direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijzigingsplan Camping Tusken de Marren
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Camping Tusken de Marren' van de gemeente Heerenveen;

1.2 wijzigingsplan

het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Camping Tusken de Marren' van de gemeente Heerenveen, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand, met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 verbeelding
  • a. de digitale verbeelding van het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Camping Tusken de Marren', met legenda en tekeningnummer NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01.
  • b. de analoge (papieren) kaart van het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Camping Tusken de Marren', met legenda en tekeningnummer NL.IMRO.0074.WP1TdmarrenAK-VG01.
1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar

ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.6 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.16 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

1.17 dagrecreatieve voorzieningen

een vorm van recreatie die niet langer duurt dan een dag en waarbij geen sprake is van overnachting;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 groepsaccommodatie

een (gedeelte van een) gebouw dat bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf van groepen van personen;

1.22 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.23 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.24 horeca(bedrijf)

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies als ook zaalverhuur, (een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie) met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.25 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.26 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;

1.27 jachthaven

een haven met bijbehorende voorzieningen en grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren, of afgemeerd houden van pleziervaartuigen;

1.28 mobiel kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen welke alleen gedurende het kampeerseizoen wordt geplaatst;

1.29 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.30 lodge

een gebouw en/of verblijfplaats dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.31 logiesverstrekkend bedrijf

een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf en waarbij naast het verstrekken van logies mogelijk accommodaties worden aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.32 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.33 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.34 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel;

1.35 normale onderhouds- en exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.36 ondergeschikte tweede tak

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;

1.37 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.38 overige opgaande teeltvormen

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;

1.39 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:

het plaatselijke verschil ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil):

  • d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.40 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.41 recreatie

vorm van vrijetijdsbesteding in activiteiten die kunnen worden gedaan naast de dagelijkse verplichtingen als werk, huishouden en zorg voor anderen;

1.42 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.43 recreatieve eenheden

het geheel van recreatiewoningen, lodges en standplaatsen voor kampeermiddelen

1.44 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.45 schiphuis

een gebouw voor de stalling van een boot of schip;

1.46 schiphuiswoning

recreatiewoning al dan niet voorzien van al dan niet inpandig en/of overdekte gelegenheid voor het afmeren van een vaartuig;

1.47 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.49 toeristisch-recreatieve voorzieningen

voorzieningen en/of bedrijven gericht op het verlenen van (persoonlijke) diensten aan bezoekers van de jachthaven en/of het kampeerterrein zoals reparatie- en verhuurbedrijven, wellnessinrichtingen, informatiecentra, oplaadpunten voor electrische appararaten, banken en postdiensten en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen voorzieningen of bedrijven

1.50 verblijfsrecreatie

een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste één nacht of enkele nachten, in een recreatieoord of -gebied verblijft. Een dergelijk oord of gebied beschikt over faciliteiten als hotels, pensions en kampeerterreinen;

1.51 watergang

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.52 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.53 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffen de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten) en inhouden van gebouw termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

2.7 de breedte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijden van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie met de daarbij behorende:
    • 1. recreatiewoningen;
    • 2. schiphuiswoningen;
    • 3. groepsaccommodaties;
    • 4. stacaravans;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel;
    • 2. horeca;
    • 3. beheer en onderhoud (inclusief bedrijfwoningen);
    • 4. sanitaire voorzieningen;
    • 5. een overdekt zwembad;
    • 6. dagrecreatieve voorzieningen;
    • 7. sport- en spelvoorzieningen;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. dagrecreatieve voorzieningen;
  • f. sport- en speelvoorzieningen;
  • g. landschappelijke inpassing;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. watergangen, waterlopen en de waterhuishouding, waarbij geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan oppervlaktewater tenminste 10% bedraagt van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • j. waterkering;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. paden, wegen en parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • m. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 10.2 aangegeven beheersgrenzen;

met de daarbij behorende:

  • n. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  • o. tuinen,erven en terreinen.

3.2 Bouwregels
3.2.1

Voor het bouwen van recreatiewoningen als bedoeld in lid 3.1 sub a onder 1 en onder 3 gelden de volgende regels:

  • a. in de gezamenlijke bestemmingsvlakken worden ten hoogste 116 recreatiewoningen gebouwd, met dien verstande dat één groepsaccommodatie als bedoeld in lid 6.1 sub a onder 3 als twee recreatiewoningen wordt aangemerkt;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 70 m2;
  • c. de oppervlakte van een groepsaccommodatie bedraagt ten hoogste 140 m2;
  • d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 m.
3.2.2

Voor het bouwen van schiphuiswoningen als bedoeld in lid 3.1 sub a onder 2 gelden de volgende regels:

  • a. in de gezamenlijke bestemmingsvlakken worden ten hoogste 30 schiphuiswoningen gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 70 m2;
  • d. de oppervlakte van een overkapping voor het afmeren van een vaartuig bedraagt ten hoogste 30 m2;

de bouwhoogte van een overkapping voor het afmeren van een vaartuig bedraagt ten hoogste 4 m.

