direct naar inhoud van REGELS
Plan: Franeker - Binnenstad 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0070.BPFRABINNENSTD2016-VAS1

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het Bestemmingsplan Franeker - Binnenstad 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0070.BPFRABINNENSTD2016-VAS1 van de gemeente Franekeradeel;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

de in bijlage 2 genoemde beroepen, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsook ondergeschikte productiegebonden detailhandel dan wel productiegerelateerde detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.7 archeologisch monument:

een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.8 archeologisch onderzoek:

een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde instantie conform de kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.9 archeologisch waardevol gebied:

een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

1.12 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen gebouwen of behorende bij een functie (deels) buiten gebouwen die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.17 bestaand:
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is dan wel krachtens een omgevingsvergunning kan worden uitgevoerd, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
    • 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
    • 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
  • c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen;
1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bodemarchief:

de sporen van (vooral) menselijke bewoning en bewerking die in de bodem zijn achtergebleven;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 cultuur en ontspanning:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, als ook productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, zoals podiumkunsten en bioscopen, musea en toeristische attracties, muziek- en dansscholen, oefenruimtes en creativiteitscentra, casino's en feestzalenverhuur, met dien verstande dat speelhallen, niet zijnde een casino, niet zijn toegestaan;

1.29 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening:

werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, alsook ondergeschikte productiegebonden detailhandel dan wel productiegerelateerde detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.32 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie die is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.33 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken, gelet op het gebruik van de in de nabijheid gelegen gronden;

1.36 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.37 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.38 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.39 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.40 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.41 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.42 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar al dan niet in ondergeschikte vorm bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.43 horecabedrijf categorie 1:

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.44 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en het nuttigen ervan ter plaatse, zoals restaurants;

1.45 horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren en/of dranken en het nuttigen ervan ter plaatse, zoals cafetaria's, snackbars, automatieken, en shoarmazaken;

1.46 horecabedrijf categorie 4:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken;

1.47 horecabedrijf categorie 5:

een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies al dan niet in combinatie met het verstrekken van etenswaren en dranken en het nuttigen ervan ter plaatse, zoals pensions, hotels en hotel-restaurants;

1.48 horecaterras:

een al dan niet overdekt terras, behorende bij een al dan niet zelfstandig horecabedrijf en zich bevindend in de directe nabijheid van het betreffende bedrijf;

1.49 horecavloeroppervlakte:

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;

1.50 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van onderlinge verbondenheid die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.51 inwoning:

het wonen, niet zijnde logeren, bij anderen;

1.52 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;

1.53 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.54 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.55 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in bijlage 2 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;

1.56 kleinschalige duurzame energieopwekking:

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.57 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.58 logiesverstrekking:

het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf al dan niet in combinatie met ontbijt binnen de woonfunctie, zoals een pension aan huis en bed and breakfast;

1.59 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-/medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvang, alsook ondergeschikte productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.60 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.61 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.62 nutsvoorzieningen:

voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;

1.63 ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie die binnen de bestemming is toegestaan;

1.64 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.65 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien op of in het water wordt gebouwd: het Fries Zomerpeil;
  • c. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont: de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte;
1.66 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.67 risicogevoelig bouwwerk c.q. object

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.68 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.69 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.70 supermarkt:

een gebouw of een ruimte in een gebouw, dat door zijn inrichting kennelijk bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening en een minimale verkoopvloeroppervlakte van 600 m² heeft;

1.71 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.72 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.73 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.74 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.75 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde kamerverhuur;

1.76 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.77 woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object, waaronder tevens een woonark, een casco en naar de aard daarmee gelijk te stellen object wordt verstaan;

1.78 (goede) woonsituatie:

een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder.

