direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Harlingen - Uitbreiding maritieme academie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Maritieme Academie (hierna initiatiefnemer) heeft het voornemen om een gebouw met een werk-café en facilitaire diensten op de begane grond en op de etages verblijfs- en overnachtingsruimten voor leerlingen te realiseren. Hierbij wordt tevens een boten stalling en fietsenstalling gerealiseerd en wordt de buitenruimte op het terrein opnieuw ingericht.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt een deel van de bestaande situatie van de Maritieme Academie in Harlingen meegenomen zodat er één juridisch-planologisch regime ontstaat. Omwille van een duidelijke begrenzing van het plangebied is de tussenliggende begraafplaats ook meegenomen in dit bestemmingsplan.

De voorgenomen ontwikkeling van het gebouw is niet in overeenstemming met de geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen. De gemeente Harlingen heeft aangegeven mee te willen werken aan het initiatief. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Begrenzing plangebied

De begrenzing van het plangebied betreft een deel van het terrein van de Maritieme Academie in Harlingen. Het complex is gelegen bij het station van Harlingen en de Trebolbuurt. De zuid- en oostkant van het plangebied wordt voor een groot deel begrensd door de Stationsweg. Aan de noordkant ligt een braakliggend terrein wat voorheen in gebruik was door bedrijven en mogelijk wordt ontwikkeld naar wonen. Aan de westkant van het plangebied ligt de bestaande woonwijk de Trebolbuurt. De ligging van het plangebied in Harlingen en de directe omgeving is weergeven in afbeelding 1.1. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de planverbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0001.png"

Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in de kern Harlingen en ten opzichte van de directe omgeving (bron: www.pdok.nl)

1.3 Planologische regeling

1.3.1 Beschrijving bestemmingen

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de beheersverordeningen 'Harlingen – Stationsgebied' en 'Trebolbuurt' en de bestemmingsplannen 'Harlingen - Trebol / Kanaalweg C.A.' en 'Harlingen – N31'. Deze zijn respectievelijk op 18 september 2013, 5 juni 2012, 10 december 1997 en 8 oktober 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van Harlingen. Tenslotte is er ook een Partiële herziening van de beheersverordeningen en een Paraplubestemmingsplan geweest. In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de geldende beheersverordeningen en bestemmingsplannen met daarop in rode omlijning het plangebied indicatief weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de planverbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0002.png"

Afbeelding 1.2 Uitsnede beheersverordeningen en bestemmingen met daarop in het rood het plangebied indicatief weergeven (bron: ruimtelijke plannen.nl)

De geldende regelingen zijn hierna beschreven.

Beheersverordeningen 'Harlingen - Stationsgebied' en 'Trebolbuurt

De gronden van het plangebied binnen de beheersverordeningen 'Harlingen - Stationsgebied' en 'Trebolbuurt' zijn voorzien van het besluitvlak 'Bestaand'. Binnen dit besluitvlak zijn alleen bouwwerken overeenkomstig het bestaande gebruik toegestaan.

Bestemmingsplan 'Harlingen - Trebol / Kanaalweg C.A.'

De gronden van het plangebied gelegen binnen het bestemmingsplan 'Harlingen - Trebol / Kanaalweg C.A.' is voorzien van de bestemming 'Bijzondere Doeleinden' en 'Groenvoorzieningen'. De gronden met de bestemming 'Bijzondere Doeleinden' zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van onderwijsdoeleinden, sociaal- culturele-, medische-, en religieuze doeleinden of dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen en bijhorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daarnaast is op de verbeelding de letter D weergegeven waarmee de bouwhoogte (maximaal 8 meter) en dakhelling (maximaal 60 graden) is vastgelegd. Op de plankaart is ook de aandachtszone industrielawaai weergegeven die reeds is vervallen doordat alle bedrijvigheid weg is en het terrein herontwikkeld gaat worden. De gronden met de bestemming 'Groenvoorzieningen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen, plantsoenen, speelvoorzieningen, paden en waterlopen met de daarbij behorende bouwwerken.

Bestemmingsplan 'Harlingen - N31'

De gronden binnen het plangebied gelegen binnen dit bestemmingsplan zijn voorzien van de bestemming: 'Groen'. Daarnaast is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werkterrein' en de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aanwezig. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, taluds, bermen en beplanting. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werkterrein' mocht tot 1 januari 2019 gronden en bouwwerken worden gebouwd en gebruikt als werkterrein ten behoeve van de reconstructie van de N31. De gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' is vanwege het tegen gaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten vanwege een industrieterrein. Deze geluidzone is voor het plangebied van dit bestemmingsplan niet meer van toepassing omdat deze herzien is.

Partiële herziening beheersverordeningen gemeente Harlingen en Paraplubestemmingsplan gemeente Harlingen

Voor de gehele gemeente Harlingen is een paraplubestemmingsplan en een partiële herziening van de beheersverordeningen op 21 februari 2018 vastgesteld. Hierin is een parkeerregeling voor de gemeente Harlingen opgenomen. Daarnaast voorziet deze partiële herziening in een regeling voor het beperken van autostallingen. Deze regelingen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.

1.3.2 Strijdigheid

Op grond van de geldende bestemmingsplannen 'Harlingen - N31' en 'Harlingen - Trebol / Kanaalweg C.A.' is het niet toegestaan om hoofdgebouwen te realiseren. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in een adequaat juridisch-planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 De bestaande situatie

Het plangebied betreft een gedeelte van de Maritieme Academie te Harlingen. Het plangebied is gelegen op loopafstand van het centrum van Harlingen en tegenover het station van Harlingen. De zuid- en oostkant van het plangebied wordt voor een groot deel begrensd door de Stationsweg. Aan de noordkant ligt een braakliggend terrein dat in het verleden in gebruik was door een betonfabriek en in de toekomst naar verwachting herontwikkeld wordt naar een woongebied. Aan de westkant van het plangebied ligt de woonwijk Trebolbuurt.

