op de Meinesloot. Over de inrichting van deze watergang wordt met het Wetterskip nader overeen gekomen. Het recreatiepark wordt uitgebreid in het verlengde van het bestaande park en sluit qua structuur ook op het bestaande park aan. De inrichting is weergegeven in Bijlage 2. Het noordelijk gedeelte van het plangebied wordt afgeschermd met een groenstrook welke aansluit ook de bestaande groenstrook.
  • c. in paragraaf 4.1 van dit wijzigingsplan is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen agrarische bedrijven, waartoe in ieder geval de afstand tussen een agrarisch bedrijf en een geurhindergevoelig object ten minste 100 meter moet bedragen.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijke ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering) geregeld. In de toelichting bij een bestemmingsplan dient aangegeven te worden op welke wijze aan dat beleid gestalte wordt gegeven.

Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf in de omgeving van het plangebied ligt op een afstand van ongeveer 300 meter. De wijzigingsbevoegdheid die dit wijzigingsplan mogelijk maakt stelt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen agrarische bedrijven, waartoe in ieder geval de afstand tussen een agrarisch bedrijf en een geurhindergevoelig object ten minste 100 meter moet bedragen. Aan deze afstand wordt dus ruimschoots voldaan.


In de omgeving zijn verder geen functies aanwezig die belemmerd kunnen worden met de beoogde ontwikkeling. Ten zuiden van het plangebied, eveneens aan de Meinesloot, ligt een bedrijf dat zeilschepen verhuurd. Deze functie wordt niet belemmerd door het recreatiepark. Omgekeerd levert de genoemde functie geen belemmeringen op voor het recreatiepark. In de omgeving zijn geen andere functies die van invloed zijn op dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid".


In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.


De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.


In het plangebied worden 27 kavels voor stacaravans/recreatiewoningen gerealiseerd. Stacaravans zijn geen geluidsgevoelige objecten. Onderzoek naar de geluidsbelasting bij plaatsing van de stacaravans kan daarom achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect geluid levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Water

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Watertoetsproces

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Deze watertoets is opgenomen in Bijlage 5. Hieruit blijkt dat het waterschap het plan wil behandelen volgens de normale procedure. Vanaf 2018 worden alle aanvragen uit de digitale watertoets digitaal afgehandeld. Dit betekent dat Wetterskip Fryslân voor de normale procedure standaard geen wateradvies meer op stelt maar verwijst naar de uitgangsnotitie. Eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten verdienen om rekening te houden worden hieronder besproken.

Waterparagraaf

Deze uitgangsnotitie geeft u handvatten om de uitkomsten en aandachtspunten van de watertoetsaanvraag mee te nemen in het opstellen van het ruimtelijke plan of besluit. Uit de waterparagraaf moet duidelijk blijken wat voor wateraspecten van toepassing zijn en hoe hier in het plan rekening mee gehouden hwordt. Indien nodig wordt verzocht om de wateraspecten te borgen op de Verbeelding en in de Regels van het plan. In de regels van dit plan is opgenomen dat watergangen, waterlopen en de waterhuishouding toegestaan zijn binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', waarbij geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan oppervlaktewater tenminste 10% bedraagt van de oppervlakte van het bestemmingsvlak. Hieraan wordt voldaan.


Ruimtelijke plannen hebben soms een lange doorlooptijd. Tegelijkertijd ontstaan er soms veranderende inzichten in het beleid ten aanzien van de waterketen, waterkeringen en het watersysteem. Om te garanderen dat de juiste uitgangspunten worden toegepast in de planvorming hanteert het waterschap een uiterste houdbaarheidsdatum van maximaal 1 jaar. Wanneer deze termijn verstreken is kunt u contact opnemen met het waterschap voor een eventuele verlenging van nogmaals 1 jaar.


Watertoets en wateradvies

De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit én kwantiteit van water. Als richtlijn bij het beoordelen van ruimtelijke plannen werkt Wetterskip Fryslân met de Leidraad Watertoets. Hierin staat voor alle wateraspecten uitgangspunten omschreven waarmee rekening moet worden gehouden en is informatie te vinden over de te nemen maatregelen.

Wateraspecten en aandachtspunten

Hieronder staan de eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten om mee rekening te houden.


Regionale en lokale kering

Het plangebied ligt binnen de zonering van de waterkering.


Hoofdwateren

Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een hoofdwater.