1.79 zorginstelling:

een gebouw of een ruimte in een gebouw waarin huisvesting en zorg wordt geboden aan zorgbehoevenden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;

2.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, alsmede voor:
    • 1. een bouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';
    • 2. een jachtbouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - jachtbouwbedrijf';
    • 3. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten , ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbijbehorende:

  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 3.1 sub a bedoelde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een bedrijfswoning zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m² per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub b en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in 3.1 onder a;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit onevenredig toeneemt.
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van logiesverstrekking bij het wonen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorieën 1 en 2 dan wel naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
  • b. het bepaalde in lid 3.5 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'bouwbedrijf', 'detailhandel' of 'specifieke vorm van bedrijf - jachtwerf' wordt verwijderd, indien de functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding en de energievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een antennemast, ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen, met dien verstande dat, indien het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte als maximum geldt en geen maximum goothoogte van toepassing is;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' een antennemast worden geplaatst met een bouwhoogte van ten hoogste 24,00 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven.

Artikel 5 Bedrijf - Opslag

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen, ten behoeve van opslagdoeleinden;

met de daarbijbehorende:

  • b. wegen, straten en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. erven en terreinen;
  • h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel met uitzondering van supermarkten;
    • 2. dienstverlening;
    • 3. ambachtelijke bedrijven;
    • 4. ateliers, ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
    • 5. horecabedrijven categorie 1;
    • 6. horecabedrijven categorie 1 en/of 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
    • 7. horecabedrijven categorie 1, 2 en/of 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
    • 8. horecabedrijven categorie 5, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';
    • 9. opslag ten behoeve van de onder 1 tot en met 8 genoemde doeleinden;
    • 10. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voorzover het de tweede en hogere bouwlaag betreft, tenzij in de bestaande situatie in de eerste bouwlaag wordt gewoond, in welk geval wonen in de eerste bouwlaag is toegestaan;
    • 11. recreatieve bewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. horecaterrassen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 6.1 sub a bedoelde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal per hoofdgebouw ten hoogste 100 m² per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
6.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 sub b en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de eerste bouwlaag van een gebouw als woning, tenzij in de bestaande situatie in de eerste bouwlaag wordt gewoond, in welk geval wonen in de eerste bouwlaag is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden voor dienstverlening in de vorm van kantoren, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte per kantoor meer dan 1.200 m² bedraagt;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven, met uitzondering van:
    • 1. ondergeschikte horeca;
    • 2. horecabedrijven categorie 1;
    • 3. horecabedrijven die als zodanig zijn aangeduid;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per functie meer bedraagt dan:
    • 1. 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 150 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte 1500 m² of minder bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
    • 2. 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 450 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 1500 m² bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
  • e. het gebruik van gedeelten van een (bedrijfs)woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de (bedrijfs)woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit onevenredig toeneemt ;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van:
    • 1. logiesverstrekking bij het wonen;
    • 2. de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'recreatiewoning', in welk geval recreatieve bewoning is toegestaan.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.5 sub c in die zin dat de bouwwerken worden gebruikt voor horecabedrijven categorie 2 tot en met 4, mits deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - horecaconcentratiegebied';
  • b. het bepaalde in lid 6.5 sub c in die zin dat horecabedrijven categorie 2 tot en met 4 worden gebruikt voor horecabedrijven categorie 5;
  • c. het bepaalde in lid 6.5 sub g in die zin dat de bouwwerken worden gebruikt voor detailhandel in consumentenvuurwerk, mits wordt voldaan aan hetgeen in het Vuurwerkbesluit is bepaald.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van cultuur en ontspanning, alsmede voor:
    • 1. dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
    • 2. detailhandel niet zijnde supermarkten, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 3. horecabedrijven categorie 1, 2 en/of 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
    • 4. opslag ten behoeve van de onder 1 tot en met 3 genoemde doeleinden;
    • 5. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. een theetuin, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';

met de daarbijbehorende:

