direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Franeker - Binnenstad 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPFRABINNENSTD2016-VAS1

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de binnenstad van Franeker. De stad bezit een cultuurhistorisch waardevolle kern, die is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het vorige bestemmingsplan “Franeker - Binnenstad” uit 2006 van de gemeente Franekeradeel is bijna 10 jaar oud en daarmee letterlijk en inhoudelijk gedateerd geraakt. Daarom is een geactualiseerd bestemmingsplan gewenst en vereist. Dit biedt voor de binnenstad van Franeker een actueel juridisch-planologisch kader dat past bij deze tijd en aansluit bij actuele ruimtelijke ontwikkelingen.

De gemeente wil met dit bestemmingsplan burgers, ondernemers en andere belanghebbenden uitnodigen om initiatieven te ontplooien die een positieve invloed hebben op de leefbaarheid van de (binnen)stad. De binnenstad heeft als "broedplaatsfunctie" de juiste kenmerken voor een goed startersmilieu. De Franeker binnenstad heeft unieke kwaliteiten en potenties, die door middel van dit bestemmingsplan juridisch-planologisch gefaciliteerd worden.

De "Structuurvisie Stad Franeker 2015 - 2025" als uitgangspunt

Om een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de binnenstad van Franeker mogelijk te maken, heeft de gemeenteraad in 2015 een ruimtelijk beleidskader in de vorm van een structuurvisie voor Franeker vastgesteld. Een samenvatting van de Structuurvisie is weergegeven in hoofdstuk 3.


De Structuurvisie fungeert als richtingwijzer voor de diverse initiatiefnemers in de gemeente, en moet gezien worden als een ruimtelijke visie op hoofdlijnen voor de toekomst van de binnenstad, die verder in dit bestemmingsplan is uitgewerkt. Tevens kan de structuurvisie gebruikt worden als toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen in de binnenstad. De structuurvisie heeft voor dit bestemmingsplan gefungeerd als belangrijk uitgangspunt.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat de binnenstad van Franeker en komt grotendeels overeen met de plangrens van het vorige bestemmingsplan. Het betreft het gebied binnen de stadsgrachten en een deel ten oosten en zuiden hiervan. Er vinden ten opzichte van de begrenzing van het vorige bestemmingsplan echter enkele grenscorrecties plaats waardoor enkele delen van percelen in het zuiden en oosten aan het plangebied worden toegevoegd. Deze percelen waren tot voor kort geregeld in twee bestemmingsplannen. Om deze reden wordt ook een klein deel van het bestemmingsplan "Franeker - Frisia / Vliet / Tuinen" en het bestemmingsplan "Franeker - Oost en Schalsumerplan" met dit nieuwe bestemmingsplan herzien. De plangrens is verder afgestemd op de omliggende bestemmingsplannen. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPFRABINNENSTD2016-VAS1_0001.jpg"

Figuur 1. De ligging van het plangebied

1.3 Functie bestemmingsplan

Zoals in de aanleiding is aangegeven, wil de gemeente in de binnenstad positieve ideeën uitlokken die de aantrekkelijkheid van de binnenstad vergroten. Het bestemmingsplan is geen doel op zich, maar een middel om dit te faciliteren.

Het bestemmingsplan regelt het gebruik van gronden, stuurt ontwikkelingen en is het instrument dat juridisch vorm krijgt door middel van een verbeelding (een plankaart) en planregels. In het plan is te lezen welke regels gelden voor het bebouwen en gebruiken van gronden. Het bestemmingsplan actualiseert de bestaande verouderde regels uit 2006 (en een klein deel van de bestemmingsplannen "Franeker - Frisia / Vliet / Tuinen" en "Franeker - Oost en Schalsumerplan"), en stelt een actueel beheerkader voor bestaande functies waarin rekening is gehouden met actueel beleid.


De binnenstad wordt echter niet "op slot" gezet; er wordt enige ruimte geboden voor nieuwe ontwikkelingen ten behoeve van bestaande functies als ze zich voordoen en indien gewenst. Deze mogelijkheden zijn afgestemd op de structuurvisie en zijn passend binnen de identiteit van de binnenstad. Ingrijpende ontwikkelingen worden met dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Dergelijke projecten kunnen, als ze zich voordoen, met een omgevingsvergunning of een apart bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

1.4 Leeswijzer

De toelichting bij het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie van het plangebied aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur;
  • hoofdstuk 3 vat de relevante beleidsstukken samen en geeft zo nodig aan welke consequenties dit heeft voor het plangebied;
  • hoofdstuk 4 staat stil bij de relevante milieu- en omgevingsaspecten;
  • hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de gehanteerde bestemmingen met de uitgangspunten hiervoor;
  • hoofdstuk 6 bevat tenslotte een beschrijving van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

Franeker beschikt over een prachtige binnenstad met een rijke historie. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van deze historie en de bebouwingsstructuur, het beschermd stadsgezicht en de structuur van de openbare ruimte en de functies in het plangebied. In de volgende figuren zijn een luchtfoto en een vogelvluchtperspectief weergegeven van het plangebied en de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPFRABINNENSTD2016-VAS1_0002.jpg"

Figuur 2. Luchtfoto van het plangebied en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPFRABINNENSTD2016-VAS1_0003.jpg"

Figuur 3. Vogelvluchtperspectief van het plangebied en omgeving (Bron: Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025)

2.1 Ruimtelijke structuur

Historie en bebouwingsstructuur

Stadscentrum

Franeker heeft zich ontwikkeld op één van de vele terpen in het gebied Westergo. De kerkterp Franeker, een vrij lage, ronde terp, is nog steeds duidelijk herkenbaar in de stadsplattegrond. De buitenzijde van de terp is herkenbaar aan het beloop van de binnengracht. Het hoogste punt van de terp wordt gemarkeerd door de Breedeplaats, naast de Martinikerk. Daarnaast werd het stadsbeeld mede bepaald door de vestingwerken, de grachten met aaneengesloten bebouwing, het stadhuis (gebouwd tussen 1591 en 1594), de aanwezigheid van een aantal stinsen (aan de Breedeplaats, de Voorstraat en het Noord), het Sjaardemaslot aan de kop van de Voorstraat en door de academiegebouwen en rijke woonhuizen voor professoren en studenten aan de Voorstraat.

De historische structuur van de binnenstad is, ondanks incidentele aantastingen, nog zeer gaaf. De ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis is door de hele stad nog duidelijk herkenbaar. De hoofdelementen zoals de terp, de toenaderingsstructuur zowel over land als water en de daarop geënte stedenbouwkundige toevoegingen, zijn in essentie nog oorspronkelijk.

Gesloten bouwblokken definiëren duidelijk begrensde, openbare ruimten. De openbare ruimte is hiërarchisch opgebouwd: de belangrijkste openbare ruimten zijn de Voorstraat, de Breedeplaats, het Raadhuisplein en het (Sint) Martiniplantsoen. Deze worden omringd door de grachten. Kleine steegjes verbinden de grachten met elkaar. Het geheel wordt door de bolwerken en de Zuiderkade afgebakend en omsloten. De stedenbouwkundige structuur wordt zowel door de bijzondere gebouwen alsmede door de aanwezige groenstructuur ondersteund. De monumentale panden en de statige professorenhuizen tonen de historische rijkdom van de stad.


De bebouwing is overwegend aaneengesloten gebouwd en gesitueerd in een naar de weg gekeerde bebouwingsgrens. Achter de bebouwing komen plaatselijk zeer diepe tuinen voor, die ook vanaf de openbare ruimte zichtbaar zijn (Noorderbolwerk). De panden zijn overwegend in één of twee bouwlagen met kap gebouwd. Hier en daar komen ook drie bouwlagen met kap voor. De panden zijn opgetrokken in overwegend (bruin)rode of geel genuanceerde baksteen, al dan niet bepleisterd en/of geschilderd.


De dakbedekking bestaat overwegend uit rode en zwarte gebakken dakpannen. De lijst- en topgevels bepalen, samen met een verticale gevelgeleding, het bebouwingsbeeld.

Vestingwal

Het noordwestelijke en noordoostelijke deel van de binnenstad, langs de stadsgracht, vormt de voormalige vestingwal. Deze verdedigingswerken zijn eind 16e eeuw aangelegd. De bebouwing op de vestingwal heeft twee karakters. Aan de westzijde kenmerkt de bebouwing zich door forse op zichzelf staande bebouwingseenheden, zoals het schoolgebouw (Kleyenburg, 1939), de voormalige gasfabriek en het stadsarmenhuis uit 1785.


Het legendarische kaatsveld op het Sternse Slotland (het Sjûkelân) is eveneens aan de westzijde gelegen. De noordelijke rand van het gebied toont zich daarentegen als een vroeg 20e eeuwse bebouwingswand van woonhuizen. Deels zijn deze woningen projectmatig als rijen aaneengebouwd, deels zijn het individuele panden in een overwegend gesloten bebouwingswand. De detaillering en de bebouwing is zorgvuldig en soms fijn.


19e eeuwse uitbreiding

Aan de zuidwestzijde van de stad is (deels buiten de stadsgracht) aan het eind van de 19e eeuw stadsuitleg gepleegd. Deels valt dit binnen het beschermde stadsgezicht. Het gaat daarbij om de bebouwing van de noordelijke helft van het Vliet, de bebouwing aan de Tuinen, de Molenpôlle, het Oud Kaatsveld en de Zuiderkade. De bebouwing is een mix van vooral 19e en 20e eeuwse panden. Het ruimtelijke beeld van het Vliet en de Tuinen refereert nog volledig aan de ontstaansgeschiedenis: de vaart, de houten ophaalbrug, de loswallen én de bebouwing, waaronder een aantal monumentale pakhuizen. De bebouwingsdichtheid is vrij hoog en de bebouwing staat met de voorgevel over het algemeen dicht op de weg. Bebouwing opgetrokken in één bouwlaag overheerst in de gebieden buiten de stadsgracht, terwijl aan de Zuiderkade en de Molenpôlle bebouwing in twee bouwlagen met kap het straatbeeld domineert. De detaillering is zorgvuldig (gootklossen, daklijsten, en dergelijke), maar sober. Kleur- en materiaalgebruik is over het algemeen traditioneel, waarbij kleuren zoals ossenbloedrood incidenteel het straatbeeld verfraaien.


Beschermd stadsgezicht
De binnenstad van Franeker is in de zin van de Monumentenwet aangewezen als beschermd stadsgezicht.

In figuur 3 is de begrenzing van het als beschermd stadsgezicht aangewezen gebied weergegeven. Dit betreft alleen het binnen het plangebied aangewezen deel. Het beschermd stadsgezicht loopt namelijk in het gebied ten noordoosten van het plangebied door in het Bloemketerpgebied. Deze aanwijzing heeft plaatsgevonden op 21 februari 1979. Het aanwijzingsbesluit is opgenomen in bijlage 1. De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht betekent dat bij toekomstige ontwikkelingen in het centrum, de historische structuur (het stratenpatroon, de waterlopen en de profielen van de openbare ruimte) en de ruimtelijke kwaliteit van de stad gehandhaafd en waar mogelijk zelfs versterkt moeten worden. Tevens dragen de schaal en de hoogte van de gebouwen bij tot de beleving van de historische stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPFRABINNENSTD2016-VAS1_0004.jpg"

Figuur 4. Het als beschermd stadsgezicht aangewezen gebied


De bebouwing is overwegend aaneengesloten gebouwd en gesitueerd in een naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens. De Voorstraat kent meerdere panden met drie bouwlagen. In het overige deel van de binnenstad zijn de panden over het algemeen opgetrokken in twee bouwlagen dan wel één bouwlaag onder een kap. De gevel is vrijwel altijd op de straat gericht. De panden zijn opgetrokken in rode baksteen, al dan niet gepleisterd dan wel donkerrood geschilderd; de kappen gedekt met zwarte en rode gebakken pannen.

Lijst- en topgevels bepalen voorts, tezamen met een verticale gevelgeleding, het beeld. Voor wat betreft de openbare ruimten kan gesteld worden dat deze in Franeker overwegend waardevol zijn.

Zij worden gekenmerkt door een indeling en kleinschalig materiaalgebruik, die een verklaring vindt in enerzijds het oorspronkelijke en anderzijds het hedendaagse functioneren.

Specifieke aandacht behoeven de karakteristieke niveauverschillen, het structurele groen, alsmede de privéstoepen, stoeppalen en hekken.

De begrenzing van het beschermd stadsgezicht is gelegd langs de buitenzijde van de stadsgrachten. Het gebied daarbinnen is historisch-structureel als een eenheid te beschouwen. Op een viertal plaatsen is de omgrenzing evenwel ruimer genomen, te weten het buiten het plangebied gelegen gebied ten noordoosten van het Bolwerk (het gebied Bloemketerp), het Oud Kaatsveld, de Tuinen en het Vliet. Het betreft hier gebieden waarvan in de ruimtelijke structuur nog steeds is af te lezen op welke wijze de stad in het verleden overging in het omliggende "buitengebied".

Aangezien de waarde van de samenstellende delen van het stadsgezicht niet uniform is, is bij de aanwijzing een zonering gehanteerd. Er is onderscheid gemaakt in drie verschillende zones, met elk hun eigen karakteristiek (zie figuur 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPFRABINNENSTD2016-VAS1_0005.jpg"

Figuur 5. Zones binnen het beschermd stadsgezicht binnen de plangrens van dit bestemmingsplan

Een groot deel van de binnenstad valt onder zone A. Naast het handhaven van de historisch gegroeide stedenbouwkundige structuur in deze zone, zijn ook de afmeting en vormgeving van de gebouwen belangrijk. Bovendien komen er in deze zone veel monumenten voor. Zone A omvat de gebieden die van belang zijn vanwege het patroon van straten en waterlopen in samenhang met de profilering en inrichting van de openbare ruimte en de afmetingen en vormgeving van de bebouwing, waaronder vele concentraties van monumenten.

