direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Harlingen - Camping De Zeehoeve
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Westerzeedijk 45 in Harlingen bevindt zich Camping de Zeehoeve. De eigenaar heeft het voornemen om de camping met circa 3 hectare in noordelijke richting uit te breiden. De gronden van Camping de Zeehoeve en de gronden waar de uitbreiding op is beoogd, zijn onderdeel van de totale gebiedsontwikkeling in het Westerzeedijkgebied. In de gebiedsontwikkelingsplannen voor het Westerzeedijkgebied zijn de gronden aangewezen als 'ontwikkelingsvlek 6'. 'Ontwikkelingsvlek 6' is bedoeld voor de uitbreiding van de camping. Het voornemen past daarmee in de visie van de gemeente Harlingen en de gemeente heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan geeft hieraan invulling.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied is onderdeel van het Westerzeedijkgebied. Het Westerzeedijkgebied omvat het gebied tussen de zeedijk en de Bolswardervaart. Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat de gronden behorend bij Camping de Zeehoeve en de gronden direct ten noorden van de camping. Het plangebied bestaat kadastraal gezien uit meerdere percelen, namelijk percelen 2563, 2740, 2865, 2866 en het zuidelijke gedeelte van perceel 2568. Ten westen van het plangebied bevindt zich de zeedijk en de Waddenzee. Ten oosten van het plangebied ligt de Bolswardervaart en met daarachter de woonwijk Plan Zuid en de N31. Aan de weerszijden van het plangebied bevinden zich diverse sloten en vaarten.

De ligging van het plangebied in de omgeving en de bovengenoemde kadastrale percelen zijn weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (bron: pdok.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Kadastrale percelen (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is opgenomen in de beheersverordening Westerzeedijk die op 16 oktober 2013 is vastgesteld. Deze beheersverordening is op 21 februari 2018 partieel herzien waarbij er een regeling is toegevoegd voor voldoende parkeergelegenheid en het bedrijfsmatige stalling en parkeren van auto's is verboden.

Op basis van de beheersverordening is het noorden van het plangebied bestemd als 'Agrarisch'. De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor agrarisch gebruik. De uitoefening van deze gronden voor recreatie is niet mogelijk. Een deel van deze gronden zijn gelegen in de bestemming 'Agrarisch', maar worden in de huidige situatie al voor recreatie gebruikt. Dit is een omissie in de beheersverordening.

Het overige deel van de camping heeft de bestemmingen 'Recreatie' en 'Water'.

In de bestemming 'Recreatie' zijn de gronden bestemd voor verblijfsrecreatieve voorzieningen, dagrecreatief medegebruik en ondergeschikte horeca en detailhandel. Ook zijn de bij de recreatieve functie behorende groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water binnen de bestemming mogelijk. Gebouwen mogen alleen in de bouwvlakken worden gebouwd, daarbuiten zijn alleen de bestaande bouwwerken mogelijk. Het oprichten van nieuwe bouwwerken (zoals ook chalets en trekkershutten) is buiten de bouwvlakken niet toegestaan. Voor enkele trekkershutten bij de entree van het gebied is een omgevingsvergunning verleend. Binnen de gehele recreatieve bestemming bestaat de mogelijkheid om dit te gebruiken voor kampeermiddelen en stacaravans. Hier wordt het volgende onder verstaan:

  • kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
  • stacaravan: een tot recreatie- of zomerwoning ingericht voertuig op wielen, waaraan voorzieningen kunnen zijn getroffen ten gevolge waarvan deze wagen niet langer kan worden voortbewogen, die voortdurend of nagenoeg voortdurend op een vaste plaats voor een vakantieverblijf wordt gebruikt of daarvoor geschikt is.

Alhoewel de gronden met de bestemming 'Water' tot de camping behoren en recreatief worden gebruikt, is het recreatieve gebruik hier niet toegestaan.

Daarnaast bevat het westelijke gedeelte van het plangebied de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. De gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn bestemd voor bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van de naastgelegen waterkering, wat in het geval van het plangebied de zeedijk betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0003.png"

Figuur 1.3

Uitsnede beheersverordening 'Westerzeedijk' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0004.jpg"

Figuur 1.4

Uitsnede vigerende plannen met plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Het Westerzeedijkgebied

Het Westerzeedijkgebied is een uitstrekkend gebied aan de westkant van Harlingen dat gelegen is aan de zeedijk in de nabijheid van de Waddenzee. Het gebied wordt ingesloten door de Bolswardervaart en de zeedijk. Het Westerzeedijkgebied kent een verscheidenheid aan functies. In het noorden van het Westerzeedijkgebied bevinden zich enkele bedrijfsfuncties. Ook bevinden zich hier enkele sportvelden en een sporthal. Het middengedeelte van het Westerzeedijkgebied bestaat uit braakliggend terrein en enkele woonpercelen. Voor dit deel is een planuitwerking gemaakt voor een park met maximaal 50 recreatiewoningen. Onlangs is hiervoor een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Het zuidelijke gedeelte van het gebied wordt gevormd door camping de Zeehoeve, grasland met een niet agrarisch gebruik en braakliggend terrein. In figuren 2.1 t/m 2.3 is het Westerzeedijkgebied van noord naar zuid weergegeven vanaf de Westerzeedijk (doorgaande weg).

Voor het Westerzeedijkgebied is een visie ontwikkeld dat moet zorgen voor de transformatie van het gebied tot een samenhangend groen recreatief gebied. Deze visie is nader beschreven in paragraaf 3.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0005.png"

Figuur 2.1 Het noordelijke gedeelte van het Westerzeedijkgebied (bron: Street View)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0006.png"

Figuur 2.2

Middengedeelte Westerzeedijkgebied met het braakliggende terrein. In de verte is een woonperceel gelegen. (bron: Street View)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0007.png"

Figuur 2.3

Het zuidelijke gedeelte van het Westerzeedijkgebied met Camping de Zeehoeve (bron: Street View)