  • d. wegen, straten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water;
  • i. erven en terreinen;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 7.1 sub a bedoelde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een bedrijfswoning zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m² per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
7.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouw(en) c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 sub b en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een (bedrijfs)woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de (bedrijfs)woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per functie meer bedraagt dan:
    • 1. 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 150 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte 1500 m² of minder bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
    • 2. 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 450 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 1500 m² bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van logiesverstrekking bij het wonen.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel niet zijnde supermarkten, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca, voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
    • 2. opslag ten behoeve van de onder 1 genoemde doeleinden;
    • 3. (bedrijfs)woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 4. kamerverhuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kamerverhuur';
    • 5. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

met de daarbijbehorende:

  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 8.1 sub a bedoelde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m² per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
8.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 sub b en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw voor de uitoefening van detailhandel, tenzij in de bestaande situatie detailhandel is gevestigd, in welk geval detailhandel in de tweede en/of hogere bouwlaag is toegestaan;
  • b. het gebruik van gedeelten van een (bedrijfs)woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de (bedrijfs)woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per functie meer bedraagt dan:
    • 1. 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 150 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte 1500 m² of minder bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
    • 2. 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 450 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 1500 m² bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van logiesverstrekking bij het wonen.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.5 sub a in die zin dat de tweede en hogere bouwlaag wordt gebruikt voor detailhandel, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het kernwinkelgebied.

Artikel 9 Detailhandel - Tuincentrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. een tuincentrum;
    • 2. opslag ten behoeve van de onder 1 genoemde doeleinden;
    • 3. een bedrijfswoningal dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

met de daarbijbehorende:

  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 9.1 sub a bedoelde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m² per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
9.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 sub b en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een (bedrijfs)woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de (bedrijfs)woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van logiesverstrekking bij het wonen.

Artikel 10 Dienstverlening

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. dienstverlening, voorzover het de eerste bouwlaag betreft;
    • 2. opslag ten behoeve van de onder 1 genoemde doeleinden;
    • 3. (bedrijfs)woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

met de daarbijbehorende:

  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 10.1 sub a bedoelde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m² per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
10.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 sub b en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor dienstverlening in de vorm van kantoren, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte per kantoor meer dan 1.200 m² bedraagt;
  • b. het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw voor dienstverlening, tenzij in de bestaande situatie dienstverlening is gevestigd, in welk geval dienstverlening in de tweede en/of hogere bouwlaag is toegestaan;
  • c. het gebruik van gedeelten van een (bedrijfs)woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de (bedrijfs)woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per functie meer bedraagt dan:
    • 1. 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 150 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte 1500 m² of minder bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
    • 2. 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 450 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 1500 m² bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van logiesverstrekking bij het wonen.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.5 sub b in die zin dat de tweede en hogere bouwlaag wordt gebruikt voor dienstverlening, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het kernwinkelgebied.

Artikel 11 Gemengd - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen behoeve van:
    • 1. detailhandel niet zijnde supermarkten, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij:
      • in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
      • ter plaatse is voorzien in de aanduiding 'detailhandel uitgesloten', in welk geval detailhandel is uitgesloten;
    • 2. dienstverlening, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 3. ambachtelijke bedrijven, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 4. maatschappelijke voorzieningen, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 5. cultuur en ontspanning in de vorm van een galerie of museum;
    • 6. horecabedrijven categorie 1, 2 en/of 3 voorzover het de eerste bouwlaag betreft ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3', tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 7. horecabedrijven categorie 1, 2, 3 en/of 4 voorzover het de eerste bouwlaag betreft ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4', tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 8. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 9. opslag ten behoeve van de onder 1 tot en met 8 genoemde doeleinden;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. horecaterrassen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 11.1 sub a bedoelde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
11.2.2 bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m² per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
11.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 sub b en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw voor de in lid 11.1 sub a onder de 1 tot en met 8 genoemde doeleinden, tenzij in de bestaande situatie de betreffende functies in de tweede en/of hogere bouwlagen is gevestigd, in welk geval deze functie in de tweede en/of hogere bouwlaag is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden voor de uitoefening van detailhandel over een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.500 m²;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven, met uitzondering van:
    • 1. ondergeschikte horeca;
    • 2. horecabedrijven die als zodanig zijn aangeduid;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per functie meer bedraagt dan:
    • 1. 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 150 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte 1500 m² of minder bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
    • 2. 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 450 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 1500 m² bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
  • e. het gebruik van de gronden voor dienstverlening in de vorm van kantoren, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte per kantoor meer dan 1.200 m² bedraagt;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
  • g. het gebruik van gedeelten van een (bedrijfs)woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de (bedrijfs)woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
  • h. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van logiesverstrekking bij het wonen.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.5 sub a in die zin dat de tweede en hogere bouwlaag wordt gebruikt voor de in lid 11.1 sub a onder de 1 tot en met 7 genoemde doeleinden, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het kernwinkelgebied;
  • b. het bepaalde in lid 11.5 sub c in die zin dat horecabedrijven categorie 1 tot en met 4 worden gebruikt voor horecabedrijven categorie 5;
  • c. het bepaalde in lid 11.5 sub f in die zin dat de bouwwerken worden gebruikt voor detailhandel in consumentenvuurwerk, mits wordt voldaan aan hetgeen in het Vuurwerkbesluit is bepaald.