Zone A omvat een zeer groot deel van de binnenstad; vrijwel het gehele gebied omsloten door de grachtengordel Noord - Godsacker - Schilbanken. In aansluiting daarop zijn de historisch-structureel gave gebieden rond het Vliet en het niet afgegraven deel van het Noorderbolwerk met het noordoostelijk daarvan gelegen open voorland opgenomen.

In zone B speelt de vormgeving van de gebouwen een minder belangrijke rol bij de beleving van de stad. Ten opzichte van zone A is het verschil gelegen in de cultuurhistorische waarde van de bebouwing. Wel zullen de kleinschaligheid en de beperkte afmetingen van de gebouwen bij toekomstige ontwikkelingen gehandhaafd moeten blijven.

De B-zone betreft het gebied (Sint) Martiniplantsoen, Dijkstraat, Lijnbaanstraat en Heerengracht en de gebieden Westerbolwerk en het noordelijk deel van het Oud Kaatsveld.

De gebouwen aan de randen van de stad bevinden zich in zone C. In deze zone is het belangrijk dat de kleinschaligheid van de gebouwen in de toekomst gehandhaafd blijft; de vormgeving van de gebouwen is in deze zone minder belangrijk.

De C-zone omvat de langs de stadsgrachten gelegen aaneengesloten gebieden Tuinen, Zuiderkade, Molenpôlle en Turfkade. Voorts het afgegraven deel van het Noorderbolwerk en het gebied aan de westzijde van de Sjaardemastraat. Deze gebieden zijn van belang vanwege het patroon van straten en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing.


Kenmerken bebouwing beschermd stadsgezicht

(Sint) Martiniplantsoen

Aan het (Sint) Martiniplantsoen staat de pseudobasiliek, gebouwd rond 1420, te midden van een sterk aflopend groen kerkhof.

Breedeplaats

De Breedeplaats is een vrijwel rechthoekig plein met vrij forse bebouwing, waaronder een aantal zeer belanghebbende monumentale panden.


Raadhuisplein

De bebouwing aan het Raadhuisplein bestaat uit afwisselend top- en lijst-gevels van een vrij sterk variërende breedte en hoogte en is voorzien van een kap met overheersend de nokrichting loodrecht op de straat.


Grachten

Grachten met hun bebouwing leveren wellicht de grootste bijdrage aan de waarde van het stadsgezicht. De vrij smalle grachten, de gemetselde kademuren, de loswallen, de straten, het veelal zeer gebogen verloop, de opgaande bomenrijen, de bruggen (en overkluizingen) en de in een rooilijn gesitueerde sterk individuele, aaneengesloten bebouwing, vormen tezamen een aaneenschakeling van boeiende stedelijke ruimten.

De Schilbanken en het Noord kennen een overwegend recht beloop, waarin echter kleine verspringingen het beeld in positieve zin beïnvloeden. De schaal van de bebouwing langs de gracht varieert slechts weinig. De bebouwing aan de Godsacker, de Zilverstraat, de Eise Eisingastraat, de Groenmarkt en de noordzijde van het Noord, is opgebouwd uit overwegend twee of drie bouwlagen en heeft in het algemeen een rijker karakter dan de bebouwing langs de Nieuwe Heerengracht, de Schilbanken, de Schilcampen en de zuidzijde van het Noord, waar deze zowel in breedte als hoogte geringer is. Veel panden aan de eerstgenoemde grachten zijn beschermd monument in de zin van de Monumentenwet.


De driesprong van de grachten de Godsacker, de Froonacker en de Eise Eisingastraat, biedt een zeer sterke ruimtelijke werking. De driesprong wordt geaccentueerd door het Korendragershuisje. Een soortgelijke beeldwaarde levert een inspringende bebouwingsdriehoek aan het andere einde van de Godsacker, waardoor de ruimte fraai wordt begrensd.

De Froonacker is één van de meest specifieke ruimten van Franeker. Het is een kleinschalig grachtje waarvan de aaneengesloten bebouwing overwegend een bouwlaag heeft onder diepe zadel- of schildkappen.

Het Leeuwarderend, in oorsprong gelijkwaardig aan de Froonacker, voldoet door de demping van de gracht, de afgraving van het bolwerk en het ontbreken van hoog opgaande bomen, op geen enkele wijze meer aan de historische karakteristiek.

Het niet afgegraven deel van het Noorderbolwerk tussen de Botniasteeg en het Leeuwarderend biedt daarentegen in samenhang met de stadsgracht, de Dongjumervaart en het daar ter plaatse nog open voorland, een goede indruk van het oorspronkelijke beeld van de stad met vestingwerken in het vlakke polderlandschap.

De Voorstraat en de Dijkstraat vormen tezamen de belangrijkste oost-westverbinding. Zij verschillen ruimtelijk echter zeer sterk. De Voorstraat, gekenmerkt door een zeer breed profiel, oplopend en zich naar de Breedeplaats toe vernauwend, levert mede door de rijkere bebouwing, een voornaam beeld op.

De Dijkstraat, eveneens oplopend, wordt gekenmerkt door een geringe breedte en kleine wisselingen in het beloop en heeft in samenhang met een eenvoudige bebouwing, een kleinstedelijk karakter.

Het Sjûkelân, deels omsloten door de vestingwal met opgaande beplanting, levert, gelet op de belangwekkende situering in het stedelijk patroon vanwege de zwakke ruimtelijke overgangen met de Vijverstraat, de Sjaardemastraat, het Hocquart en de Voorstraat, een ondergeschikte ruimtelijke bijdrage. De geringe bouwhoogte van de oostelijke wand in de Waagstraat accentueert in negatieve zin het brede profiel, ontstaan door de demping van de gracht.

Kenmerkend voor de functionele stilstand in de laatste eeuwen, is het gebied Kleyenburg en het noordelijk deel van het Hocquart. Waar oorspronkelijk het gebied een stedelijk karakter bezat, leveren thans de stedenbouwkundige opbouw en bebouwingstypen een meer dorps beeld op.

De bebouwing aan de Academiestraat refereert deels nog aan de periode dat Franeker een universiteitsstad was. Achter de gevels aan deze straat bevinden zich nog restanten van het voormalige klooster en de universiteitstuin met bijbehorende Orangerie.


Na het graven van het van Harinxmakanaal, heeft de Zuiderkade zich ontwikkeld tot handelskade. Deze ontwikkeling heeft zich echter nooit volledig doorgezet. Een mengeling van pakhuizen, woningen en open gebleven achterterreinen, leidt in samenhang met het weinig gedifferentieerde profiel van de kade, tot een divers totaalbeeld. Het handelskarakter van de Turfkade is door herprofilering, waarbij de loswal is vervangen door een groen talud, nauwelijks meer herkenbaar.


Het ruimtelijk beeld van het Vliet refereert nog volledig aan de ontstaansgeschiedenis; de zuidelijke toegangsvaart naar de stad, de houten ophaalbrug, de loswallen en de bebouwing, waaronder een aantal monumentale pakhuizen, leveren het beeld op van een handelsnederzetting.

De ambachtelijke en deels agrarische vesting rond het Oud Kaatsveld is vooral van belang vanwege de "poortfunctie"; een tweetal bruggen accentueert de overgang tussen de "nieuwbouw" en de historische stad op natuurlijke wijze. Door de realisatie van de brug in plaats van de Oosterpoortsdam wordt dit accent versterkt.


Het (moes)tuinkarakter van de Tuinen is, ondanks de vrij grote openheid achter de naar de stadsgracht gerichte kleinschalige bebouwing, door de functieverandering grotendeels verloren gegaan. Er bevindt zich hier een als zodanig bestemd tuincentrum, dat echter niet meer in bedrijf is.


Openbare ruimte
Naast de bebouwing zijn groen- en waterelementen kenmerkend voor het plangebied.

Groen

De binnenstad wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van zowel particulier als openbaar groen. Het groen kan worden onderverdeeld in een drietal structuren: grachten, stadswallen, plekken en pleinen.

Deze structuren onderscheiden zich van elkaar door verschil in beplantingsassortiment en ruimtelijk beeld. De groenstructuur wordt grotendeels gevormd door bomen, bijvoorbeeld langs de grachten, op de stadswallen, op de pleinen en in tuinen. De belangrijkste groene elementen liggen verspreid in het centrum: het Sjûkelân, de groene bolwerken, de Martenatuin, het groen rondom de Martinikerk en de diverse binnentuinen zoals de Academietuin.

Water

Er zijn twee soorten waterlopen te onderscheiden: de waterlopen die rondom de binnenstad lopen én de grachten die in de binnenstad voorkomen.

De waterlopen dragen bij aan het unieke karakter van de stad. Door de geringe fluctuatie heeft het watersysteem een grote recreatieve waarde, met name voor varen en schaatsen. Daarnaast legt het watersysteem een directe relatie tussen het stadshart van Franeker en het aanliggende landschap. Water is dan ook een belangrijke drager in de beleving van de openbare ruimte.

Het Van Harinxmakanaal kenmerkt zich door de grote maat en schaal van het water, die contrasteren met de grachten in de binnenstad.

Het beeld wordt voor een belangrijk deel bepaald door het water, de bruggen, pakhuizen en kades.

De gracht rond de binnenstad heeft deels een groene oever maar ook stukken met riet en aanlegsteigers. Het water in combinatie met de bolwerken, heeft een authentiek karakter. Vandaar ook dat een deel van de grachten en de bolwerken als rijksmonument is aangewezen.


De grachten in de binnenstad worden begrensd door de gevelwanden waarin zich de monumentale panden bevinden.

De grachten zijn relatief smal, namelijk 3,00 tot 5,00 meter breed. De grachten worden begrensd door de kademuren. Het parkeren evenwijdig aan het water, belemmert het zicht op het water.

De kaden en walmuren langs de binnengrachten, alsook de omgrachting met wallen en bastions zijn rijksmonument.

2.2 Functionele structuur

In de historische binnenstad van Franeker zijn uiteenlopende functies aanwezig die het centrum levendigheid geven. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in detailhandel, dienstverlening, wonen, horecavoorzieningen, bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen en recreatieve voorzieningen. De gemeente wil deze functies behouden en (passend binnen het beleid) faciliteren zodat burgers, ondernemers en andere belanghebbenden worden uitgenodigd om nieuwe initiatieven te ontplooien.

Detailhandel

De binnenstad is de primaire locatie voor zowel de dagelijkse boodschappen als voor het recreatief en vergelijkend winkelen. Het centrum van Franeker heeft een "broedplaatsfunctie" voor startende ondernemers en moet inspelen op de behoeften hiervan, zo ook voor detailhandel. De afgelopen jaren is hier in het nieuwe beleid van de gemeente rekening mee gehouden zodat een goed startersmilieu mogelijk is. Paragraaf 3.3 gaat hier verder op in.

Het winkelgebied ligt verspreid door de binnenstad. De winkelstructuur is uit radialen opgebouwd, die zich vanuit het centrum naar buiten toe spreiden. Wel is er sprake van een concentratie van winkels in het oostelijke deel van de Voorstraat, de Dijkstraat, de Breedeplaats en het Raadhuisplein. In dit gebied zijn eveneens dienstverlenende bedrijven en horecabedrijven gesitueerd; detailhandel is echter de meest voorkomende functie in dit gebied.

Recentelijk zijn twee supermarkten vanuit het westelijke deel van het centrum verplaatst naar een nieuwe locatie aan de Leeuwarderweg, op loopafstand van het centrum. Door deze supermarktverplaatsing is de langzaamverkeersroute via het Leeuwarderend een aantrekkelijke plek geworden voor detailhandel, en is de aantrekkelijkheid aan de westzijde van het centrum afgenomen. In de structuurvisie is dit verder onderbouwd. Momenteel bevindt zich aan de Sjaardemastraat tevens een supermarkt en een tijdelijke fietsenwinkel.

Buiten de hiervoor genoemde gebieden komt verspreid in het plangebied ook op andere locaties detailhandel voor, zoals in het Ockingahiem, het Noord, het westelijke deel van de Voorstraat, de Groenmarkt, de Zilverstraat en op andere locaties buiten de centrumgebieden.


Wonen

Er wordt op verschillende plaatsen in het centrum gewoond, voornamelijk aan de randen van de binnenstad, maar ook boven winkels en andere functies die in het centrum voorkomen. Het wonen bevordert de levendigheid van het centrum. Hofjeswoningen vormen een bijzonder woontype. Sinds de vaststelling van het vorige bestemmingsplan hebben zich ontwikkelingen voorgedaan (zoals de locatie "Franekerpoort", de "binnenlocatie GGZ" en in de Botniasteeg). Verder zijn de panden op de hoek van het Noorderbolwerk en de Molensteeg grotendeels afgebroken. Ook op deze locatie kunnen woningen ontwikkeld worden.


Voorzieningen

In het centrumgebied vormen commerciële, maatschappelijke en culturele voorzieningen, naast de woonfunctie, de primaire functies. Hieronder vallen onder andere winkels, banken, kantoren, scholen, musea en de schouwburg. Een ander belangrijk element in het centrum is de zorgfunctie. Deze functie komt in het plangebied veelvuldig voor, onder andere in het Westerpoortgebouw, in het Botniahuis, in Theresia en in het wooncluster aan de Sjaardemastraat.

Deze voorzieningen zijn van belang voor het centrumgebied; ze dragen bij aan de levendigheid van de binnenstad. Overige functies die zich in het centrumgebied bevinden, kunnen opgevat worden als toegevoegde functies. Meestal zijn dit functies die zich goed verdragen met de woonfunctie. Culturele voorzieningen dragen bij aan de aantrekkelijkheid van de binnenstad. Als randvoorwaarde voor voorzieningen geldt dat ze ofwel moeten passen bij de centrumfunctie, ofwel bij de woonfunctie.