2.2 De bestaande situatie

Het plangebied bestaat uit percelen 2563, 2740, 2865, 2866 en het zuidelijk deel van perceel 2568 (figuur 2.4 en 2.5). Percelen 2563, 2740 en 2865 worden gebruikt ten behoeve van de bedrijfsvoering van de camping. Op perceel 2740 bevindt zich bij de entree van en naar de camping het hoofdgebouw van de camping met daarin de receptie, een restaurant, een Bed en Breakfast, hotelkamers en een bedrijfswoning. Het perceel is daarnaast in gebruik voor kampeermiddelen zoals (sta)caravans enkele trekkershutten en enkele gebouwen ten behoeve van opslag en sanitaire voorzieningen. Perceel 2865 betreft grasland dat als staanplaats voor campers en caravans wordt gebruikt. In de huidige situatie is dit echter in de beheersverordening geregeld met een agrarische bestemming. Ook gebruiken campinggasten perceel 2865 als speel- en trapveldje. Perceel 2866 betreft ook grasland en heeft een niet nader gespecificeerd niet-agrarisch gebruik. Op en vanuit het recreatiebedrijf worden ook dagrecreatieve activiteiten verricht. Daarnaast worden een deel van de camping in de zomer gebruikt als tijdelijk parkeerterrein voor bezoekers van evenementen zoals het festival Oerol op Terschelling en de Visserijdagen in Harlingen. Deze activiteit is op basis van het overgangsrecht van de beheersverordening planologisch mogelijk. Het zuidelijk deel van perceel 2568 betreft braakliggend terrein. Het plangebied wordt omgeven en doorkruist door sloten, vaarten en randbeplanting. Het plangebied wordt momenteel ontsloten door twee opritten die in verbinding staan met de Westerzeedijk (doorgaande weg). In totaal zijn er in de huidige situatie 443 kampeerplaatsen / jaarplaatsen / camperplaatsen / verhuuraccommodaties aanwezig. 106 van deze huidige plekken staan al in het deel waarin de uitbreiding van de camping is beoogd. In theorie kan het totale aantal plekken in de huidige situatie op basis van de beschikbare ruimte tot zo'n 500 plaatsen worden verhoogd door een efficiëntere indeling van het terrein waarbij bijvoorbeeld een caravanplek wordt vervangen door meerdere tentenplekken. Ook zijn er ligplaatsen voor (kleine) boten aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0008.png"

Figuur 2.4 Perceelsnummering van de gronden in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0009.jpg"

Figuur 2.5 Luchtfoto huidige situatie plangebied (bron: pdok.nl)

In de huidige situatie kunnen de kampeerders bij de eigen kampeer/jaarplaats parkeren. Dit geldt tevens voor de verhuuraccommodaties, waar op sommige plakken de parkeergelegenheid is gebundeld. Daarnaast zijn er in de huidige situatie nog de volgende parkeerterreinen aanwezig:

  • achterop de camping (50 parkeerplaatsen);
  • bij het grote toiletgebouw bij veld 2a (8 parkeerplaatsen);
  • bij veld 1a (5 parkeerplaatsen);
  • bij het restaurant (40 parkeerplaatsen).

In totaal zijn er los van de parkeergelegenheid bij de kampeer/jaarplaatsen zelf 103 parkeerplaatsen aanwezig.

2.3 Voorgenomen initiatief

Het voornemen is om de camping in noordelijke richting uit te breiden met extra recreatiemogelijkheden waarvoor de huidige agrarische bestemming wordt omgezet naar een recreatieve bestemming en een deel van de bestaande plaatsen kwalitatief wordt opgewaardeerd. Het uitbreidingsplan met de landschappelijke inpassing is opgenomen in bijlage 1. Deze extra recreatiemogelijkheden worden gerealiseerd in het uitbreidingsgebied dat percelen 2865, 2866 en 2568 omvat. Perceel 2866 en het zuidelijke gedeelte van perceel 2568 zijn momenteel in bezit van de gemeente en dienen te worden verworven. Het ontwerp voor de uitbreiding van de camping splitst het uitbreidingsgebied in een westelijk en oostelijk deel. Het westelijke en oostelijke deel van het uitbreidingsgebied van de camping zijn weergegeven in figuur 2.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0010.png"

Figuur 2.6 Beoogde nieuwe situatie

 

In figuur 2.6 zijn voor de nieuwe situatie in totaal 131 plaatsen ingetekend. Met de uitbreiding zullen de in de huidige situatie aanwezige plaatsen op het grote veld anders ingedeeld worden waardoor het aantal plaatsen ten opzichte van het huidige aantal per saldo niet meer zal stijgen met het ingetekende aantal van 131. Zoals eerder genoemd worden 106 van deze plaatsen al gerealiseerd op gronden waar in de huidige situatie ook al plaatsen aanwezig zijn. Per saldo komen er dus 25 nieuwe plaatsen bij ten opzichte van het bestaande aantal. In totaal zijn er dan op de camping 468 kampeer / jaarplaatsen / camperplaatsen / verhuuraccommodaties in het plangebied aanwezig. Ook in de nieuwe situatie kan dit aantal voor de totale camping in theorie tot zo'n 500 plaatsen worden verhoogd (57 plaatsen meer dan er in de huidige situatie aanwezig zijn).

Het westelijke deel van het uitbreidingsgebied zal met het ontwerp worden getransformeerd tot een kampeergebied voor campers. Dit deelgebied wordt ontsloten via een separate entree op de Westerzeedijk (doorgaande weg) en het erf van camping de Zeehoeve. In dit deel is ook een sanitair gebouw en een parkeergebied beoogd.

Het oostelijke deelgebied krijgt met het ontwerp standplaatsen voor toeristisch kamperen (zoals tenten). Ook worden er plaatsen voor verhuureenheden (zoals stacaravans) van hoogwaardige kwaliteit geplaatst langs de Bolswardervaart en de nog te graven zijvertakkingen daarvan. Momenteel bevinden zich op het huidige kampeerterrein al stacaravans langs de Bolswardervaart. Met het ontwerp wordt het bestaande lint van stacaravans dus doorgetrokken. De sloten in het noorden en midden van het plangebied worden verder uitgegraven en verbonden met de watergang die het bestaande ontvangstgebouw van de camping omringd. Door de sloten verder uit te graven en te verbinden ontstaat er een netwerk aan watergangen, waardoor de gehele camping toegankelijk wordt via het water. Met het realiseren van watergangen, aanmeerplekken en strandjes nemen de recreatieve mogelijkheden op de camping toe, wat zorgt voor een kwaliteitsimpuls voor de gehele camping. Het westelijke en oostelijke deelgebied staan door de nieuwe watergangen niet direct in verbinding met elkaar maar worden met elkaar verbonden door middel van bruggetjes, dit is ook weergegeven in figuur 2.6.

Bij de standplaatsen die worden gerealiseerd in het uitbreidingsdeel, kan bij de standplaats zelf geparkeerd kan worden. Daarnaast worden er ook 55 nieuwe parkeerplaatsen in de uitbreiding voorzien, waarmee het totaal aantal parkeerplaatsen (los van de parkeergelegenheid bij de standplaatsen zelf) op 158 komt te liggen.

In het oosten van het uitbreidingsgebied wordt een openbaar wandelpad gerealiseerd. Dit wandelpad is niet direct te bereiken via de camping, maar zorgt wel voor een integratie van het plangebied met de overige delen van het Westerzeedijkgebied. Deze ontwikkeling is met een aparte juridisch-planologische procedure geregeld en is in dit bestemmingsplan binnen de bestemming 'Groen' mogelijk.

In het bestaande deel van de camping zijn geen nieuwe ontwikkelingen beoogd. Wel wordt er voor de bestaande bedrijfswoning in het hoofdgebouw op perceel 2740 een flexibele regeling opgenomen, zodat de bedrijfswoning in de toekomst kan worden verplaatst naar een locatie op het campingterrein met meer privacy. Ook is met dit bestemmingsplan ten opzichte van de huidige beheersverordening een meer flexibele regeling beoogd wat betreft de plaatsing van kampeermiddelen en recreatieve verblijven (zoals chalets en trekkershutten) en de realisatie van kleine gebouwen voor sanitaire voorzieningen, onderhoud en dergelijke.