Artikel 12 Gemengd - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel, niet zijnde supermarkten, voorzover ter plaatse voorzien van de aanduiding 'detailhandel', voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 2. detailhandel met inbegrip van supermarkten, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 3. dienstverlening, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 4. ambachtelijke bedrijven, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 5. maatschappelijke voorzieningen, voorzover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 6. cultuur en ontspanning in de vorm van een galerie of museum;
    • 7. horecabedrijven categorie 1 en/of 2 voorzover het de eerste bouwlaag betreft ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 8. horecabedrijven categorie 1, 2 en/of 3 voorzover het de eerste bouwlaag betreft ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3', tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 9. horecabedrijven categorie 1, 2 3 en/of 4 voorzover het de eerste bouwlaag betreft ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4', tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 10. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 11. woningen in combinatie met zorg, ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
    • 12. opslag ten behoeve van de onder 1 tot en met 11 genoemde doeleinden;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. horecaterrassen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen en zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 12.1 sub a bedoelde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m² per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
12.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 sub b en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor dienstverlening in de vorm van kantoren, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte per kantoor meer dan 1.200 m² bedraagt;
  • b. het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw voor de in lid 12.1 sub a onder 1 tot en met 9 genoemde doeleinden, tenzij in de bestaande situatie de betreffende functies in de tweede en/of hogere bouwlagen is gevestigd, in welk geval deze functie in de tweede en/of hogere bouwlaag is toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van de gronden die ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'detailhandel' en/of 'supermarkt';
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven, met uitzondering van:
    • 1. ondergeschikte horeca;
    • 2. horecabedrijven die als zodanig zijn aangeduid;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per functie meer bedraagt dan:
    • 1. 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 150 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte 1500 m² of minder bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
    • 2. 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 450 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 1500 m² bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
  • f. het gebruik van gedeelten van een (bedrijfs)woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de (bedrijfs)woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van logiesverstrekking bij het wonen.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 12.5 sub b in die zin dat de tweede en hogere bouwlaag wordt gebruikt voor de in lid 12.1 sub a onder de 1 tot en met 9 genoemde doeleinden, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het kernwinkelgebied;
  • b. het bepaalde in lid 12.5 sub d in die zin dat horecabedrijven categorie 1 tot en met 4 worden gebruikt voor horecabedrijven categorie 5.

