direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Recreatieterrein Nes-Buren 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.20181634-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Ameland wil het op 7 juli 2008 vastgestelde bestemmingsplan 'Recreatieterrein Nes - Buren 2007' actualiseren. Ondanks dat de actualiseringsplicht voor bestemmingsplannen is komen te vervallen, acht de gemeente het om meerdere redenen toch wenselijk een actueel plan te hebben. Met de actualisatie van dit bestemmingsplan wordt een volledige en actuele juridisch-planologische regeling voor het recreatieterrein 'Recreatieterrein Nes – Buren' opgesteld.

1.2 Doel

Doel is het hebben van een actueel bestemmingsplan voor het recreatieterrein Nes - Buren gelegen ten noorden van de kernen Nes en Buren met een geldigheidsduur van hoogstens tien jaar, dat voldoet aan alle recente eisen ten aanzien van standaardisering, uitwisselbaarheid en digitalisering. Het nieuwe bestemmingsplan biedt een actueel toetsings- en afwegingskader van bouwaanvragen en ontwikkelingsinitiatieven. Tevens zijn alle verleende vrijstellingen / ontheffingen en projectbesluiten (tot 1 juli 2008 op basis van artikel 19 WRO en na die datum op basis van artikel 3.10 en 3.23 Wro) verwerkt in het nieuwe bestemmingsplan.

1.3 Plangebied

Het plangebied beslaat een terrein met recreatiewoningen dat noordelijk van de kernen Nes en Buren is gelegen. Het plangebied is gelijk aan het plangebied van het bestemmingsplan 'Recreatieterrein Nes - Buren 2007'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20181634-VG01_0001.png"

Figuur: plangebied actualisatie bestemmingsplan Recreatieterrein Nes- Buren'

1.4 Karakter bestemmingsplan

Het op te stellen bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Dit betekent dat het plan primair gericht is op het regelen van de bestaande functies en de bestaande bebouwing in het plangebied. De juridisch-planologische regeling wordt afgestemd op de meest recente regelingen in ander plannen voor de gemeente. Daarnaast worden verleende vergunningen verwerkt in dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan krijgt een heldere opzet met bestemmingen die eenvoudig toetsbaar en handhaafbaar zijn. De bestemmingen zijn opgezet conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van een bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Het plan voldoet aan geldende richtlijnen ten aanzien van digitale raadpleging (zowel intern als extern). Voor het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening uitgangspunt.

1.5 Vigerende regeling

Het bestemmingsplan 'Recreatieterrein Nes - Buren 2007' is op 7 juli 2008 vastgesteld. Het plangebied is voor het overgrote deel onder de bestemming 'Recreatie' gebracht. Voor het plangebied is inmiddels een voorbereidingsbesluit genomen. Dit om bouwactiviteiten te kunnen tegenhouden die de verwezenlijking van het nieuwe bestemmingsplan kunnen belemmeren. Bouwplannen die wel passend zijn binnen het oude bestemmingsplan en het nieuw op te stellen bestemmingsplan kunnen middels een procedure ex. Artikel 3.3., lid 3 Wabo mogelijk worden gemaakt. Het voorbereidingsbesluit is op 27 november 2018 in werking getreden.

1.6 Capaciteit en ontwikkelingsmogelijkheden

In het onderhavige bestemmingsplan voor het Recreatieterrein Nes - Buren zijn in totaal 222 recreatiewoningen mogelijk. Hiervan zijn er al 215 bestaand. Er zijn aldus nog 7 locaties waar nieuwbouw is toegestaan.

Het gaat om de volgende locaties:

  • 1. Bosrand tussen nr. 4 en nr. 8 (B 2693);
  • 2. Brouwerspad ten zuiden van nr. 21A (B 2923);
  • 3. Zwarteweg, ten noorden van Zwarteweg 10 (B 2884);
  • 4. Zwarteweg 18 (B 2959);
  • 5. Bosrand, tussen Bosrand nr. 80 en nr. 84 (B 2290);
  • 6. Bosrand, ten zuiden van Bosrand nr. 57 (B 2243);
  • 7. Bosrand tussen nr. 94 en nr. 100 ten behoeve van een dubbele recreatiewoning) (B 2942 en B 2943).

Met uitzondering van de locatie Zwarteweg 18 zijn bovengenoemde locaties al in het in 1973 vastgestelde bestemmingsplan voor dit recreatieterrein aangegeven als mogelijke bouwlocatie voor een nieuwe recreatiewoning. De bovengenoemde locaties zijn op de verbeelding aangeduid met een specifieke bouwaanduiding 'nieuwbouw'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20181634-VG01_0002.jpg"

Figuur: locaties waar nog nieuwbouw is toegestaan

Achtergrondinformatie in verband met resterende bouwmogelijkheden

Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is tot twee maal toe het besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân vernietigd en goedkeuring onthouden aan een aantal plandelen van het bestemmingsplan 'Recreatieterrein Nes - Buren 2007'. (Raad van State, 200901177/1/3 datum uitspraak 7 juli 2010 en Raad van State, 201012010/1/R4 datum uitspraak 25 april 2012). Het betreft de plandelen met de aanduiding 'Nieuwbouw recreatiewoning toegestaan' ter plaatste van de percelen:

  • Helmweg 19;
  • Bosrand 28;
  • Provincie weg 4;
  • Zwarte weg 18;
  • Zwarte weg 20.

Op dit laatste perceel is de bouw van twee recreatiewoningen toegestaan. In totaal gaat het dus om de onthouding van goedkeuring aan de bouw van 6 nieuwe recreatiewoningen. De vernietiging van het besluit van GS alsmede de onthouding van goedkeuring aan genoemde plandelen is gebaseerd op het ontbreken van een deugdelijke motivering alsmede aan het niet kunnen voldoen aan het Streekplan.

Voor de bovengenoemde percelen heeft de gemeente Ameland destijds besloten een nieuw bestemmingsplan op te stellen ('Bestemmingsplan 6 recreatiewoningen recreatieterrein Nes-Buren'). Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 januari 2014 gedurende 6 weken tot en met 19 februari 2014 voor een ieder ter visie gelegen. Het reparatieplan is echter niet vastgesteld.

Op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan waren er van de 6 nieuwe bouwvlakken reeds drie voorzien van een nieuw gebouwde recreatiewoning. Op 21 augustus 2015 is een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een recreatiewoning op het perceel Zwarteweg 20 te Buren. Deze vergunning is op 29 oktober 2015 in werking getreden. De grondeigenaar ziet nu af van de tweede nieuwbouwmogelijkheid voor een recreatiewoning op zijn perceel. Dit betekent dat in plaats van zes, er nu vijf locaties moeten worden gemotiveerd. Voor vier van deze vijf locaties is reeds een omgevingsvergunning verleend. Drie van deze locaties zijn al voorzien van een nieuwe recreatiewoning. Dit betekent dat van bovengenoemde locaties alleen de locatie Zwarteweg 18 nog in beeld is als locatie voor een nieuw te bouwen recreatiewoning.

In het nu op te stellen bestemmingsplan 'Recreatieterrein Nes – Buren' worden de verleende vergunningen voor de reeds gebouwde recreatiewoningen verwerkt en wordt de nog resterende nieuwe bouwmogelijkheid op de locatie Zwarteweg 18 nader onderbouwd. Daarmee is de vaststelling van het reparatie-bestemmingsplan '6 recreatiewoningen recreatieterrein Nes-Buren' niet meer aan de orde. Het nu op te stellen bestemmingsplan 'Recreatieterrein Nes – Buren' voorziet immers in een regeling voor het gehele recreatieterrein.

Het op te stellen bestemmingsplan voorziet in een onderbouwing voor de in planologisch opzicht nieuwe bouwmogelijkheid op de locatie Zwarteweg 18. Hierbij ligt het accent vooral op de ruimtelijke- en landschappelijke inpassing. Voor de situering van het resterende bouwvak is door de gemeente een voorstel gedaan om dit enigszins te verschuiven, zodat het bouwvlak gunstiger komt te liggen voor de eigenaren van de woningen ten noorden/noordwesten. Deze nieuwe locatie is op de verbeelding van het bestemmingsplan verwerkt.

Resumerend voorziet het plan in totaal 7 bouwmogelijkheden op basis van het vigerend plan. De nog resterende locatie waar goedkeuring aan was onthouden maakt hier deel van uit.

1.7 Leeswijzer

Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 Beleidskader geeft een samenvatting van de belangrijkste beleidskaders van de rijks- en provinciale overheid en van de gemeente Ameland, waarmee bij het opstellen van het bestemmingsplan 'recreatieterrein Nes - Buren' rekening is gehouden. Daarnaast is met de uitwerking van de plannen rekening gehouden met de aanwezige milieu- en omgevingsaspecten waar de plannen invloed op kunnen hebben. Deze komen aan bod in hoofdstuk3 Omgevingsaspecten. Conclusies ten aanzien van beleid en de milieu- en omgevingsaspecten zijn cursief weergegeven. Vervolgens is in hoofdstuk 4 de huidige situatie beschreven. Daarnaast worden in hoofdstuk 4 de uitgangspunten weergegeven die in dit bestemmingsplan een juridische vertaling krijgen. Op basis van het beleid, de milieu- en omgevingsaspecten en de uitgangspunten vindt in hoofdstuk 5 Planbeschrijving en vertaling plaats naar de regels en de verbeelding. Ten slotte is in hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid ingegaan op de haalbaarheid van het plan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische haalbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden.