De huidige invulling van het plangebied bestaat uit een aantal verschillende gebouwen met verschillende bouwlagen. Het terrein wordt gebruikt voor het middelbaar beroepsonderwijs met de focus op VMBO Maritiem & Techniek. Daarnaast worden er ter plaatse ook trainingen en bijscholing gegeven voor ervaren en minder ervaren binnenvaartpersoneel. Deze trainingen vinden plaats op het binnenvaart-simulatorcentrum van de Maritieme Academie Harlingen. Op het buitenterrein worden ook verschillende trainingen gegeven waaronder de free fall training en zijn op het terrein verschillende parkeervoorzieningen aanwezig. Door de weeks van maandag tot vrijdag is het daarnaast mogelijk voor de leerlingen om op het terrein te wonen. Ter plaatse van het parkeerterrein aan de oostkant van het plangebied bevindt zich de gewenste ontwikkelingslocatie voor het nieuwe gebouw (zie ook afbeelding 2.2).

In afbeelding 2.1 is de bestaande bebouwing in het noordelijke gedeelte van het plangebied weergegeven. Afbeelding 2.2 laat het zicht op de ontwikkelingslocatie zien. In afbeelding 2.3 is een bovenaanzicht weergegeven van de bestaande bebouwing langs de Stationsweg. In afbeelding 2.4 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0003.png"

Afbeelding 2.1 Bestaande bebouwing noordelijke gedeelte van het plangebied (Bron: maps.google.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0004.png"

Afbeelding 2.2 Aanzicht op de ontwikkelingslocatie vanaf de Almenumerweg (Bron: maps.google.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0005.png"

Afbeelding 2.3 Overzicht bestaande gebouwen in het plangebied (Bron: Penta Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0006.png"

Afbeelding 2.4 Luchtfoto plangebied (bron: PDOK)

2.2 Voorgenomen initiatief

De Maritieme Academie heeft het voornemen om een nieuwe gebouw voor de huisvesting van leerlingen te realiseren. Daarnaast wordt het terrein opnieuw ingericht en wordt er een opslagplaats voor de roeiboten, een pannakooi en fietsenstallingen gerealiseerd. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt ook de bestaande situatie gedeeltelijk van de Maritieme Academie meegenomen zodat er één juridisch-planologisch regime ontstaat voor de gehele locatie.

Het nieuwe gebouw komt ter plaatse van het huidige parkeerterrein aan de oostkant van het plangebied. Het gebouw bestaat uit een variatie van bouwhoogte, van vier en vijf bouwlagen. De westzijde van het nieuwe gebouw heeft een bouwhoogte van, exclusief de installaties, circa 18 meter. De oostzijde van het gebouw wordt maximaal 15 meter hoog. Op de begane grond komt een werk-café en facilitaire diensten. Op de etages komen verblijfs- en overnachtingsruimten voor leerlingen met de daarbijbehorende voorzieningen zoals gedeelde woonkamers. In totaal komen er 150 slaapplekken voor leerlingen verdeeld over 118 kamers. De kamers bestaan uit 1, 2 of 3 persoonskamers. Elke kamer beschikt over een douche, toilet en wastafel. In de onderstaande afbeeldingen 2.5 tot en met 2.7 zijn impressies weergegeven van de nieuwe toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0007.png"

Afbeelding 2.5 Aanzicht beoogde ontwikkeling vanaf de Almenumerweg richting de N31 (Bron: Penta Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0008.png"

Afbeelding 2.6 Aanzicht beoogde ontwikkeling vanaf de Almenumerweg richting het station Harlingen (Bron: Penta Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0009.png"

Afbeelding 2.7 Vogelvlucht aanzicht impressie beoogde ontwikkeling (Bron: Penta Architecten)

Botenstalling en fietsenstalling

Naast het nieuwe gebouw wordt er ook een fietsenstalling en een ruimte om de roeiboten te stallen. De stalling voor de boten wordt gerealiseerd tussen het bestaande schoolgebouw en de begraafplaats in. Voor de roeiboten komen drie zeecontainers met daarboven op een schuindak. Tussen de zeecontainers in is er ruimte om het materiaal op te slaan en onderhoud uit te voeren aan de boten ten behoeve van de opleiding van de leerlingen. De voorzijde zal open zijn. In afbeelding 2.8 is een impressie van de botenstalling opgenomen. Tenslotte zal er ook tussen de begraafplaats en het schoolgebouw de fietsenstalling een pannakooi met een tribune worden gerealiseerd. In afbeelding 2.9 is hier een aanzicht van opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0010.png"

Afbeelding 2.8 Aanzicht boten stalling (Bron: Penta Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0011.png"

Afbeelding 2.9 Aanzicht fietsenstalling en panna kooi (Bron: Penta Architecten)

Inrichting terrein

Ook de buitenruimte van de Maritieme Academie in het plangebied wordt opnieuw ingericht. In de buitenruimte is een variatie aan shared space voor voetgangers en auto's en plekken waar planten en bomen kunnen groeien. Daarnaast worden de bestaande parkeerplaatsen opnieuw aangelegd en komen er nieuwe parkeerplaatsen bij aan de achterzijde van het bestaande gebouw. In afbeelding 2.10 is de toekomstige gewenste inrichting rondom het nieuwe gebouw weergegeven. In Bijlage 1 is het inrichtingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0012.png"

Afbeelding 2.10 Inrichtingstekening plangebied (Bron: burowalinga)

2.3 Beeldkwaliteitplan

De huidige welstandsnota geeft criteria waar de ontwikkeling aan moet voldoen, met als doel de beoogde ruimtelijke kwaliteit van de ontwikkeling te kunnen waarborgen. De voorgestelde plannen in het plangebied sluiten op hoofdlijnen aan op de eisen uit de welstandsnota. Echter op bepaalde aspecten vraagt de ontwikkeling om een specifiek welstandskader. Om deze reden is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de ontwikkeling. In dit beeldkwaliteitsplan zijn de criteria opgenomen waaraan het nieuwe gebouw moeten voldoen. In de uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden. Het beeldkwaliteitplan is opgenomen als Bijlage 2. Het beeldkwaliteitplan is op 16 februari 2022 door de gemeenteraad vastgesteld.