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bebossing;
  • c. wegen en paden;
  • d. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. horecaterrassen;
  • g. in- en uitritten;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

13.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, cultuurhistorisch, ruimtelijke waarden en archeologische waarden van het Beschermd Stadsgezicht, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied';
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de bepalingen van artikelen 21 van toepassing zijn;
  • c. de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • d. de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Artikel 14 Groen - Bolwerken

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Bolwerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bolwerken, waarbij de instandhouding van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. cultuurgrond;
  • e. wegen, straten en paden;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. dagrecreatief medegebruik;
  • h. aanleggelegenheid;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. gebouwen en overkappingen ten behoeve van theehuisjes, kiosken, souvenirwinkeltjes en daarmee gelijk te stellen gebouwen;
  • k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend de in lid 14.1 sub j genoemde gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
14.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de bolwerken;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden;
  • b. het kappen van bomen.
14.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 14.4.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
14.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de bolwerken.

Artikel 15 Groen - Bijzondere open ruimten

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Bijzondere open ruimten' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groene open ruimten en tuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. paden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. terrassen bij woningen;
  • e. horecaterrassen;

met de daarbijbehorende:

  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

15.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - academietuin' mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
    • 2. de erfafscheidingen dienen te bestaan uit baksteen, hout en/of smeed- en gietijzerwerk;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten de gronden die ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - academietuin' mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van terrassen bij woningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - academietuin';
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van terrassen bij woningen met een oppervlakte van meer dan 12 m² per bouwperceel, voorzover de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - academietuin'.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) een omgevingsvergunning vereist:

  • het kappen van bomen.
15.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.5.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
15.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de betreffende bijzondere open ruimte.

Artikel 16 Horeca

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. horecabedrijven categorie 1 en/of 2 voorzover het de eerste bouwlaag betreft ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 2. horecabedrijven categorie 1, 2 en/of 3 voorzover het de eerste bouwlaag betreft ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3', tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 3. horecabedrijven categorie 1, 2, 3 en/of 4 voorzover het de eerste bouwlaag betreft ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4', tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 4. horecabedrijven categorie 5, voorzover het de eerste bouwlaag betreft ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5', tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag de betreffende functie aanwezig is, in welk geval deze functie in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;
    • 5. opslag ten behoeve van de onder 1 tot en met 4 genoemde doeleinden;
    • 6. (bedrijfs)woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

met de daarbijbehorende:

  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 16.1 sub a bedoelde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m² per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
16.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
16.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.1 sub b en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw voor horecadoeleinden, tenzij in de bestaande situatie horeca is gevestigd, in welk geval horeca in de tweede en/of hogere bouwlaag is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven in afwijking van de ter plaatse toegestane horecacategorieën;
  • d. het gebruik van gedeelten van een (bedrijfs)woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de (bedrijfs)woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van:
    • 1. logiesverstrekking bij het wonen;
    • 2. de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'horeca van categorie 5';
    • 3. de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'recreatiewoning', in welk geval recreatieve bewoning is toegestaan.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.5 sub a in die zin dat de tweede en hogere bouwlaag wordt gebruikt voor horecadoeleinden, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het kernwinkelgebied;
  • b. het bepaalde in lid 16.5 sub b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel;
  • c. het bepaalde in lid 16.5 sub c in die zin dat horecabedrijven categorie 1 tot en met 4 worden gebruikt voor horecabedrijven categorie 5.

Artikel 17 Maatschappelijk

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen;
    • 2. opslag ten behoeve van de onder 1 genoemde doeleinden;
    • 3. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met logiesverstrekking, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 4. sanitaire voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sanitaire voorzieningen';
    • 5. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

met de daarbijbehorende:

  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 17.1 sub a bedoelde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
17.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m² per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
17.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
17.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.1 sub b en toestaan dat gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een (bedrijfs)woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de (bedrijfs)woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horeca, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per functie meer bedraagt dan:
    • 1. 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 150 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte 1500 m² of minder bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
    • 2. 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte per functie tot een maximum van 450 m², indien de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 1500 m² bedraagt, tenzij de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte als maximum geldt;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van logiesverstrekking bij het wonen.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en recreatieve doeleinden;
  • b. speelterrein;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. sport- en recreatieve voorzieningen;
    • 2. kleedruimtes;
    • 3. onderhoud en beheer;
  • i. erven en terreinen;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
18.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • i. torens, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toren';

met daaraan ondergeschikt:

  • j. horecaterrassen;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • m. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen, alsmede pylonen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - pylonen'.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • c. de oppervlakte per garagebox zal ten hoogste 20 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een garagebox zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. torens mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toren';
  • f. de bouwhoogte van een toren zal ten hoogste 20,00 m bedragen.
19.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - pylonen' de bouwhoogte van pylonen 23,00 m bedragen.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'brug' de bouwhoogte van een brug 20,00 m bedragen.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grachten, vaarten en overige waterlopen;
  • b. waterpartijen;
  • c. oevers en kaden;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. woonschepenligplaats, ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  • f. horecaterras, ter plaatse van de aanduiding 'terras';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. aanleggelegenheid;
  • h. recreatief medegebruik;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

20.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend steigers, vlonders en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, voorzover ze ten dienste staan van het openbaar nut;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de waterhuishoudkundige functie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
20.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.2 sub a en toestaan dat niet ten behoeve van het openbare nut functionerende steigers, vlonders en naar de aard daarmee gelijk te stellen overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'woonschepenligplaats', in welk geval ten hoogste één woonschip is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecaterras, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'horeca'.
20.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.5 sub b in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als horecaterras, mits de functie plaatsvindt in de nabijheid van het bijbehorende horecabedrijf en geen zelfstandige horecafunctie betreft.

20.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.7.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het dempen van waterlopen en waterpartijen.
20.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in 20.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
20.7.3 Toetsingscriteria

De 20.7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding en de waterstructuur.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. galerie, ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
    • 3. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 4. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    • 5. dienstverlening, ambachtelijke bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, alsmede cultuur en ontspanning in de vorm van een galerie of museum , ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
    • 6. horecabedrijven categorie 1, 2, 3 en/of 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4';
    • 7. kamerverhuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kamerverhuur';
    • 8. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    • 9. opslag ten behoeve van de onder 1 tot en met 9 genoemde doeleinden;
    • 10. opslagdoeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    • 11. recreatieve bewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
    • 12. autostalling, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autostalling';
  • b. bijbehorende bouwwerken;

en in beperkte mate voor:

  • c. wegen en woonstraten;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water;

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 21.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen.
21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal per hoofdgebouw ten hoogste 100 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen;
    • 2. dat de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van het erf zal bedragen;
  • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
21.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van:
    • 1. logiesverstrekking bij het wonen;
    • 2. de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'recreatiewoning', in welk geval recreatieve bewoning is toegestaan;
  • c. het gebruik van gedeelten van een woning, inclusief aangebouwde bijbehorend bouwwerk bij de woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de woning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'detailhandel'.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'cultuur en ontspanning', 'detailhandel', 'dienstverlening', 'horeca tot en met categorie 4', 'kamerverhuur', ''maatschappelijk', 'opslag', 'recreatiewoning' of 'specifieke vorm van bedrijf - autostalling' wordt verwijderd indien de functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 22 Wonen - Wooncentrum

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. wonen in combinatie met zorg;
    • 2. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
22.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 23 Wonen - Woongebouw

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. woongebouwen al dan niet in combinatie met ruimte in de eerste bouwlaag voor:
    • 1. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    • 2. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goothoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
23.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
23.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een woning, inclusief aangebouwde bijbehorend bouwwerk bij de woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de woning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van logiesverstrekking bij het wonen.

Artikel 24 Leiding - Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een hoofdwaterleiding;

met de daarbijbehorende:

  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) worden op of in deze gronden geen bouwwerken gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming. Deze bepaling geldt niet voor bestaande bouwwerken.

24.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

24.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
24.2.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten bouwwerken worden gebouwd, mits de aanvrager aantoont dat er instemming is van de leidingbeheerder waaruit blijkt dat geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig gebruik.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
24.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 24.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
24.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend indien de aanvrager aantoont dat er instemming is van de leidingbeheerder waaruit blijkt dat geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig gebruik.