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 14 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Ecologische hoofdstructuur;
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • 14. Ruimtereservering paralelle Kaagbaan.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Het plangebied valt binnen het Waddengebied. Het Barro bepaalt dat een bestemmingsplan in dat gebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt, geen significante negatieve gevolgen mag hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten.

Dit plan betreft een hoofdzakelijk conserverend bestemmingsplan. Er worden in hoofdzaak slechts mogelijkheden geboden voor kleinschalige perceelsgebonden ontwikkelingen. Deze kleinschalige ontwikkelingen hebben geen significante negatieve gevolgen voor de landschappelijk en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied.

Het plangebied raakt het rijksbelang Ecologische Hoofdstructuur (nu NatuurNetwerk Nederland).

In het Barro is aangegeven dat het beleid en de regels ten aanzien van het NatuurNetwerk

Nederland (NNN) worden overgelaten aan de provinciale verordening. Die wordt in paragraaf 2.2.2 behandeld.

Het plangebied raakt het rijksbelang kustfundament. Ruimtelijke ontwikkelingen die een belemmering kunnen vormen voor de waterveiligheid, zijn niet toegestaan. In het Barro is aangegeven dat een nieuw bestemmingsplan of een wijziging van een bestaand bestemmingsplan dat betrekking heeft op het kustfundament alle bestemmingen kan bevatten, die nodig zijn voor een goede ruimtelijke ordening van dat gebied mits hierdoor geen significante belemmering ontstaat voor de instandhouding of de versterking van het zandige deel van het kustfundament. Een bestemmingsplan buiten het stedelijk gebied in het kustfundament kan geen nieuwe bebouwing mogelijk maken. Hierop is een aantal uitzonderingen mogelijk. Zo kan bijvoorbeeld een uitzondering worden gemaakt voor bouwwerken ten behoeve van tijdelijke of seizoensgebonden activiteiten.

Op grond van het rijksbeleid (c.a. Barro) zou de bouw van 7 extra woningen niet kunnen, ware het niet dat artikel 2.3.6 van het Barro de provincie de mogelijkheid geeft afwijkende regels te stellen. Dit is daadwerkelijk gebeurd in artikel 8.3.1 van de Verordening Romte Fryslân 2014. Zie hiervoor paragraaf 2.2.2.

De mogelijkheid voor de bouw van maximaal 7 recreatiewoning op verschillende locaties binnen het plangebied heeft geen significante negatieve gevolgen voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten. Ook hebben deze woning geen significant gevolg voor het NatuurNetwerk Nederland. Bovendien waren van de resterende 7 bouwmogelijkheden er 6 al op basis van het vigerende plan in planologisch opzicht toegestaan. Artikel 2.3.6 van het Barro geeft de provincie de mogelijkheid afwijkende regels te stellen met betrekking tot bouwen in het kustfundament buiten stedelijk gebied.

Op grond van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan Recreatieterrein Nes-Buren niet strijdig is met het rijksbeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20181634-VG01_0003.jpg"

Figuur: Kustfundament (bron: www.ruimtelijke plannen.nl/Barro)

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit fan de romte', vastgesteld op 13 december 2006.

In het Streekplan staat dat de ontwikkeling van recreatie en toerisme voor de sociaaleconomische positie van de Waddeneilanden van cruciaal belang zijn. Ook voor de sector zelf is het daarbij belangrijk dat recreatieve ontwikkelingen zijn afgestemd op de hoge landschappelijke en natuurlijke waarden van de Waddeneilanden. Op basis van de daarover in het verleden gemaakte afspraken, is er binnen het algemene principe van stabilisatie van de totale recreatiedruk per Waddeneiland, onder meer op Ameland, zowel kwantitatieve als kwalitatieve ontwikkelingsruimte. Initiatieven die verder strekken, worden beoordeeld binnen de kaders van het natuur- en landschapsbeleid.

De Waddeneilanden hebben bij uitstek een zeer belangrijke toeristisch-recreatieve functie.

Bijna 42% van de directe werkgelegenheid op de eilanden komt voor rekening van de toeristisch-recreatieve sector. De bijzondere landschappelijke en natuurlijke waarden op de eilanden en van de Wadden- en Noordzee, geven toeristisch-recreatieve betekenis aan de Waddeneilanden. Deze waarden bepalen dan ook voor een groot deel de ontwikkelingsmogelijkheden voor de sector, waarbij in het algemeen de nadruk meer ligt op kwaliteit

dan op kwantiteit.

Op Ameland is ontwikkelingsruimte voor nieuwe toeristische capaciteit gekoppeld aan verbetering van landschappelijke/natuurlijke kwaliteiten, met name in de binnenduinrand. Meer samenhang tussen recreatieve voorzieningen is gewenst door meer concentratie van voorzieningen en door verbetering van de recreatieve routestructuur. Een totaalvisie op de recreatie voor het hele eiland is hiervoor gewenst.

Het Streekplan geeft aan dat op Ameland ontwikkelingsruimte is voor nieuwe toeristische capaciteit gekoppeld aan verbetering van landschappelijke/natuurlijke kwaliteiten, met name in de binnenduinrand. De wijze waarop de gemeente gestalte geeft aan de verbetering van de landschappelijke/natuurlijk kwaliteiten, in relatie tot de ontwikkelingsruimte voor nieuwe toeristische capaciteit is terug te vinden in de Structuurvisie Ameland. De structuurvisie Ameland vormt het integrale beleidskader voor de gemeente voor de toekomstige ontwikkelingen op het eiland, waaronder die van de functie recreatie. De structuurvisie kan dan ook beschouwd worden als een totaalvisie. In de structuurvisie zijn gebruik en bestemmingen duidelijk aangegeven en begrensd. Het gemeentelijk beleid is er op gericht om versterking van natuur en landschap juist daar te laten plaatsvinden die daar beleidsmatig specifiek voor zijn aangewezen. De structuurvisie geeft aan dat ontwikkelingsperspectieven voor toerisme en recreatie in hoofdzaak geconcentreerd blijven ten noorden van de Verbindingsweg en in de kernen. Met name de noord-westelijke kust en duinen worden intensief gebruikt voor recreatie en toerisme. Het recreatieterrein Nes-Buren is beleidsmatig aangewezen voor verblijfsrecreatie. Het gebied kent dan ook een recreatieve bestemming.

Van de resterende 7 bouwmogelijkheden die dit bestemmingsplan nog biedt zijn er 6 al op basis van het vigerende plan in planologisch opzicht toegestaan De nieuwe planologische bouwmogelijkheid voor nog één recreatiewoning kan dan ook als passend in het provinciaal beleid worden beschouwd.

2.2.2 Verordening Romte Fryslân 2014

De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) is een integrale herziening van de Verordening Romte 2011. In de verordening stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden doorvertaald. De verordening regelt slechts die zaken die expliciet als provinciaal belang zijn te duiden. Hieronder volgt een beknopte weergave van de relevante regels voor dit bestemmingsplan en de wijze waarop dit bestemmingsplan daar mee om gaat:

  • In de Verordening zijn regels opgenomen voor de nieuwvestiging of uitbreiding van een recreatieve voorziening, waaronder recreatiewoningen en kampeerterreinen.
  • Binnen het NatuurNetwerk Nederland is het van belang dat een bestemmingsplan voorziet in een passende bestemming met gebruiksregels gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gronden, met inbegrip van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Er mogen geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de gronden, of tot significante aantasting van de samenhang tussen gebieden die deel uitmaken van het NatuurNetwerk Nederland. Ruimtelijke ontwikkelingen nabij het NNN zijn mogelijk, mits die niet leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NatuurNetwerk.
  • Buiten bestaand stedelijk gebied is omzetting van de bestemming van recreatiewoningen naar een woonbestemming voor permanente bewoning, op grond van artikel 5.8.1 niet toegestaan. Dat artikel heeft geen betrekking op recreatiewoningen in voormalige boerderijen of in voormalige woningen; deze recreatiewoningen zijn namelijk niet primair als recreatiewoningen gebouwd. Daarvan is omzetting naar de woonfunctie wel aanvaardbaar. Bij uitzondering kan door de gemeente van artikel 5.8.1 worden afgeweken.

In de Verordening zijn in artikel 8.3 bepalingen opgenomen met betrekking tot het Kustfundament Waddeneilanden. In een ruimtelijk plan voor gronden die in het kustfundament liggen mag nieuwe en uitbreiding van bestaande bebouwing met meer dan 10% worden toegestaan, mits in de plantoelichting is gemotiveerd dat hierdoor geen belemmering kan ontstaan voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament, hierover advies is gevraagd aan de waterkeringbeheerder en de overige bepalingen van deze verordening voor het oprichten van bebouwing in acht worden genomen.