Bedrijvigheid

In de binnenstad komt weinig bedrijvigheid voor. In de loop der jaren zijn veel bedrijfsfuncties beëindigd vanwege ruimtegebrek of zijn verplaatst. Dit geldt bijvoorbeeld voor het tuincentrum aan de Tuinen en de bouwmarkt aan de Zuiderkade. Voor deze locaties is een nieuwe invulling wenselijk. De invulling van deze locaties met een woonfunctie ligt het meest voor de hand.

In de binnenstad bevindt zich thans nog een aantal (reguliere) bedrijven, namelijk een bouwbedrijf en een jachtbouwbedrijf aan de Tuinen. Gezien hun aard en hun positie in de bedrijvencategorisering van de VNG (bedrijven uit milieucategorie 3) staat de aanwezigheid van deze bedrijven op gespannen voet met de woonfunctie van de binnenstad. Tenslotte komt (ondergeschikt aan de woonfuntie) ook bedrijvigheid aan huis voor in het plangebied.


Horeca

Relatief gezien bevinden zich in de binnenstad veel horecavestigingen. Het gaat daarbij om overwegende lichtere vormen van horeca, zoals restaurants, eethuisjes, cafés en twee hotels. Een discotheek is niet (meer) in Franeker aanwezig.


Recreatie en toerisme

De binnenstad van Franeker heeft een verblijfsfunctie. De binnenstad is overzichtelijk en goed bereikbaar.

Daarnaast heeft de binnenstad eveneens een toeristisch-recreatieve functie. Hierbij is de aantrekkelijkheid van het centrum van belang.

Te denken valt aan de aanwezigheid van galeries, musea, terrassen en overnachtingsmogelijkheden (onder andere in de vorm van bed&breakfast). Ook met betrekking tot de waterrecreatie is de binnenstad van belang. Er is sprake van recreatievaart in de omgeving van Franeker. In het water rondom de binnenstad zijn ligplaatsen aanwezig voor boten. Het gebied aan de Turfkade en langs de bolwerken is aantrekkelijker gemaakt voor de waterrecreant.

Ten noordoosten van de binnenstad (net buiten het plangebied) ligt recreatiepark "Bloemketerp".

De binnenstad heeft dus te maken met verschillende soorten toeristen: dagrecreanten, verblijfstoeristen en watersporters. Voor toerisme en recreatie in en nabij de binnenstad, is het van belang te beschikken over voldoende accommodaties, parkeergelegenheid, ligplaatsen, en dergelijke.


Verkeer

De binnenstad is via drie bruggen voor auto's bereikbaar: bij Kleyenburg (Dongjumerpoort), de Westerpoortsdam en de Oosterpoortsbrug. De Oosterpoortsdam is recentelijk vervangen door een brug, zodat de Turfkade en de bolwerken gemakkelijker bereikt kunnen worden door de waterrecreant.

Alle wegen in de binnenstad zijn per auto bereikbaar en ingericht als 30 km/uur-gebied. De Dijkstraat is alleen toegankelijk voor bestemmingsverkeer. Daarnaast is er een drietal fietsbruggen die het centrum verbinden met de omliggende gebieden, te weten de bruggen over de Kromme Gracht, de Noordergracht en in het verlengde van het Leeuwarderend. Ook aan het Vliet en over enkele grachten zijn fietsbruggen aanwezig. Alle wegen en stegen zijn voor fietsers begaanbaar (met uitzondering van een deel van de Dijkstraat).

Alle openbare parkeerplaatsen in het centrum bevinden zich op maaiveldniveau. Het merendeel van de parkeerplaatsen is langs de wegen gesitueerd. Op drie locaties is er sprake van parkeerconcentraties op maaiveldniveau: aan de Sjaardemastraat, op de Voorstraat (west) en naast het Ockingahiem. Op het Bloemketerp en aan de Hertog van Saxenlaan, beiden net buiten het centrum, bevinden zich parkeergelegenheden waar gratis geparkeerd kan worden. Deze parkeerterreinen zijn recentelijk uitgebreid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De gemeente wil met dit bestemmingsplan burgers, ondernemers en andere belanghebbenden uitnodigen om initiatieven te ontplooien die een positieve invloed hebben op de leefbaarheid van de (binnen)stad. Uiteraard dient dit te passen binnen het beleid. Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op het Rijksbeleid, het provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De "Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte" (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 14 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Ecologische hoofdstructuur;
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • 14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Voor het bestemmingsplan zijn de nationale belangen "Waddenzee en waddengebied" en "Defensie" van belang. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie hierna) stelt regels aan deze belangen. Deze zijn in de volgende paragraaf beschreven.

In de SVIR is ook "de ladder voor duurzame verstedelijking" geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (trede 1) de onderliggende vraag in de regio, (trede 2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (trede 3) multimodale ontsluiting. In het plangebied zijn geen bouwmogelijkheden opgenomen die nog niet eerder (planologisch) waren geregeld. Wel zijn in het plangebied wijzigingsbevoegdheden opgenomen om enkele perceelgerichte bestemmingen ("Bedrijf", "Detailhandel", "Dienstverlening", "Horeca" en/of "Maatschappelijk") onder voorwaarden te wijzigen naar een woonbestemming. De gemeente wil hiermee een (eventueel) toekomstige herontwikkeling van deze percelen faciliteren. Een woonfunctie is dan de meest passende functie, mede om eventuele milieuknelpunten op te lossen. Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid naar een woonfunctie geldt de voorwaarde dat voldaan moet worden aan het gemeentelijk Woonplan (door Provinciale Staten geaccordeerd). Hierin is de behoefte naar woningen gemotiveerd. Herstructureringslocaties zijn in de zin van de ladder niet te beschouwen als stedelijke ontwikkelingen. Een nadere toetsing aan de ladder kan uitblijven, er is sprake van een verantwoordelijk duurzame verstedelijking in het plangebied.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden.


Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Voor dit bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van de Waddenzee en waddengebied en defensie van belang. Ten aanzien van de Waddenzee en het waddengebied geldt dat in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn die hier negatieve gevolgen voor kunnen hebben. Ten aanzien van defensie zijn de zones rond radarstations van belang. Op de vliegbasis Leeuwarden is een radarstation aanwezig en in Wier is een radarpost. Rond deze radars is een radarverstoringsgebied van toepassing. Binnen de radarverstoringsgebieden gelden bouwbeperkingen ten aanzien van de bouwhoogten. In het bestemmingsplan wordt geen (nieuwe) bebouwing mogelijk gemaakt die van invloed is of kan zijn voor het radarverstoringsgebied. De bestaande bouw(hoogte)mogelijkheden worden in het bestemmingsplan gecontinueerd.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân 2007

In het Streekplan (vastgesteld op 13 december 2006) staan de relaties tussen steden en platteland centraal. Er is sprake van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland. Met concentratie wordt de benodigde massa, schaal en draagvlak verkregen voor het optimaal benutten van stedelijke potenties.


Franeker vormt samen met Harlingen het bundelingsgebied Harlingen - Franeker. Dit houdt onder meer in dat Harlingen en Franeker elkaar in meerdere opzichten aanvullen. Daarnaast ligt Franeker in de Westergozone. Franeker wordt aangemerkt als "regionaal centrum" en heeft daarmee binnen het bundelingsgebied een belangrijke taak te vervullen op het gebied van de woningbouw, voorzieningen en werkgelegenheid. In het plangebied zijn hier mogelijkheden voor. Concentratie van woningbouw staat in bundelingsgebieden voorop.

De provincie streeft tevens naar het behoud van waardevolle gebouwen, de afbraak van beeldverstorende bebouwing en het afronden en opknappen van onsamenhangende bebouwing; dit door nieuwe vormen van wonen, werken, recreëren en verzorging in dergelijke bebouwing te stimuleren. In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor het beschermd stadsgezicht en de karakteristieke panden in het plangebied.


Voor het plangebied worden in het streekplan verder geen specifieke beleiduitgangspunten genoemd. Wel kan worden gesteld dat de functies in het plangebied van belang zijn voor het functioneren van Franeker en omgeving en daarmee passen in het provinciale beleid.

Verordening Romte Fryslân

In de "Verordening Romte Fryslân" (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Het gehele plangebied is volgens de verordening gelegen in bestaand bebouwd gebied. De volgende aspecten uit de verordening zijn voor het plangebied relevant:

Archeologie

In de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra ('Famke'). Paragraaf 4.7 gaat hier nader op in.

Wonen

Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien dit in overeenstemming is met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Dit is als voorwaarde opgenomen in de algemene wijzigingsbevoegdheden die het plan biedt om niet-woonbestemmingen te wijzigen naar een woonbestemming.

Werken
In Franeker zijn kantoren toegestaan met een maximale vloeroppervlakte van 1.200 m2 en bedrijven tot ten hoogste milieucategorie 4. Het bestemmingsplan is hiermee in overeenstemming.

Voor detailhandel geeft de verordening aan dat nieuwe detailhandel buiten het bestaande kernwinkelgebied slechts wordt toegestaan indien er sprake is van perifere detailhandel. Alle mogelijkheden voor detailhandel in het plangebied zijn gelegen in het kernwinkelgebied. Het bestemmingsplan is op dit punt in overeenstemming met de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025

De "Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025" (vastgesteld op 28 mei 2015) vormt het belangrijkste beleidskader voor het plangebied. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de stad Franeker en maakt in algemene zin duidelijk of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. De structuurvisie is daarmee een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen. Het is een richtinggevend document waarin voor overheden, maatschappelijke organisaties, private partijen en burgers duidelijk wordt welk ruimtelijk beleid de gemeente nastreeft.

De structuurvisie is de opvolger van de "Structuurvisie Stad Franeker 2005-2015" en onder andere gebaseerd op de volgende beleidsdocumenten:

  • Binnenstadsvisie Franeker (vastgesteld door de gemeenteraad op 13 maart 2014);
  • Masterplan Watersportkern Franeker (Waterfront) (vastgesteld door de gemeenteraad op 8 september 2011);
  • Programma Franeker Waddenpoort, waarvoor door de gemeenteraad krediet beschikbaar is gesteld bij raadsbesluit van 20 februari 2014.

De ruimtelijke relevante elementen uit deze beleidsdocumenten zijn in de structuurvisie verwerkt.

De historische binnenstad vormt het kloppend hart en het stralende middelpunt van Franeker. De historische binnenstad is van grote waarde voor de stad Franeker. Voor de toerist en het winkelend publiek is het een aangename plek om te bezoeken en voor de inwoners is de binnenstad een fijne plaats om te wonen. Dit zorgt ervoor dat Franeker aantrekkelijk is voor zowel toeristen als bewoners. De historische binnenstad heeft een unieke uitstraling. De gemeente wil de kwaliteit van de historische binnenstad behouden en daar waar mogelijk versterken. Ontwikkelingen in de binnenstad zijn mogelijk, maar mogen geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de historische binnenstad. De ruimtelijke uitstraling wordt mede bepaald door de aanwezigheid van diverse Rijksmonumenten en karakteristieke en beeldbepalende panden en objecten in de binnenstad. In de Structuurvisie is aangegeven dat bij het opstellen van de bestemmingsplannen voor de stad wordt overwogen om een beschermende regeling op te nemen voor de karakteristieke en beeldbepalende objecten. Hier is in dit bestemmingsplan aan voldaan. In paragraaf 4.7.2 is dit nader beschreven.


In de historische binnenstad komt op een aantal plaatsen gebouwen voor die afbreuk doen aan de helderheid, de kleinschaligheid en de samenhang van de stedenbouwkundige structuur. Concreet betreft dit de volgende plekken:

  • Winkelcentrum Ockingahiem. Het winkelcentrum is teveel in zichzelf gekeerd. De gebouwen zijn met hun voorgevels op het plein gericht en keren hun rug naar de omringende stegen;
  • Appartementencomplex op hoek Oosterpoortsdam en binnenstad. Dit pand is qua bouwstijl niet passend binnen de omliggende bebouwing;
  • Bebouwing rondom de Franciscuskerk. Hier staan panden die niet passen binnen de uitstraling van de historische binnenstad;
  • Appartementencomplex aan de Waagstraat. Dit pand is qua bouwstijl niet passend binnen de omliggende bebouwing;
  • Bebouwing op de hoek van de Vijverstraat/Harlingerweg, tegenover het Westerpoortgebouw;
  • De Zuiderkade. Langs de Zuiderkade staan behalve mooie panden ook panden die niet passen binnen de kleinschalige structuur van de stad. Voorbeelden zijn de locatie van de voormalige Doeland en het complex Theresia. Laatstgenoemde wijkt tevens af van de bouwstructuur, omdat het pand niet in dezelfde rooilijn staat als de rest van de bebouwing aan de Zuiderkade;
  • Rondom het Martiniplantsoen. Hier staan karakteristieke panden zoals de bibliotheek, maar tevens ook panden die niet passen binnen de maat en schaal van de stad, zoals het complex aan de oostkant van het plantsoen, grenzend aan de Schoolsteeg.

Omdat het bestemmingsplan in de eerste plaats een conserverende regeling biedt voor de bestaande situaties, zijn de hiervoor genoemde plekken volgens de huidige karakteristieken in het plangebied geregeld. De gemeente staat uiteraard open voor initiatieven die het historische karakter van en de leefbaarheid in de binnenstad bevorderen. In dat geval kan een ontwikkeling worden geregeld met een zelfstandige juridisch-planologische procedure. In ieder geval zal de nieuwbouw moeten passen binnen de maat en schaal van de binnenstad. Hierbij moet worden aangesloten bij de gemeentelijke Welstandsnota.