2.4 Verkeer en parkeren

2.4.1 Algemeen

Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat. In de Partiële herziening beheersverordeningen en de Paraplubestemmingsplan is de parkeerregeling van de gemeente Harlingen opgenomen. Daarin is opgenomen dat bij elke ontwikkeling voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd dient te worden.

In het voorliggend geval wordt een nieuw gebouw met onder andere 118 kamers ten behoeve van de huisvesting van 150 leerlingen gerealiseerd. Om de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte te kunnen berekenen, wordt de CROW publicatie 381 'Toekomstig parkeren' uit december 2018 gebruikt. Samengevat worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Verstedelijkingsgraad: matig stedelijk (Bron: CBS, gemeente Harlingen);
  • Stedelijke zone: Schil centrum;
  • Qua functie wordt voor het gebouw uitgegaan van 'Kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig'.

Op basis van voorgenoemde uitgangspunten wordt in de volgende twee paragrafen op de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte ingegaan.

2.4.2 Verkeersgeneratie

Het plangebied is ontsloten op de Stationsweg/Almenumerweg. Via de Almenumerweg is het plangebied ontsloten op de N31. Met dit plan blijft de bestaande wegenstructuur rondom het plangebied behouden en intact. Ook de huidige ontsluitingen voor de auto's blijven behouden. De ontwikkeling van het gebouw omvat onder meer 118 kamers met 150 slaapplekken voor leerlingen. Het gebouw kan vergeleken worden met de kencijfers voor de categorie 'Kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig' waarbij er per kamer een verkeersgeneratie geldt van gemiddeld 1 per kamer. Dit resulteert in een toename van in totaal 118 extra verkeersbewegingen. De bestaande wegen in de omgeving bevatten voldoende capaciteit om deze extra verkeersbewegingen op te vangen.

2.4.3 Parkeerbehoefte

In de nota parkeernormen van Harlingen worden normen gesteld voor parkeerbehoefte bij bouw- en verbouwplannen in de gemeente Harlingen. De gemeente wil hiermee een balans maken tussen het innemen van waardevolle ruimte en het voorkomen van overlast. Daarom is een goede sturing en afweging van belangen een noodzaak bij het parkeervraagstuk. Met het vaststellen van de parkeernormen is rekening gehouden met het gemiddeld autobezit per huishouden (inclusief het gebruik van leaseauto's), de verwachte groei van het autobezit en de niet-buurtgebonden voertuigen ('bezoekers').

Gemeente Harlingen sluit aan bij de parkeernormen gesteld door CROW voor het bepalen van de parkeerbehoefte. In dit geval is aangesloten bij kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig waarbij is bepaald dat de parkeerbehoefte per kamer gemiddeld 0,25 parkeerplaats is. Voor de ontwikkeling van 118 kamers moet afgerond 30 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In het voorliggend geval gaat het om de huisvesting van leerlingen van het voorbereidende middelbaar beroepsonderwijs (VMBO). De VMBO heeft een duur van vier jaar en is voor leerlingen met een gemiddelde leeftijd van 12 tot en met 16 jaar. Op deze leeftijd kan nog niet met een auto worden gereden. In het plangebied zijn ruim voldoende mogelijkheden voor parkeren. Ten zuiden van het onderwijsgebouw aan de Almenumerweg 1 kan gebruik worden gemaakt van de bestaande parkeergelegenheid en ten noorden hiervan wordt een nieuw parkeergelegenheid gerealiseerd waar circa 20 auto's kunnen parkeren (zie afbeelding 2.10 en Bijlage 1). Hiermee wordt in voldoende mate voorzien in de parkeerbehoefte van de functies op het terrein. Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat met de nieuwe ontwikkeling voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. In het plangebied zijn hier ruim voldoende mogelijkheden voor.

2.4.4 Conclusie

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat verkeer en parkeren geen belemmering vormt voor de voorliggende ontwikkeling.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven  

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Realiseren opgaven

In de NOVI zijn twee instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.

Momenteel wordt voor Noord-Nederland gewerkt aan een omgevingsagenda. Als voorloper is er gewerkt aan een Contour Omgevingsagenda waarin acht omgevingsopgaven zijn benoemd:

    • 1. Druk op de ruimte in het landelijk gebied vraagt om gezamenlijke keuzes;
    • 2. Benutten van de brede effecten van de energietransitie;
    • 3. Economisch perspectief ten aanzien van kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw;
    • 4. Toekomstgerichte bereikbaarheid van Noord-Nederland;
    • 5. Versterken Stedelijk Netwerk Noord-Nederland;
    • 6. Toekomstkracht voor gebieden met bevolkingsdaling en sociaaleconomische achterstand;
    • 7. Water als verbindende schakel in klimaatadaptieve maatregelen;
    • 8. Waarborgen van de omgevingskwaliteit.