Het onderhavige bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Dit betekent dat het plan primair gericht is op het regelen van de bestaande functies en de bestaande bebouwing in het plangebied. Op dit moment zijn er 215 recreatiewoningen gelegen binnen het terrein. Van de resterende 7 bouwmogelijkheden die dit bestemmingsplan nog biedt zijn er 6 al op basis van het vigerende plan in planologisch opzicht toegestaan Er wordt in planologische zin slecht een nieuwe bouwmogelijkheid geboden voor nog één recreatiewoning. Deze ene nieuwe bouwmogelijkheid zal geen belemmering vormen voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament.

Uitbreiding of nieuwvestiging van het recreatieterrein is in dit bestemmingsplan niet aan de orde: de begrenzing van het terrein blijft ongewijzigd. Er is aldus sprake van inbreiding. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk welke significant negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de gronden die tot het NNN behoren.

Dit bestemmingsplan legt hoofdzakelijk de bestaande situatie vast. Van de resterende 7 bouwmogelijkheden die dit bestemmingsplan nog biedt zijn er 6 al op basis van het vigerende plan in planologisch opzicht toegestaan Er wordt in planologische zin slecht een nieuwe bouwmogelijkheid geboden voor nog één recreatiewoning. De verordening Romte geeft aan dat één van de kernkwaliteiten van het landschapstype 'duinen' is: 'dorpen: vestigingen van verblijfsrecreatie' . (Zie ook de beschrijving van de kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie voor het Waddengebied, Grutsk op ’e Romte!, structuurvisie 2014, provincie Fryslân). De nieuwe planologische bouwmogelijkheid voor nog één recreatiewoning binnen een bestaand recreatieterrein kan dan ook als passend in het provinciaal beleid worden beschouwd.

Op grond van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het provinciaal beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20181634-VG01_0004.jpg"

Figuur: NatuurNetwerk Nederland / EHS (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl/Verordening Romte 2014)

Grutsk op 'e Rome (Trots op de ruimte) structuurvisie 2014, Provincie Fryslân

In Grutsk op 'e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen. In de nota worden voor de Waddeneilanden de volgende, van provinciaal belang zijnde punten aangegeven:

  • 1. De onderlinge samenhang van de vier eilanden met de Friese kust, als onderdeel van de bescherming van de Waddenzee en het vasteland.
  • 2. De 'losse' ligging van de eilanden als wezenlijke karakteristiek, waardoor de eilanden een eigen natuur en cultuur ontwikkelen (maatschappelijk en cultureel). Deze solitaire ligging is ook bepalend voor de vorm(ing) van de kustlijn(ruimtelijk).
  • 3. Het dijkensysteem, zoals de zeedijken en resten van oude mieddijken (oudste bescherming van de dorpen; voor 5% nog aanwezig), als omkadering van de open polderlandschappen.
  • 4. De jonge zeepolders met bebouwing (dorpen) op de hogere delen, plaatselijk zelfs op terpen, Eendenkooien in en aan de rand van de polder als groene eilanden in de openheid.
  • 5. Het totale scala aan gradiënten op de eilanden, vanaf het strand, via de duinen, de binnenduinrand en de polders tot aan de Waddenkust. Deze gradiënten zijn nog steeds aan elkaar gekoppeld door duinbeken, die in slenken overgaan.
  • 6. De binnenduinrand als overgang van uitgestrekt duingebied naar het open polderlandschap met zichtlijnen van de binnenduinrand naar de polder en andersom én lineaire duinranddorpen op de overgang.
  • 7. Afwisselend duingebied met cultuuringrepen zoals bossen, stuifdijken, (wei)landjes, bunkers en recreatiewoningen.
  • 8. De ruimtelijke weerslag van het maritieme verleden van het Waddengebied te zien in onder andere havens, bakens, vuurtorens, dorpen met maritieme monumenten.
  • 9. De rust, stilte en leegte van het strand, de buitendijkse kwelders en het wad.

Het bestemmingsplan voorziet in een herziene en geactualiseerde planologisch-juridische regeling voor het recreatieterrein Nes-Buren. Dit bestemmingsplan legt hoofdzakelijk de bestaande situatie vast. Van de resterende 7 bouwmogelijkheden die dit bestemmingsplan nog biedt zijn er 6 al op basis van het vigerende plan in planologisch opzicht toegestaan Er wordt in planologische zin slecht een nieuwe bouwmogelijkheid geboden voor nog één recreatiewoning. Het bestemmingsplan raakt daarmee geen landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang.

2.3 Regionaal beleidskader water

In het Waterbeheerplan 2016 – 2021 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen voor de komende jaren, de strategische keuzes die we maken en de financiële consequenties daarvan. Het Wetterskip wil in de planperiode richting geven aan goed, efficiënt en betaalbaar waterbeheer, nu en in de toekomst. Enkele speerpunten zijn:

  • Zeedijken, boezemkaden, duinen en andere waterkeringen onderhouden en ervoor zorgen dat ze aan de veiligheidsnormen voldoen.
  • Grond- en oppervlaktewaterpeilen regelen en het watersysteem onderhouden.
  • De inrichting van het watersysteem afstemmen op de functies en wensen van gebruikers.
  • Initiëren van het project Wateractieve Stad. Hiermee onderzoeken we de effecten van klimaatverandering in het stedelijk gebied.
  • De waterkwaliteit monitoren en indien nodig verbeteren.
  • Lozingen en emissies van bedrijven en onze eigen zuiveringsinstallaties reguleren en hierop toezien.

Wetterskip Fryslân heeft elke dag te maken met ontwikkelingen op verschillende vlakken. Zo veranderen het klimaat, de beschikbaarheid van energie en grondstoffen, de landbouw, de intensiteit van het grondgebruik en de relatie tussen burger en overheid. Bovendien worden technologie en digitalisering steeds belangrijker. Al deze ontwikkelingen zetten de haalbaarheid en betaalbaarheid van het waterbeheer onder druk. In dit WBP staat hoe Wetterskip Fryslân de komende jaren op deze ontwikkelingen inspeelt. Daarbij moeten meerdere dilemma's en opgaven in acht worden genomen.

Het waterbeheersplan geeft het beleid weer aan de hand van de volgende thema's:

  • waterveiligheid;
  • voldoende water;
  • schoon water;
  • water in de samenleving.

Naast het waterbeheersplan is er nog een tweetal juridische instrumenten waarmee waterhuishoudkundige wijzigingen worden beoordeeld. Als een nieuwbouwplan leidt tot wijzigingen in de waterpeilen, wordt door het waterschap een peilbesluit genomen. In het peilbesluit wordt nagegaan wat de te verwachten effecten zijn van de peilaanpassing voor de verschillende in het desbetreffende gebied aanwezige functies en of dit in strijd is met het peilbeleid. Een peilbesluit wordt genomen na een zorgvuldige afweging van de verschillende belangen.

De Keur is het juridisch instrument van de waterschappen, waarmee aspecten met betrekking tot de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de waterkeringen kunnen worden geregeld. In de Keur is onder andere aangegeven hoe de schouwplicht is geregeld en voor welke activiteiten in en nabij watergangen, kaden en dergelijke waterstaatkundige voorzieningen, een vergunning is vereist. Een derde (overigens geen juridisch) instrument is de Waterkansenkaart. Deze geeft inzicht in de waterhuishoudkundige geschiktheid van locaties voor woningbouw. Locaties voor uitbreidingsplannen worden op diverse criteria getoetst.

Ruimtelijk gezien heeft het waterbeleid geen consequenties voor het bestemmingsplan voor het onderhavige plangebied.

2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Ameland

De Structuurvisie Ameland (vastgesteld op 28 november 2011) heeft de primaire opgave het huidig gemeentelijk beleid integraal te vertalen. De wens voor een Structuurvisie hangt direct samen met de actualisering van een groot aantal bestemmingsplannen. Met de Structuurvisie kan er binnen de bestemmingsplannen sturing worden gegeven aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het eiland. De visie voor Ameland is het toekomstbeeld voor de gemeente tot aan 2020. Ten aanzien van recreatie en toerisme wordt ingezet op behoud van de bestaande toeristisch- recreatieve structuur in combinatie met kwaliteitsverbetering en seizoensverlenging. De toegestane groei is per sector uitgewerkt:

  • de hotelsector mag onder voorwaarden groeien;
  • de appartementensector moet gelijk blijven;
  • voor recreatiewoningen is een beperkte groei is mogelijk;
  • het aantal stacaravans moet gelijk blijven, een lichte terugloop is acceptabel;
  • groepsverblijven moeten zo mogelijk gelijk blijven;
  • het agrotoerisme (kamperen-bij-de-boer) mag groeien;
  • de jachthavens mogen groeien;
  • het recreatief gebruik van woningen moet afnemen;
  • het recreatief medegebruik van woningen mag licht groeien.