Een reeds bestaande inbreidingslocatie is de hoek Molensteeg-Noorderbolwerk, aan de noordkant van de binnenstad. Hier is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor opgenomen. Verder vindt op het bedrijventerrein Vliet-Tuinen (deels gelegen in het plangebied) op dit moment nog bedrijvigheid plaats. Door de ligging van het bedrijventerrein is het een optie om het terrein te transformeren naar een volledige woonfunctie of naar een woon-werklocatie. Uit nader onderzoek zal moeten blijken wat de meest wenselijke keuze is. De bestemmingsplanregeling is voor dit gebied afgestemd op de bestaande situatie.


Detailhandel

De gemeente Franekeradeel heeft de ambitie om de positie van de historische binnenstad van Franeker als winkelstad te versterken. Er wordt gestreefd naar een compacte, aantrekkelijke en vitale binnenstad. De ruimtelijke opgaaf die hierbij hoort is: Behouden en versterken van de concurrentiepositie als regionaal winkelgebied door de mogelijkheid te bieden voor een functionele mix van winkels en horeca en de daarbij behorende ruimtelijke structuur. Met de op 13 maart 2014 door de gemeenteraad vastgestelde "Binnenstadsvisie Franeker" is een duidelijke visie gegeven hoe de concurrentiepositie van de binnenstad van Franeker versterkt moet worden en het gevaar van leegstand te minimaliseren. Deze visie is in de Structuurvisie verwerkt. Naast het behoud van de bestaande winkels in dit kernwinkelgebied moet het accent ook meer worden verlegd naar het creëren van meer recreatief winkelaanbod.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPFRABINNENSTD2016-VAS1_0006.jpg"

Figuur 6. Indeling gebieden binnenstad (Bron: Structuurvisie 2015-2025)

Om de positie als regionaal verzorgend en toeristisch centrum te versterken en in te spelen op trends en ontwikkelingen, is een aantal maatregelen in de functioneel-ruimtelijke structuur van de binnenstad noodzakelijk.


Het hart van het centrum is de Voorstraat Oost, het Raadhuisplein en de Breedeplaats, zoals weergegeven in figuur 6. Prioriteit is om voor dit primaire winkelgebied de publieksgerichte voorzieningen (waaronder detailhandel) te behouden en waar mogelijk te versterken.

Onder het secundair winkelgebied wordt verstaan het gebied naast het kernwinkelgebied; de noordkant van Voorstraat West (tot en met het oude pand van de Lidl) en Dijkstraat West. Daarnaast de aanlooproutes vanaf het parkeerterrein aan de Leeuwarderweg: Leeuwarderend, Schoolsteeg, Sint. Martiniplantsoen en Martinisteeg. Ook dit gebied is in figuur 6 weergegeven. Detailhandel is hier toegestaan waarbij wordt ingespeeld op de marktvraag. Met de komst van twee supermarkten en uitbreiding van de parkeercapaciteit aan de Leeuwarderweg heeft Franeker een aantrekkelijk supermarktcluster gekregen op een goed bereikbare locatie, net buiten de binnenstad. Het creëren van een goede functioneel-ruimtelijke verbinding tussen deze locatie en de binnenstad is erg belangrijk. Dit kan door publieksgerichte voorzieningen in het Leeuwarderend, de Schoolsteeg, het Martiniplantsoen en de steeg richting de Dijkstraat mogelijk te maken. De ontwikkeling aan de Leeuwarderweg biedt niet alleen mogelijkheden voor dit deelgebied, het is ook van groot belang dat de looproute richting de binnenstad en het kernwinkelgebied wordt versterkt en voor consumenten interessanter wordt door meer winkels en kleinschalige horeca mogelijk te maken rond het Martiniplantsoen.

Het gemengd centrumgebied (zie figuur 6) betreft het gebied Ockingahiem, Eise Eisingastraat, Groenmarkt, Dijkstraat Oost, het meest westelijke deel van de Voorstraat, de Sjaardemastraat en delen van het Noord en de Zilverstraat. Om alle potenties te trechteren naar het kernwinkelgebied, is het zaak om in dit gebied geen uitbreiding van de functie detailhandel toe te staan. Dit betekent dat detailhandel in dit gebied alleen is toegestaan op de bestaande locaties. Als uit onderzoek blijkt dat de marktvraag voor detailhandelsfunctie wegvalt, dan zal waar mogelijk worden ingespeeld op de vraag naar andere functies zoals wonen, dienstverlenende bedrijven en instellingen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren. Hier moet flexibel worden ingespeeld op de marktvraag voor andere functies rondom het kernwinkelgebied. Daarvoor moet gestreefd worden naar functieverbreding in het gemengde centrummilieu.

In figuur 6 is aangegeven hoe het plangebied is ingedeeld. Deze gebiedsindeling is tot uitdrukking gebracht in de bestemmingsplanregeling. Het primair winkelgebied is geregeld in de bestemming "Centrum" (zie paragraaf 5.2.4). Het secundair winkelgebied en het gemengd centrumgebied zijn geregeld in de bestemmingen "Gemengd - 1" en "Gemengd - 2". Paragraaf 5.2.8 gaat hier nader op in. Aan het einde van deze paragraaf zijn deze mogelijkheden samengevat.

Specifiek voor supermarkten geeft de structuurvisie aan dat door de nieuwvestiging van een aantal supermarkten de stad momenteel voorziet in een breed aanbod aan supermarkten. Mocht de vestiging van eventuele nieuwe supermarkten aan de orde komen, dan geldt dat sprake moet zijn van een goede bereikbaarheid, waarbij voldoende ruimte is voor bevoorrading en parkeergelegenheid. Mogelijke locaties moeten liggen binnen de bolwerken in de binnenstad of aan de Leeuwarderweg bij Bloemketerp. Het supermarktbeleid van de gemeente wordt hierna specifiek behandeld.

Wonen

Een leefbare binnenstad betekent dat er ook gewoond mag worden. Voor de binnenstad geldt dat veel ruimtes boven winkels vaker voor opslag worden gebruikt dan voor wonen. Ook staan er steeds meer winkelpanden leeg. Het planologisch stimuleren van wonen boven winkels zal de leefbaarheid van de binnenstad bevorderen. Wonen in voormalige winkels is onder voorwaarden toegestaan. Belangrijkste voorwaarde is dat dit niet is toegestaan binnen het kernwinkelgebied. Dit is in de bestemming "Centrum" geregeld (zie hiervoor paragraaf 5.2.4).

Het is goed mogelijk dat in de nabije toekomst bestaande schoollocaties vrijkomen door verplaatsing van de scholen. Indien hier sprake van is, dan zal op die plekken een inbreidingslocatie ontstaan. Op eventueel vrij te komen schoollocaties moet sprake zijn van een passende nieuwe invulling en maatwerk, passend binnen de structuur van de binnenstad. Inbreiding met woningbouw ligt het meest voor de hand. In het bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden door voor deze locaties een wijzigingsbevoegdheid op te nemen waarmee de bestemming gewijzigd kan worden naar een woonbestemming. Maar andere initiatieven vanuit de samenleving zijn niet per definitie uitgesloten.

In de stad komt het steeds vaker voor dat mensen hun beroep of bedrijf in en/of vanuit hun eigen huis willen uitoefenen. Deze ontwikkeling is zeker niet ongewenst, maar wordt vaak als reden gezien dat er in het kernwinkelgebied meer leegstand ontstaat. Dergelijke initiatieven kunnen daarom wel worden toegestaan, op het moment dat het gaat om een duidelijke ondergeschiktheid in oppervlakte ten opzichte van de woonfunctie. Op deze manier blijft de kleinschaligheid gewaarborgd. In de woonbestemming (zie paragraaf 5.2.15) is hier rekening mee gehouden door ondergeschikt aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mogelijk te maken.

Kantoren

In de binnenstad zijn meerdere geschikte kantoorlocaties in bestaande panden. Bij de vraag naar een locatie voor kantoren zal met name worden gekeken naar bereikbaarheid voor bezoekers en werknemers. Het uitgangspunt is dat kantoorvestiging bij voorkeur in de binnenstad plaatsvindt. Dit versterkt de levendigheid in de binnenstad. In de centrumbestemming en de gemengde bestemmingen zijn hier mogelijkheden voor (zie hiervoor paragraaf 5.2.4 en 5.2.8).

Horeca

De Breedeplaats is de beoogde locatie voor een verbetering en versterking van horecavoorzieningen. In het bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden door in de centrumbestemming en de gemengde bestemming mogelijkheden te bieden voor horeca. Zie hiervoor paragraaf 5.2.4.


Voor nieuwvestiging van horeca op andere plekken dan de Breedeplaats geldt dat sprake moet zijn van een ondersteunende werking voor de centrumfunctie van Franeker. Indien zich dergelijke initiatieven voordoen binnen het primair/secundair winkelgebied of het gemengd centrumgebied, dan zal per geval worden beoordeeld of sprake is van een wenselijke ontwikkeling, mede gelet op de relevante omgevingsaspecten.

Recreatie

Franeker heeft de ambitie om de positie van de historische binnenstad te versterken. Er wordt gestreefd naar een compacte, aantrekkelijke en vitale binnenstad. De toeristische verblijfsfuncties in de stad kunnen hier aan bijdragen. De gemeente wil het huidige aanbod van voorzieningen behouden en daar waar mogelijk versterken en Franeker als Waterstad op de kaart zetten.

Om toeristen langer in Franeker te laten verblijven moeten meer mogelijkheden worden geboden om te kunnen logeren in de historische binnenstad. Dit is al deels mogelijk met de aanwezige hotels in de stad, maar er kan nog meer ruimte worden geboden, bijvoorbeeld voor bed&breakfast en het verhuren van kamers of woningen voor verblijfsrecreatieve doeleinden. Bij het verhuren van woningen wordt vooral gedacht aan de kleine woningen in de binnenstad van Franeker. In het kernwinkelgebied kan dit alleen boven de winkels worden toegestaan. De gemeente heeft hiervoor apart beleid opgesteld, zie hiervoor de volgende paragraaf.

Franeker heeft de ambitie om de stad voor de watersporters aantrekkelijker te maken. Vanaf het water is Franeker nog onvoldoende "ontdekt". Op dit moment is de stad nog teveel een passantenplaats in plaats van verblijfplaats voor waterrecreanten. Daarom zal Franeker vanaf het water interessanter gemaakt worden voor toeristen. Hiervoor is in eerste instantie het Masterplan Watersportkern Franeker (Waterfront) vastgesteld door de gemeenteraad op 8 september 2011.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPFRABINNENSTD2016-VAS1_0007.jpg"

Figuur 7. Recreatieve ontwikkelingen (Bron: Structuurvisie 2015-2025)

Deze maatregelen moeten de stad Franeker over het water beter bereikbaar maken door middel van een directe vaarverbinding tussen het Van Harinxmakanaal, de stadsgrachten bij het bolwerk en de noordelijke Elfstedenroute. Concreet betekent dit dat de Oosterpoortsdam is vervangen door een brug. De Stationsbrug en Saakstra’s Brêge zijn tevens vervangen om de doorvaarbaarheid te verbeteren. Met extra aanlegplaatsen langs de historische bolwerken wil Franeker boottoeristen verleiden om aan wal te komen. De maatregelen die al juridisch-planologisch zijn geregeld, zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen zullen apart worden geregeld.

Zorg

Franeker heeft een verzorgende functie voor de regio. De gemeente wil het huidige aanbod van voorzieningen behouden en daar waar mogelijk versterken. In het plangebied zijn onder andere Westerpoort, het Botniahuis, Theresia en het wooncluster aan de Sjaardemastraat als zorggebouwen aanwezig. De bestemmingsregeling is afgestemd op deze functie. Door de demografische ontwikkelingen (meer ouderen en minder jongeren) verandert de zorgvraag in Nederland. Door de veranderende financiering van de zorg zullen in de toekomst de ouderen langer zelfstandig blijven wonen en de vraag naar vormen van mantelzorg zal naar verwachting toenemen. Dit kan betekenen dat woningen aangepast moeten worden of dat er meer vraag komt naar andere woonvormen en/of woningen (bijvoorbeeld kangoeroe-woningen). Het bestemmingsplan is niet in strijd met deze woonfuncties.

Vertaling functies in structuurvisie naar bestemmingsplanregeling

De in de structuurvisie gemotiveerde functies zijn voor de verschillende gebieden zover mogelijk vertaald in de mogelijkheden in de bestemmingen "Centrum", "Gemengd - 1", "Gemengd - 2" en "Wonen". Deze zijn in de volgende tabel beschreven.

Centrum   Gemengd - 1   Gemengd - 2   Wonen  
Detailhandel (m.u.v. supermarkten)   Detailhandel in de 1e bouwlaag (maximaal 1.500 m2 m.u.v. supermarkten)      
Dienstverlening   Dienstverlening in de 1e bouwlaag   Dienstverlening in de 1e bouwlaag    
Ambachtelijke bedrijven   Ambachtelijke bedrijven in de 1e bouwlaag   Ambachtelijke bedrijven in de 1e bouwlaag    
(Lichte, aanloopgerichte) horecabedrijven afwijkingsmogelijkheid voor middelzware horecabedrijven aan de Breedeplaats   Lichte (aanloopgerichte) en middelzware horecabedrijven aan het Sint Martiniplantsoen      
  Maatschappelijke voorzieningen in de 1e bouwlaag   Maatschappelijke voorzieningen in de 1e bouwlaag    
  Cultuur en ontspanning (galeries en musea)   Cultuur en ontspanning
(galeries en musea)  
 
Wonen op de 2e en hogere bouwlaag met mogelijkheden voor logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit   Wonen met mogelijkheden voor logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit   Wonen met mogelijkheden voor logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit   Wonen met mogelijkheden voor logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit  
  Opslag ten behoeve van hiervoor genoemde functies   Opslag ten behoeve van hiervoor genoemde functies    

Indien er in de huidige situatie functies aanwezig zijn die niet in de voorgaande tabel zijn genoemd, dan is hiervoor in het bestemmingsplan een regeling op maat geboden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanwezige detailhandel in de bestemming "Gemengd - 2". Ook is opslag ten behoeve van de genoemde functies mogelijk. Ondergeschikt aan de in de tabel genoemde hoofdfuncties zijn ook enkele andere functies mogelijk, zoals ondergeschikte horeca. Paragraaf 5.2 gaat hier nader op in.

