direct naar inhoud van Artikel 16: Horeca
Plan: Bûtengebiet Dongeradeel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPBG2012-VA01

Artikel 16: Horeca

16.1. Bestemmingsomschrijving

De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven in de categorieën 1, 2 en 3, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 3";
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven in de categorieën 1, 2 en 3, in combinatie met een bowling- en zalencentrum, ter plaatse van de aanduidingen "horeca van categorie 3" en "bowlingbaan";
  • c. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven in de categorie 6, ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 6";

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2. Bouwregels
16.2.1. Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder a, b, c en g bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde horecabedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" in welk geval geen bedrijfswoning zal worden gebouwd;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welke geval de afstand ten minste de in het verleden toegelaten bestaande afstand bedraagt;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Oppervlakte per gebouw   Goothoogte in m.   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m.  
  max.   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw   -   4,50   20   60   12,00  
Bedrijfswoning   150 m²   4,50   30   60   10,00  

16.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder h genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt of een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) is gebouwd, in welk geval de in het verleden toegelaten bestaande situering geldt;
  • b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel in de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning mag ten hoogste 100 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 6,50 m, indien in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
    • 2. de hoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 3,30 hoogte op de zijdelingse perceelgrens;
      met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping ten minste 1,00 m lager is dan de bedrijfswoning.
16.2.3. Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande reclameobjecten, geen vlaggenmasten zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen windturbines en paardrijbakken worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.3. Afwijken van de bouwregels
16.3.1. Bouwen buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder c in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste de oppervlakte van het op de verbeelding aangeduide bouwvlak bedraagt;
  • b. er ten behoeve van een zorgvuldige inpassing, een inpassingsplan wordt opgesteld overeenkomstig de richtlijnen opgenomen in Bijlage 4;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.3.2. Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.3 onder d in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 16.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
16.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel en opslag plaatsvindt anders dan kleinschalige opslag en uitstalling van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van ten hoogste 2,00 m²;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • e. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 6" in welk geval verblijfsrecreatie binnen categorie 6 is toegestaan;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken.
16.5. Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1. Recreatieappartementen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen, en de bijgebouwen, mits:

  • a. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • b. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder mag bedragen dan 75 m²;
  • c. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.5.2. Logies met ontbijt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies met ontbijt, mits:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bedrijfswoning, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  • b. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste een derde deel van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
  • c. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
  • d. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
  • e. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte die bij een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.5.3. Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • b. er vanwege de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens).
  • c. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt
  • d. lichtmasten ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken zijn niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2,00 m zal bedragen.
16.6. Wijzigingsbevoegdheid
16.6.1. Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Horeca", niet zijnde gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", wordt gewijzigd in de bestemming "Wonen", mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 34 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • d. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.