  • 2. De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI. Het plangebied maakt geen deel uit van een NOVI-gebied en sluit aan bij de omgevingsagenda. Wel is het project in overeenstemming met de opgave om steden en regio's sterker en leefbaarder te maken.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels aan de aangewezen nationale belangen. Voor het bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het Waddengebied van belang:

Maximale bouwhoogte Waddengebied (Artikel 2.5.12)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het waddengebied en het oprichten van nieuwe bebouwing mogelijk maakt in het stedelijk gebied stelt regels die ertoe strekken dat de maximaal toelaatbare bouwhoogte aansluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing. Voor stedelijke bebouwing in Harlingen kan worden afgeweken mits de nieuwe bebouwing blijft binnen de verticale bebouwingscontour.

Uit paragraaf 3.3.2 blijkt dat de ontwikkeling in het plangebied geen gevolgen heeft op het silhouet van het beschermde stadsgezicht en de herkenbaarheid van Harlingen. Gelet daarop wordt dan ook voldaan aan Artikel 2.5.12.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt een gebouw voor het huisvesten van leerlingen gerealiseerd. Het plangebied maakt deel uit van het stedelijk gebied van de gemeente Harlingen en het nieuwe gebouw sluit aan bij de bestaande functies. Er is sprake van een duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.

3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030 - 2050 zijn uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud. De insteek om de ambities te realiseren is niet door verandering tegen te houden, maar door de gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.

Toetsing aan de Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op het terrein van de Maritieme Academie in Harlingen en het ontwerp is afgestemd op de omgeving (zie ook paragraaf 2.2 en 2.3). Door de realisatie van het gebouw in de hoogte wordt zorgvuldig omgegaan met de ruimte die nog aanwezig is op het terrein van de Maritieme Academie waardoor ook de leerlingen direct in de nabijheid van de lesruimtes verblijven. Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling passend is binnen de Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden en in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan (de voorloper Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele), vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. Naar verwachting wordt de verordening in 2022 vervangen door de nieuwe Omgevingsverordening Fryslân.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Tot het bestaand stedelijk gebied van een kern rekent de provincie het (aaneengesloten) gebied met stedelijke functies (woonbebouwing, bedrijfsbebouwing in brede zin en maatschappelijke functies), waaronder mede begrepen de daarbij behorende voorzieningen (inclusief groenvoorzieningen) en verkeersinfrastructuur. Volgens de verordening valt de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals wonen, toegevoegd worden.

In artikel 4 is bepaald welke werkfuncties en voorzieningen (zoals maatschappelijke voorzieningen) er per type kern zijn toegestaan. Voor stedelijke centrum (waaronder Harlingen) kan ten behoeve van een incidenteel kantoor, bedrijf, of voorziening worden afgeweken, mits in de plantoelichting is onderbouwd dat aard en schaal van de functie aansluiten bij aard en schaal van het stedelijk centrum.

Toetsing aan de Verordening Romte Fryslân

In het voorliggend plan wordt een maatschappelijke voorziening gerealiseerd, er is geen sprake van een woonfunctie. De locatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en sluit daarmee aan op de ambitie van de provincie. Gelet hierop wordt is het voorliggend plan passend binnen de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Harlingen 2025

De gemeente Harlingen heeft haar toekomstvisie vastgelegd in de Structuurvisie Harlingen 2025 (vastgesteld 8 november 2012). De structuurvisie is een verdere uitwerking van de stadsvisie uit 2008. De structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en sociaal maatschappelijke beleid van de gemeente Harlingen. De N31 is een belangrijk uitgangspunt van de structuurvisie. Voor de N31 zorgt de gemeente Harlingen ervoor dat de inrichting en vormgeving aansluit op het landschap. Oude zichtlijnen worden hersteld en de ruimtelijke en stedelijke structuur wordt verbonden.

In het beeldkwaliteitsplan voor de N31 is een analyse van het landschap en de stad opgenomen. Op basis hiervan zijn drie opgaven c.q. doelen geformuleerd:

  • de stad moet weer één geheel worden;
  • stad, landschap en tracé moeten in hun verschijningsvorm bijdragen aan de identiteit en herkenbaarheid van Harlingen;
  • de met de realisatie van de traverse N31 vrijkomende ruimte moet worden ingezet om het stedelijk weefsel langs de N31 te herstellen.

Zoals uit afbeelding 3.1 blijkt, ligt het plangebied binnen de bebouwingscontour en structureel groen van Harlingen. Daarnaast is ter plaatse van de herontwikkelingslocatie ook aangegeven dat er sprake is van transformatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0013.png"

Afbeelding 3.1 Uitsnede structuurvisie Harlingen 2025 met daarop in het blauwe het plangebied weergegeven (Bron: gemeente Harlingen).

Toetsing aan de Structuurvisie Harlingen 2025

Met het voorliggend plan wordt aangesloten bij de doelen van het structuurvisie. Zo wordt het gebied getransformeerd ten behoeve van de Maritieme Academie en blijft de begraafplaats als structureel groen behouden. De ontwikkeling versterkt daarnaast de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

3.3.2 Notitie Bouwhoogte Harlingen

De gemeente Harlingen heeft voor ontwikkelingen met betrekking tot hogere bebouwing de "Notitie Bouwhoogte Harlingen" (versie 9 april 2010) vastgesteld. In deze bouwhoogtevisie zijn de uitgangspunten uit de stadsvisie vertaald naar uitgangspunten waaraan de initiatieven getoetst kunnen worden. Het betreft dan initiatieven met een hoogte tot 15 meter. Indien een initiatief uitgaat van een grotere hoogte is een afzonderlijke afweging van de gemeenteraad noodzakelijk. Deze paragraaf bevat hiervoor een motivatie en de gemeenteraad wordt hierover geïnformeerd zodat dit bij de vaststelling van het bestemmingsplan besloten kan worden.