Notitie detailhandels- en supermarktbeleid

De gemeente heeft haar detailhandelsbeleid geformuleerd in de "Notitie detailhandels- en supermarktbeleid". In het beleid is het kernwinkelgebied primair aangegeven als vestigingsgebied voor winkels en daarna op de randen van de binnenstad. In het beleid staat het kernwinkelgebied centraal. Dit gebied moet compact en aantrekkelijk zijn. Het vestigen van winkels buiten het kernwinkelgebied mag niet conflicteren met het kernwinkelgebied, maar deze vestigingen moeten juist dit gebied versterken. In de structuurvisie is dit beleid verder uitgewerkt. Winkels die ruimtelijk moeilijk inpasbaar zijn kunnen zich vestigen op de randen van de stad (denk aan supermarkten). In het beleid is bepaald dat vestiging van supermarkten in Franeker aan vier criteria moeten voldoen:

  • koppeling met de binnenstad

De kritische massa en concurrentiepositie van het winkelaanbod van de binnenstad zijn te klein om dit winkelaanbod op langere termijn zelfstandig in stand te houden. Daarnaast heeft de binnenstad een belangrijke boodschappenfunctie. Inpassing van supermarkten in of nabij het centrum heeft om die reden een grote toegevoegde waarde voor het kernwinkelgebied. De binnenstad kan niet zonder de aanwezigheid/nabijheid van supermarkten.

  • goede bereikbaarheid

Een verkeersveilige aanvoer en afvoer zijn noodzakelijk. Vestiging van supermarkten aan een hoofdroute ligt qua verkeersafwikkeling voor de hand.

  • ruimte voor bevoorrading

De bevoorrading van de winkels moet adequaat kunnen plaatsvinden en niet leiden tot (verkeer) overlast.

  • parkeergelegenheid

Bij de supermarkten moet ruimte zijn voor voldoende aan de winkel gerelateerde parkeerplaatsen.


In de notitie worden de locaties aan de westkant van het centrum (het gebied bij de Sjaardemastraat en het Ockingahiem) en de Leeuwarderweg genoemd als meest geschikte locaties voor supermarkten. Aan de Leeuwarderweg zijn inmiddels twee supermarkten ontwikkeld. Deze zijn buiten het plangebied gelegen. In het plangebied worden er op twee locaties (aan de Sjaardemastraat 9 en het Ockingahiem 16) mogelijkheden geboden voor supermarkten. Deze mogelijkheden zijn in overeenstemming met het supermarktbeleid.

Recreëren in leegstaande woningen in de binnenstad

De gemeente heeft onderzocht onder welke voorwaarden het mogelijk is om (leegstaande) woningen te gebruiken als recreatiewoning. Het recreëren in leegstaande woningen komt de leefbaarheid van de binnenstad ten goede. De gemeente heeft hiervoor de volgende randvoorwaarden:

  • recreatie in woningen is alleen toegestaan binnen de grenzen van de bolwerken;
  • er zijn maximaal 15 zelfstandige recreatiewoningen toegestaan;
  • in het kernwinkelgebied zijn geen recreatiewoningen op de begane grond toegestaan;
  • het vloeroppervlak van de recreatiewoning mag maximaal 75 m2 bedragen;
  • parkeren moet op eigen terrein of op de parkeerterreinen Bloemketerp of Hertog van Saxenlaan.

Een aanvraag voor een recreatiewoning in de binnenstad toetst de gemeente aan de voorgenoemde randvoorwaarden. In het bestemmingsplan is hiervoor een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Zie hiervoor artikel 30.3.

Welstandnota

Het welstandsbeleid, vastgesteld op 6 december 2012, geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden, die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen. De gebiedsgerichte aanpak zal eveneens een bijdrage kunnen leveren aan een bewustere omgang met de gebouwde omgeving.

Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan geeft, kunnen niet door welstandscriteria (of een beeldkwaliteitsplan) worden tenietgedaan. De architectonische vormgeving wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Het welstandsadvies kan zich richten op de gekozen invulling binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, kan toch een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo'n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren.


Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten. Burgers, ondernemers en ontwerpers kunnen in de toekomst in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.

De welstandsnota bestaat uit:

  • criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen: deze criteria zijn opgesteld voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Ze zijn van belang voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen, dakopbouwen en (schotel)antennes. Deze criteria zijn zo concreet mogelijk geformuleerd en zijn voor het gehele gemeentelijke grondgebied gelijk;
  • gebiedsgerichte welstandscriteria: deze criteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur. Er is onderscheid gemaakt in gebiedsdelen. Voor dit bestemmingsplan zijn van toepassing de gebieden Stadscentrum, Vestingswal en 19e eeuwse uitbreiding. Het beleid is gericht op behoud en versterking van de historische kwaliteiten. Dit neemt echter niet weg dat vernieuwende projecten kunnen worden gerealiseerd. Mits goed in de bestaande structuur ingepast zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk;
  • objectgerichte criteria: deze criteria gelden voor de bouwwerken die bijzonder specifiek en beeldbepalend zijn voor de gemeente Franekeradeel en zijn aanvullend op de gebiedsgerichte criteria;
  • reclame- en inrichtingscriteria: er zijn criteria opgenomen voor reclame-uitingen, zowel voor gevelreclame als voor vrijstaande reclame. Het doel daarvan is de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving te waarborgen;
  • algemene welstandscriteria: in bijzondere situaties, wanneer de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de reclamecriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn terug te grijpen op algemene uitgangspunten. Het gaat hierbij om onder andere de relatie tussen vorm, gebruik en constructie, de relatie tussen bouwwerk en omgeving, de betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context, het evenwicht tussen helderheid en complexiteit, de schaal en maatverhoudingen en materiaal, textuur, kleur en licht.


Bij (bouw)projecten in het plangebied dient rekening gehouden te worden met het voorgaande om te komen tot een positief welstandsadvies.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante milieu- en omgevingsaspecten. De initiatieven die in het plangebied mogelijk zijn, dienen naast het beleid ook te passen binnen de voorwaarden die gelden vanuit de milieu- en omgevingsaspecten. In het plangebied dient er een goede balans te zijn tussen het ondernemersklimaat enerzijds en het woon- en leefklimaat anderzijds. Initiatieven dienen een positieve bijdrage te leveren aan de leefbaarheid van binnenstad.

4.1 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 tot en met 6, met bijbehorende richtlijnafstanden.

Dit bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. De bestaande milieuhygiënische situatie is en blijft gehandhaafd en een planologische verslechtering is niet mogelijk. Eventuele omgevingsvergunningen voor milieu van de bedrijven en voorzieningen zijn afgestemd op de aanwezigheid van de woningen in het plangebied, waarmee ze in het plangebied op de huidige locaties kunnen blijven functioneren.

In het plangebied zijn (reguliere) bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Aan de Tuinen komen bedrijven uit een hogere categorie voor. Deze bedrijven zijn volgens de huidige karakteristieken in het bestemmingsplan geregeld. Na (eventueel) vertrek van deze bedrijven zijn daar geen andere bedrijven uit een te hoge categorie toegestaan, maar alleen bedrijven uit milieucategorie 1 of 2. Zie hiervoor ook paragraaf 5.2.1.

Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het plangebied.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In en rondom het plangebied zijn geen geluidzones van spoorwegen aanwezig.

In de Wgh is bepaald dat met uitzondering van 30 km/uur-wegen elke weg een geluidzone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. De gehele binnenstad is ingericht als 30 km/uur-weg. Deze wegen hebben geen geluidzone. Tevens zijn enkele straten als eenrichtingsverkeer of autoluw ingericht. Aangezien het bestemmingsplan grotendeels de bestaande (planologische) mogelijkheden actualiseert, zijn er vanuit wegverkeerslawaai geen belemmeringen te verwachten.

In het plangebied is een geluidzone ex artikel 41 van de Wgh vastgesteld ten gevolge van de mogelijkheid voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het bedrijventerrein Zuid. Voor deze geluidzone is in het plangebied een regeling getroffen. Paragraaf 5.2.19 gaat hier nader op in.


Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat geluid geen belemmering is voor het plangebied.

4.3 Externe veiligheid

Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gebaseerde  Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) gelden bepaalde normeringsafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan.

De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven. In en nabij het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen, transportroutes en leidingen die vallen onder het Bevi, uitgezonderd het Van Harinxmakanaal. Het Van Harinxmakanaal is aangewezen als "groene vaarweg", een voor het transport voor gevaarlijke stoffen minder belangrijke vaarweg. Hiervoor geldt dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour en dat een verantwoording van het groepsrisico niet nodig is.

Externe veiligheid is derhalve geen belemmering voor het plangebied. Dit blijkt ook uit het advies van de FUMO, dat bij de reactienota overleg in bijlage 3 is opgenomen.

4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een onderdeel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen. Luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor het plangebied.

4.5 Bodem

De bodemkwaliteit volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Franekeradeel (vastgesteld door op 6 september 2012) geeft aan dat de bodemkwaliteit van het plangebied gemiddeld gezien 'klasse Industrie' is. De reden hiervan is het jarenlange intensieve gebruik van de bodem. In geval van ontwikkelingen of het wijzigen van een functie is bodemonderzoek noodzakelijk om aan te tonen dat er niet gebouwd wordt op verontreinigde grond en de bodem geschikt is voor de functie.

Met betrekking tot de bodem zijn in het plangebied bij recht geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is.

Vanuit het omgevingsaspect bodem zijn er dan ook geen belemmeringen voor het plangebied. Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid dient zo nodig bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

4.6 Water

Het plangebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied.

Voor de watergangen en waterpartijen (waaronder het Van Harinxmakanaal) in het plangebied geldt dat de bestaande situatie wordt gecontinueerd. De kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het plangebied is hiermee gewaarborgd. Het bestemmingsplan is in het kader van de watertoets voor een wateradvies naar Wetterskip Fryslân gestuurd. De resultaten hiervan zijn in het bestemmingsplan opgenomen en Wetterskip Fryslân geeft hiermee een positief wateradvies. Het wateradvies is opgenomen bij de reactienota overleg in bijlage 3. De watertoets is daarmee afgerond.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

Voor het plangebied is op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Hiervoor is de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) van de provincie Fryslân gebruikt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provinciedekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode Ijzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening.

Op basis van de advieskaart voor de Steentijd - Bronstijd is geen onderzoek noodzakelijk. De advieskaart voor de Ijzertijd - Middeleeuwen is in het volgende figuur opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0070.BPFRABINNENSTD2016-VAS1_0008.jpg"

Figuur 8. Advieskaart Ijzertijd - Middeleeuwen

Hieruit blijkt dat "streven naar behoud" en "karterend onderzoek 1" van toepassing zijn. Voor de gronden met de status "streven naar behoud" is bekend dat zij waardevolle archeologische resten bevatten. De provincie raadt af om in deze gebieden ingrepen te verrichten, die het bodemarchief kunnen schaden. De provincie adviseert voor ingrepen van minder dan 50 m² geen consequenties te verbinden aan de aanduiding "streven naar behoud". Dit is in het bestemmingplan geregeld, zie hiervoor paragraaf 5.2.17. Mochten er bij het realiseren van deze kleine plannen bodemvondsten worden gedaan, dan dienen die gemeld te worden bij de provinciaal archeoloog.

Bij de gebieden met "karterend onderzoek 1" is archeologisch onderzoek nodig bij ingrepen van 500 m2. Dit bestemmingsplan maakt dergelijke grote ingrepen niet bij recht mogelijk.

Vanuit archeologie gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.7.2 Cultuurhistorie

De Franeker binnenstad is er één om trots op te zijn. In het plangebied bevinden zich veel gebouwen met een hoge cultuurhistorische waarde. In het plangebied is niet voor niets een beschermd stadsgezicht van toepassing.

Het kan nodig zijn om cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan te beschermen. Hieronder vallen bijvoorbeeld monumenten, karakteristieke panden, maar ook cultuurhistorisch waardevolle gebieden. In het plangebied zijn dergelijke cultuurhistorische waarden aanwezig in de vorm van het beschermd stadsgezicht, Rijksmonumenten en karakteristieke panden. Hoofdstuk 2 gaat hier uitgebreid op in. Voor het beschermd stadsgezicht is een beschermende regeling in het bestemmingsplan opgenomen, zie hiervoor paragraaf 5.2.18. De Rijksmonumenten in het plangebied zijn beschermd door middel van de Monumentenwet en behoeven daarom geen afzonderlijke regeling in het plangebied.

Gelet op het beschermd stadsgezicht geldt binnen de grenzen van dit bestemmingsplan een verhoogde bescherming van cultuurhistorische waarden. Dit geldt ook voor de meeste panden. Panden die in een gevellijn staan, mogen in beginsel niet worden gesloopt (alleen bij gemotiveerde afwijking van het bestemmingsplan). Daarnaast is ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing. Hierin staat dat alle gebouwen die zich bevinden binnen een beschermd stadsgezicht alleen gesloopt mogen worden, als daar een gebouw voor terug wordt gebouwd. Zo'n gebouw moet vervolgens voldoen aan de verhoogde welstandseisen die gelden voor de historische binnenstad.

