direct naar inhoud van Regels
Plan: Recreatieterrein Nes-Buren 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0060.20181634-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Recreatieterrein Nes-Buren 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0060.20181634-VG01 van de gemeente Ameland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- of uitbouw:

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

detailhandel:

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.19 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals en dergelijke;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vorm;

1.21 hoofdverblijf:

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.22 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.23 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.24 kelder / souterrain:

een gedeelte van een gebouw dat geheel of vrijwel geheel onder de grond (onder het maaiveld) is gelegen;

1.25 landschappelijke waarde:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.26 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.27 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.28 ondergronds:

beneden peil;

1.29 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden, dan wel met ten hoogste één wand;

1.30 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;
  • b. indien op of over het water wordt gebouwd: min 0,52 NAP;
1.31 permanente bewoning:

bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;

1.32 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.33 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.35 recreatiewoning:

een gebouw of een complex van ruimten in een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.36 vaste woonplaats:

de plaats waar een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen) gedurende een gedeelte van het jaar (ten minste 180 dagen), waaronder in ieder geval een aanzienlijk gedeelte (tenminste 50 dagen) van de maanden december, januari en februari, gehuisvest is;

1.37 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil (zie begrippen) tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer of, indien aanwezig de onderzijde van de keldervloer,

de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil (zie begrippen) tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren dan wel tussen de buitenwerkse constructiedelen indien er geen sprake is van een gevelvlak of scheidingsmuur, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen:

de kortste afstand vanaf enig punt van een recreatiewoning tot enig punt van een andere recreatiewoning, met inbegrip van de bijbehorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;

2.7 de afstand van een recreatiewoning tot de perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een recreatiewoning (met inbegrip van de bijbehorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) tot de perceelgrens.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij recreatiewoningen;
  • c. aangebouwde overkappingen bij recreatiewoningen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

  • d. duin- en bosgebied, waarbij het behoud van de natuur- en landschappelijke waarden wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. straten en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. bebossing;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. watergangen en waterpartijen;
  • l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend recreatiewoningen en daarbijbehorende aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen bij recreatiewoningen worden gebouwd;
  • b. het aantal recreatiewoningen zal ten hoogste 222 bedragen;
  • c. de recreatiewoningen zullen op de bestaande locatie worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw' per aanduidingsvlak ten hoogste één recreatiewoning worden gebouwd;
  • d. ondergronds mag uitsluitend worden gebouwd in de vorm van kelders en/of souterrains, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de verticale diepte van een kelder of souterrain mag ten hoogste 3,50 m gemeten vanaf het peil bedragen;
    • 2. indien een kelder of souterrain (deels) buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de recreatiewoning wordt gebouwd mag de bouwhoogte ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • e. een recreatiewoning zal vrijstaand worden gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'twee-aaneen', in welk geval het aantal aaneen te bouwen recreatiewoningen ten hoogste 2 zal bedragen;
  • f. de oppervlakte van een recreatiewoning, met inbegrip van ondergrondse gebouwen, bijbehorende aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 120 m² bedragen;
  • g. de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen of blok van een gebouwde recreatiewoningen, met inbegrip van de bijbehorende aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, en/of de afstand tussen een recreatiewoning en enig ander gebouw, zal ten minste 25,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  • h. er mogen geen vrijstaande bijgebouwen of vrijstaande overkappingen bij recreatiewoningen worden gebouwd;
  • i. de goothoogte van een recreatiewoning, met inbegrip van de bijbehorende aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een recreatiewoning, met inbegrip van de bijbehorende aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • k. een recreatiewoning zal worden voorzien van een zadeldak of schilddak al dan niet voorzien van een wolfseind, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 50° zal bedragen;
  • l. de afstand van een recreatiewoning, met inbegrip van de bijbehorende aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, tot de perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  • m. in afwijking van het genoemde onder a tot en met l zal ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de maatvoering van een recreatiewoning, met inbegrip van de bijbehorende aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, de bestaande maatvoering bedragen.
3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder d in die zin dat mag worden afgeweken van de situering en diepte van een kelder, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied. Daarbij wordt uitgegaan van het behoud van duinruggen en duin- en bosbeplanting;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakteristieke karakter van het pand.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • b. het ophogen en afgraven van gronden;
  • c. het aanleggen van wegen, paden en verhardingen;
  • d. het kappen c.q. aanplanten van bomen;
  • e. het verwijderen c.q. aanbrengen van beplanting;
  • f. het pleisteren en schilderen van recreatiewoningen, daaronder tevens verstaan de aan- of uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen.
3.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
3.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied. Daarbij wordt uitgegaan van het behoud van duinruggen en duin- en bosbeplanting.

Bij het aanleggen van wegen, paden en verhardingen dient het materiaalgebruik passend te zijn in de omgeving, waarbij gedacht kan worden aan natuurlijke materialen, zoals bijvoorbeeld schelpen.

3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
3.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
3.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging naar ander type recreatiewoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' mogen worden bebouwd met vrijstaande recreatiewoningen, mits:
    • 1. 2 halfvrijstaande recreatiewoningen worden vervangen door ten hoogte 1 vrijstaande recreatiewoning waarbij het bepaalde in de leden 3.2 en 3.6 van toepassing is.
3.8.2 Toetsingscriteria

De in lid 3.8.1 genoemde wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid; en
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. sloten, bermen en beplanting;
  • g. tuinen en erven;

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor evenementen.

Artikel 5 Verkeer - Paden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Paden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. paden;
  • b. bermen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor evenementen.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de primaire waterkering voor zeedefensie;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, gene gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

6.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze dubbelbestemming gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze dubbelbestemming zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 in die zin dat de in de basisbestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf toestemming wordt gevraagd aan de beheerder van de primaire waterkering;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.2 in die zin dat gebouwen, zoals een meetverblijf, een peilschaalstation, of naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits:
    • 1. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de primaire waterkering over de vraag of geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de zeedefensie;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    • 3. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    • 4. de dakhelling van een gebouw ten hoogste 30º zal bedragen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • het ontgronden met een omvang groter dan 2 m³.
6.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 6.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de primaire waterkering over de vraag of geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de zeedefensie.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van hogedruk persleidingen;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van de opslag van explosief materiaal.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5 in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van hogedruk persleidingen en de opslag van explosief materiaal, mits vooraf toestemming is gevraagd aan de beheerder van de primaire waterkering.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de huisvesting van tijdelijk personeel, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning', dan wel zijn bestemd voor personeelshuisvesting;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot en afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar-, en/of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' wordt aangebracht of wordt verwijderd, mits dit voortvloeit uit de bescherming en verbetering van het veilig en doelmatige functioneren van de primaire waterkering.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.3 Overgangsregel ten aanzien van het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning


Het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning op de in onderstaande tabel opgenomen adressen, mag worden voortgezet, mits dit gebruik vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen c.q. op andere wijze in gebruik is gegeven (verhuur daaronder niet begrepen), met het oogmerk aan een ander het gebruik voor permanente bewoning te verschaffen:

Adres  
Bosrand 1, Buren  
Strandweg 83, Buren  

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Recreatieterrein Nes-Buren 2019

van de gemeente Ameland

Behorend bij het besluit van 23 maart 2020.