Vrij voor de boezem

Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Het waterschap adviseert om hiermee rekening te houden bij het bepalen van de aanleghoogte.

Wat betreft de bovenstaande punten heeft de initiatiefnemer contact opgenomen met het Wetterskip en wordt gezocht naar passende maatregelen voor het plangebied. Er is momenteel een watervergunning in aanvraag.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden.

Als gevolg van het planvoornemen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak in landelijk gebied toe, deze toename blijft echter ruim onder de 1500 m2. Compensatie van verhard oppervlak is hierdoor niet noodzakelijk.

Demping van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Voor de demping is een watervergunning nodig.

Demping van oppervlaktewater vindt bij de voorgenomen ontwikkeling niet plaats.

Relatie tussen Water en Ruimte

bijvoorbeeld bij het bestemmen van reserveringszones achter primaire waterkeringen en bij het bestemmen van regionale voormalige zeedijken tot waterkering in de bestemmingsplannen. Als in bestemmingsplannen nieuwbouw plaatsvindt op locaties boven 'maatgevend boezempeil,e gemiddelde waterstand tijdens maatgevende omstandigheden die eenmaal per 100 of 300 jaar kunnen optreden, wordt een toename van de gevolgschade bij een overstroming vanuit de Friese boezem voorkomen.

Om wateroverlast ter plaatse van nieuwe bebouwing te voorkomen, worden de vloerpeilen van deze gebouwen hoger dan het omliggend maaiveld en het waterpeil gelegd.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaatrobuust in richten.

In het plangebied wordt maar in beperkte mate ruimte geboden voor de toename van verhard oppervlak. Het treffen van maatregelen met betrekking tot ruimtelijke adaptatie is hierdoor niet noodzakelijk.

Convenant Erfafspoeling, agrarische bedrijven

Vanaf het erf mogen geen verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. Door mest en perssappen uit de voeropslagen kan verontreiniging worden veroorzaakt als deze naar de bodem of het oppervlaktewater (af)stromen. Per 1 januari 2018 is de Maatlat Schoon Erf van kracht (www.maatlatschoonerf.nl). De maatlat is opgenomen in de MIA/Vamil regeling. Ook door afstromend regenwater dat in contact is geweest met een niet bezemschoon erf en een niet bezemschone voeropslag kan het oppervlaktewater verontreinigd worden. De initiatiefnemer dient deze erfafspoeling te allen tijde te voorkomen door bepaalde maatregelen te nemen.

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen erfafspoeling tot gevolg.

Watervergunning

Voor de uitbreiding van het recreatiepark moet een watervergunning worden aangevraagd bij het Wetterskip. Momenteel is deze aanvraag in procedure. Verder heeft de initiatiefnemer contact gehad met het Witterskip om de plannen in overeenstemming met de belangen van het Wetterskip te brengen.

Conclusie

Het aspect water levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Bodem

Verdachte plekken in de bodem dienen vanuit een goede ruimtelijke ordening te worden gesignaleerd en waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aan-gegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming en de Woningwet dat er geen risico’s voor de volksgezondheid aanwezig zijn.


Voor dit plan geldt als uitgangspunt dat de grond geschikt moet zijn voor de toekomstige functie. Voor het plangebied, waarop recreatieve activiteiten plaatsvinden, wordt in het bodeminformatiesysteem van de Friese gemeenten vermeld dat in 2003 bodemonderzoek ter plaatse is uitgevoerd. Dit bodemonderzoek geeft geen aanleiding te veronderstellen dat de bodem ongeschikt is voor het beoogde gebruik.

Conclusie

Het aspect bodem levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.


Archeologie

In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Erfgoedwet, welke in 2017 van kracht is geworden. De wet vervangt onder meer de Monumentenwet 1988 en de Wet tot behoud van cultuurbezit, zij het dat tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet de Monumentenwet 1988 van toepassing blijft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:

  • archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
  • archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
  • de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voor zover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.