Voor dit bestemmingsplan zijn de uitgangspunten voor recreatiewoningen van belang. De voorziene uitbreiding van het recreatieterrein Nes - Buren met één recreatiewoning past binnen het beleid om beperkte groei van recreatiewoningen toe te staan.

Nota verblijfsrecreatief beleid gemeente Ameland 2016-2020

Het doel van de nota is het ontwikkelen van nieuw beleid dat kan dienen als afwegingskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in de verblijfsrecreatieve sector op Ameland. Om deze doelstelling te behalen is gewerkt aan de hand van de volgende onderzoeksvraag:

Welke ontwikkelingen wil en kan de gemeente Ameland toestaan en/of bewerkstelligen in de verblijfsrecreatieve sector en hoe kunnen deze ontwikkelingen beleidsmatig worden ingevuld?

Deze nota heeft de status van een beleidsplan. Het document zal in eerste instantie gebruikt worden als afwegingskader voor aanvragen tot wijziging van het bestemmingsplan en als (interpretatie)kader voor andere gemeentelijke regelgeving. In de nota wordt de visie als volgt geformuleerd: “De gemeente Ameland hecht aan het behoud van diversiteit in het aanbod van vakantieverblijven. Een verdere groei in het hoogseizoen heeft niet de prioriteit, seizoensverlenging daarentegen blijft het streven.

Ondernemers moeten de kans hebben om te investeren in kwaliteitsverbetering. Het eventuele verlies aan bedden kan men deels compenseren (eventueel en onder voorwaarden) met een beperkte uitbreiding. Het omzetten in andere verblijfsrecreatieve functies is in principe mogelijk zolang de veerkracht van Amelander economie niet negatief wordt beïnvloed. Nieuwe verblijfsrecreatieve bestemmingen blijven beperkt tot bijzondere situaties, zoals aansluitend bij gemeentelijke speerpunten en wanneer ondernemers nieuwe markten kunnen aanboren. Randvoorwaarde is altijd een goede ruimtelijke inpassing. Innovatieve ideeën op het gebied van verblijfsrecreatie zullen door de gemeente in beginsel positief benaderd worden. De gemeente wil het onttrekken aan de verhuur zoveel mogelijk bestrijden.

De hoofdlijnen van het beleid die hieruit voortvloeien zijn onder meer:

  • 1. Nieuwe ontwikkelingen in de verblijfsrecreatieve sector mogen niet significant ten koste gaan van het kapitaal van Ameland: natuur, landschap en cultuurhistorie. Daar waar ze deze punten versterken moeten ze juist alle ruimte krijgen.
  • 2. Toeristische ontwikkelingen moeten een significante bijdrage leveren aan de sociaaleconomische ontwikkeling van Ameland.
  • 3. Voor het behoud van diversiteit op de kampeerterreinen beperkt de gemeente de substitutie van kampeermiddelen.
  • 4. Diversiteit in accommodaties en doelgroepen moet behouden blijven.
  • 5. Uitbreidingen van recreatieterreinen en kampeerterreinen buiten de dorpen is mogelijk ter compensatie van bedden die verloren zijn gegaan door kwaliteitsverbetering.
  • 6. De agrarische sector moet meer mogelijkheden hebben in de verblijfsrecreatieve sector.
  • 7. De gemeente kan afwijken van dit beleid voor grote en/of innovatieve projecten die invulling geven aan gemeentelijke speerpunten en initiatieven.
  • 8. De gemeente wil de ruimtelijke kwaliteit van het eiland bewaren.
  • 9. De gemeente stimuleert bij nieuwe ontwikkelingen ondernemers om verder te gaan dan de wettelijke eisen aan toegankelijkheid en duurzaamheid.
  • 10. De gemeente laat het onderscheid tussen de verschillende segmenten van verblijfsrecreatie zoveel mogelijk los.

Het bestemmingsplan voorziet in een herziene en geactualiseerde planologisch-juridische regeling voor het recreatieterrein Nes-Buren. Huidige verblijfsrecreatieve functies worden vastgelegd. Van de resterende 7 bouwmogelijkheden die dit bestemmingsplan nog biedt zijn er 6 al op basis van het vigerende plan in planologisch opzicht toegestaan. Er wordt in planologische zin geen ruimte gegeven voor nieuwe ontwikkelingen, anders dan de bouw van één recreatiewoning. Het bestemmingsplan is daarmee niet strijdig met het beleid zoals vastgelegd in de nota Verblijfsrecreatief beleid gemeente Ameland 2016-2020.

Welstandsnota 2016

De Welstandsnota 2016, vastgesteld door de gemeenteraad op 21 maart 2016, geeft het welstandsbeleid van de gemeente weer en is een actualisatie van de nota van 2004. Het doel van de welstandsnota is om het welstandstoezicht voor iedereen inzichtelijk en begrijpelijk te maken. Het is de bedoeling dat initiatiefnemers voor een bouwplan zich in een vroeg stadium op de hoogte kunnen stellen van de redelijke eisen van welstand. De welstandscriteria zijn grotendeels gericht op het behoud van de basiskwaliteiten van de gebouwde omgeving. Dit betekent echter niet dat nieuwe, bijzondere of afwijkende bouwplannen niet meer mogelijk zijn. Daar waar mogelijk en gewenst, biedt de welstandsnota dan ook een sturend en stimulerend kader.

Gebiedsgerichte differentiatie van welstandscriteria

Ameland kent een grote verscheidenheid aan bebouwd gebied, zoals de beschermde dorpsgezichten, oude dorpskernen, dorpsuitbreidingen, bedrijventerreinen, sport- en recreatieterreinen, recreatiewoningterreinen, poldergebied en natuurgebied. Door middel van gebiedsgericht welstandsbeleid kan op deze verscheidenheid worden ingespeeld. Op grond van de aanwezige stedenbouwkundige en architectonische kenmerken en de te verwachten ontwikkelingen in de gemeente zijn voor verschillende deelgebieden specifieke criteria over de uiterlijke verschijningsvorm van nieuwe of bestaande bouwwerken geformuleerd.

Deelgebieden

Voor het plangebied van dit bestemmingsplan is het deelgebied 'Zomerhuizen rieten kap' van toepassing. Voor het deelgebied 'Zomerhuizen rieten kap' is het beleid gericht op het in stand houden en waar mogelijk versterken van de hoge ruimtelijke kwaliteit van de terreinen voor zomerhuizen. De natuurlijke- en landschappelijke waarden van de terreinen dienen daarbij te worden beschermd. Bij verbouwing en incidentele nieuwbouw zijn de huidige bebouwingskenmerken in het algemeen uitgangspunt voor de beoordeling van veranderingen. De huidige bebouwingskenmerken dienen dus te worden gerespecteerd.

De Welstandsnota dient als kader voor eventuele ontwikkelingen. Momenteel is er een nieuwe Welstandsnota in voorbereiding.

Nota bodembeheer

Op 26 maart 2012 heeft de Raad van de gemeente Ameland de Nota bodembeheer inclusief

bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Nota is het bodembeleid van de gemeente beschreven. Aanleiding voor het formuleren van nieuw bodembeleid is de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit in 2008. De doelstelling van de gemeente is om hergebruik van gebiedseigen grond te stimuleren en de (gewenste) bodemkwaliteit af te stemmen op de bodemfunctie.

De Nota geeft naast een uitwerking van het Besluit bodemkwaliteit ook op eenduidige wijze invulling aan het gemeentelijke bodembeleid (meersporenbeleid), waarin de bodemdoelstellingen binnen de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Woningwet (Ww), de Wet bodembescherming (Wbb) en het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) gelijk zijn. Het Besluit bodemkwaliteit vervangt het Bouwstoffenbesluit. Voor het bestemmingsplan biedt de Nota bodembeheer geen concrete uitgangspunten, dit is aan de orde in de uitvoeringsfase van plannen.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening c.q. het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, moet er ook rekening worden gehouden met de omgevingsaspecten in en rond het plangebied. Gelet op de aard en het karakter van het plangebied, wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de volgende aspecten:

  • archeologie;
  • cultuurhistorie;
  • ecologie;
  • water;
  • milieuaspecten (geluid, bodem, luchtkwaliteit);
  • externe veiligheid.

Conclusies ten aanzien van de omgevingsaspecten zijn cursief weergegeven.

3.1 Archeologie

Algemeen

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving, is de Wet archeologische monumentenzorg (Wamz) opgesteld en in november 2007 in werking getreden. De kern van de nieuwe wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet geeft aan dat archeologische belangen op een verantwoorde manier worden meegenomen in ruimtelijke plannen. Gemeenten moeten dus bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening houden met de in hun bodem aanwezige waarden en provincies hebben hierbij een toetsende rol.

FAMKE

De provincie heeft in dit kader de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) opgesteld. Hierop zijn archeologische adviezen voor de provincie Fryslân gegeven. Op deze kaart worden voor zowel de Steentijd - Bronstijd als de Ijzertijd - Middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken.

