direct naar inhoud van Artikel 4: Agrarisch - Glastuinbouw
Plan: Bûtengebiet Dongeradeel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPBG2012-VA01

Artikel 4: Agrarisch - Glastuinbouw

4.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen, ten behoeve van glastuinbouwbedrijven;
  • b. kassen;
  • c. een molen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - molen";

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van waterbassins.
4.2. Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

4.2.1. Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a en g bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een bedrijfswoning zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen tenminste in het verlengde van de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” zal de goot- en bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen.
4.2.2. Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van een kas zal ten hoogste 7,00 m bedragen.
4.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 4.1. onder h genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt of een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) is gebouwd, in welk geval de in het verleden toegelaten bestaande situering geldt;
  • b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel in de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning mag ten hoogste 100 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 6,50 m, indien in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
    • 2. de hoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 3,30 hoogte op de zijdelingse perceelgrens;

met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping ten minste 1,00 m lager is dan de bedrijfswoning.

4.2.4. Molen

Voor het bouwen van een molen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - molen" mag uitsluitend een molen worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een molen mag ten hoogste de in de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte bedragen.
4.2.5. Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte ten behoeve van een waterbassin zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande reclameobjecten, geen vlaggenmasten zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • e. er zullen geen windturbines en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken en paardrijbakken worden gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3. Afwijken van de bouwregels
4.3.1. Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.5 onder f in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits tevens de in lid 4.5.4 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.

4.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • c. het opslaan van agrarische producten binnen het bestemmingsvlak voor zover het gronden betreft die zijn gelegen buiten de gebouwen;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel en opslag plaatsvindt anders dan kleinschalige opslag en uitstalling van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van ten hoogste 2,00 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken.
4.5. Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1. Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5.2. Recreatieappartementen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen, en de bijgebouwen, mits:

  • a. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • b. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder mag bedragen dan 75 m²;
  • c. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5.3. Logies met ontbijt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies met ontbijt, mits:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  • b. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
  • c. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
  • d. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
  • e. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5.4. Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4. onder g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • b. er vanwege de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens).
  • c. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt
  • d. lichtmasten ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken zijn niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2,00 m zal bedragen.
4.6. Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1. Wijzigen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" wordt gewijzigd in de bestemming “Bedrijf”, “Bedrijf - Loonbedrijf”, "Agrarisch - Paardenhouderij", 'Horeca', waarbij de aanduiding "horeca van categorie 1" of "horeca van categorie 2" wordt aangebracht, 'Maatschappelijk', 'Sport - Manege', "Wonen" of “Wonen - Voormalig boerderijpanden” , ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van de artikelen 6, 10, 5, 16, 17, 27, 34 of 36 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de glastuinbouwfunctie ter plaatse is beëindigd;
  • c. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging, waarbij de woonfunctie gehandhaafd moet blijven en waarbij in ondergeschikte mate aanvullende nieuwbouw gepleegd mag worden;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. er ten behoeve van een zorgvuldige inpassing, een inpassingsplan wordt opgesteld overeenkomstig de richtlijnen opgenomen in Bijlage 4;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.