Steentijd-bronstijd

Op basis van de provinciale archeologisch verwachtingskaart Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) wordt gesteld dat in het plangebied zich op enige diepte archeologische lagen bevinden uit de steentijd, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologisch resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal drie boringen per hectare worden gezet, met een minimum van drie boringen voor gebieden kleiner dan een hectare. De resultaten van een dergelijk karterend booronderzoek kunnen inzicht geven aanwezigheid en diepte van een eventueel aanwezige podzolbodem, waarin zich archeologisch resten kunnen bevinden. Het booronderzoek dient zich vooral te richten op de aanwezigheid van podzol, de diepte en het reliëf van de zandlagen in de bodem. Echter zijn de voorgenomen ingrepen niet groter dan 5000m² dus een karterend (boor)onderzoek kan achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01_0006.png"

Afbeelding: Uitsnede verwachtingskaart FAMKE Steentijd-bronstijd

IJzertijd-middeleeuwen

Op basis van de provinciale archeologisch verwachtingskaart FAMKE is er voor deze periode voor het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bij ingrepen van meer dan 500 m² dient een karterend archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. In 2011 is voor het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' een verkennend/karterend booronderzoek ter plaatse van het plangebied uitgevoerd. Ten westen van het plangebied is een opduiking in het dekzand aangetroffen. Dit gebied heeft in dat bestemmingsplan dan ook de dubbelbestemming Waarde- Archeologie gekregen. In het plangebied zelf zijn geen archeologische vondsten gedaan. In het onderzoeksrapport wordt geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd en wordt geen bezwaar gezien in de voortgang van de bouwplannen ter plaatse.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01_0007.png"

Afbeelding: Uitsnede verwachtingskaart FAMKE Ijzertijd-middeleeuwen


Er zijn op archeologisch gebied dan ook geen belemmeringen te verwachten. In-dien tijdens de uitvoering van het project archeologische sporen worden aangetroffen, geldt de algemene meldingsplicht.

Cultuurhistorie en monumenten

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de cultuurhistorie in het gebied. Ook bevinden zich er geen monumenten in het plangebied. De bebouwing zal aansluiten op de bestaande structuren in het gebied.


Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Wet natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in deze wet. Deze wet kan worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Uitgangspunt van de wetgeving is een integrale bescherming van de aangewezen natuurwaarden en -gebieden. Het is verboden om, zonder vergunning, projecten of andere handelingen te realiseren / verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op aangewezen waarden. Er kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortbescherming.

Door Eco Reest BV een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd ter plaatse van het recreatiepark Tusken de Marren in Akkrum. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3.


Aanleiding tot het onderzoek is een wijzigingsplan ter plaatse van het onderzoeksterrein en de daarmee samenhangende wijziging van het bestemmingsplan. Beoogd wordt om het recreatiepark Tusken de Marren uit te breiden in westelijke richting.


Doel van de quickscan Wet natuurbescherming is een beeld te krijgen van de aanwezige habitats en de voorkomende beschermde dier- en plantensoorten ter plaatse van de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 7.000 m2 en bestaat uit weiland.


Soortenbescherming

Ten tijde van de quickscan zijn geen beschermde diersoorten als beschreven in de Wet natuurbescherming waargenomen. Bij de in de NDFF bekende beschermde diersoorten in de wijdere omgeving van de onderzoekslocatie, wordt geen overtreding van de Wet natuurbescherming verwacht.


De overige te verwachten diersoorten zijn aangemerkt als vrijgestelde soorten waarvoor in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, onderhoud aan infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Dit houdt in dat in het kader van de Wet natuurbescherming geen ontheffing noodzakelijk is voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden. Daarnaast worden populaties van bovengenoemde soorten niet in gevaar gebracht. Het zal voornamelijk gaan om verstoring van individuen.

De oevers van de watergangen ter plaatse zijn geschikt als broedlocatie voor verscheidende (niet jaarrond beschermde) vogelsoorten, zoals de meerkoet en wilde eend. Opgemerkt wordt dat alle in gebruik zijnde vogelnesten beschermd zijn ongeacht het broedseizoen. Voor het broedseizoen wordt geen standaard periode gehanteerd, van belang is of er een broedgeval aanwezig is. Globaal loopt het broedseizoen van vogels van 1 maart tot 1 september. Dit is afhankelijk van de soort en van de klimatologische omstandigheden.

Gebiedsbescherming

De onderzoekslocatie is gelegen ten noordoosten van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Sneekermeergebied. De afstand tussen de onderzoekslocatie en dit Natura 2000-gebied bedraagt circa één kilometer. Gelet op de afstand tot het gebied, de kernopgave van het gebied en de aard van de geplande ingreep is er geen onderzoek in het kader van gebiedsbescherming binnen de Wet natuurbescherming uitgevoerd.

Daarnaast is de locatie gelegen buiten het Natuurnetwerk Nederland. Daar er geen sprake is van aantasting van wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN is verder onderzoek naar invloeden op het NNN niet van toepassing.