Voor de ontwikkeling van hoogbouw in Harlingen is een aantal uitgangspunten geformuleerd die bepalend zijn voor de locatiekeuze van hoogbouw:

  • het silhouet vanaf zee behouden dan wel versterken;
  • het zicht vanuit de stad naar de zee behouden dan wel versterken;
  • de overgang tussen het bolwerk (oude stad) en de latere uitbreidingen handhaven;
  • de hoogbouw dient te worden gesitueerd in nabijheid van hoofdwegen;
  • er dient voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd te worden;
  • de sociale veiligheid dient te worden gewaarborgd;
  • om ruimtelijkheid te creëren zal hoogbouw gerealiseerd moeten worden in de nabijheid van grotere parken en groenzones.

Uit afbeelding 3.3 blijkt dat het plangebied niet in één van de zichtlijnen op het silhouet van Harlingen ligt. De ruimtelijke ontwikkeling tast het silhouet van het beschermde stadsgezicht en de herkenbaarheid van Harlingen niet aan. Met dit plan wordt op het terrein van de Maritieme Academie een gebouw van circa 18 meter hoog mogelijk gemaakt. Het gebouw bestaat uit een variatie van bouwhoogte, van vier en vijf bouwlagen. Hiermee wordt aangesloten op de notitie bouwhoogte Harlingen waarin maximaal 5 bouwlagen is toegestaan. De hoogte van circa 18 meter wordt alleen aan de westkant van het gebouw gerealiseerd. Voor het andere deel aan de oostkant wordt voldaan aan de maximale hoogte van 15 meter. Met de ontwikkeling wordt aangesloten op meerdere hogere gelegen gebouwen langs de N31. Mede om deze reden is gekozen voor dit stedenbouwkundige principe.

Het plangebied ligt langs de vernieuwde N31. Door op deze locatie een nieuw hoogte accent toe te voegen ontstaat er een nieuw markant punt die de entree, bij de Maritieme Academie, benadrukt (zie paragraaf 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0014.png"

Afbeelding 3.3 Zichtlijnen op het silhouet van Harlingen (bron: Notitie bouwhoogte Harlingen)

3.3.3 Welstandsnota

De welstandsnota van Harlingen is van toepassing op het plangebied. Het plangebied maakt deel uit van het welstandsgebied 4 'Vooroorlogse bebouwing'.

In de welstandsnota is opgenomen dat het toetsingskader bij grote ingrepen vooraf wordt vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan, dat voor de duur van de ontwikkeling van het project deel uitmaakt van de welstandsnota. Voor het ontwikkelingsgerichte deel van het plangebied is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld zoals is opgenomen in Bijlage 2. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de realisatie van het nieuwe huisvestingsgebouw zal de welstandscommissie om advies gevraagd worden. Voor het overige, bestaande deel van het plangebied is het beleid van de welstandsnota van toepassing.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In het voorliggend geval wordt de ontwikkelingslocatie getoetst aan de omgevingsaspecten. Op het overige terrein in het plangebied wordt de bestaande situatie vastgelegd. Hier vinden geen ontwikkelingen plaats en dit deel van het plangebied hoeft niet getoetst te worden aan de omgevingsaspecten.

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.1.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Waddenzee (op 1,1 kilometer). Ter plaatse is dit niet stikstofgevoelig. Andere Natura 2000-gebieden liggen op een grotere afstand van het plangebied, stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden op meer dan 10 kilometer. De directe omgeving van het plangebied kent een stedelijk karakter en in Harlingen vindt ook veel scheepvaart plaats. Gezien het relatief kleinschalige karakter van de voorgenomen ontwikkeling is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen in het plangebied negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De geplande ontwikkeling met de nieuwbouw van het gebouw zou kunnen leiden tot een toename in stikstofdepositie. In AERIUS calculator is voor dit project de depositie berekend. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Hieruit blijkt dat significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Fryslân staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

4.1.2 Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

In het plangebied is een ecologische quickscan uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting. Hieronder is de conclusie opgenomen:

  • Uit het veldbezoek is naar voren gekomen dat binnen en vlak buiten het plangebied vogelsoorten tot broeden kunnen komen waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn, maar wel beschermd zijn wanneer er sprake is van een broedgeval. Om deze reden wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren om verstoring te voorkomen. Het broedseizoen loopt grofweg van 15 maart – 15 juli. Al dan niet afhankelijk van klimatologische omstandigheden kunnen sommige soorten eerder of later in het jaar tot broeden komen. Een broedgeval is altijd beschermd. Indien de werkzaamheden niet buiten het broedseizoen uitgevoerd kunnen worden, wordt geadviseerd de werkzaamheden onder begeleiding van een ecoloog uit te voeren.
  • In de kapel die ten noorden aan het plangebied grenst, kunnen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Er wordt geadviseerd om de uitstraling van kunstlicht tussen zonsondergang en zonsopkomst in de richting van deze kapel te voorkomen. Indien dit niet mogelijk is, wordt geadviseerd om nader onderzoek uit te voeren om de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in deze kapel vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Dit dient te gebeuren aan de hand van vier gerichte veldbezoeken, verdeeld over de kraam- (15 mei – 15 juli) en de paarperiode (15 augustus – 1 oktober). Indien er verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen, dient er voor de betreffende soort(en) een ontheffing te worden aangevraagd, die in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.
  • De aanwezigheid van overige onder de Wet natuurbescherming beschermde soorten en soortgroepen binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden op voorhand kan worden uitgesloten.
  • Op licht beschermde of vrijgestelde soorten is de zorgplicht van toepassing. Deze schrijft voor dat men alles wat redelijkerwijs mogelijk is moet doen om schade aan wilde planten en dieren te voorkomen.