Artikel 25 Waarde - Archeologie

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken ten behoeve waarvan bij de bouw grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.
25.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 50 m²;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 50 m²;
  • c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,30 m;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,30 m;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,30 m;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 50 m² op een grotere diepte dan 0,30 m;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 50 m² en dieper dan 0,30 m;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m.
25.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 25.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
25.3.3 Toetsingscriteria

De in 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
25.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
25.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 26 Waarde - Beschermd stadsgezicht

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de uitbouw van de in paragraaf 2.1 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing;
  • b. het behoud en het herstel van de waardevolle hoofdvormen van panden, alsmede de karakteristieke waarden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zoals die zijn beschreven in bijlage 2 van de toelichting.
26.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de 'specifieke bouwaanduiding - aanvullende bouwregels uitgesloten', de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw zal met ten minste één gevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • b. bij gebouwen waarvan de nokrichting haaks staat op de lengte-as van de weg waaraan wordt gebouwd, zal de breedte van de in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwde gevel ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande gevelbreedte meer bedraagt, in welk geval de bestaande gevelbreedte als maximum geldt;
  • c. bij gebouwen waarvan de nokrichting evenwijdig loopt aan de lengte-as van de weg waaraan wordt gebouwd, zal de breedte van de in de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 18,00 m bedragen, tenzij de bestaande gevelbreedte meer bedraagt, in welk geval de bestaande gevelbreedte als maximum geldt;
  • d. over een diepte van ten minste 8,00 m vanaf de naar de weg gekeerde bouwgrens zal een gebouw worden voorzien van een zadeldak c.q. een (afgeknot) schilddak, dan wel samengestelde delen daarvan, waarbij de dakhelling ten minste 40° en ten hoogste 60° zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de gevelopeningen van de in de naar de weg gekeerde bouwgrens zal groter zijn dan de breedte daarvan, tenzij het betreft de gevelopeningen in de gevels van de eerste bouwlaag van de gebouwen binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd - 1'.
26.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van het behoud, het herstel en de uitbouw van de in paragraaf 2.1 en bijlage 1 van de toelichting van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van gebouwen.

26.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in paragraaf 2.1 en bijlage 1 van de toelichting van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing kan met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 26.2 sub a in die zin dat een gebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige verstoring optreedt in de gevelwand waarin de betreffende gevel zich bevindt;
  • b. het bepaalde in lid 26.2 sub b of c in die zin dat wordt afgeweken van de maximale gevelbreedte, mits hierdoor geen onevenredige verstoring optreedt in de gevelwand waarin de betreffende gevel zich bevindt;
  • c. het bepaalde in lid 26.2 sub d in die zin dat de dakhelling van een gebouw wordt verhoogd of verlaagd dan wel een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak, mits door toepassing van een passende gevelbeëindiging geen onevenredige verstoring optreedt in de gevelwand waarin de betreffende gevel zich bevindt;
  • d. het bepaalde in lid 26.2 sub e in die zin dat de breedte van de gevelopeningen groter wordt dan of gelijk aan de hoogte van de gevelopeningen, mits dit noodzakelijk is in verband met het aanbrengen van etalageruiten met name in de eerste bouwlaag van de gebouwen.
26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen, verbreden, verleggen of verharden van wegen en paden;
  • b. het aanbrengen c.q. wijzigen van oppervlakteverhardingen in de openbare ruimte;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het kappen van bomen.
26.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 26.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
26.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 26.5.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in paragraaf 2.1 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.