Nader onderzoek

Voor de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden wordt geen overtreding van de Wet natuurbescherming verwacht in het kader van de soortenbescherming en gebiedsbescherming. In dat kader is een nader soortgericht onderzoek niet noodzakelijk voor de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden.


Broedvogels

Opgemerkt wordt dat de locatie in het broedseizoen tevens geschikt is als broedlocatie voor diverse (niet jaarrond beschermde) vogelsoorten. Alle in gebruik zijnde nesten zijn beschermd. Indien er geen werkzaamheden plaatsvinden binnen het broedseizoen wordt er geen overtreding van de Wet natuurbescherming verwacht wat betreft nestlocaties voor vogels. Voor het broedseizoen wordt geen standaard periode gehanteerd, van belang is of er een broedgeval aanwezig is. Globaal loopt het broedseizoen van vogels van 1 maart tot 1 september. Dit is afhankelijk van de soort en van de klimatologische omstandigheden.


Aangeraden wordt om geen werkzaamheden uit te voeren binnen het broedseizoen (globaal 1 maart tot en met 1 september). Indien binnen het broedseizoen ontwikkelingen plaatsvinden moet voorafgaand hieraan de locatie worden vrijgegeven door een ervaren ecoloog. Als bij de controle nesten van vogels, of in aanbouw zijnde nesten worden aangetroffen moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot het nest niet meer in gebruik is.


Zorgplicht

Opgemerkt wordt dat te allen tijde de zorgplicht blijft gelden. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Deze zorg geldt voor alle individuen van in Nederland voorkomende soorten planten en dieren, ongeacht of deze soort beschermd is en ongeacht of ontheffing of vrijstelling is verleend.

Conclusie

Het aspect ecologie levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.


In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Buisleidingen

Ten zuiden van het plangebied loopt een buisleiding van de Gasunie. Het betreft gasleiding N-506-02, met een diameter van 12 inch en een werkdruk van 40 bar. Het invloedsgebied (de 1% letaliteitszone) is 140 meter. De 100% letaliteitszone ligt op 70 meter aan weerszijden van de gasleiding. Het plangebied ligt niet binnen deze laatste zone. Er heeft daarom een volledige verantwoording van het groepsrisico (GR) plaatsgevonden. Hierbij is ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid en mogelijke ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico (ruimtelijke en economische motieven van de ontwikkeling). De verantwoording van het GR is in het bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum, Tusken de Marren' opgenomen.Om het groepsrisico te verlagen en/of te optimaliseren, worden de volgende adviezen gedaan:

  • in het bestemmingsplan wordt geborgd dat geen nieuwe objecten, bestemd voor niet-zelfredzame personen, binnen het invloedsgebied worden toege-staan;
  • wordt voorkomen dat er een verdere toename van personen binnen het in-vloedsgebied wordt toegestaan;
  • de aardgastransportleiding tijdens werkzaamheden aan de leiding wordt ge-markeerd of afgedekt;
  • wordt gezorgd voor een goede bereikbaarheid van het plangebied;
  • de vluchtroutes van de bron af worden gerealiseerd.

Er is reeds een ontsluiting van de bron af aanwezig en het plangebied is voldoende bereikbaar. Bij eventuele werkzaamheden aan de leiding wordt deze gemarkeerd of afgedekt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01_0008.png"

Afbeelding: Ligging buisleiding

Route gevaarlijke stoffen

De Meinesleat maakt geen deel uit van het netwerk van transportroutes van gevaarlijke stoffen. In de nabijheid van het plangebied zijn ook geen wegen die onderdeel uitmaken van deze routes.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).


Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).


Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.


Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.


Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die van geringere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Kabels, leidingen en zoneringen

Ten westen van het plangebied zijn twee hoogspanningsverbindingen van Tennet gesitueerd: namelijk een 220kV- verbinding Louwsmeer- Oudehaske met een belemmeringenstrook van 27 meter uit de hartlijn (54 meter in totaal) en een 110kV-verbinding Rauwerd – Heerenveen die gecombineerd is met Rauwerd-Oudehaske met een belemmeringstrook van 22 meter uit de hartlijn (44 meter in totaal).


In een brief van 4 oktober 2005 heeft het Ministerie van VROM haar advies vastgelegd met betrekking tot de aan te houden afstanden van gevoelige functies tot bovengrondse hoogspanningsverbindingen, vanwege een mogelijke relatie tussen straling en leukemie. De staatssecretaris adviseert geen gevoelige functies te realiseren binnen de indicatieve zone. Onder gevoelige functies worden woningen, scholen, crèches, kinderopvangplaatsen verstaan, waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig verblijven.