3.2.3

Voor het bouwen van stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. in de gezamenlijke bestemmingsvlakken worden ten hoogste 55 stacaravans gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een stacaravan bedraagt ten hoogste 40 m2;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m.
3.2.4

Voor het bouwen van de in lid 3.1 sub b genoemde bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen in de gezamenlijke bestemmingsvlakken bedraagt ten hoogste 2.250 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 8 m.
3.2.5

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. in de gezamenlijke bestemmingsvlakken worden ten hoogste twee bedrijfswoningen gebouwd;
  • b. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 100m²;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de dakhelling bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°.
3.2.6

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamelijke oppervlakte bedraagt ten hoogste 100m²;
  • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • c. de dakhelling bedraagt ten hoogste 60°.
3.2.7

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 10 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de externe veiligheid:
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder d, en toestaan dat de goothoogte van een recreatiewoning wordt verhoogd tot 6 meter, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de afstand waarover de goothoogte wordt verhoogd niet meer bedraagt dan 4 meter.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Als een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gebouwen voor permanente bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoningen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel indien de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte meer bedraagt dan 250 m²;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca indien de gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte meer bedraagt dan 500 m²;
  • d. het niet realiseren en/of het niet in stand houden van oppervlaktewater met een (gezamenlijke) oppervlakte van tenminste 10% van de oppervlakte binnen het bestemmingsvlak als bedoeld in lid 3.1 onder h.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een hoogspanningsverbinding; met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding.

4.2.2

Voor het bouwen van de in 4.2.1 genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast bedraagt ten hoogste 53 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 en toestaan dat in of op de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld daarover schriftelijk advies uit te brengen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplanting en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen en paden en het aanbregen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • e. het aanleggen, vergaven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.

4.4.2 Uitzondering

Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

4.4.3 Afwegingskader

De in 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld daarover schriftelijk advies uit te brengen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

5.2 Bouwregels
5.2.1

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

5.2.2

Indien uit het in 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.2.3

Indien aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden als bedoeld in 5.2.2, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Voor de volgende werken, geen bouwwerken, en werkzaamheden, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen, is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.

5.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 5.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,5 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.

5.3.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

5.3.4 Onderzoeksrapport

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

5.3.5 Voorschriften

Indien uit het in 5.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.3.6 Provinciaal advies

Indien aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden als bedoeld in 5.3.5, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
7.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's, luifels en afdaken, mits:

  • a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • b. de hoogte van erkers, serres, entreeportalen e.d. niet meer bedraagt dan 4 m;
  • c. de breedte van erkers, serres, entreeportalen e.d. niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de gevel waar de erkers, serre of entree portaal tegen aan wordt gebouwd;
  • d. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

7.3 Overschrijding goothoogte en dakhelling

De bouwregels aangaande goothoogte en dakhellingen zijn niet van toepassing ten aanzien van ondergeschikte onderdelen van gebouw in- en op het dakvlak zoals dakkapellen en dakopbouwen.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruiken van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruiken van gronden voor het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • d. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • e. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  • f. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een crossen/of wedstrijdterrein voor voer- en vaartuigen, alsmede ten behoeve van de modelvliegsport.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht, in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages,
  • b. het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de bouwhoogte ten hoogste 10 m bedraagt;
  • c. het bepaalde in het plan ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, wordt vergroot, mits:
    • 1. deze vergroting niet meer bedraagt dan 10 m² per plaatselijke verhoging;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    • 3. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte bedraagt van het betreffende gebouw;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;

9.2 Afwegingscriteria

De in 9.1 bedoelde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de externe veiligheid en
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

10.2 Vaarwegenverordening Friesland
10.2.1

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel: Ingevolge de Vaarwegenverordening Fryslân is binnen een zone van 5 m van de watergang de Meinesleat ontheffing nodig voor het oprichten van een bouwwerk.

10.2.2

Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt de volgende regel: Ingevolge de Vaarwegenverordening Fryslân is binnen een zone van 10 m van de watergang de Meinesleat ontheffing nodig voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.


11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: "Regels van het wijzigingsplan Wijzigingsplan Camping Tusken de Marren".

november 2018