Het bovenstaande staat los van de aanwezige Rijksmonumenten, die op basis van hun eigen monumentenwetgeving zoals hiervoor aangegeven bescherming genieten.

In de vastgestelde "Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025" is aangegeven dat, bovenop de bestaande beschermende regelingen voor de binnenstad, het belangrijk is meer aandacht te schenken aan panden en objecten die geen Rijksmonument zijn, maar wel bepaalde karakteristieke en beeldbepalende waarden hebben. Hierdoor vormen ze een belangrijk onderdeel van de uitstraling van de stad. Een aanvullende beschermende regeling voor dergelijke objecten is gewenst.
Naar aanleiding hiervan is het Steunpunt Monumentenzorg Fryslân gevraagd om een inventarisatie te maken van karakteristieke panden en objecten in de binnenstad van Franeker. De ruim 400 geïnventariseerde panden en objecten hebben op een aantal vaststaande criteria een score toegekend gekregen, variërend van 10 tot en met 24 punten. In oktober 2015 heeft de raadscommissie van Franekeradeel de intentie uitgesproken om panden met een score van 19 punten of meer de status "karakteristiek" toe te kennen. Dit betreft 32 panden en 2 objecten (een gevelsteen en een gedenksteen).

Deze panden en objecten worden in dit bestemmingsplan voorzien van een extra beschermde regeling, bovenop de status beschermd stadsgezicht. De regeling betreft een absoluut sloopverbod (alleen bij een calamiteit zoals bijvoorbeeld brand geldt hierop een uitzondering) en aanvullende regels voor de instandhouding van de specifiek beoordeelde beeldbepalende waarden van het betreffende object. In bijlage 2 zijn de overzichtslijst en objectgerichte beoordelingen opgenomen.

De eerder omschreven regeling geldt dus niet voor de aanwezige Rijksmonumenten. Voor de meeste overige panden in de binnenstad - niet zijnde karakteristieke panden en de Rijksmonumenten - blijft de reeds eerder genoemde "beschermd stadsgezicht regeling" en hetgeen in de Wabo is opgenomen van toepassing.

Ook voor enkele andere bijzondere elementen in het plangebied, zoals de bolwerken en de bijzondere open ruimten en waardevolle beplanting is in het bestemmingsplan een beschermende regeling opgenomen (zie hiervoor paragraaf 5.2.9).

Verder betreft het een conserverend bestemmingsplan waar het behoud en versterking van het bestaande karakter van het plangebied voorop staat.

Vanuit cultuurhistorie gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.8 Ecologie

Het plangebied is getoetst aan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.


Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het plangebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) valt. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of EHS-gebieden in de omgeving. In het plangebied wordt een conserverende regeling getroffen voor de bestaande (planologische) situatie. Wat betreft de gebiedsbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten. Hetzelfde geldt ook voor de soortenbescherming.

4.9 Kabels, leidingen en vrijwaringszones

In het plangebied bevindt zich één ruimtelijk relevante leiding waar planologisch rekening mee gehouden moet worden. Dit betreft een waterleiding. Om (het onderhoud van) deze leiding te beschermen, is een regeling getroffen in het bestemmingsplan in de vorm van een beschermingszone aan weerszijden van de leiding. Zie hiervoor de dubbelbestemming Leiding - Water.

Verder is op het Van Harinxmakanaal en op de Noordergracht de provinciale Vaarwegenverordening van toepassing. Omdat het Van Harinxmakanaal een doorgaande vaarroute is voor de beroepsvaart, is bij dit vaarwater een vrijwaringszone in geregeld. Zie hiervoor de beschrijving van de gebiedsaanduiding vrijwaringszone - vaarweg.

Hoofdstuk 5 Bestemmingen en planuitgangspunten

In dit hoofdstuk wordt een motivering gegeven van de gehanteerde bestemmingen en de daarbij behorende uitgangspunten van het bestemmingsplan. De mogelijkheden van de in de structuurvisie aangewezen primaire en secundaire winkelgebieden en het gemengd (centrum)gebied zijn afgestemd op de in de structuurvisie genoemde functies, zoals benoemd in paragraaf 3.3. Daar bovenop zijn de huidige aanwezige functies geregeld. Buiten deze drie centrumgebieden is de bestemmingssystematiek afgestemd op de bestaande situatie, oftewel de legaal aanwezige functies. Voor een groot deel zijn dit woonfuncties, maar soms zijn in sommige panden ook andere functies mogelijk, zoals dienstverlening, horeca, detailhandel of maatschappelijke voorzieningen.

De gemeente heeft tot doel de woonfunctie buiten de drie centrumgebieden tijdens de looptijd van dit bestemmingsplan te bevorderen. Bij een volgend, nieuw bestemmingsplan zal dit als uitgangspunt worden gebruikt, afhankelijk van de op dat moment bepalende (markt)situatie per pand. Dit betekent dat als gedurende de looptijd van dit bestemmingsplan in de zones buiten de drie centrumgebieden geen gebruik meer is gemaakt van rechten voor andere functies dan wonen, dat bij de eerstvolgende bestemmingsplanherziening voor de binnenstad zal worden overwogen dergelijke functies niet opnieuw planologisch te regelen. Dit geldt in het bijzonder voor de functie detailhandel. Een vergelijkbare situatie kan zich ook voor gaan doen binnen het in de binnenstadsvisie en structuurvisie aangewezen gemengd (centrum)gebied, waar een verdere verkleuring naar (woon)functies zonder detailhandel niet ondenkbaar is.

5.1 Het juridisch systeem

5.1.1 Digitaal plan

Het bestemmingsplan omvat de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels. Dit is opgenomen in een GML-bestand. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de regels behorende tot dit plan en zijn vertaald naar de verbeelding.


Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het bestemmingsplan is opgezet volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP). Deze standaard is wettelijk verplicht en is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zo voorziet de SVBP in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.1.2 De regels

De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Door middel van aanduidingen worden op enkele specifieke locaties extra bestaande functiemogelijkheden geboden. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels is - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.


De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik of begrenzen toegelaten vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel verbieden alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).


In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (die op dit moment nog niet zijn voorzien), waaruit blijkt dat de bouw- en gebruiksregels niet voldoende blijken te zijn. In deze gevallen kan door het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.


Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels aangegeven grenzen. Voor zo'n wijziging bestaan aparte procedureregels. De gemeenteraad heeft het college van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om het plan te wijzigen. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel.


Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.

Tenslotte bestaan er vanuit de wetgeving (buiten het bestemmingsplan om) ook vergunningsvrije mogelijkheden, zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.

5.2 Toelichting op de bestemmingen en aanduidingen

Deze paragraaf geeft een toelichting op de uitgangspunten en de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van alle bestemmingen en aanduidingen zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

In veel bestemmingen is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Het hoofdgebouw is in de regels (in artikel 1.41) gedefinieerd als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel. De andere (bijbehorende) bouwwerken die hier ondergeschikt of verbonden aan zijn, zijn (in artikel 1.20) gedefinieerd als bijbehorende bouwwerken. Het kan om aangebouwde of losstaande bouwwerken gaan, die zich op hetzelfde perceel bevinden als het hoofdgebouw. Voor de bijbehorende bouwwerken heeft de gemeente een standaardregel in het bestemmingsplan toegepast waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw ten hoogste 100 m² per bouwperceel mag bedragen. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (inclusief overkappingen) bij hoofdgebouwen mag ten hoogste 50% van het erf mag bedragen. Hiermee wordt voorkomen dat percelen helemaal vol worden gebouwd en wordt een zekere mate van openheid gewaarborgd. Bovendien komt dit de brandveiligheid ten goede. Deze regeling is een verruiming ten opzichte van de mogelijkheden uit het vorige bestemmingsplan. Om deze reden zijn er geen afwijkingsmogelijkheden opgenomen om meer bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken dan bij recht is toegestaan. Mochten er zich onverhoopt toch situaties voordoen waarin dit niet toereikend is, dan kan bij hoge uitzondering na een zorgvuldige afweging via een (zelfstandige) buitenplanse (omgevingvergunnings)procedure hiervan worden afgeweken.

Daar waar bestaande afstanden of maatvoeringen meer of minder bedragen dan in de bestemmingen is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden en maatvoeringen aangehouden. Dit is in artikel 28.1 opgenomen. Wat onder een bestaande situatie wordt verstaan, is in artikel 1.17 gedefinieerd.

5.2.1 Bedrijf

Uitgangspunt

Deze bestemming is gegeven aan de reguliere bedrijven in het plangebied. Het behoud van de bestaande bedrijven en een goede milieuzonering naar de omliggende woningen zijn de belangrijkste uitgangspunten voor de bestemming. In verband met de milieusituatie zijn (naast de bestaande bedrijven) binnen deze bestemming alleen bedrijven uit categorie 1 en 2 toegestaan en is het bouwvlak zo veel mogelijk "strak" om het bestaande bebouwing gelegd. Bij de bedrijven bestaat in ondergeschikte mate de mogelijkheid voor productiegebonden detailhandel. De bedrijfswoningen zijn volgens de huidige karakteristieken geregeld. Hier bestaan mogelijkheden voor logiesverstrekking. Na vertrek van een bedrijf bestaat de mogelijkheid om de locatie te transformeren naar een woonlocatie. Hiervoor is een algemene wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen in paragraaf 5.2.21.


Bestemmingsbeschrijving

In de bestemmingsregeling is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande afmetingen zijn vastgelegd op de verbeelding. De regeling is grotendeels afgestemd op de bestaande planologische mogelijkheden. In de bedrijvenlijst is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan. De bestaande bedrijven uit een hogere categorie zijn ter plekke aangeduid. Dit betreft een bouwbedrijf en een jachtwerf aan de Tuinen. Voor bedrijven die niet zijn opgenomen in deze lijst, of bedrijven uit een hogere categorie is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ze (onder voorwaarden) toe te staan. Productiegebonden detailhandel is tot ten hoogte 100 m2 toegestaan. Voor de bedrijfswoningen geldt dat er ten hoogste één per bedrijf is toegestaan en dat de woning alleen ter plekke van de aanduiding mag worden gebouwd. Voor logiesvertrekking geldt de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt moeten zijn aan de woonfunctie en dat er hierdoor geen onevenredige parkeer- en verkeersdruk ontstaat. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om hoofdgebouwen en/of overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak te bouwen.

5.2.2 Bedrijf - Nutsvoorziening

Uitgangspunt

Deze bestemming regelt de nutsgebouwen die niet vergunningsvrij zijn, waarvan de nutsgebouwen aan het Eilandje 7-8 en de Tuinen 13 de grootste zijn. Bij de nutsgebouwen aan het Eilandje is tevens een antennemast aanwezig.

In het plangebied komen ook vergunningsvrije nutsgebouwen voor. Dit zijn nutsgebouwen die kleiner zijn dan 15 m2 en/of 45 m3. Voorbeelden hiervan zijn de gasdruk- en regelstations aan de Môlepolle 7 en ter hoogte van de Sjaardemastraat 9. Omdat deze nutsgebouwen vergunningsvrij zijn, zijn ze niet geregeld in dit bestemmingsplan. Wel zijn hiervoor de de regels uit de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) van toepassing.

Bestemmingsbeschrijving

De bestemmingsregeling voor de niet vergunningsvrije nutsgebouwen is afgestemd op de bestaande afmetingen van de gebouwen en bouwwerken c.q. de bestaande planologische mogelijkheden. De bouwvlakken zijn strak om de gebouwen getrokken en de antennemast mag 24 meter hoog zijn.

5.2.3 Bedrijf - Opslag

Uitgangspunt

De bestemming "Bedrijf - Opslag" is van toepassing op het perceel Hofstraat 9. Het behoud van deze functie volgens de bestaande karakteristieken zijn de belangrijkste uitgangspunten voor de bestemming. Er is alleen een bedrijf ten behoeve van opslagdoeleinden toegestaan en het bouwvlak is "strak" om het bestaande gebouw gelegd. Na vertrek van een bedrijf bestaat de mogelijkheid om te locatie te transformeren naar een woonlocatie. Hiervoor is een algemene wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen die is beschreven in paragraaf 5.2.21.


Bestemmingsbeschrijving

De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande afmetingen zijn vastgelegd op de verbeelding. De regeling is afgestemd op de bestaande planologische mogelijkheden. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om gebouwen en/of overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak te bouwen.

5.2.4 Centrum

Uitgangspunt

De bestemming "Centrum" is van toepassing op het primair winkelgebied zoals omschreven in paragraaf 3.3. Het hoofduitgangspunt in deze bestemming is dat ruimte wordt geboden aan detailhandel en andere functies die een winkelgebied levendig maken, zoals horeca, dienstverlening en ambachtelijke bedrijven (inclusief opslag ten behoeve van de mogelijke functies). Voor dienstverlening wordt hierbij gestreefd naar aan detailhandel verwante, publieksgerichte dienstverlening met overwegend een baliefuncties (zoals reis- en uitzendbureaus, videotheken, banken en kap- en schoonheidssalons). Overeenkomstig het supermarktbeleid van de gemeente (zoals geformuleerd in paragraaf 3.3) worden in dit gebied geen mogelijkheden geboden voor supermarkten. Hier is gezien het ruimtebeslag en de verkeersaantrekkende werking geen plaats voor. In de bestemming is ook een gebied aan de Breedeplaats geregeld waar de gemeente horeca wil stimuleren. De woonfunctie is in de bestemming "Centrum" ondergeschikt aan de andere functies en daarom alleen toegestaan op de etages en op de huidige locaties in de eerste bouwlaag. Andersoortige functies zijn volgens de huidige karakteristieken geregeld, het behoud hiervan is het uitgangspunt. Wel bestaan er mogelijkheden voor ondergeschikte horeca bij de overige functies in het centrumgebied en bij de woonfunctie zijn er mogelijkheden voor logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. Voor de bebouwingsregeling is de bestaande regeling als uitgangspunt genomen.