2.4 Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur

Het gebied wordt op de Westerzeedijk (doorgaande weg) ontsloten. In het plangebied zijn twee ontsluitingen op de Westerzeedijk.

Door de functiewijziging van het uitbreidingsgebied, van agrarisch naar recreatie verandert de verkeersgeneratie van het gebied en neemt dit toe. In paragraaf 2.3is aangegeven dat het aantal recreatieplaatsen volgens de ingetekende plannen per saldo stijgt met 25, maar dat het in zowel de huidige als de nieuwe situatie mogelijk is om het aantal plaatsen te laten toenemen tot zo'n 500 plaatsen in totaal. Per saldo is er dan sprake van een toename van 57 plaatsen ten opzichte van het huidig aantal plaatsen waardoor de verkeergeneratie minimaal toeneemt met 23 verkeersbewegingen per etmaal (lichte motorvoertuigen). Dit is berekend op basis van CROW-publicatie 381, waarbij er voor een camping een verkeersgeneratie geldt van 0,4 motorvoertuigen per standplaats. Door de kleine toename worden er geen belemmeringen wat betreft de verkeersgeneratie verwacht. De Westerzeedijk is berekend op deze toename in de verkeersgeneratie.

Nota Parkeernormen Harlingen 2016

In de nota parkeernormen worden normen gesteld voor parkeerbehoefte bij bouw- en verbouwplannen in de gemeente Harlingen. De gemeente wil hiermee een balans maken tussen het innemen van waardevolle ruimte en het voorkomen van overlast. Daarom is een goede sturing en afweging van belangen een noodzaak bij het parkeervraagstuk. Met het vaststellen van de parkeernormen is rekening gehouden met het gemiddeld autobezit per huishouden (inclusief het gebruik van leaseauto's), de verwachte groei van het autobezit en de niet-buurtgebonden voertuigen ('bezoekers').

Gemeente Harlingen sluit aan bij de parkeernormen gesteld door CROW voor het bepalen van de parkeerbehoefte, deze behoefte is bepaald op 1,3 parkeerplaatsen per staanplaats. Omdat de camping een groot aantal camperplaatsen bevat wordt de parkeerbehoefte logischerwijs opgelost op de locatie van de standplaatsen. In hoofdstuk 2 is gemotiveerd op welke wijze de parkeerbehoefte wordt gefaciliteerd op de huidige en toekomstige parkeerterreinen. In het plangebied is hier de benodigde ruimte voor aanwezig. Op deze wijze wordt er voldoende in de parkeerbehoefte voorzien.

2.5 Duurzaamheid

De uitbreiding van de camping kan duurzaam worden ontwikkeld en tevens kan de totale camping worden verduurzaamd. Dit wordt in de kwaliteitsslag in het plangebied ook als uitgangspunt genomen. Voor actieve stimulering van een duurzaam profiel is dit bestemmingsplan echter niet het meest geschikte instrument. Een bestemmingsplan schrijft voor wat mag maar niet wat moet, maar maakt wel duurzaamheidsmaatregelen zoals de realisatie van zonnepanelen mogelijk ten behoeve van de eigen energiebehoefte. Ook worden eventuele nieuwe gebouwen op de camping duurzaam gasloos gerealiseerd. Vanuit de gemeente worden hier overigens geen specifieke duurzaamheidseisen aan gesteld omdat het een uitbreiding van een bestaande camping betreft.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

Ten aanzien van de bovenstaande belangen zijn voor het plangebied de waterkering (met reserveringszone) en de Waddenzee van belang. Voor reserveringszone bij de waterkering biedt het bestemmingsplan een beschermende regeling. De Waddenzee betreft een Natura 2000-gebied. Tevens is het natuurgebied onderdeel van het UNESCO-werelderfgoed. De gebieden met deze statussen zijn gelegen buiten het plangebied. Uit de ecologische onderzoeken blijkt dat de ontwikkelingen geen negatieve effecten hebben op de beschermde gebieden. Voor de reserveringszone van de waterkering is een regeling opgenomen in het plangebied.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het Waddengebied van belang.

Op basis van artikel 2.5.3 (aanwijzing en begrenzing waddengebied en Waddenzee) ligt het plangebied in het waddengebied. In artikel 2.5.6 (externe werking) is bepaald dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het Waddengebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt en daardoor afzonderlijk of in combinatie met ander gebruik of andere bebouwing significante gevolgen kan hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten, bedoeld in artikel 2.5.2, zijn de artikelen 2.5.4 en 2.5.5 van overeenkomstige toepassing.

In de gestelde artikelen 2.5.4 en 2.5.5 worden landschappelijke en cultuurhistorische regels beschreven bij de voorbereiding op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee. Het voorliggende plan maakt deel uit van een complete herontwikkeling van het Westerzeedijkgebied zoals in aangegeven in paragraaf 3.3 waarbij het gebied gefaseerd wordt herontwikkeld om de aantrekkelijkheid en de ruimtelijke samenhang en kwaliteit te verhogen. Gelet hierop heeft het voornemen geen significante gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het Waddengebied.

Wat betreft de maximale bouwhoogten in het Waddengebied, is in artikel 2.5.12 geregeld dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het Waddengebied en het oprichten van nieuwe bebouwing mogelijk maakt regels stelt die ertoe strekken dat de maximaal toelaatbare bouwhoogte aansluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing. Voor stedelijke bebouwing in Harlingen kan worden afgeweken mits de nieuwe bebouwing blijft binnen de verticale bebouwingscontour. De gemeente Harlingen heeft een Notitie Bouwhoogte Harlingen opgesteld. Door middel van deze notitie wordt de bouwhoogte van nieuwe objecten geborgd. Omdat de bouwhoogten die dit nieuwe bestemmingsplan zijn geregeld gelijk zijn aan de huidige, sluit de ontwikkeling aan bij het voorgenoemde beleid.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' als procesvereiste opgenomen. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

In dit geval is sprake van een uitbreiding van een camping met een toename van het aantal standplaatsen. De uitbreiding van een camping betreft geen stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking is dan ook niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Fryslân 2020 : 'De romte diele'. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn nu nog vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden. De Verordening Romte Fryslân wordt naar verwachting eind 2021 vervangen door de Omgevingsverordening Fryslân.

Omgevingsvisie Fryslân 2020: De romte diele

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is neergelegd in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. Deze is op 23 september 2020 vastgesteld. In de omgevingsvisie gaat de provincie voor een vitale economie door te investeren in omgevingskwaliteiten. Dit zorgt er onder andere voor leefbaarheid en dat leegstand en verpaupering van bebouwing wordt teruggedrongen. Daarnaast gaat de provincie voor een veerkrachtig beleid, waarin ingrijpende ontwikkelingen opgevangen kunnen worden, het behoud van de karakteristiek van de provincie wordt nagestreefd door het beschermen van de eigen identiteit en voor een gezonde leefomgeving.