Gelet op het vorenstaande wordt volgens het advies buiten het broedseizoen om gebouwd. Indien niet anders kan, dan zal tijdens de bouw in het broedseizoen een ecoloog aanwezig zijn. De uitstraling van kunstlicht op de kapel zal beperkt zijn met de voorgenomen ontwikkeling doordat een deel van het licht door de aanwezige bomen weggenomen wordt. Ook zal de huidige straatverlichting met de daarbij behorende hoeveelheid kunstlicht ter plaatste komen te vervallen. Al met al zal het kunstlicht richting de kapel zoveel mogelijk worden voorkomen. Om die reden wordt gesteld dat de Wet natuurbescherming geen belemmering vormt voor de uitvoering van de voorgenomen activiteit en nader onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming wordt niet noodzakelijk geacht.

Wel geldt de algemene zorgplicht voor elke soort en elk individu in Nederland. Mits eventuele aangetroffen dieren de kans krijgen om te vluchten en eventuele aangetroffen dieren worden verplaatst naar een plek in de omgeving die niet onder invloed staat van werkzaamheden, wordt voldaan aan de zorgplicht.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

In het kader van bedrijven en milieuhinder is de afstand tussen het beoogde gebouw en nabijgelegen functies van belang. Gezien de karakteristieken van de omgeving kan gesproken worden van een 'gemengd gebied', waarvoor kortere richtafstanden gelden.

Adres   Milieucategorie   Grootste richtafstand (gemengd gebied)   Afstand tot de ontwikkeling  
Rooms-Katholieke begraafplaats (8861 KM Harlingen)   1   0 meter geluid   10 meter  
Tankstation van der Belt zonder LPG (Stationsweg 4)   2   10 meter geur en geluid   200 meter  

Uit de voorgaande toetsing is vanuit milieuzonering geen belemmering voor dit bestemmingsplan en de realisatie van het nieuwe gebouw.

4.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximale ontheffingswaarde van 53 dB bij Rijkswegen en 63 dB bij overige wegen.

Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidzones van de Stationsweg/Almenumerweg en de Rijksweg N31. Om die reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai. Het nieuw te realiseren gebouw binnen het plangebied ligt buiten de geluidzone van de spoorlijn Harlingen-Leeuwarden en geluidzones voor industrielawaai. In Bijlage 5 is het akoestisch onderzoek opgenomen en hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies van het onderzoek.

Uit het onderzoek blijkt dat voor wegverkeerslawaai de voorkeurgrenswaarde wordt overschreden maar de maximale ontheffingwaarden niet. De cumulatieve geluidbelasting vanwege wegverkeer bedraagt ten hoogste Lden = 64 dB, exclusief aftrek art. 110g Wgh. Omdat het nemen van maatregelen niet doeltreffend en/of mogelijk zijn, wordt binnen de randvoorwaarden van de Wgh met een hogere waarde procedure doorlopen voor de in het akoestisch onderzoek berekende waarden. Een hogere waarden procedure wordt tegelijkertijd met het bestemmingsplan opgestart maar is een apart besluit van het bevoegd gezag. Gelet op het vorenstaande kan voldaan worden aan de Wet Geluidhinder, onder voorwaarden dat er een hogere waarde besluit genomen wordt, en vormt geen belemmering voor het plan voornemen.

4.4 Water

Van belang is ook de wettelijke verplichte watertoets. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.

Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Wetterskip. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater. De ontwikkeling is op 28 juli 2021 aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (kenmerk: 20210728-2-27256), het resultaat van de watertoets is opgenomen als Bijlage 6. Uit deze digitale watertoets blijkt dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Om die reden is er een beschrijving van de water aspecten opgenomen. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig

Meerlaagse veiligheid en klimaatadaptie: 

Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Het maatgevend boezempeil in het plangebied is bepaald op -0,05 m NAP. Dit is het waterpeil dat eens in de 100 jaar voor kan komen op de Friese boezem. Voor het overstromingsrisico is de Friese klimaatatlas geraadpleegd. Uit deze kaart blijkt dat het plangebied waar de ontwikkeling plaatsvindt bij overstroming vanaf de Waddenzee geen overstromingsdiepte heeft. Direct naast de ontwikkelingslocatie is de overstromingsdiepte bepaald op 0,51 - 1,00 meter.

Wetterskip Fryslân adviseert om het vloerpeil van de nieuwe bebouwing dusdanig hoog aan te leggen dat de gevolgen van een overstroming worden verkleind en grote schade bij wateroverlast zo veel mogelijk wordt voorkomen. Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Het vloerpeil / de aanleghoogte van de bebouwing worden zo uitgevoerd dat deze aansluiten bij de gebouwen in de omgeving. Voor het plangebied gelden dan ook dezelfde overstromingsrisico's en drooglegging als in de omgeving.

Voldoende

Compensatie:

Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak in een gebied voor 10% wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. Compensatie is nodig bij een toename aan verharding van meer dan 200 m2 binnenstedelijk.

Het nieuwe huisvestingsgebouw is gelegen in een bouwvlak van 1.954 m2 waardoor er op basis van de compensatieregels 195 m2 aan compensatie noodzakelijk is. Binnen het plangebied zijn in het verleden watergangen aangelegd en is er overgecompenseerd. De extra compensatie van 195 m2 is hierbinnen op te vangen.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem:

Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt rioolwater via een rioleringsstelsel aangesloten op het gemeentelijk riool. Schoon hemelwater vanaf het plangebied wordt afgekoppeld van de riolering en afgevoerd op het oppervlakte water.