Volgens informatie van Tennet bedraagt deze zone voor de 220 kV-lijn 2 x 55 m. Voor de 110 kV-lijn bedraagt de indicatieve zone 2 x 45 m. Recreatiewoningen en andere recreatievoorzieningen vallen niet onder de noemer "gevoelige" functies, deze mogen zodoende wel binnen deze zone worden gerealiseerd.


Daarnaast is op basis van het privaatrecht rond een hoogspanningslijn in het algemeen sprake van een zakelijk rechtstrook. Voor deze strook (2 x 22 m) is vastgesteld dat deze moet worden vrijgehouden van bouwwerken.

Conclusie

Het aspect kabels, leidingen en zoneringen levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.


Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

5.3.1 Recreatie - Verblijfsgebied

Deze bestemming betreft de bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie. Binnen deze bestemming is de bouw mogelijk van maximaal 116 recreatiewoningen en maximaal 55 stacaravans. Een stacaravan mag maximaal 40 m2 bedragen. Bij de vraag of een bouwwerk een stacaravan is dan wel een recreatiewoning is deze oppervlaktemaat bepalend. Een recreatiewoning mag maximaal 70 m2 bedragen. Een groepsaccommodatie telt als 2 recreatiewoningen, hiervoor geldt als maximale oppervlakte 140 m2.


Er mag worden gebouwd ten behoeve van detailhandel, horeca, beheer en onderhoud, sanitaire voorzieningen, een overdekt zwembad, dagrecreatieve voorzieningen en sport- en spelvoorzieningen, mits de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 2.250 m2. Daarbij geldt dat de oppervlakte voor detailhandel is beperkt tot maximaal 250 m2 en de oppervlakte voor horeca tot maximaal 500 m2.

Permanente bewoning van gebouwen is uitdrukkelijk niet toegestaan (met uitzondering natuurlijk van de bedrijfswoning).

5.3.2 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Deze bestemming is opgenomen om aan te geven waarbinnen een hoogspanningsverbinding is toegestaan. Daarnaast is binnen deze zone geen bebouwing toegestaan met uitzondering van bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding.

5.3.3 Waarde - Archeologie

Deze bestemming is opgenomen vanwege de uitkomsten van archeologisch onderzoek in het kader van het geldende bestemmingsplan 'Recreatiezone Akkrum - Tusken de Marren' en is overgenomen in dit wijzigingsplan. De bestemming heeft alleen betekenis voor bouwwerken of werkzaamheden groter dan 500 m2.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.


Onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een gemengd stelsel met een publiekrechtelijk en een privaatrechtelijk spoor, dat voorziet in kostenverhaal, binnenplanse verevening en de mogelijkheid tot het stellen van locatie-eisen. Dit stelsel is opgenomen als afdeling 6.4 in de Wro en ook wel bekend als de zogenaamde Grondexploitatiewet.


De Grondexploitatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid en verplichting om de kosten van grondexploitaties te verhalen op en te verdelen tussen de grondeigenaren in het plangebied. Daarnaast biedt het stelsel gemeenten de mogelijkheid om eisen te stellen aan de kwaliteit van de inrichting van het gebied en de fasering van de ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is, dat een grondeigenaar in beginsel de mogelijkheid heeft om zijn eigen perceel te ontwikkelen.

De gronden zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Er worden privaatrechtelijk afspraken gemaakt tussen gemeente en de initiatiefnemer over de kosten. Hiermee is het kostenverhaal 'anderzins' verzekerd. Er hoeft daardoor geen exploitatieplan opgesteld te worden.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Camping Tusken de Marren' wordt aan de daartoe aangewezen instantiestoegezonden.

Voor direct omwonenden en nabij gelegen bedrijven is op woensdag 11 juli een inloop bijeenkomst georganiseerd. Het verslag van deze bijeenkomst is opgenomen in Bijlage 4. Daarnaast zijn deze betrokkenen ook al rechtstreeks geïnformeerd.

Verder is het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Camping Tusken de Marren' op basis van de gemeentelijke inspraakverordening (onder toepassing van afdeling 3.4 Awb) gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Hierop is één zienswijze binnen de termijn ingediend. De zienswijze geeft geen aanleiding tot planaanpassing.

november 2018.