Voor Harlingen is aangegeven dat de historische binnenstad en de havens voor de veerboten en cruiseschepen belangrijke toeristische trekkers zijn en dat in de stad voor de regio een gevarieerd aanbod aan voorzieningen aanwezig is.

Op het gebied van recreatie zet de provincie in op kwaliteitsverbetering van de recreatieve voorzieningen als een nieuwe vitaliteit en economisch cluster in de gastvrijheidseconomie. De provincie bevordert de mogelijkheden voor recreatie en toerisme als nieuwe sociaal economische drager van Friesland. Omdat veel recreatievoorzieningen in de nabijheid van natuurgebieden liggen is het van belang dat er rekening moet worden gehouden met de invloed van recreatievoorzieningen op omliggende natuurgebieden. Concrete initiatieven in de nabijheid van Natura 2000-gebieden moeten wel getoetst worden op de plaatselijke effecten op plaatselijke natuurwaarden. Dit is voor dit plan gedaan en dit is nader onderbouwd in paragraaf 4.1.

Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk bij stedelijke en regionale centra en de recreatiekernen. Harlingen betreft zo'n stedelijk centra.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden en in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 5.2.1 wordt benoemd dat in een ruimtelijk plan de uitbreiding van een kampeerterrein tot 200 plaatsen is toegestaan mits onderbouwd is dat de uitbreiding bijdraagt aan een kwaliteitsverbetering van het kampeerterrein. De kwaliteitsverbetering is reeds onderbouwd in paragraaf 2.3.

In artikel 5.2.2 wordt benoemd dat uitbreiding van een kampeerterrein alleen is toegestaan in of in de nabijheid van een recreatiekern. Harlingen betreft een stedelijke centra en stedelijke centra zijn ook aangewezen als recreatiekern.

In de verordening zijn tenslotte ook de reserveringszones voor de versterking van primaire waterkeringen geregeld. Hiervoor is een regeling opgenomen in het bestemmingsplan.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Harlingen 2025

De gemeente Harlingen heeft de toekomstvisie vastgelegd in de Structuurvisie Harlingen 2025 (vastgesteld 8 november 2012). De structuurvisie is een verdere uitwerking van de stadsvisie uit 2008. De structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en sociaal maatschappelijke beleid van de gemeente Harlingen

Voor recreatie zet de gemeente Harlingen in op het behouden van de authenticiteit van de stad Harlingen. De gemeente stimuleert de lokale economie door het verbeteren en creëren van recreatieve en toeristische voorzieningen. De gemeente wil recreatie en toeristische kansen in de gemeente meer promoten. Ook wil de gemeente de recreatieve en toeristische kansen die de gemeente biedt meer promoten. De uitbreiding van Camping De Zeehoeve draagt hier aan bij.

Toeristische visie Harlingen 2018

De Toeristische visie Harlingen 2018 brengt alle toeristische ontwikkelingen en potenties voor de komen samen. Wat betreft verblijfsrecreatie zijn er vooral kleinere verblijfsaanbieders binnen de gemeente. Dit met uitzondering van Camping de Zeehoeve en de jachthavens in de binnenstad. Hierdoor is circa 60% van de verblijfsrecreatie seizoensgebonden. Van belang is de kwaliteitsimpuls en de vernieuwende impuls met het interactief beleefbaar maken van het bestaande aanbod. Op deze manier kunnen nieuwe doelgroepen worden aangesproken. Voor de verblijfsrecreatie is vooral het onderscheidende vermogen belangrijk.

Visie Westerzeedijkpark

De ambitie is om het Westerzeedijkgebied te ontwikkelen tot een samenhangend gebied dat op regionaal niveau een groene schakel vormt tussen de Waddenzee en het achterland en op lokaal niveau een schakel vormt tussen de binnenstad en het buitengebied. Het Westerzeedijkgebied moet een aantrekkelijk gebied worden voor zowel toeristen en de Harlingers. Uitgangspunten bij de transformatie van het Westerzeedijk gebied zijn (1) dat het een aantrekkelijk authentiek recreatief gebied moet worden en (2) dat het bijdraagt aan een gezonde stad. Met dat laatste uitgangspunt wordt bedoeld dat voetgangers in het gebied de baas zijn en dat er voldoende ruimte is om te sporten, rennen, recreëren en fietsen.

In het Westerzeedijkgebied zijn verschillende ontwikkelingsvlekken aangewezen. Binnen ontwikkelingsvlek 1 en 2 wordt er ingezet op de ontwikkeling van maatschappelijke en commerciële functies. Ontwikkelingsvlek 3 betreft de uitbreiding en opwaardering van het bestaande sportpark. Ontwikkelingsvlekken 4 en 5 hebben betrekking op de gronden die nu grotendeels braakliggend zijn. Hier wordt ingezet op de ontwikkeling van dag- en verblijfsrecreatie met onder andere een recreatiepark. De laatste ontwikkeling heeft betrekking op het voorliggende plan, namelijk de uitbreiding van Camping de Zeehoeve. Alle ontwikkelingsvlekken worden door middel van groene recreatieve verbinden met elkaar verbonden. Het gaat hierbij vooral om fiets- en wandelroutes. Op deze manier ontstaat er een geïntegreerd Westerzeedijkgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0011.png"

Figuur 3.3 Schetsontwerp visie Westerzeedijkpark

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand van het plangebied tot zowel het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Waddenzee en tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied (It Hegewiersterfjild) bedraagt minimaal 100 meter. De strook tussen de Bolswardervaart en de Waadzeewei is in de provinciale verordening aangeduid als 'Natuur buiten EHS'.

 

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de kleine afstand tot het Natura 2000-gebied de Waddenzee kan de recreatiedruk in het gebied wel toenemen. De geplande ontwikkeling zou kunnen leiden tot een toename in stikstofdepositie. In de AERIUS calculator is voor dit project de depositie berekend. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3. Hieruit blijkt dat significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten. Omdat de uitbreiding van de camping aan de noordzijde plaatsvindt, worden effecten op het NNN-gebied en de Natuur buiten EHS niet verwacht.

De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Fryslân staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Ten behoeve van de uitbreiding van Camping de Zeehoeve is in januari 2021 een ecologische quickscan uitgevoerd (bijlage 2). Uit het ecologische onderzoek blijkt dat het plangebied mogelijkheden biedt voor vogels om te broeden, in de bodem, struiken en rietkragen in en rondom het terrein. Het gaat om soorten waarvan de nesten alleen beschermd zijn gedurende het broedseizoen. Het gaat hier om soorten zoals de kleine karekiet. De broedtijd loopt grofweg van 15 maart en 15 juli. Er wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Eventueel kan er tijdens de broedtijd gewerkt worden, wel dient dit te gebeuren onder begeleiding van een ecoloog.