Vervolg

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet. Dit bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan Wetterskip Fryslân. Zij hebben geen reactie gegeven op het voornemen. De watertoets is hiermee afgerond.

4.5 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen of kantoren minder dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte vrijgesteld van toetsing.

Het nieuwe gebouw wordt gerealiseerd ten behoeve van de realisatie van de huisvesting van 150 leerlingen op het terrein. De ontwikkeling blijft hiermee ruim onder de gestelde grens waarbinnen het voornemen vrijgesteld blijft van toetsing. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2023 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard  is opgraving een optie . Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden is op basis van archeologisch historisch, bodemkundig en geo(morfo)logisch onderzoek een verwachtingskaart opgesteld.

De Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) geeft hiervoor informatie. Het gemeentelijke archeologiebeleid volgt de FAMKE. Op basis van de beide FAMKE advieskaarten (zie afbeelding 4.2 en 4.3) is voor het plangebied waar de ontwikkeling plaatsvindt geen onderzoek noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0015.png"

Afbeelding 4.2 Uitsnede FAMKE 'Ijzertijd - Middeleeuwen' (bron provincie Fryslân).

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0016.png"

Afbeelding 4.3 Uitsnede FAMKE 'Steentijd - Bronstijd' (bron provincie Fryslân).

Voor het gebied ten noorden daarvan is volgens de advieskaart voor de Ijzertijd - Middeleeuwen archeologisch onderzoek nodig indien er sprake is van 500 m2 aan bodemingrepen of meer. Hiervoor is overeenkomstig het provinciale beleid een beschermende regeling opgenomen in de vorm van een archeologische dubbelbestemming zoals beschreven in paragraaf 5.2.

Ten aanzien van archeologie gelden er geen belemmeringen voor het plangebied. Mochten er tijdens de werkzaamheden archeologische grondsporen en/of vondsten worden gedaan, dan dient daarvan direct melding te worden gemaakt bij de gemeente Harlingen conform de Erfgoedwet.

Cultuurhistorie

Voor het aspect cultuurhistorie is de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Daaruit blijkt dat ter plaatse van de ontwikkelingslocatie geen aanduidingen of bijzondere cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig zijn.

Wel ligt binnen het plangebied de Rooms Katholieke begraafplaats en de daarbij behorende kapel. Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie betreft de kapel een karakteristiek pand. Met de voorgenomen ontwikkeling vinden geen (bouw)werkzaamheden plaats waarbij de kapel rechtstreeks wordt beschadigd. Echter kan ook indirect nadelige effecten op het cultuurhistorisch pand plaatsvinden door (bouw)werkzaamheden in de omgeving. Om deze effecten op het cultuurhistorisch pand weg te nemen is onder andere het nieuwe pand een kwartslag gedraaid ten opzichte van de situatie zoals in het voorontwerpbestemmingsplan was opgenomen zodat de kapel beter tot zijn recht komt. Daarnaast is ook in het beeldkwaliteitsplan ter plaatse bepaald dat de zijde langs de begraafplaats met extra zorgvuldigheid wordt ingepast (zie ook Bijlage 2 voor het beeldkwaliteitsplan).

Tenslotte ligt ook in de nabijheid een rijksmonument met nummer 507127. Het gebouw betreft het hoofdgebouw van de voormalige Rijks Hogere Burger School "Simon Vestdijk" te Harlingen hoort bij het schoolcomplex dat in 1926 gebouwd is naar het ontwerp van architect Joseph Crouwel jr. (1885-1962) uit Amsterdam. Met de voorgenomen ontwikkeling vinden hier geen veranderingen aan of in de nabijheid plaats.

Gelet op het vorenstaande is het niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.

4.7 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Om hierin inzicht te krijgen, is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Hieruit blijkt dat op grond van dat er geen sprake is van een bodemverontreiniging van betekenis en dat de onderzoeksresultaten geen geven aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek en/of sanerende maatregelen. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is door middel van dit onderzoek voldoende vastgelegd. Wel gelden er wettelijke beperkingen bij het verplaatsen en elders toepassen van grond. Derhalve wordt aanbevolen bij grondverzet zoveel mogelijk grond op de locatie te hergebruiken. Indien bij eventuele graafwerkzaamheden op deze locatie grond vrijkomt, die elders zal worden hergebruikt, is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.

Vanuit bodem zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Op basis van het Bevb moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd.

Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen getoond worden, is circa 250 meter ten westen van het plangebied waar gebouwd wordt een tankstation zonder lpg aanwezig. Dit tankstation, bij het station, heeft geen risicocontour omdat de vergunning voor de verkoop van LPG onlangs is ingetrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0072.BPMaritiemeacademi-VA01_0017.png"

Afbeelding 4.1 Uitsnede risicokaart, rode cirkel ontwikkelingslocatie (Bron: Risicokaart.nl)

Overeenkomstig de risicokaart worden over de N31 gevaarlijke stoffen vervoerd. De weg heeft geen PR10-6 contour. Het maatgevende invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 200 meter. Het plangebied ligt binnen 200 meter en is dus gelegen binnen het invloedsgebied waardoor de hoogte van het groepsrisico inzichtelijk gemaakt moet worden.

Verder worden in of nabij het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor of water.

Gelet op het vorenstaande is in het kader van het wettelijke vooroverleg aanvullend advies gevraagd aan de FUMO en de Brandweer / Veiligheidsregio Fryslân om dit aspect nader te motiveren. Het advies van de Fumo is opgenomen in Bijlage 8 en het advies van Brandweer is opgenomen in Bijlage 10.