26.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van in de gevellijn gebouwde gebouwen, voorzover niet reeds een vergunning op grond van de Monumentenwet is vereist;
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen van in de gevellijn gebouwde erf- en terreinafscheidingen;
  • c. het geheel en/of gedeeltelijk slopen van bruggen;
  • d. het verwijderen c.q. wijzigen van karakteristieke hekwerken en hekpijlers, stoepen en stoeppalen;
  • e. het (gedeeltelijk) verwijderen of veranderen van karakteristieke gebouwen of karakteristieke detailleringen of ornamenten zoals omschreven in bijlage 2 van de toelichting , ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
26.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 26.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
26.6.3 Toetsingscriteria

De in lid 26.6.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in paragraaf 2.1 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.

26.6.4 Aanvullende toetsingscriteria ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'

De in lid 26.6.1 onder d genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is dan wel door een calamiteit de karakteristieke waarden geheel of gedeeltelijk verloren zijn gegaan, waardoor geen sprake meer is van een karakteristiek pand;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de waardevolle hoofdvorm of de karakteristieke waarden plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene bouwregels

28.1 Bestaande maatvoeringen

Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.


In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, inhoud, oppervlakten en/of gevelindelingen afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.

28.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

29.1 geluidzone - industrie
29.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'geluidzone - industrie' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege geluidzoneringsplichtige inrichtingen op de industrieterreinen.

29.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevel van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
29.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.
29.2 vrijwaringszone - vaarweg
29.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - vaarweg' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het beschermen van een veilig en doelmatig functioneren van vaarwegen.

29.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan bouwwerken ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg;
  • b. er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • c. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
29.2.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 29.2.2 in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken worden gebouwd mits vooraf door de aanvrager ontheffing is verkregen van de betreffende waterwegbeheerder, waarmee is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige afbreuk aan de bescherming van een veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.
30.2 Uitzondering op het strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt niet gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken voor evenementen.
30.3 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bestemmingsregels, zoals genoemd in hoofdstuk 2, en toestaan dat woningen worden gebruikt voor recreatieve bewoning, met dien verstande dat:

  • a. recreatieve bewoning uitsluitend is toegestaan in woningen binnen de grenzen van de bolwerken;
  • b. recreatieve bewoning binnen de bestemming 'Centrum' niet is toegestaan in de eerste bouwlaag;
  • c. het maximale vloeroppervlak van de woning waar de recreatieve bewoning mag worden toegestaan ten hoogste 75 m² bedraagt;
  • d. het aantal woningen dat mag worden gebruikt voor recreatieve bewoning ten hoogste 15 bedraagt;
  • e. het parkeren op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit niet onevenredig toeneemt.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de in paragraaf 2.1 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst-, sirene- en antennemasten wordt vergroot, mits:
    • 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windturbine, een reclamemast of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
    • 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    • 3. de bouwhoogte van de mast ten hoogste 40,00 m zal bedragen;
  • c. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • d. de regels in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
  • e. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • f. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de (bouw)bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
    • 2. de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • g. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. trappen, trappenhuizen en galerijen;
    • 2. entreeportalen, luifels, veranda's en balkons;
    • 3. overstekende daken;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;

    • 1. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de in paragraaf 2.1 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Bedrijf","Bedrijf - Opslag", "Cultuur en ontspanning", "Detailhandel",Detailhandel - Tuincentrum "Dienstverlening", "Horeca" of "Maatschappelijk" wordt gewijzigd in de bestemming "Wonen" of "Wonen - Woongebouw" al dan niet in combinatie met de bestemmingen "Groen", "Verkeer - Verblijfsgebied" en/of "Water", mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de bepalingen van respectievelijk de artikelen 21 of 23, 13, 19 en/of 20 van toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid primair wordt toegepast voor hergebruik van de bestaande gebouwen. Indien een woonfunctie in de bestaande bebouwing redelijkerwijs niet mogelijk is, mag herinvulling plaatsvinden;
  • c. de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • d. de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Artikel 33 Overige regels

33.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de specifieke omstandigheden van de situatie, en op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
34.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan  Franeker - Binnenstad 2016

van de gemeente Franekeradeel .

Behorend bij het besluit van 27 oktober 2016