Op voorhand valt het niet uit te sluiten dat de Bolswardervaart onderdeel is van een essentiële vliegroute van de zeldzame meervleermuis. Wanneer er tijdens de werkzaamheden gedurende zonsondergang en zonsopkomst fel kunstlicht richting de vaart schijnt, kunnen de mogelijk aanwezige essentiële vliegroutes in functie achteruit gaan of zelfs volledig verdwijnen. Er wordt geadviseerd om lichtuitstraling richting de vaart tijdens de werkzaamheden te voorkomen. Is dit niet mogelijk dan dient er een nader onderzoek naar essentiële vliegroutes uitgevoerd te worden, waarbij wordt vastgesteld of de Bolswardervaart daadwerkelijk onderdeel is van een essentiële vliegroute.

In het plangebied kunnen ook een aantal niet beschermde of vrijgestelde soorten voorkomen, zoals kleine zoogdieren en vissen. De zorgplicht van de Wet natuurbescherming schrijft echter voor dat men verplicht is om schade aan deze soorten zoveel mogelijk te voorkomen.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De plannen voor Camping de Zeehoeve in Harlingen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Ten noorden van het plangebied bevindt zich een woonperceel aan de Bolswardervaart 18. Voor een camping/kampeerterrein geldt een richtafstand van 50 meter bij een rustige woonwijk of een rustig buitengebied en 30 meter bij een gemengd gebied. De camping ligt op een afstand van circa 270 meter tot de perceelsgrens van het woonperceel. Aan de richtafstand kan dus worden voldaan. Aan de overzijde van de Bolswardervaart zijn woningen gelegen in het gebied Arianehof op een afstand van circa 50 meter. Hierbij wordt voldaan aan de richtafstand. Bovendien vinden de geluidbelastende activiteiten op het recreatieterrein plaats bij het entreegebouw en de ontsluiting aan de kant van de Westerzeedijk.

Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuzonering de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Bij autowegen (zoals de N31) kan een hogere waarde tot en met 53 dB worden vastgesteld, deze waarde geldt als maximale ontheffingswaarde.

Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de N31. Voor ontwikkelingen binnen de wettelijke geluidszone van de N31 die voorzien in geluidsgevoelige functies, geldt dat er een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai dient te worden uitgevoerd. De ontwikkeling in het plangebied betreft de uitbreiding van een camping. Een camping betreft echter geen geluidgevoelige functie. Om deze reden hoeft er geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.4 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20210312-2-25834), zie hiervoor 4. Uit deze digitale watertoets blijkt dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan zoals genoemd in de bijlage. Het wateradvies is in deze paragraaf verder uitgewerkt en ook aangevuld met informatie uit andere nabijgelegen recente plannen.

Beschrijving huidige situatie

Bodem en grondwater

Uit de bodemkaart Nederland blijkt dat de bodem bestaat uit lichte klei en dat de hoogste grondwaterstand 0,40 m-mv bedraagt. De laagste grondwaterstand is gelegen tussen de 0,80 en 1,20 m-mv.

Waterkwantiteit

Langs de oostzijde van het plangebied ligt een hoofdwatergang (de Bolswardervaart). Op deze hoofdwatergang zijn diverse wateren aangesloten die van belang zijn voor de afvoer van water uit het gebied. Op de hoofdwatergang is een beschermingszone van 5 meter van toepassing, hiervoor is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen. Voor alle ingrepen in en langs deze watergangen moet afstemming worden gezocht met het waterschap.

Keringen

De westzijde van het plangebied is een primaire kering aanwezig. Op deze kering is een beschermingszone van toepassing. De buitenbeschermingszone is gelegen over een groot deel van het plangebied. Vanaf de berm langs de Westerzeedijk strekt deze zone 100 meter landinwaarts. Daaroverheen is nog een ruimtelijke reserveringszone gelegen die nog eens circa 10 meter landinwaarts is gelegen. De verschillende zones zijn weergegeven in een fragment van de legger van het waterschap in figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0012.png"

Figuur 4.1 Legger Wetterskip Fryslân

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemeentelijk rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Waterkwantiteit

Door ruimtelijke ontwikkelingen kan de hoeveelheid verhard oppervlak toenemen met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Omdat het plangebied afwatert op de boezem geldt een compensatienorm van 5%. Het dempen van water dient 100% te worden gecompenseerd. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van oppervlaktewater. Ten noorden van de camping is onlangs een nieuw sloot gegraven en ook in de plannen voor de uitbreiding is rekening gehouden met de aanleg van nieuw oppervlaktewater. Hierover is overleg opgenomen met Wetterskip Fryslân waarin wordt geadviseerd om de sloot aan te leggen tot circa 2,00 meter onder het maaiveld. Dit betekent een waterdiepte van 1,50 meter in de sloot bij een waterpeil van - 0,52 m NAP, boezempeil. Dieper graven kan van invloed zijn op de aanwezige waterkering en wordt om deze reden niet aangeraden. Voor het graven van de sloot is een watervergunning nodig die valt binnen de keurverordening van Wetterskip Fryslân.

Relatie tussen Water en Ruimte

Het veiligheidsbeleid van het waterschap en de ruimtelijke ordening ontmoeten elkaar op verschillende momenten. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het bestemmen van reserveringszones achter primaire waterkeringen en bij het bestemmen van regionale voormalige zeedijken tot waterkering in de bestemmingsplannen. Als in bestemmingsplannen ontwikkelingen plaatsvinden op locaties boven 'maatgevend boezempeil, gemiddelde waterstand tijdens maatgevende omstandigheden' die eenmaal per 100 of 300 jaar kunnen optreden, wordt een toename van de gevolgschade bij een overstroming vanuit de Friese boezem voorkomen.

De locatie wordt niet beschermd door een regionale kering en ligt voor de boezem met een streefpeil van -0,52 m NAP. Om rekening houden met hoogwater in het kader van regionale wateroverlast adviseert het Wetterskip een minimale aanleghoogte van -0,05 m NAP, voor de te realiseren bebouwing.

Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding is het nodig om rekening te houden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. Om deze reden wordt voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,10 meter en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70 meter gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Ook voor verharding adviseert het Wetterskip een drooglegging van 0,70 meter.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten gebieden ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. In dit geval is de droogleggingsnorm voor grondwater de belangrijkste norm. Het Wetterskip adviseert daarom bij gebouwen een minimale aanleghoogte van +0,18 m NAP, uitgaande van geen kruipruimte of +0,58 m met kruipruimte.

Conclusie

Het wateradvies van Wetterskip Fryslân en de andere afspraken die gemaakt zijn over waterhuishoudkundige maatregelen worden betrokken in de verdere planvorming en definitieve invulling van het plangebied. Daarmee mag worden aangenomen dat er over het voorliggende plan geen bezwaren ten aanzien van het wateraspect zullen bestaan.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd. Fijnstof-emissie is bij dit plan alleen het gevolg van de verkeerstoename. De verkeerstoename is nader te bepalen.