Op basis van de FAMKE blijkt er voor het grootste gedeelte van het plangebied geen onderzoek noodzakelijk te zijn (het lichtgroene gebied op het bijgaande kaartje). Een heel klein deel van het plangebied valt in het gebied waarvoor het advies “Karterend onderzoek 1” geldt (het oranje gebied op het bijgaande kaartje). Dit houdt in dat bij ingrepen groter dan 500 m² een karterend archeologisch onderzoek zou moeten worden gedaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0060.20181634-VG01_0005.jpg"

Figuur: Fragment FAMKE

In het plan wordt op 7 locaties de nieuwbouw van recreatiewoningen mogelijk gemaakt. Deze locaties vallen niet binnen een gebied waarvoor onderzoek nodig is.

Ten aanzien van het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

3.2 Cultuurhistorie

Algemeen

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening moet in bestemmingsplannen aandacht worden besteedt aan cultuurhistorie. Cultuurhistorisch waardevolle elementen moeten in het bestemmingsplan worden beschermd.

Relatie met het plangebied

De Waddeneilanden zijn aangewezen als aardkundig waardevol gebied. De eilanden bestaan uit zeer veel gave en karakteristieke duinvormen waarin sedimentatie en erosieprocessen nog steeds plaats vinden, grote strandvlakten en kwelders met de kenmerkende kreken. Om het kwetsbare duingebied te beschermen, is de plangrens van het bestemmingsplan 'recreatieterrein Nes-Buren' exact afgestemd op de grens van het recreatieterrein. Dit om te voorkomen dat het terrein wordt uitgebreid naar in het duingebied en/of in de richting van de zeewering. De locatie voor de nieuwe recreatiewoning bevindt zich binnen de begrenzing van het recreatieterrein Nes-Buren.

Van de resterende 7 bouwmogelijkheden die dit bestemmingsplan nog biedt zijn er 6 al op basis van het vigerende plan in planologisch opzicht toegestaan. De planologische mogelijkheid voor de bouw van een nieuwe recreatiewoning op een daarvoor reeds bestemd terrein doet geen significante afbreuk aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van Ameland. Het voornemen doet daarnaast ook geen afbreuk aan de blijvende herkenbaarheid van de kernkwaliteiten per landschapstype zoals aangegeven in de verordening Romte: Een van de kernkwaliteiten van het landschapstype 'duinen'' is namelijk de vestiging van verblijfsrecreatie. Zie hiervoor ook de provinciale structuurvisie "Grutsk op 'e Rome"(Trots op de ruimte), paragraaf 2.2 Provinciaal beleid. Tot de bijzonderheden van dit landschapstype wordt onder meer gerekend de aanwezigheid van verblijfsrecreatie. Inbreiding door een enkele recreatiewoning doet geen afbreuk aan-, cq. is passend binnen deze kernkwaliteit.

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

3.3 Ecologie

3.3.1 Algemeen

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.


Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • NatuurNetwerk Nederland (NNN).


In bestemmingsplannen (met ontwikkelingsmogelijkheden) moet, in verband met de uitvoerbaarheid, een redelijk zicht bestaan op de verleenbaarheid van een eventueel benodigde vergunning op grond van de Wet natuurbescherming.

Ten noorden van het plangebied ligt het duingebied van Ameland dat behoort tot de Natura 2000-gebieden en ook behoort ook tot het NNN. Het recreatieterrein Nes-Buren maakt geen onderdeel uit van het Natura-2000 gebied, noch van de EHS.

Ten aanzien van het aspect gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.


Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.


Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen. Om te kunnen beoordelen of de beoogde ontwikkelingsruimte voor de bouw van maximaal 7 recreatiewoningen op het recreatieterrein Nes - Buren is toegestaan, wordt een natuurtoets uitgevoerd. De resultaten van de natuurtoets worden te zijner tijd in het bestemmingsplan verwerkt.

3.3.2 Onderzoek

In juni 2019 is de 'Natuurtoets Recreatieterrein Nes-Buren' uitgevoerd. De natuurtoets is als bijlage 1 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan. In de natuurtoets wordt geconcludeerd dat door de beoogde ontwikkelingsruimte er geen negatieve effecten op beschermde gebieden zijn te verwachten. Ten aanzien van de soortenbescherming wordt het volgende advies gegeven:

Broedvogels

Belangrijk is dat de werkzaamheden niet tijdens het broedseizoen worden opgestart. De dan reeds aanwezige broedgevallen kunnen daarbij verstoord raken waarbij nesten en jongen verloren gaan. Het starten van de bouw binnen het broedseizoen kan alleen wanneer middels veldonderzoek is aangetoond dat daarbij geen broedsels verloren gaan. Wanneer vóór het broedseizoen wordt gestart met de bouwwerkzaamheden, mag het werk in het broedseizoen worden gecontinueerd, mits er sprake is van een aaneengesloten werkperiode. In dat geval kan men er namelijk van uitgaan dat de vogels als gevolg van de verstoring door de bouwactiviteiten een dusdanige broedplek kiezen dat de broedsels verder niet worden verstoord.

Kommavlinder

De meest noord-westelijke locatie waar twee woningen worden toegestaan vormt een aantrekkelijk leefgebied voor dagvlinders en vormt mogelijk een voortplantingsplek van de Kommavlinder (Wnb-A). Geadviseerd wordt om een nader onderzoek te doen naar de aanwezigheid van de soort Dit onderzoek kan het beste plaatsvinden in de periode half juli tot half augustus waarin de piek van de vliegtijd van de soort ligt. De inventarisatie moet onder gunstige weersomstandigheden plaatsvinden.

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, zal eerst geïnventariseerd moeten worden of de soort er leeft en zonodig zal een ontheffing moeten worden aangevraagd. Het is een Wnb-A-soort, die de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Mocht de soort er leven, dan zijn er enerzijds aanpassingen in de werkwijze nodig (ecologische begeleiding/ecologisch werkprotocol) en anderzijds compensatie (op het bouwperceel zelf na afloop van de werkzaamheden of elders op het recreatieterrein).

Algemene zoogdieren en overige flora en fauna

Verder is er een negatief effect op algemeen voorkomende zoogdieren als Veldmuis en Bosmuis. Door de werkzaamheden worden holen vernietigd en kunnen muizen worden verstoord, verwond of gedood. Voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting geldt een automatische vrijstelling. Voor de overige beschermde flora en fauna geldt dat de bouw van de recreatiewoning geen negatieve effecten oplevert. Indien gehouden wordt aan de bovenstaande beperking ten aanzien van de broedvogels, is het bouwen van de recreatiewoningen niet in strijd met de Wet natuurbescherming. Er hoeven dan geen ontheffingen of vergunningen te worden aangevraagd.

Zorgplicht

Er geldt een zorgplicht, ongeacht de soort: men moet voldoende zorg in acht nemen voor de in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Dat betekent dat schadelijke handelingen zoveel mogelijk achterwege gelaten moeten worden. De schade moet bovendien zoveel mogelijk beperkt worden en zo mogelijk ongedaan gemaakt worden. Geadviseerd wordt om het werkgebied zo klein mogelijk te houden, zodat geen onnodige verstoring optreedt van flora en fauna.

Aanbevelingen

De nieuwbouw van de recreatiewoningen leidt tot een verdere verdichting van het terrein. Er zijn enkele Rode-Lijstsoorten aangegeven (o.a. dagvlinders, wilde bijen) die hiervan mogelijk negatieve effecten ondervinden. Geadviseerd wordt om de eigenaren mee te nemen in een ecologische schouw om te demonstreren hoe met kleinschalig ecologisch beheer (bijvoorbeeld pleksgewijs maaien) de variatie aan bloemen en insecten kan worden vergroot. Dit kan ook bijdragen aan bewustwording wat betreft de aanwezige natuurwaarden (bijvoorbeeld opletten met snoeien en kappen in het broedseizoen).

Aan de noordzijde van het recreatieterrein liggen vanuit elk huisperceel kleine paadjes terwijl de onbebouwde kavels eveneens als doorloop fungeren van het recreatieterrein naar het achterliggende Natura 2000-gebied. Hierdoor wordt het aangrenzende Natura 2000-gebied over de hele lengte verstoord en beperkt de verstoring zich niet tot de officiële padenstructuur. Geadviseerd wordt om een deugdelijke afscheiding te plaatsen die mensen dwingt om zich te concentreren op de officiële ontsluiting van het recreatieterrein. Hierdoor neemt de rust in het Natura 2000-gebied per saldo toe.

3.3.3 Stikstofdepositie

Woningbouwplannen of vergelijkbare projecten kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Deze toename van de stikstofdepositie kan het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden in de aanlegfase (bijvoorbeeld als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen naar en grondverzet op de bouwplaats). Het gebruik van de woningen of vergelijkbare projecten (de gebruiksfase) kan ook leiden tot een toename van de stikstofdepositie. Deze toename kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het gebruik van gas en het autoverkeer van bewoners en bezoekers.

Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten is, aangezien er vanaf nu gasloos gebouwd moet worden. Nieuwbouw wordt niet meer voorzien vaneen aardgasaansluiting. Dat betekent dat de nieuwe woningen zelf in de gebruiksfase een verwaarloosbare stikstofdepositie tot gevolg hebben.