Bestemmingsbeschrijving

Detailhandel (uitgezonderd supermarkten), ambachtelijke bedrijven, en publieksgerichte dienstverlening zijn in de bestemming toegestaan. Onder publiekgerichte dienstverlening verstaat de gemeente aan detailhandel verwante dienstverlening. Voorbeelden hiervan zijn reis- en uitzendbureaus, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio's, hypotheekwinkels maar ook baliefuncties van banken en van andere kantoren (dit zijn functies die in het kernwinkelgebied thuishoren). Op grond van de provinciale verordening is voor kantoren in beginsel per vestiging maximaal 1.200 m2 vloeroppervlak toegestaan.

Voor de horeca maakt de gemeente onderscheid in vijf categorieën:

  • categorie 1: een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
  • categorie 2: een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en het nuttigen ervan ter plaatse, zoals restaurants;
  • categorie 3: een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken en het nuttigen ervan ter plaatse , zoals cafetaria's, snackbars, automatieken en shoarmazaken;
  • categorie 4: een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken;
  • categorie 5: een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies al dan niet in combinatie met het verstrekken van etenswaren en dranken en het nuttigen ervan ter plaatse, zoals pensions, hotels en hotel-restaurants.

Horeca van categorie 1 en ondergeschikte horeca zijn bij recht toegestaan, horeca uit de hogere categorieën is aangeduid op de huidige locaties. De ondergeschikte horeca is gekoppeld aan een maximum die volgens een vast percentage afhankelijk is van de bedrijfsvloeroppervlakte. Ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - horecaconcentratiegebied" (aan de Breedeplaats) is nieuwe horeca uit categorie 2, 3 en/of 4 onder voorwaarden toegestaan. Ook is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ter plekke van een lagere horecacategorie een hogere horecacategorie toe te staan.

Wonen is alleen op de etages toegestaan behalve op de locaties waar in de huidige situatie al op de begane grond wordt gewoond. Voor logiesvertrekking geldt de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt moeten zijn aan de woonfunctie en dat er hierdoor geen onevenredige parkeer- en verkeersdruk ontstaat.

De anderssoortige functies zijn door middel van aanduidingen geregeld.

De hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande afmetingen dan wel de bestaande planologische mogelijkheden zijn vastgelegd op de verbeelding. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om hoofdgebouwen buiten het bouwvlak te bouwen.

5.2.5 Cultuur en ontspanning

Uitgangspunt

Deze bestemming is van toepassing op het Martenahuis, het Planetarium, de Koornbeurs en Sauna Franeker aan het Vliet 12. Bij deze functies zijn in de huidige situatie ook andere functies aanwezig, zoals dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, horeca, detailhandel en een bedrijfswoning. Ook is ondergeschikte horeca toegestaan. Het behoud van de bestaande functies (inclusief mogelijkheden voor opslag) en bebouwingskarakteristieken is het belangrijkste uitgangspunt.

Bestemmingsbeschrijving

De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande planologische mogelijkheden is vastgelegd op de verbeelding. De bij de uitgangspunten genoemde functies zijn volgens de bestaande karakteristieken aangeduid in de bestemmingsplanregeling, waarbij logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit bij recht ondergeschikt aan de woonfunctie mogelijk zijn. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om hoofdgebouwen buiten het bouwvlak te bouwen.

5.2.6 Detailhandel en Detailhandel - Tuincentrum

Uitgangspunt

Buiten de centrumbestemming en de gemengde bestemmingen is detailhandel alleen toegestaan op de huidige locaties. Hier is detailhandel (met mogelijkheden voor ondergeschikte horeca) en wonen toegestaan. De continuering hiervan is het belangrijkste uitgangspunt. In de bestemming "Detailhandel" is detailhandel alleen mogelijk op de begane grond. Indien er op de etages in de huidige situatie sprake is van detailhandel, dan is dat eveneens toegestaan. Ook zijn mogelijkheden voor opslag en ondergeschikte horeca toegestaan. Aan de Harlingerweg 1 is sprake van bedrijfsmatige kamerverhuur en aan het Noord 98 is sprake van dienstverlening.

Het voormalige (en niet meer aanwezige) tuincentrum aan de Tuinen is in verband met het specifieke karakter voorzien van een specifieke bestemming. Hier is de vestiging van een nieuw tuincentrum mogelijk waar wonen alleen mogelijk is in de vorm van een bedrijfswoning. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met een herontwikkeling van deze locatie naar een woonfunctie door een wijzigingsbevoegdheid op te nemen om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Voor het voormalig tuincentrum dient er rekening mee gehouden te worden dat het zuidelijke deel van de gronden niet in dit plangebied maar in een ander bestemmingsplan zijn geregeld.

Bestemmingsbeschrijving

De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande planologische mogelijkheden is vastgelegd op de verbeelding. Voor het tuincentrum is de bestemming "Detailhandel - Tuincentrum" van toepassing. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om hoofdgebouwen buiten het bouwvlak te bouwen , en/of detailhandel in de bestemming "Detailhandel" op de etages toe te staan. Bij de woonfunctie is verder onder voorwaarden logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mogelijk. Het kamerverhuur en de dienstverlening zijn geregeld door middel van een aanduidingen, waarbij de aanduiding voor kamerverhuur ook van toepassing is op de naastgelegen bestemming "Wonen" en een locatie in de Dijkstraat.

5.2.7 Dienstverlening

Uitgangspunt

Buiten de centrumbestemming en de gemengde bestemmingen is dienstverlening (met mogelijkheden voor ondergeschikte horeca) alleen toegestaan op de huidige locaties. Hier is dienstverlening op de begane grond mogelijk en wonen op alle etages. Indien er op de etages in de huidige situatie sprake is van dienstverlening, dan is dat eveneens toegestaan. Tevens behoort opslag tot de mogelijkheden. Deze regeling is afgestemd op de huidige mogelijkheden en de provinciale verordening. De continuering hiervan is het belangrijkste uitgangspunt.

Bestemmingsbeschrijving

De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande planologische mogelijkheden is vastgelegd op de verbeelding. Op grond van de provinciale verordening geldt voor kantoren dat per vestiging maximaal 1.200 m2 vloeroppervlak aan dienstverlening toegestaan. In de bestemming zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om hoofdgebouwen buiten het bouwvlak te bouwen, en/of dienstverlening op de etages toe te staan. Bij de woonfunctie is verder onder voorwaarden logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mogelijk.

5.2.8 Gemengd - 1 en - 2

Uitgangspunt

De gemengde bestemmingen zijn van toepassing op het secundair winkelgebied (de bestemming "Gemengd - 1") en het gemengd centrumgebied (de bestemming "Gemengd - 2") zoals omschreven in paragraaf 3.3. Het hoofduitgangspunt in deze bestemmingen is dat ruimte wordt geboden aan de diversiteit aan functies die een centrumgebied levendig maken, namelijk detailhandel, dienstverlening, ambachtelijke bedrijven en maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning en wonen. Behalve het wonen zijn de andere functies alleen op de begane grond toegestaan uitgezonderd de locaties waar dat in de huidige situatie ook op de etages plaatsvindt. In de gebouwen is ook opslag toegestaan ten behoeve van de niet-woonfuncties. Bij de bedrijfsmatige functies bestaan mogelijkheden voor ondergeschikte horeca en bij de woonfunctie zijn er mogelijkheden voor logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit.

Het verschil tussen beide gemengde bestemmingen betreft de regeling voor detailhandel. In de bestemming "Gemengd - 1" is namelijk detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 1.500 m² bij recht toegestaan, in de bestemming "Gemengd - 2" is detailhandel alleen toegestaan op de huidige locaties. Een uitzondering hierop vormt de Dijkstraat, waar in beide bestemmingen (vanuit de geldende planologische mogelijkheden) bij recht op alle locaties behalve de Dijkstraat 57 mogelijkheden gelden voor detailhandel. Ook voor het gebouw tussen de Heerengracht 40 en 50 worden geen mogelijkheden geboden voor detailhandel omdat dit pand is gelegen buiten het in de structuurvisie aangegeven gebied. Voor supermarkten is overeenkomstig het supermarktbeleid en de mogelijkheden uit het vorige bestemmingsplan een regeling geboden waarmee deze alleen op de percelen Sjaardemastraat 9 en Ockingahiem 16 zijn toegestaan.

Andersoortige functies (zelfstandige horeca en een zorginstelling in de Sjaardemastraat zijn volgens de huidige karakteristieken of planologische mogelijkheden geregeld, het behoud hiervan is het uitgangspunt. Voor de bebouwingsregeling is de bestaande regeling als uitgangspunt genomen.

Bestemmingsbeschrijving

De beoogde functies zijn als hierboven beschreven geregeld in de bestemming. Voor de horecaindeling wordt verwezen naar de beschrijving in de bestemming "Centrum" in paragraaf 5.2.4, deze horeca is geregeld door middel van aanduidingen. Dit geldt ook voor de andere andersoortige functies. In de bestemming is ook een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de niet-woonfuncties op de etages onder voorwaarden toe te staan. Ondergeschikt aan de woonfunctie zijn bij recht ook logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroepen en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogelijk. De mogelijkheden voor kantoren zijn afgestemd op de provinciale verordening (maximaal 1.200 m2 vloeroppervlak per vestiging). De anderssoortige functies en de mogelijkheden voor detailhandel en supermarkten in de bestemming "Gemengd - 2" zijn met aanduidingen geregeld. De mogelijkheden voor ondergeschikte horeca zijn gekoppeld aan een maximum die volgens een vast percentage afhankelijk is van de bedrijfsvloeroppervlakte.

De hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande afmetingen dan wel de bestaande planologische mogelijkheden zijn vastgelegd op de verbeelding. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om hoofdgebouwen buiten het bouwvlak te bouwen.

5.2.9 Groen, Groen - Bolwerken en Groen - Bijzondere open ruimten

Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving

De groenbestemmingen zijn van toepassing op de verschillende locaties in het plangebied. Omdat bolwerken een specifiek en beeldbepalend karakter hebben, zijn deze in een specifieke bestemming ("Groen - Bolwerken") geregeld. Dit geldt ook voor de binnentuin bij het Academie Gasthuis en het Martenahuis (de bestemming "Groen - Bijzondere open ruimten"). Het behoud van de groenstroken en het open karakter hiervan voor de binnenstad staat voorop. Er zijn daarom behalve de bestaande gebouwen (de theehuisjes op de bolwerken) geen nieuwe gebouwen en overkappingen toegestaan. Voor de groenbestemming op de hoek van de Molensteeg en het Noorderbolwerk bestaat de mogelijkheid om deze met een wijzigingsbevoegdheid (onder voorwaarden) te wijzigen naar een woonbestemming. Deze mogelijkheid komt overeen met het beleid van de gemeente. In de bestemmingen zijn tevens functies mogelijk die de openbare ruimte en de leefbaarheid versterken. Het betreft bijvoorbeeld horecaterrassen, speelvoorzieningen, (wandel)paden en sloten.

Om de bijzondere groene waarden in de bestemmingen "Groen - Bolwerken" en "Groen - Bijzondere open ruimten" te beschermen, zijn bepaalde werken en werkzaamheden (zie hiervoor de regels in artikel 14.4 en 15.5) omgevingsvergunningsplichtig. In de bestemming "Groen - Bijzondere open ruimten" zijn daarnaast nog specifieke regelingen getroffen voor erf- en terreinafscheidingen en terrassen (bij woningen) ter plekke van de aanduiding "specifieke vorm van groen - academietuin". Deze regeling is getroffen ter bescherming van het karakter van de binnentuinen.

5.2.10 Horeca

Uitgangspunt

De bestemming "Horeca" is van toepassing op verschillende locaties buiten de centrumbestemming en de gemengde bestemmingen waar zich horeca bevindt. Deze is volgens de in paragraaf 5.2.4 genoemde indeling volgens de huidige karakteristieken geregeld. Hier is horeca op de begane grond mogelijk en (bedrijfs)wonen in alle bouwlagen. Indien er op de etages in de huidige situatie sprake is van horeca, dan is dat eveneens toegestaan. Het behoud van de huidige mogelijkheden (inclusief mogelijkheden voor opslag) is het belangrijkste uitgangspunt.

Bestemmingsbeschrijving

De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande planologische mogelijkheden is vastgelegd op de verbeelding. In de bestemming zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak te bouwen en om horeca op de etages mogelijk te maken. Bij de woonfunctie is verder onder voorwaarden logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit mogelijk.

5.2.11 Maatschappelijk

Uitgangspunt

De bestemming "Maatschappelijk" komt op een aantal plaatsen in het plangebied voor. Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke uitwisselbaarheid van qua zwaarte vergelijkbare maatschappelijke functies. Daarbij gaat het om educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. De uitwisselbaarheid van de verschillende maatschappelijke functies binnen de maatschappelijke bestemming en het behoud van de huidige mogelijkheden (inclusief opslag) zijn de belangrijkste uitgangspunten. Voor de andersoortige functies in de bestemming (bedrijfswoningen, een sanitaire voorziening aan de Turfkade 15 en een reguliere woning aan de Zilverstraat 46) biedt de bestemming een regeling die is afgestemd op de huidige situatie.