De huidige luchtkwaliteit langs wegen wordt bepaald aan de hand van de NSL-monitoringstool van de Rijksoverheid. Langs de N31 is actuele luchtkwaliteit bepaald. Langs deze weg is sprake van een NO2 concentratie van circa 11 µg/m3 en een PM10 van ongeveer 14 µg /m3. De norm voor fijnstof is 40 µg /m3 voor de PM10. De huidige luchtkwaliteit is zeer goed te noemen. Het plan draagt slecht marginaal bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze bijdrage zal niet zodanig zijn dat de normen voor luchtkwaliteit worden overschreden.

Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden is op basis van archeologisch historisch, bodemkundig en geo(morfo)logisch onderzoek een verwachtingskaart opgesteld.

De Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) geeft hiervoor informatie. Het gemeentelijke archeologiebeleid volgt de FAMKE. Ten aanzien van de planlocatie geldt op basis van de advieskaart 'IJzertijd - Middeleeuwen' in het oosten van het plangebied de waarde 'streven naar behoud'. Dit betreffen de gronden waar het openbare voet- en fietspad moet komen en waar een watergang wordt gegraven (figuur 4.1). Gronden met de archeologische verwachtingswaarden 'streven naar behoud' zijn gronden die mogelijk archeologische resten uit de ijzertijd en middeleeuwen bevatten. Alleen als de werkzaamheden dieper gaan dan 0,30 meter beneden het maaiveld en een grotere oppervlakte dan 50 m² beslaan, is het nodig om nader archeologisch onderzoek uit te voeren. Ter plaatse is daar bij deze voorgenomen planontwikkeling geen sprake van, zodat dit onderzoek achterwege is gebleven. Voor de gebieden waarvoor 'streven naar behoud' geldt, is in het bestemmingsplan wel een beschermende archeologische regeling in de vorm van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie' opgenomen. Op de advieskaart 'Steentijd - Bronstijd' zijn geen gebieden aangegeven waar archeologisch onderzoek noodzakelijk is (figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0013.png"

Figuur 4.1 Archeologische Kaart (FAMKE) - ijzertijd-middeleeuwen. Rood is 'streven naar behoud'

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0014.png"

Figuur 4.2 Archeologische Kaart (FAMKE) - steentijd-bronstijd. Groen is 'geen onderzoek noodzakelijk'

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied. In het plangebied zelf bevinden zich geen cultuurhistorische objecten. De Bolswardervaart net buiten het plangebied is aangewezen als watergang en de dijk is een Rijksmonument. Vanuit cultuurhistorie gelden er geen belemmeringen voor het plangebied.

4.7 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Om de bodemkwaliteit aan te tonen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het uitbreidingsdeel in het plangebied. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 5.

Uit de resultaten van het bodemonderzoek is gebleken dat de bovengrond van de locatie voornamelijk licht verontreinigd is met lood en kwik, alleen ter plaatse van twee boringen zijn sterk verhoogde gehalten aan lood aangetroffen. Bij een oppervlakte van circa 100 m² en een diepte van 50 cm is ongeveer 50 m³ grond sterk verontreinigd met lood. Dit betekent dat ter plaatse sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming (Wbb). Voor het saneren van de aangetroffen verontreiniging is een saneringsprocedure opgestart en een BUS-melding opgesteld, zoals ook in bijlage 5 is aangegeven. Hieruit blijkt dat Voorafgaand aan de werkzaamheden en KLIC-melding moet worden gedaan. Het terrein moet ingericht worden conform de eisen uit de CROW-400 (werken in en met verontreinigde bodem, veiligheidsklasse Oranje-Niet vluchtig). Vanaf de Westerzeedijk dienen rijplaten te worden aangebracht en op het terrein dient ter plaatse van een sloot een tijdelijk dam gemaakt te worden voor het transport op de locatie. De verontreinigde grond dient vervolgens ontgraven en direct afgevoerd naar een erkende verwerkingslocatie. Na de sanering worden controlemonsters samengesteld op de parameter lood door de Milieukundig begeleider om te beoordelen of de verontreinigde grond verwijderd is en er wordt voldaan aan de saneringsdoelstelling (klasse Wonen). De ontgraving moet worden aangevuld met grond die minimaal voldoet aan de lokale maximale waarden.

Op grond van de Ontgrondingenwet kan daarnaast een ontgrondingsvergunning nodig zijn voor afgravingen. Provincie Fryslân is bevoegd gezag voor dergelijke ontgrondingen. Hierin is onder andere bepaald dat geen vergunning nodig is voor ontgrondingen die noodzakelijk zijn voor de verwerkelijking van een in een bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming als in het bestemmingsplan is aangegeven dat de diepte van de ontgronding niet meer bedraagt dan 2,00 meter beneden het maaiveld of en bij de ontgronding niet meer dan 10.000 m3 bodemmateriaal naar elders wordt afgevoerd of in depot wordt gezet.

Dit is bij de uitvoering van dit project niet het geval. De nieuwe sloten worden namelijk tot -0,60 NAP gegraven waarbij de maaiveldhoogte op +0,60 NAP ligt. Op voorhand wordt daarnaast ingeschat dat er tussen de 5.000 en de 8.000 m3 ontgraven gaat worden en dat deze grond op eigen terrein weer gebruikt wordt.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden wordt hier aan voldaan. Met deze maatregelen is het bestemmingsplan vanuit het aspect 'bodem' uitvoerbaar.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Uit de risicokaart blijkt dat langs het plangebied twee relevante risicobronnen aanwezig zijn, namelijk hogedruk aardgastransportleidingen en vervoer van gevaarlijke stoffen over de N31.

In de externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijke vastgelegd beperkingszones (plaatsgebonden risico) en invloedgebieden waarin de gemeente de risico’s moet afwegen en verantwoorden (groepsrisico). De beide risicobronnen hebben geen plaatsgebonden risicocontouren die binnen het plangebied liggen. Er geldt alleen een verantwoordingsplicht. De risicobronnen zijn weergegeven in figuur 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPZeehoeve-VA01_0015.png"

Figuur 4.3 Risicokaart (bron: risicokaart.nl)

Ten aanzien van de externe veiligheid hebben omgevingsdienst FUMO en Brandweer Fryslân adviezen uitgebracht. Deze zijn opgenomen in bijlagen 6 en 7. Hieruit blijkt het volgende.

Transport over de N31

Over de N31 vindt het vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt op ongeveer 70 meter vanaf het midden van de weg en is dan ook binnen het invloedsgebied gelegen. Door het geringe aantal van vervoersbewegingen van gevaarlijke stoffen heeft deze weg geen plaatsgebonden risicocontour. Binnen een zone van 200 meter moet worden getoetst of een berekening van het groepsrisico noodzakelijk is. Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de N31 dient op grond van artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes het groepsrisico te worden verantwoord. In de adviezen in de bijlagen is hierop ingegaan en blijk dat de N31 geen aandachtspunt vormt voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Het groepsrisico neemt namelijk door de voorgenomen ontwikkelingen niet toe. Er kan volstaan worden met een beperkte verantwoording hiervan. Deze is in een navolgende paragraaf gemotiveerd.