Hieruit blijkt dat het plangebied buiten de 100% letaliteitszone van N 31 ligt, maar grotendeels binnen de 1% letaliteitszone. Het nieuwe gebouw ligt volledig binnen de 1% letaliteitszone. De 1% letaliteitszone is dat deel van het invloedsgebied waarin de letaliteit afneemt van 100% (de rand van de 100% letaliteitszone) tot 1% (de rand van het invloedsgebied). In dit gebied wordt aangenomen dat personen binnenshuis voldoende bescherming hebben van het gebouw waarin zij zich bevinden bij het voordoen van een ramp. Bij een ramp vallen de slachtoffers daarom met name buitenshuis. Het risico voor de personen in het plangebied is dus klein, maar niet afwezig. Uit het advies van de FUMO blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet resulteert in een hoger groepsrisico en dat minder is dan 10% van de oriëntatiewaarde. Brandweer Fryslân voorziet in het kader van de opkomsttijden geen knelpunten en de zelfredzaamheid geen specifieke adviespunten. Wel wordt geadviseerd om:

  • vluchtwegen van de N31 af te creëren om een veilige ontvluchting te waarborgen;
  • de wegen in het plangebied uit te voeren zodat de voertuigen van de brandweer toegang hebben tot het plangebied;
  • een opstelplaats te creëren nabij het open water om voldoende bluswater voorhanden te hebben.

Met de adviezen van de brandweer is bij de uitwerking van de plannen rekening gehouden. Al met al wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor het bestemmingplan. Op grond van het voorgaande wordt het aanwezige groepsrisico verantwoord geacht.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van relevante kabels en leidingen die planologische bescherming behoeven. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.10 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld (Bijlage 9), waaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk. Door het college van B&W wordt op basis van de aanmeldingsnotitie vastgesteld dat geen MER nodig is.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

Dit bestemmingsplan wordt opgezet ten behoeve van de ontwikkeling van een nieuw huisvestingsgebouw bij de Maritieme Academie, waarmee de bestaande gebouwen en gronden tevens worden meegenomen zodat er een eensluidende regeling ontstaat voor het gehele gebied.

5.2 Toelichting op de bestemmingen en aanduidingen

In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven.

Groen

De bestemming 'Groen' is gekozen voor de gronden die niet gebruikt worden ten behoeve van de maatschappelijke functie maar wel van belang zijn voor de stedenbouwkundige inpassing van de Maritieme Academie en de begraafplaats. De waterlopen en waterpartijen in het plangebied zijn tevens in deze bestemming geregeld. De bestemming is afgestemd op de standaarden van de gemeente. Omwille van de flexibiliteit zijn ondergeschikt in deze bestemming ook wegen en paden en parkeervoorzieningen mogelijk.

Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' geldt voor het gehele (toekomstige) gebied van de Maritieme Academie. De regeling hiervoor is afgestemd op de bestaande planologische mogelijkheden en het beoogde initiatief voor het nieuwe huisvestingsgebouw.

Voor het huisvestingsgebouw is gekozen voor een nieuw bouwvlak waar een gebouw tot ten hoogste 18 meter hoogte is toegestaan. Hiermee ontstaat er enige marge bij de uitvoering van de werkzaamheden. De huisvesting van leerlingen is ter plekke vastgelegd door middel van de aanduiding 'studentenhuisvesting'.

Voor de botenstalling en fietsenstalling zijn regelingen opgenomen waarmee de benodigde voorzieningen gerealiseerd kunnen worden.

Tenslotte is het toegestaan om binnen de maatschappelijke bestemming nutsvoorzieningen te realiseren. Het beoogde nutsgebouw is vergunningsvrij en behoeft daarom geen specifieke regeling in het bestemmingsplan.

Maatschappelijk - Begraafplaats

De begraafplaats in het plangebied is onder de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' gebracht overeenkomstig de bestaande mogelijkheden. Voor de kapel is een bouwvlak opgenomen, waarbij er ook sprake is van een beschermende regeling door middel van de aanduiding 'karakteristiek'. Daarbuiten zijn nog eens 100 m2 aan gebouwen mogelijk.

Waarde - Archeologie

In het noordelijke deel van het plangebied is sprake van archeologische waarden die beschermd moeten worden volgens de FAMKE-kaart. In paragraaf 4.6 is dit nader omschreven. Om die reden is hier een bescherming opgenomen om de eventuele archeologische waarden ter plaatse te beschermen. Bepaalde werken en werkzaamheden zijn omgevingsvergunningsplichting. Zie hiervoor artikel 6.3 van de regels.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Inspraak en overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 22 november 2021 tot en met 2 januari 2022 ter inzage gelegen. Er zijn twee overlegreacties en één inspraakreactie ontvangen. In Bijlage 10 zijn de overlegreacties en de inspraakreactie opgenomen en beantwoord. Daarnaast zijn er ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen. Een ieder is in de gelegenheid gesteld voor het indienen van zienswijzen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststellingsfase

De gemeenteraad heeft vervolgens op 13 juli het bestemmingsplan vastgesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Bij dit plan gaat het om een particulier initiatief van de eigenaren van de gronden in het plangebied. De initiatiefnemers hebben voldoende financiële middelen beschikbaar voor de uitvoering van de plannen. De initiatiefnemer heeft bovendien voor eventuele planschadeverzoeken en voor de leges voldoende middelen gereserveerd. Zo is de ontwikkeling financieel haalbaar.

Kostenverhaal

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Voor dit plan wordt voor de vaststelling een anterieure overeenkomst opgesteld. Daarmee is het kostenverhaal voldoende vastgelegd. Daarnaast worden er afspraken gemaakt over het verhalen van planschade.