De grootste effecten treden op in de aanlegfase, maar deze effecten zijn tijdelijk. In de gebruiksfase zijn de effecten beperkt tot de stikstofuitstoot van het autoverkeer van en naar de woningen.

In onderhavig bestemmingsplan wordt de bouw van 7 recreatiewoningen mogelijk gemaakt. In de aanlegfase kan de depositie van een (woning)bouwproject verminderd worden door materieel te kiezen dat minder stikstof uitstoot, en waar mogelijk ook het zware werk dat veel inzet van machines vergt (bijvoorbeeld bij grondverzet) zoveel mogelijk te voorkomen. In de gebruiksfase zijn alleen de effecten vanwege het wegverkeer relevant. De toename van het verkeer ten gevolge van de realisatie van 7 reactiewoningen is echter verwaarloosbaar ten opzicht van het totaal aantal verkeersbewegingen op Ameland. Bovendien betreft het hier een toename van autoverkeer door recreanten. Aangezien Ameland een fiets- en wandel eiland bij uitstek is, mag er van worden uitgegaan dat het gebruik van de auto onder de bewoners van de recreatiewoningen beperkt is. Dit wordt onderstreept door de bevindingen in het Gemeentelijk verkeer en vervoerplan (GVVP 2009 -2015): “Opvallende conclusies zijn dat het verkeer in het hoogseizoen ongeveer het dubbele aantal bewegingen kent ten opzichte van het laagseizoen. Dit betekent dat Amelanders voor een flink deel van de mobiliteit verantwoordelijk zijn. Qua fietsverkeer is het verschil evident: in het hoogseizoen zijn er 15 tot 20 keer zoveel fietsers op de weg dan in het naseizoen”.

Bovendien betreft het hier recreatieverkeer dat er naar verwachting niet het gehele jaar zal zijn, maar voornamelijk in de vakantieseizoenen. Die recreatiewoningen zijn immers niet bedoeld voor permanente bewoning. Eenmaal ter plekke pakken veel recreanten de fiets, want daar is Ameland nu eenmaal op ingericht. Mede hierdoor zal er naar verwachting sprake zijn van een zeer geringe toename in verkeersbewegingen.

Geconcludeerd kan worden dat de toename van verkeer door de realisatie van 7 recreatiewoningen dusdanig gering van omvang zal zijn dat deze op zal gaan in het heersende verkeersbeeld. Uit dit verkeersbeeld blijkt dat Amelanders zelf voor een flink deel van de (auto)mobiliteit verantwoordelijk zijn. De stikstofuitstoot van auto's op Ameland hoeft door de bouw van de recreatiewoningen dus niet toe te nemen: de verkeerstoename is relatief gering en gaat op in het heersende verkeersbeeld.

3.4 Water

Algemeen

Het aspect water wordt in de afgelopen jaren steeds meer op een integrale wijze benaderd. In de startbijeenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw is in 2001 vastgesteld dat bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden met de belangen van het water. Concreet betekent dit dat over ruimtelijke plannen vooroverleg met het betrokken waterschap moet plaatsvinden.

Daarnaast moeten de ruimtelijke plannen een waterparagraaf bevatten waarin de effecten van ruimtelijke ingrepen op de waterhuishouding in beeld worden gebracht. Beide vereisten zijn in 2003 wettelijk vastgelegd in het Bro 1985. Daarnaast hebben de waterschappen een belangrijke en integrale taak gekregen op grond van de Wet op de waterhuishouding.

In het bestemmingsplan moet worden aangegeven of en op welke wijze de waterhuishouding wordt beïnvloed en op welke wijze negatieve gevolgen worden voorkomen of gecompenseerd. Daarnaast bevat de waterparagraaf een weergave van het doorlopen proces en het wateradvies van de waterbeheerder.

Beleid Wetterskip Fryslân

Een van de meest belangrijke uitgangspunten van het nieuwe beleid van het waterschap is dat, in het kader van het thema 'Ruimte voor water', het totale oppervlak aan open water niet mag afnemen. Ook mag er, als gevolg van een toename van het verharde oppervlak, geen versnelde afvoer van regenwater uit het gebied zijn. Om dit te voorkomen, moet de toename van het verharde oppervlak gecompenseerd worden, dit kan door extra waterberging binnen het gebied te creëren. Daarom hanteert Wetterskip Fryslân bij nieuwbouwplannen/uitbreidingen het beleid dat 10% van de toename van het verharde oppervlak aan open water bijgemaakt dient te worden.

Watertoets

Het aspect 'water' speelt een ondergeschikte rol in het plangebied. Er ligt geen oppervlaktewater binnen het recreatieterrein. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben derhalve geen invloed op het watersysteem van Ameland. De ontwatering van de nieuwbouwlocatie Zwarteweg 18 is wel een punt van aandacht. In natte perioden komt het grondwater op de lage delen van het gebied aan de oppervlakte. Bij de keuze van de locatie en de inrichting dient daarmee rekening te worden gehouden teneinde wateroverlast te voorkomen. Met dit aspect is bij de locatie voor een nieuwe recreatiewoning reeds rekening gehouden doordat de nieuwe locatie niet in de lage delen van het plangebied is gesitueerd.

Het bestemmingsplan is verder overwegend conserverend van aard. Voor het plangebied betekent dit, dat er geen sprake is van invloed op of verandering van de waterhuishouding. In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan aan het waterschap voorgelegd.

Ten aanzien van het aspect water zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

3.5 Milieuaspecten

3.5.1 Bodem

De bodem van Ameland bestaat aan de waddenzeekant uit een strook jonge zeeklei. Aan de noordzijde, tevens de zijde waar het plangebied is gelegen, bestaat uit duin- of stuifzand. In het plangebied is -voor zover bij de gemeente bekend- geen sprake van bodemverontreiniging. In het verleden waren er bij enkele recreatiewoningen ondergrondse brandstoftanks aanwezig. Deze zijn voor zover bekend allemaal verwijderd. De gemeente heeft hierop reeds een controle uitgevoerd. Bij deze controle zijn geen tanks meer aangetroffen.

Ter plaatse van de locatie voor de nieuwe recreatiewoningen zijn geen verontreinigende activiteiten bekend die de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staan. In geval van de bouw van een nieuwe recreatiewoning is de initiatiefnemer verplicht om bij de bouwaanvraag een verkennend bodemonderzoek uit te laten voeren.

Ten aanzien van het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

3.5.2 Geluid

In een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder (Wgh). Op grond van de Wgh hebben alle wegen een geluidszone waarbinnen in principe akoestisch onderzoek moet worden verricht. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. Woonerven en wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km per uur, hebben geen wettelijke geluidszone. Uitgangspunt bij nieuwe situaties is dat de gevelbelasting van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing niet hoger dan 48 dB mag zijn. Voor bestaande situaties geldt een grens van 53 dB. Van belang is met name de geluidsbelasting langs de zoneplichtige wegen.

Recreatiewoningen en/of kampeerterreinen worden niet aangemerkt als geluidgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder. Daarnaast geldt dat op de wegen in en in de omgeving van het plangebied een maximum snelheid van 30 km per uur geldt. Deze wegen hebben geen geluidszone. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.

Ten aanzien van het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

3.5.3 Luchtkwaliteit

Het aspect luchtkwaliteit is opgenomen in de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit in de wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft het aspect luchtkwaliteit tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

In 2008 heeft de gemeente onderzoek gedaan naar de huidige luchtkwaliteit op Ameland. (Rapportage luchtkwaliteit 2008 gemeente Ameland, Milieuadviesdienst, 25 september 2008.) Uit het onderzoek blijkt dat er binnen de gemeente Ameland geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn geconstateerd. In deze situatie worden er geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen planologisch mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan zal dan ook niet leiden tot een significante toename van het aantal verkeersbewegingen. Het plan draagt niet bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

3.5.4 Milieuzonering

Algemeen

Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijke ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering) geregeld. In de toelichting bij een bestemmingsplan dient aangegeven te worden op welke wijze aan dat beleid gestalte wordt gegeven.

In de directe nabijheid van het recreatieterrein Nes - Buren zijn geen milieubelastende activiteiten of objecten aanwezig die invloed hebben op het recreatieterrein.

Ten aanzien van het aspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

3.5.5 Externe veiligheid

Het bestemmingsplan dient bij de bestemmingskeuze rekening te houden met de grens- en richtwaarden uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierbij gaat het om de afstanden in verband met het plaatsgebonden risico en verder moet rekening worden gehouden met het groepsrisico. Wel is een belangrijke beperking van de toepassing van het Bevi dat de grenswaarden c.q. richtwaarden voor het plaatsgebonden risico alleen gelden, voor zover met ruimtelijke besluiten (zoals het bestemmingsplan) de bouw of vestiging/uitbreiding van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten wordt toegelaten. Naast het Bevi voor inrichtingen, geldt er beleid voor transport van risicovolle stoffen.