Hogedruk aardgastransportleidingen

Ook voor de leidingen geldt alleen de verantwoordingsplicht. Hiervoor worden twee zones onderscheiden, namelijk:

  • eerste 50 meter, 100% letaliteit: alle aanwezig personen, zowel binnen als buiten gebouwen, komen in geval van een incident te overlijden.
  • 50-95 meter, 1% letaliteit: letaliteit neemt af van 100% naar 1%, personen binnen gebouwen hebben voldoende bescherming, slachtoffers vallen vooral buiten.

Binnen het invloedsgebied van de leiding is geen sprake van een hoge bevolkingsdichtheid. Ook in de nieuwe situatie is dit niet het geval. Op basis daarvan kan op voorhand geconcludeerd worden dat het groepsrisico laag is. Dit blijkt ook uit de berekening van de FUMO die in de bijlage is opgenomen, het uitgerekende groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde. Ten aanzien van de letaliteitszones wordt geadviseerd om de camperplaatsen (in het westelijk deel) buiten de 100% letaliteitszone van de aardgastransportleiding te realiseren een de ontwikkeling bij voorkeur buiten de 1% letaliteitszone te realiseren. Indien er binnen deze zones wordt ontwikkeld, dan dient er een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Dit is in de volgende paragraaf uitgewerkt.

Indien er verharding wordt gerealiseerd in dwarsrichting over de gasleiding (zoals bij de nieuwe inrit aan de noordzijde is beoogd) dan geniet het de voorkeur om dit met een uitneembare open verharding te realiseren. Hiervoor dient afstemming plaats te vinden met de Gasunie als leidingbeheerder waarbij het van belang is dat duidelijk wordt welk type verharding er wordt toegepast boven de leiding wat de opbouw wordt van het cunet. Bij de verdere uitwerking van het project wordt hiermee rekening gehouden.

Verantwoording groepsrisico

Ten aanzien van de letaliteitszones, worden de standplaatsen in het uitbreidingsgebied van de camping grotendeels geconcentreerd buiten de letaliteitszones. Met de huidige plannen worden ook enkele standplaatsen binnen de 100% en 1% letaliteitszones gerealiseerd. Dit is in de huidige situatie ook al het geval. Zoals in paragraaf 2.3is aangegeven, ontstaan er per saldo minder nieuwe plaatsen dan in de uitbreiding zijn ingetekend. Ook bevinden zich in het bestaande deel van de camping een aantal plaatsen binnen de 100% letaliteitszone. Daarnaast zal het terrein niet gedurende het hele jaar volledig bezet zijn en wordt er in het uitbreidingsdeel in de huidige situatie ook al gerecreëerd.

In het advies van Brandweer Fryslân is verder ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico ingegaan op de aspecten bestrijding en beperking van rampen, bereikbaarheid en zelfredzaamheid van personen:

  • Bestrijdbaarheid: Ten aanzien van de bluswatervoorzieningen in het plangebied worden er geen specifieke voorwaarden ten aanzien van de bluswatervoorzieningen voor kampeermiddelen / stacaravans geadviseerd. Aangeraden wordt om in het plangebied een bluswatervoorziening beschikbaar te hebben voor een eventuele uitbreiding van brand te voorkomen. Mogelijk zou er ruimte kunnen worden gehouden bij de bruggen over de nieuw aan te leggen sloten door het plangebied heen. Geadviseerd wordt om een opstelplaats in te richten.

  • Bereikbaarheid: De camping is via de openbare weg op twee manieren aan te rijden, vervolgens is er één toegang tot het terrein zelf. Op de camping zelf worden nieuwe wegen aangelegd ten behoeve van de nieuwe gedeeltes op de camping. Deze wegen dienen geschikt te zijn voor de voertuigen van de brandweer en te voldoen aan een aantal voorwaarden zoals genoemd in het advies. Ook wordt geadviseerd om op het terrein vluchtmogelijkheden van de risicobron af te situeren.

  • Opkomsttijd: Voor het plangebied geldt een opkomsttijd van circa 10 minuten. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde normtijd van 12 minuten voor een risicogebied 2. In het kader van de opkomsttijd worden geen knelpunten voorzien.

  • Zelfredzaamheid: Het plan voorziet niet in functies voor verminderd zelfredzame personen. De aanwezigen op de camping/stacaravans zijn over het algemeen zelfredzaam. Geadviseerd wordt om de brandweer bij de uitwerking van de bluswatervoorzieningen in het plangebied te betrekken.

Op basis van de voorgaande motivatie en de behoefte aan de beoogde ontwikkeling in relatie tot de visie van het gemeente voor het gehele gebied wordt het groepsrisico verantwoord geacht. De adviezen van Brandweer Fryslân worden bij de verdere uitwerking van het project opgepakt.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In het plangebied is geen sprake van relevante kabels en leidingen die planologische bescherming behoeven. De hogedruk aardgastransportleidingen nabij het plangebied zijn in de geldende beheersverordening voorzien van een beschermende regeling. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.10 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van een kampeerterrein met meer dan 3 hectare. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld, die is opgenomen in bijlage 8.

4.11 Niet gesprongen explosieven

De gemeente Harlingen heeft in 2017 een gemeente dekkend vooronderzoek naar niet gesprongen explosieven uitgevoerd. Uit dit vooronderzoek is gebleken dat het plangebied niet in een NGE-Risicogebied ligt. Wel blijkt dat het plangebied in een mijnenveld of mijnenveldverdachtgebied ligt. Uit de historische analyse in het vooronderzoek naar niet gesprongen explosieven blijkt echter dat er geen mijnen meer in het plangebied zijn omdat deze in het verleden al zijn ontploft of geruimd. Om deze reden is voor het plangebied geen Projectgebonden Risicoanalyse-Niet Gesprongen Explosieven uitgevoerd.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden.


Het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemming en aanduidingen

Groen

De bestemming 'Groen' is gehanteerd voor het noordelijkste deel van het plangebied ter plaatse van het beoogde wandelpad waar onlangs een omgevingsvergunning voor is verleend. Door dit stuk grond mee te nemen in het plangebied ontstaat er een logische begrenzing met het bestemmingsplan voor het recreatiepark Westerzeedijk. Ook is de bestemming toegepast voor de beoogde groenstrook aan de noordzijde van de uitbreiding van de camping.

Inhoudelijk is de bestemming afgestemd op de regeling voor vergelijkbare situaties in de gemeente. Een belangrijk gegeven hierbij is dat op of in deze gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd.