Bestemmingsbeschrijving

In de begripsbepaling in artikel 1.59 is overeenkomstig het bovengenoemde uitgangspunt vastgelegd voor welke maatschappelijke functies de gebouwen en gronden gebruikt mogen worden. Detailhandel en horeca anders dan ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen is niet toegestaan. De andersoortige functies zijn door middel van aanduidingen in de bestemming geregeld.

De hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogten volgens de bestaande planologische mogelijkheden zijn vastgelegd op de verbeelding. Door middel van een afwijkingsmogelijkheid kan onder voorwaarden een hoofdgebouw buiten het bouwvlak worden gebouwd. Ook zijn er ondergeschikt aan de woonfunctie mogelijkheden voor logiesverstrekking, aan-huis-verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit.

5.2.12 Sport

Uitgangspunt en bestemmingsomschrijving

De bestemming "Sport" is van toepassing op het Sjukelân. Het behoud van dit karakteristieke sportterrein is het belangrijkste uitgangspunt voor deze bestemming. In de bestemming is de uitoefening van uiteenlopende sporten en recreatieve activiteiten mogelijk. De kantines en de kleedruimtes bij het sportcomplex zijn in bouwvlakken vastgelegd volgens de bestaande maatvoeringen. Om het karakter van het gebied te behouden, zijn nieuwe gebouwen en overkappingen niet toegestaan.

5.2.13 Verkeer - Verblijfgebied

Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving

De straten en parkeerterreinen in het plangebied zijn onder de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" gebracht. Ook bermen, sloten, begeleidende groenstroken, parkeervoorzieningen en dergelijke zijn in deze bestemming mogelijk. Het behoud van de bestaande wegen- en stratenstuctuur en de parkeerterreinen in het plangebied en het opnemen van andere functies ter ondersteuning van de openbare ruimte in de bestemmingen zijn de belangrijkste uitgangspunten. Om deze reden zijn behalve de bestaande gebouwen (garageboxen) in de bestemming geen andere gebouwen en overkappingen toegestaan. De garageboxen zijn volgens de bestaande omvang vastgelegd in de bestemming door middel van een aanduiding. Ook voor de pylonen aan de Breedeplaats (die nodig zijn voor het aanbrengen van een tent), de twee torens bij het Sjukelân en de Stationsbrug zijn specifieke aanduidingen in de bestemming opgenomen in verband met de afwijkende bouwhoogten van deze bouwwerken. Deze regelingen zijn afgestemd op de huidige afmetingen. Tenslotte zijn in de bestemming ook mogelijkheden opgenomen voor horecaterrassen.

5.2.14 Water

Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving

De bestemming "Water" is van toepassing op de grote waterpartijen en waterlopen in het plangebied, waaronder het Van Harinxmakanaal en de stadsgrachten. Het behoud van het water met recreatief medegebruik is het belangrijkste uitgangspunt. In de bestemming is er aan de Zuiderkade sprake van een woonschepenligplaats, die door middel van een aanduiding is geregeld. Ondergeschikt is ook aanleggelegenheid mogelijk. Het horecaterras bij het horecabedrijf aan het Oud Kaatsveld 8 is tevens geregeld door middel van een aanduiding. Op andere locaties worden door middel van een afwijkingsmogelijkheid ook onder voorwaarden mogelijkheden geboden voor horecaterrassen.

In de bestemming zijn bruggen, duikers, dammen en of andere bouwwerken (geen gebouwen zijnde) in zijn algemeenheid toegestaan tot een hoogte van 5 meter. Voor steigers, vlonders en dergelijke geldt dat ze alleen ten dienste van het openbaar nut bij recht gerealiseerd mogen worden. Indien deze niet ten behoeve van het openbare nut zijn beoogd, dan biedt de bestemming een afwijkingsmogelijkheid om deze onder voorwaarden te realiseren.

5.2.15 Wonen, Wonen - Wooncentrum en Wonen - Woongebouw

Uitgangspunt

Een groot deel van plangebied is ingevuld met een woonbestemming. Het behoud en de versterking van de woonfunctie en aan de woonfunctie aanverwante functies is het belangrijkste uitgangspunt. Het bestemmingsplan werkt met drie soorten woonbestemmingen:

  • de bestemming "Wonen" voor grondgebonden woningen;
  • de bestemming "Wonen - Woongebouw" voor appartementengebouwen in het plangebied;
  • de bestemming "Wonen - Wooncentrum" voor de woon-zorgcentra in het plangebied.

In de woonbestemmingen zijn ook andersoortige functies aanwezig. Voor deze functies geldt het uitgangspunt dat deze volgens de huidige karakteristieken voortgezet moeten worden. Bij de bestemming "Wonen" bestaat de mogelijkheid voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logiesverstrekking.

Ter plekke van het Noorderbolwerk (achter de percelen Zilverstraat 10-30) is de openheid van het gebied behoudenswaardig in verband met de zichtlijnen vanaf Bloemketerp en omgeving richting de binnenstad en vanaf het bolwerk zelf. Om deze reden zijn hier geen bijbehorende bouwwerken toegestaan. Verder is de bebouwingsregeling in de woonbestemmingen afgestemd op de huidige (planologische) mogelijkheden.

Bestemmingsbeschrijving

In de bestemming "Wonen" is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen (woonhuizen) en bijbehorende bouwwerken. De hoofdgebouwen moeten in de bouwvlakken gebouwd worden. Bij de woonhuizen zijn buiten de bouwvlakken bijbehorende bouwwerken mogelijk tot ten hoogste 100 m2 en tot een maximaal oppervlak van 100% van het hoofdgebouw en 50% per erf. Hiermee wordt voorkomen dat erven te vol worden gebouwd.

In de bestemmingen "Wonen - Wooncentrum" en "Wonen - Woongebouw" moeten de gebouwen en overkappingen gebouwd worden in de bouwvlakken en zijn er geen mogelijkheden voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen omdat deze in het bouwvlak zelf gerealiseerd moeten worden.

Voor de andersoortige functies zijn aanduidingen opgenomen binnen de bestemming. Opslag ten behoeve van deze functies behoort tot de mogelijkheden.

5.2.16 Leiding - Water

Uitgangspunt en bestemmingsomschrijving

In het plangebied bevindt zich een waterleiding. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat deze en een strook aan weerszijden van de leiding beschermd wordt, zodat onderhoud en beheer aan de leiding niet worden belemmerd. Om deze reden is een beschermende regeling getroffen die waarborgt dat in de strook geen gebouwen en overkappingen gebouwd mogen worden. Ook zijn bepaalde werken en werkzaamheden (zie hiervoor artikel 24 van de regels) omgevingsvergunningsplichtig. Deze regeling (dubbelbestemming) is van toepassing in een strook van 5 meter aan weerszijden van de leiding.

5.2.17 Waarde - Archeologie

Uitgangspunt en bestemmingsomschrijving

In een groot deel van het plangebied is sprake van archeologische waarden die beschermd moeten worden volgens de FAMKE-kaart. In paragraaf 4.7 is dit nader omschreven. Bepaalde werken en werkzaamheden zijn omgevingsvergunningsplichting. Zie hiervoor artikel 25 van de regels.

5.2.18 Waarde - Beschermd stadsgezicht

Uitgangspunt en bestemmingsomschrijving

In het overgrote deel van het plangebied is het beschermd stadsgezicht van toepassing, zoals omschreven in hoofdstuk 2 en bijlage 1. De gemeente is trots op deze status en wil dit graag behouden en binnen het beschermd stadsgezicht de mogelijkheden bieden om het gebied nog aantrekkelijker te maken. Het beleid is er in zijn algemeenheid op gericht om de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden in het plangebied te beschermen en zo mogelijk te versterken. Dit beschermende beleid ligt vast in het aanwijzen van de oorspronkelijke kern tot beschermd stadsgezicht. Voor een beschermd stadsgezicht moet bovendien een beschermend bestemmingsplan worden vastgesteld. Het voorliggende plan voorziet hierin door middel van de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd stadsgezicht".

In de regeling zijn met name bepalingen opgenomen over bouwen, de parcellering, gevelbreedtes, dakvormen en de maatverhouding van de gevelopeningen. Zie hiervoor de dubbelbestemming zelf in artikel 26. Van deze bepalingen kan, onder voorwaarden, worden afgeweken. Deze regels zijn (overeenkomstig de geldende regeling) niet van toepassing ter plekke van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - aanvullende bouwregels uitgesloten". De goot- en bouwhoogte van de verschillende gebouwen worden in de onderliggende basisbestemmingen geregeld. Deze zijn zodanig opgezet dat aangesloten wordt bij de uitgangspunten ten aanzien van de bebouwingsstructuur.


Naast de bouwregels is er ook een omgevinsvergunningenstelsel opgenomen. Hiermee kunnen activiteiten die niet onder het bouwen vallen maar die wel afbreuk kunnen doen aan de waarden van het beschermd stadsgezicht, aan een vergunning worden gekoppeld. Hierbij moet gedacht worden aan het aanbrengen/wijzigen van verharding, het kappen van waardevolle bomen, en dergelijke. Zie voor een compleet overzicht artikel 26.5 Hierin is tevens een omgevingsvergunning voor het slopen opgenomen. Dit is van toepassing op de panden die niet zijn aangewezen als Rijksmonument of karakteristiek pand.

Voor de karakteristieke panden en objecten is een beschermde regeling van toepassing, zoals beschreven in paragraaf 4.7.2. De regeling is van toepassing op de plaatsen waar de aanduiding "karakteristiek" op de verbeelding is opgenomen. Wat er aan de bouwwerken karakteristiek is, is in bijlage 2 aangegeven. De regeling ziet toe op het behoud en het herstel van de waardevolle hoofdvormen van panden en de beschreven karakteristieke waarden. Voor het (gedeeltelijk) verwijderen van karakteristieke gebouwen of karakteristieke detailleringen of ornamenten is een omgevingsvergunning benodigd die alleen kan worden verleend als er sprake is van:

  • als de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is dan wel door een calamiteit de karakteristieke waarden geheel of gedeeltelijk verloren zijn gegaan, waardoor geen sprake meer is van een karakteristiek pand;
  • indien het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de waardevolle hoofdvorm of de karakteristieke waarden plaatsvindt.
5.2.19 geluidzone - industrie

Uitgangspunt en aanduidingsbeschrijving

Het bedrijventerrein Zuid heeft een geluidszone in het kader van de Wet geluidhinder. Deze geluidszone ligt over het zuidelijke deel van het plangebied. Het is wettelijk verplicht om deze geluidzone in het bestemmingsplan te regelen. Binnen de geluidszone wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting, dit is ook het uitgangspunt. Geluidsgevoelige bebouwing mag hier alleen worden opgericht als is aangetoond dat de geluidsbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarden of een verkregen hogere waarde.

5.2.20 vrijwaringszone - vaarweg

Uitgangspunt en aanduidingsbeschrijving

Ten behoeve van het beheer en de veiligheid van het Van Harinxmakanaal is aan weerszijden hiervan de aanduiding "vrijwaringszone - vaarweg" opgenomen. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat in deze zone geen gebouwen en overkappingen gebouwd mogen worden. Dit geldt niet voor de bestaande bouwwerken en tevens is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om nieuwe in de basisbestemming genoemde bouwwerken te bouwen. Hierbij geldt de voorwaarde dat ontheffing is verkregen van de waterwegbeheerder.

5.2.21 Algemene regels

In de algemene gebruiksregels is een aantal zaken geregeld die van toepassing zijn op het gehele plangebied dan wel per bestemming. Zo staan de algemene gebruiksregels evenementen toe en zijn er wijzigingsbevoegdheden opgenomen om perceelsgebonden niet-woonbestemmingen te wijzigen naar een woonbestemming. Deze wijzigingsbevoegdheden zien primair toe op het hergebruik van de bestaande gebouwen en de woningbouwaantallen dienen in overeenstemming te zijn met een gemeentelijk, door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woonplan.

Tenslotte is er een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor recreatieve bewoning. Deze is afgestemd op het beleid dat in paragraaf 3.3 is omschreven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Omdat de gemeente in het traject van de "Structuurvisie Stad Franeker 2015 - 2025" een communicatie- en inspraaktraject met burgers, ondernemers en andere belanghebbenden / belangstellenden heeft gehad, kiest de gemeente ervoor om een inspraakprocedure over het bestemmingsplan over te slaan.

Wel is het plan voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg van het Besluit ruimtelijke ordening en de maatschappelijke organisaties die ook bij het traject van de binnenstadsvisie en de structuurvisie betrokken waren. Over alle eventueel ingekomen (overleg)reacties is een standpunt bepaald, waarvan de resultaten in het bestemmingsplan zijn verwerkt en die hebben geleid tot aanpassing van dit bestemmingsplan. Bijlage 3 gaat hierop in.


Daarna is het bestemmingsplan gereed gemaakt voor de wettelijke vaststellingsprocedure. Op het ontwerpbestemmingsplan is de gelegenheid geboden tot het inbrengen van zienswijzen bij de gemeenteraad. Er is een zienswijzennota opgesteld waarin alle reacties zijn beantwoord en tevens door de gemeente een standpunt is ingenomen. Het plan is gereed gemaakt voor vaststelling door de gemeenteraad en op 27 oktober 2016 gewijzigd vastgesteld. In bijlage 4 zijn de raadsstukken voor de vaststelling opgenomen. Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten "anderszins verzekerd" zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.


Dit bestemmingsplan (de toegestane functies en de bouwregels) is gebaseerd op de bestaande situatie en geldende regelingen voor het plangebied. Geheel nieuwe bouwplannen (volgens het Bro) worden niet mogelijk gemaakt. De grondexploitatieregeling is niet van toepassing en de vaststelling van een exploitatieplan daarom niet nodig.


In principe verandert de economische onderbouwing niet ten opzichte van de eerder geldende plannen. Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid voor de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is daarom voor dit bestemmingsplan niet relevant.