In of in de nabijheid van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan zijn geen functies aanwezig die op grond van het Bevi als gevaarzettende functies zijn/kunnen worden aangemerkt. Ook is er geen sprake van het transport van risicovolle stoffen.

Vanuit externe veiligheid zijn geen belemmeringen voor het bestemmingsplan te verwachten.

Advies brandweer

Het bestemmingsplan is voor advies voorgelegd aan Brandweer Fryslân. In de nabijheid van het plangebied is een zwembad aanwezig met een chloorbleekloog tank. De brandweer heeft in haar advies gekeken naar een aantal aspecten voor deze risicobron:

  • plaatsgebonden risico;
  • groepsrisico;
  • nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen;
  • bestrijdbaarheid;
  • zelfredzaamheid.

Brandweer Fryslân adviseert om:

  • Langs de Helmweg in het plangebied een tweetal brandkranen bij te plaatsen. Wanneer wordt besloten de twee brandkranen aan te brengen adviseren wij om in overleg met Brandweer Fryslân de meeste geschikte locatie voor de brandkranen te bepalen.
  • Brandweer Fryslân verder te betrekken bij de ontwikkelingen betreffende het bestemmingsplan.

Het volledige advies van de brandweer is opgenomen als bijlage 3.

Hoofdstuk 4 Huidige situatie en planuitgangspunten

4.1 Huidige situatie

4.1.1 De recreatiewoningen

Het Recreatieterrein Nes-Buren ligt noordelijk tussen de kernen Nes en Buren in. Het ligt direct achter de zeewering in het duingebied. Het oude duingebied was vroeger gemeenschappelijk bezit van de agrariërs uit Buren en Nes. Zij hadden het recht om hun vee in dit duingebied te laten grazen. Het terrein is ongeveer 37 ha groot en licht tot sterk geaccidenteerd. Het terrein is ontstaan als een gebied met kleine fraaie houten recreatiewoningen. Deze zijn in de loop der jaren vervangen door grotere recreatiewoningen. Oorspronkelijk had het terrein een veel minder hoge dichtheid dan op dit moment het geval is. Op dit moment zijn er 215 recreatiewoningen op het terrein aanwezig, waarvan 20 halfvrijstaand. Verder kunnen nog op 7 locaties nieuwe recreatiewoningen worden toegevoegd (zie paragraaf 1.6 Capaciteit en ontwikkelingsmogelijkheden). Via een planwijziging kunnen maximaal 20 halfvrijstaande recreatiewoningen kunnen worden vervangen door maximaal 10 vrijstaande recreatiewoningen. Het overgrote deel van deze recreatiewoningen is dus vrijstaand gesitueerd. Voornamelijk langs de noordrand van het gebied bevinden zich de halfvrijstaande recreatiewoningen. Deze bestaan uit één bouwlaag met een kap.

Ruimtelijke en planologische uitgangspunten

Een verdere verdichting van het recreatieterrein is niet gewenst. Dit om het karakter van het duingebied in stand te kunnen houden. In principe dienen de recreatiewoningen dan ook vrijstaand te zijn. Om een

kwaliteitsverbetering mogelijk te kunnen maken wordt enige ontwikkelingsmogelijkheid geboden op het terrein, met name op het punt van de kleinere recreatiewoningen. Er is op het terrein een aantal halfvrijstaande recreatiewoningen aanwezig, die naar de huidige maatstaven en wensen van de consument, als te klein (kunnen) worden ervaren. In het plan is de mogelijkheid opgenomen om, via planwijziging, deze halfvrijstaande woningen te vervangen door vrijstaande (in een verhouding van 2 : 1). Dit is, vanuit een oogpunt van kwaliteitsverbetering, wenselijk. Ook ruimtelijk gezien zijn er geen belemmeringen. Voor de halfvrijstaande recreatiewoningen is in dit plan een specifieke regeling opgenomen door middel van een aanduiding op de verbeelding.

De 7 bouwlocaties worden geacht de maximale structurele invulling te zijn van het plangebied. Deze locaties zijn planologisch inpasbaar en aanvaardbaar. Door deze eventuele verdunning wordt de overgang naar het noordelijk gebied verbeterd, zodat, behalve een kwaliteitsverbetering voor de recreatiefunctie, en ook sprake is van een ruimtelijke verbetering.

Tevens is in het plan de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen bepaald. Overeenkomstig de regeling in het vigerende plan, bedraagt deze afstand minimaal 25 meter. Op een enkele locatie in het plangebied bestaan, binnen het uitgangspunt van de aan te houden afstand van 25 meter tot andere recreatiewoningen, nog een mogelijkheid om een nieuwe recreatiewoning te realiseren. Zie ook paragraaf 1.6 Capaciteit en ontwikkelingsmogelijkheden. Stedenbouwkundig is het verantwoord om hier de open plek in het plangebied in te vullen, zonder dat dit leidt tot een structurele visuele verdichting van het terrein. In het bestemmingsplan wordt in planologische zin de mogelijkheid voor woningbouw op deze potentiële locatie geboden. Op de verbeelding zijn de locaties aangeduid met de specifieke bouwaanduiding 'nieuwbouw'.

Vanwege de ligging van het recreatieterrein in het duingebied, is een goede inpassing van de recreatiewoningen noodzakelijk. Naast het voorkomen van een verdere verdichting op het terrein, is het daarom ook van groot belang dat de recreatiewoningen qua omvang (en met name voor wat betreft de hoogte) niet te groot worden. Met de regeling in dit bestemmingsplan wordt hiermee rekening gehouden.

4.1.2 Het duingebied en de infrastructuur

Het recreatieterrein ligt in de duinen, tegen de zeewering aan. Het plangebied mag niet verder in noordelijke richting opschuiven, omdat anders de zeewering wordt aangetast. Ook op het terrein zelf is

sprake van glooiingen in het terrein. Her en der is sprake van open duingebied te midden van de recreatiewoningen. Het terrein wordt ontsloten vanaf zowel Nes als Buren. De hoofdontsluiting van het gebied loopt in het oostelijke deel van het plangebied in de richting van Buren. Ook langs de zuidzijde van het plangebied loopt een ontsluitingsweg. Hierlangs is Nes te bereiken. De overige wegen op het terrein, zijn bedoeld voor de ontsluiting van deelgebieden op het recreatieterrein met daarop de recreatiewoningen. Deze zijn meer te kenmerken als paden. 

Uitgangspunten

Om het kwetsbare duingebied te beschermen, is de plangrens van het bestemmingsplan exact afgestemd op de grens van het recreatieterrein. Dit om te voorkomen dat het terrein wordt uitgebreid naar in het duingebied en/of in de richting van de zeewering. Voor de open terreinen op het recreatieterrein zelf, waar sprake is van duin- c.q. natuurwaarden, is bepaald dat deze ook in de toekomst niet mogen worden bebouwd. Omdat een deel van deze gronden deel uitmaken van het erf/terrein bij deze recreatiewoningen, mogen deze gronden ook als zodanig worden gebruikt.

De hoofdontsluitingswegen zijn specifiek vastgelegd in het bestemmingsplan. Voor de paden die de (deelgebieden met de) recreatiewoningen zelf ontsluiten, geldt dat ook die zijn vastgelegd, zij het met een andere regeling dan de hoofdontsluitingswegen. In verband met eventuele toekomstige ontwikkelingen (zoals een herinrichting van het terrein of de (vervangende) nieuwbouw van recreatiewoningen), is het in het bestemmingsplan mogelijk dat deze paden (deels) worden

verlegd.

4.2 Planuitgangspunten

In dit hoofdstuk wordt een aantal overige planuitgangspunten behandeld. Het betreft:

  • 1. verblijfsrecreatie;
  • 2. duurzaam bouwen.

Verblijfsrecreatie

In het bestemmingsplan voor het recreatieterrein Nes-Buren wordt het beleid uit de Nota Verblijfsrecreatief Beleid aangehouden. Huidige verblijfsrecreatieve functies worden vastgelegd. Er wordt in planologische zin geen ruimte voor nieuw ontwikkelingen gegeven. Wel gaat de nota uit van het toestaan van maximaal 5% substitutie van recreatiemiddelen eilandbreed. Behoud van de diversiteit binnen de te onderscheiden recreatiegebieden is daarbij maatgevend.

Duurzaam bouwen

Bij nieuwbouw, herbouw en/of verbouw van woningen en/of chalets streeft de gemeente er naar om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de uitgangspunten van 'Duurzaam bouwen'. Dit betreft een beperking van het materiaalgebruik, een keuze voor de materiaaltypen, een beperking van het energieverbruik, een gesloten grondbalans en een duurzame waterhuishouding.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3

Het grootste gedeelte van het plangebied is onder de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie 3 gebracht. Met deze bestemming wordt op dit terrein ruimte geboden voor maximaal 222 recreatiewoningen, waarvan inmiddels 115 zijn gerealiseerd. Er is in planologische zin dus nog ruimte voor 7 extra woningen.

