direct naar inhoud van Artikel 3: Agrarisch
Plan: verwijderen windturbine nabij Vrouwenparochie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0063.110505-VA01

Artikel 3: Agrarisch

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;
  • d. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • h. wegen en paden;
  • i. sloten, vaarten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van perceelafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van lichtmasten en de opwekking van windenergie in de vorm van windmolens;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3. Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere agrarische producten, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar);
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • d. het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van volwaardige niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de aquacultuur;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking en/of verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • k. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of overige opgaande teeltvormen;
  • l. het aanplanten van bebossing en/of opgaande beplanting anders dan ten behoeve van erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • m. het gebruik van de gronden voor delfstoffenwinning, de exploitatie van delfstoffen en het verrichten van exploratieboringen;
  • n. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak of een tennisbaan met de daarbijbehorende bouwwerken.

3.4. Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.3 sub a in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het opslaan van mest;
    • 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1. Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas al dan niet aanwezig als erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • c. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • d. het dempen van sloten en/of andere watergangen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
3.5.2. Uitzondering
  • a. Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • b. Het bepaalde in lid 3.5.1 onder a en b is niet van toepassing wanneer het de verplaatsing van erfsingelbeplanting betreft als gevolg van de realisatie van een vergund bouwplan dan wel op grond van een inpassingsplan bij toepassing van een ontheffing of een wijziging.
3.5.3. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en de landschappelijke waarden van het open landschap en de cultuurhistorische en de archeologische waarden.

3.6. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. een nieuw bouwperceel, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangegeven, mits:
    • 1. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch niet-grondgebonden bedrijf", met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het niet-grondgebonden agrarisch bedrijf op het bestaande bouwperceel zijn beëindigd, dan wel vestiging op een bestaand bouwperceel niet mogelijk is, in welk geval een nieuw bouwperceel wordt gelegd;
    • 2. de omvang van het te vestigen bedrijf zódanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien;
    • 3. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
    • 4. er een zódanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
    • 5. het bouwvlak maximaal 2,50 hectare zal bedragen;
    • 6. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
    • 7. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
    • 8. met de vormgeving en inrichting van het bouwperceel/bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het landschappelijk karakteristiek en/of de landschappelijke hoofdstructuur;
    • 9. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt van de maatwerkbenadering en er middels een inpassingsplan een zo goed mogelijke ruimtelijke kwaliteit wordt nagestreefd;
    • 10. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 11. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
  • b. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Bijlage 1van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. de wijziging past binnen het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur dan wel betrekking heeft op particulier natuurbeheer;
    • 4. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
    • 5. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de aanduiding 'overig - windturbine' wordt aangebracht, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, indien er geen opschaling plaatsvindt van de windmolencluster ten zuiden van Oudebildtzijl;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige - windturbine' ten hoogste één windturbine wordt geplaatst;
    • 3. de hoogte, de rotordiameter en het vermogen van de windturbine zal ten hoogste respectievelijk de bestaande hoogte, de bestaande rotordiameter en het bestaande vermogen bedragen.