Recreatie

Het deel van het plangebied dat primair voor de recreatieve functie gebruikt kan worden is ondergebracht in de enkelbestemming ‘Recreatie’. In deze bestemming zijn de bestaande planologische mogelijkheden van het huidige deel van de camping geregeld en is ruimte opgenomen voor de beoogde uitbreiding. In de regeling is onderscheid gemaakt tussen kampeermiddelen die overeenkomstig de bestaande planologische mogelijkheden onbeperkt mogelijk zijn en gebouwen ten behoeve van recreatief verblijf zoals chalets en trekkershutten waar bouwregels voor gelden zodat deze tot 70 m2 en 5 meter hoogte zijn toegestaan Deze begrippen zijn in artikel 1.29 en 1.38 gedefinieerd. Omdat in de praktijk het ruimtelijke onderscheid tussen een kampeermiddel zoals een stacaravan en een recreatief verblijf zoals een chalet klein is, is er voor gekozen om een stacaravan ook onder deze maatvoeringen onder te brengen. Ook bestaan er mogelijkheden voor dagrecreatief medegebruik en parkeren ten behoeve van evenementen overeenkomstig het bestaande gebruik. Ook zijn er in het plangebied mogelijkheden voor functies zoals groen, water, parkeren en verkeers- en verblijfsvoorzieningen ten behoeve van de recreatie.

De detailhandel en verhuuractiviteiten, de horeca, de bed and breakfast, dienstverlening (waaronder de huidige receptie) en de huidige bedrijfswoning dienen te worden geconcentreerd in het bouwvlak aan de entree van het terrein en zijn voor zover van toepassing ondergeschikt mogelijk. Deze ondergeschiktheid houdt in dat deze functies ruimtelijk ondergeschikt moeten zijn aan de recreatiefunctie in het plangebied maar wel zelfstandig uitgeoefend kunnen worden. Als voorbeeld kunnen de horeca activiteiten ook in de wintermaanden uitgeoefend worden als de camping voor een groot deel niet gebruikt wordt. De horecafunctie blijft dan ruimtelijke ondergeschikt aan de camping. Ook is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen voor de seizoensmedewerkers die in het plangebied werken.

De bebouwingsmogelijkheden zijn afgestemd op de bestaande planologische mogelijkheden. Buiten het bouwvlak zijn in algemene zin mogelijkheden opgenomen voor gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, sanitaire voorzieningen en een (toekomstig) receptiegebouw. Met deze flexibele regeling kunnen gebouwen tot ten hoogste 250 m2 en 6 meter bouwhoogte gebouwd worden. Ook zijn er buiten het bouwvlak mogelijkheden voor twee horecagebouwen ten behoeve van het recreatieterrein met een oppervlakte van maximaal 75 m2 en een 6 meter bouwhoogte.

Ook bestaat door middel van een afwijking de mogelijkheid om onder voorwaarden de bedrijfswoningen op een andere plek in het plangebied te bouwen.

Bij de bebouwingsmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de vrijwaringszones voor de waterkering en de Bolswardervaart zoals hierna zijn beschreven.

Water

Ter plekke van de nieuwe watergang die tussen het nieuwe wandelpad en de uitbreiding van de camping gerealiseerd wordt, is sprak van de bestemming 'Water'. Deze bestemming is ook afgestemd op de vergelijkbare regelingen in de gemeente. Net zoals in de bestemming 'Groen' het geval is, mogen hier ook geen gebouwen worden gebouwd.

Waarde - Archeologie

In een deel van het plangebied is sprake van archeologische waarden die beschermd moeten worden volgens de FAMKE-kaart. In paragraaf 4.6 is dit nader omschreven. Bepaalde werken en werkzaamheden zijn omgevingsvergunningsplichtig en boven de 50 m2 aan bodemingrepen moet archeologisch onderzoek worden verricht indien de ingreep tevens dieper gaat dan 30 centimeter beneden het maaiveld. Zie hiervoor artikel 6 van de regels.

vrijwaringszone - dijk

De reserveringszone van de waterkering is geregeld met de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. De ligging van het aanduidingsvlak is afgestemd op de provinciale verordening. De reserveringszone is opgenomen voor toekomstige versterking van de waterkering langs de Waddenzee vanwege de te verwachten stijging van het waterpeil.


De aanduidingsregeling geldt 'boven' de onderliggende bestemming en houdt in dat er behalve de bestaande gebouwen en overkappingen bij recht geen andere zijn toegestaan. Dit geldt niet voor kampeermiddelen. Nieuwe gebouwen of overkappingen zijn (tot maximaal 10% extra oppervlak buiten het bouwvlak) alleen mogelijk als is gebleken dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de waterkering. Dit is geregeld door middel van een afwijking, waarbij een positief advies van de dijkbeheerder verkregen moet worden.

vrijwaringszone - vaarweg

Ten behoeve van het beheer en de veiligheid van de Bolswardervaart is in een zone hierlangs de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' opgenomen. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat in deze zone geen gebouwen en overkappingen gebouwd mogen worden. Voor kampeermiddelen gelden geen beperkingen. Dit geldt niet voor de bestaande bouwwerken en tevens is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om nieuwe in de basisbestemming genoemde bouwwerken te bouwen. Hierbij geldt de voorwaarde dat ontheffing is verkregen van de waterwegbeheerder.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De planontwikkeling is onderdeel geweest van het Open Planproces in 2018 en 2019 in het kader van de gebiedsontwikkeling Westerzeedijk. Daarin heeft een uitgebreide participatie plaatsgevonden met inwoners van Harlingen. Daarnaast is er op 14 september 2021 een inloopbijeenkomst gehouden in het campingrestaurant, waarbij de omwonenden van het gebied (bewoners Bolswardervaart) persoonlijk zijn uitgenodigd. De initiatiefnemer heeft het plan nader toegelicht en de reacties waren positief van aard.

Het bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan. Voorafgaand is het bestemmingsplan aangeboden voor het vooroverleg aan de overlegpartners. Dit heeft ten aanzien van omgevingsdienst FUMO en Brandweer Fryslân al plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn verwerkt in de paragraaf 4.8. Vervolgens zijn ook door provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en de Gasunie overlegreacties ingediend. De beantwoording daarvan is in bijlage 9 opgenomen. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen in het bestemmingsplan.

 

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan is voor 6 weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode werd aan iedereen de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststellingsfase

Vervolgens is het bestemmingsplan op 27 oktober 2022 ongewijzigd door de gemeenteraad vastgesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor deels een ontwikkeling van de gemeente en deels een particuliere ontwikkeling. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De initiatiefnemer heeft aangetoond dat het plan financieel haalbaar is.

Kostenverhaal

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Voor dit plan is er tussen de gemeente en initiatiefnemer een koopovereenkomst gesloten in verband met de grondtransactie. In de waardebepaling is daarbij rekening gehouden met de recreatieve bestemming. Ook de plankosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd, waardoor er geen exploitatieplan hoeft te worden opgesteld. Eventuele planschade komt ook voor rekening van de initiatiefnemer, hetgeen wordt geregeld in de planschadeovereenkomst.