De locaties in het plangebied waar nog een nieuwe recreatiewoning mag worden gebouwd zijn aangeduid door middel van de specifieke bouwaanduiding ' nieuwbouw'. Per aangeduid vlak mag maximaal 1 recreatiewoning worden gebouwd. Deze vlakken zijn over het algemeen zodanig ruim dat hierbinnen voldoende flexibiliteit aanwezig is om tot een maatwerkoplossing te komen voor wat betreft de situering van de nog op te richten recreatiewoning.

De maximum oppervlakte per recreatiewoning is vastgelegd op maximaal 120 m² (inclusief aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen). Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan. Wel is een (ondergrondse) kelder toegestaan in maximaal één bouwlaag. Ten behoeve van het behoud van duinruggen en duin- en heidebeplanting is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.

Het huidige bebouwingspatroon van het recreatieterrein als geheel en de ruimtelijke verschijningsvorm van de individuele recreatiewoningen dienen zoveel mogelijk in stand te worden gehouden. De bouwvoorschriften binnen deze bestemming is er dan ook op gericht de huidige situatie

zoveel mogelijk vast te leggen.

Nieuwe recreatiewoningen dienen vrijstaand te worden gebouwd. Er is op het recreatieterrein een aantal halfvrijstaande recreatiewoningen aanwezig. Deze zijn aangeduid op de plankaart. Uit het oogpunt van kwaliteitsverbetering kunnen halfvrijstaande recreatiewoningen worden vervangen door vrijstaande recreatiewoningen in een verhouding van 2:1.

Daarnaast is het niet ondenkbaar dat in de toekomst, bijvoorbeeld als gevolg van marktontwikkelingen of wederom kwaliteitsverbetering, zich ook elders in het plangebied ontwikkelingen voor zullen doen. Hierbij valt wederom te denken aan vervanging van recreatiewoningen en/of herinrichting van delen van het gebied.

Om enige ontwikkelingsmogelijkheden te bieden, zonder dat dit leidt tot een verdere verdichting van het terrein, is een onderlinge afstand van 25 meter tussen de recreatiewoningen vastgelegd. Verder zijn regels opgenomen aangaande de hoogtes en oppervlaktes van de recreatiewoningen.

Hoewel zowel de ontsluitingswegen naar het recreatieterrein alsook de paden waarlangs de recreatiewoningen te bereiken zijn, apart bestemd zijn, Ook worden binnen de bestemming “Recreatie - Verblijfsrecreatie 3” paden toegestaan. In de toekomst zou het namelijk nodig kunnen zijn om de nu aanwezige paden (deels) te verleggen ten behoeve van bijvoorbeeld herinrichting van het gebied

of (vervangende) nieuwbouw van recreatiewoningen. Een dergelijke verlegging is binnen de bestemming zonder meer mogelijk.

Permanente bewoning

De recreatiewoningen zijn specifiek bedoeld voor recreatieve bewoning. Het permanent bewonen van deze recreatiewoningen is dan ook niet toegestaan, met uitzondering van adressen waarvoor een ontheffing voor permanente bewoning is verkregen. Het betreft:

• Bosrand 1 te Buren;

• Strandweg 83 te Buren.

Bovengenoemde situaties zijn onder het persoonsgebonden overgangsrecht gebracht.

Karakteristieke recreatiewoningen

In het plangebied is een aantal recreatiewoningen aanwezig dat op grond van de gemeentelijke monumentenlijst of op grond van de gemeentelijke inventarisatie als karakteristiek c.q. beeldbepalend kan worden beschouwd. Voor het slopen daarvan is een (aanleg)vergunning van Burgemeester en

Wethouders nodig.

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij de recreatiewoningen is de bouw van aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan. Aan de bouw van vrijstaande bijgebouwen zal geen medewerking worden verleend. Dit om het open karakter te handhaven en om aantasting van het landschap en de uitstraling van het terrein te voorkomen. De bijgebouwen mogen alleen aan de woning vast worden gebouwd, zodat versnippering en een onsamenhangende c.q. rommelige invulling wordt voorkomen. Bij het berekenen van de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen moeten de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ook worden meegeteld.

In het plangebied komt een aantal niet legale bijgebouwen voor. In een aantal gevallen worden dergelijke gebouwen gedoogd door middel van een gedoogbesluit. Dit vanwege de lange duur waarin niet handhavend is opgetreden door de gemeente. Dat betekent dat de gemeente in de gedoogde gevallen niet handhavend zal gaan optreden, doch tegelijkertijd dat geen blijvend planologisch recht wordt verleend.

Omgevingsvergunningenstelsel

Ten behoeve van het behoud van duinruggen en duin- en heidebeplanting is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Hierbij gaat het om bijvoorbeeld het afgraven of ophogen van gronden, het aanbrengen of juist verwijderen van beplanting, het aanbrengen of verwijderen van paden, het kappen of aanbrengen van bomen en het schilderen en pleisteren van de buitengevels van de recreatiewoningen. Bij realisering van een kelder is bij het afgraven van de gronden ten behoeve van de aanleg hiervan ook een dergelijke omgevingsvergunning nodig die wordt getoetst aan de landschappelijke waarden.

5.2.2 Verkeer

De bestemming “Verkeer” is gelegd op ontsluitingswegen aan de zuidzijde van het plangebied (richting Nes) en in het oostelijke deel van het plangebied (richting Buren). Het gaat hier om wegen met een smal profiel die geen doorgaande verkeersfunctie hebben, maar uitsluitend bedoeld zijn om het recreatieterrein te ontsluiten.

5.2.3 Verkeer - Paden

De toegangspaden vanaf de twee ontsluitingswegen naar de recreatiewoningen toe, vallen onder de bestemming “Verkeer - paden”. Vanwege het feit dat het hier om erg smalle paden gaat, die geen verkeersfunctie hebben, maar uitsluitend als toegang naar de recreatiewoningen dienen, is de bestemming “Verkeer” hierop niet geheel van toepassing. Door de toevoeging “paden” wordt duidelijk dat het hier niet gaat om wegen met een beperkte verkeersfunctie, maar echt om paden.

5.2.4 Waterstaat - Waterkering

De Rijksoverheid heeft bij Waterwet (wetten.overheid.nl, 2009) stelsels van waterkeringen aangewezen die grote delen van Nederland beschermen tegen overstroming vanuit de Noordzee en Waddenzee, het IJssel-en Markermeer en vanuit de grote rivieren. Dit zijn de primaire waterkeringen. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich een primaire waterkering. Rijkswaterstaat is hier de beheerder van. Ten behoeve van de bescherming van de primaire waterkering is een dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen. De bestemming Waterstaat - Waterkering is van toepassing. Op of in deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan opgestuurd naar de provincie en naar het bestuur van Wetterskip Fryslân. Ook is advies gevraagd aan Brandweer Fryslân. Van het Wetterskip is geen reactie ontvangen. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. De vooroverlegreacties zijn opgenomen als bijlage 2 en 3.

Het ontwerpbestemmingsplan is met ingang van 28 november 2010 vervolgens zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kon eenieder zijn zienswijze kenbaar maken. Tijdens de periode van terinzagelegging zijn er 4 zienswijzen ingekomen. In de 'Zienswijzenota' van 23 maart 2020 zijn de zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Tevens is in de nota aangegeven of er aanleiding bestaat tot het wijzigen van het bestemmingsplan.

De zienswijzen en de ambtshalve voorstellen het bestemmingsplan aan te passen, hebben geleid dot de volgende wijzigingen in het op 23 maart 2020 vastgestelde bestemmingsplan:

  • de regels zijn aangepast overeenkomstig de uitgangspunten: enkel ter plaatste van de aanduiding 'nieuwbouw' mag een nieuwe recreatiewoning worden gebouwd en enkel ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' mogen twee aaneen te bouwen recreatiewoningen worden gebouwd.
  • wat betreft de bestemming Waterstaat-Waterkering zijn de verbeelding en de toelichting aangepast.
  • de regeling met betrekking tot kelders is aangepast zodat een kelder en/of souterrain buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bovenbouw van de recreatiewoning mag worden gebouwd.
  • Artikel 9 (algemene afwijkingsregel) is aangepast zodat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogte 10% van die maten, afmetingen en percentages.

Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid ten behoeve van de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is voor het plangebied van dit bestemmingsplan niet relevant. Dit bestemmingsplan is in feite in hoofdzaak een herziening en actualisering van bestaande regelgeving.

Voor wat betreft de bouw van een nieuwe recreatiewoning geldt dat de betreffende grond in particulier bezit is. De kosten voor dergelijke ontwikkelingen zullen ook volledig door particulieren worden gedragen. Van gemeentewege zijn geen nieuwe ontwikkelingen in het plan opgenomen, die in een financieel kader geplaatst moeten worden. Indien de realisatie van de nieuwe recreatiewoning leidt tot planschadeclaims, zal deze op voorhand worden afgewenteld op de initiatiefnemers. Gesteld kan worden dat het plan hiermee economisch uitvoerbaar is.

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. In de Wro is opgenomen dat voor bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden.

De gemeente heeft, met uitzondering van het opstellen van het bestemmingsplan, geen financiële bemoeienis met de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Het opstellen van een exploitatieplan is niet aan de orde.