direct naar inhoud van Artikel 34: Wonen
Plan: Bûtengebiet Dongeradeel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.BPBG2012-VA01

Artikel 34: Wonen

34.1. Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, alsmede:
    • 1. logies met ontbijt, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - logies met ontbijt";
    • 2. kleinschalige conferentie ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige conferentie";
    • 3. een klein kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - klein kamperen";
  • b. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, waaronder een gebouw ten behoeve van een atelier met ondergeschikte verblijfsrecreatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - atelier";
  • d. het behoud van de cultuurhistorische waarden van een karakteristiek hok, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol hok";

met daaraan ondergeschikt:

  • e. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - veldschuur”;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. water;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
34.2. Bouwregels
34.2.1. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een woonhuis ten behoeve van één woning worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte, de bouwhoogte en dakhelling zal ten minste en ten hoogste de bestaande goothoogte, bouwhoogte en dakhelling bedragen.
34.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt of een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) is gebouwd, in welk geval de in het verleden toegelaten bestaande situering geldt;
  • b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel in de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 175 m² bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte (m²), in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de op de verbeelding weergegeven oppervlakte zal bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag ten hoogste 3,30 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 6,50 m, indien in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
    • 2. de hoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 3,30 hoogte op de zijdelingse perceelgrens;
      met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping ten minste 1,00 m lager is dan het hoofdgebouw.
34.2.3. Veldschuur

Voor het bouwen van een veldschuur gelden de volgende regels:

  • a. een veldschuur zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
  • b. de oppervlakte van een veldschuur zal ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;
  • c. de goothoogte van een veldschuur zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een veldschuur zal ten minste 20° en ten hoogste 60° bedragen.

34.2.4. Cultuurhistorisch waardevol hok

Voor het bouwen van een cultuurhistorisch waardevol hok geldt de volgende regel:

  • ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol hok" zullen de afmetingen en het uiterlijk van het bestaande hok niet worden gewijzigd.
34.2.5. Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande reclameobjecten, geen vlaggenmasten zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen windturbines en paardrijbakken worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
34.3. Afwijken van de bouwregels
34.3.1. Bouwen buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2.1 onder b in die zin dat hoofdgebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 34.2.2 onder c van overeenkomstige toepassing blijft;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg ten minste de bestaande afstand bedraagt, tenzij de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.3.2. Afwijken maatvoeringen vanwege versterken ruimtelijke kwaliteit

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2.1 onder c in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een woonhuis, mits:

  • a. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
  • b. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.3.3. Afwijken maatvoeringen vanwege noodzakelijke bouwtechnische vereisten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2.1 onder c in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een woonhuis, mits:

  • a. dit vanwege bouwtechnische vereisten noodzakelijk is;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van het woonhuis;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bebouwingskarakteristiek van het woonhuis en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.3.4. Afwijken ondergeschiktheid hoofdgebouw en maatvoeringen aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de leden 34.2.1 en 34.2.2, in die zin dat ten behoeve van het vergroten van de woonruimte afgeweken wordt van de vereiste ondergeschiktheid van aan- en uitbouwen en bijgebouwen qua afmetingen aan het hoofdgebouw, mits:

  • a. er sprake is van een architectonisch hoogwaardig bouwplan waarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het hoofdgebouw;
  • b. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.3.5. Situering aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2.2 onder a in die zin dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
34.3.6. Vergroten oppervlakte aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2.2 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 225 m² en op percelen groter dan 1.250 m² tot ten hoogste 100 m², vermeerderd met 10% van het bestemmingsvlak, mits:

  • a. de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.3.7. Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2.5 onder d in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. tevens de in lid 34.5.4 bedoelde omgevingsvergunning is verleend;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2,00 m zal bedragen.
34.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of een kleinschalige conferentie ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige conferentie";
  • b. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen bij het hoofdgebouw, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het hoofdgebouw, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in het hoofdgebouw meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
    • 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel en opslag plaatsvindt anders dan kleinschalige opslag en uitstalling van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van ten hoogste 2,00 m²;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, tenzij ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van recreatie - logies met ontbijt", "specifieke vorm van recreatie - klein kamperen", "specifieke vorm van recreatie - atelier" en een gebruik anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, tenzij na afwijking is toegestaan of anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • h. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken zodanig dat afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het karakteristieke hok ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol hok".
34.5. Afwijken van de gebruiksregels
34.5.1. Ondergeschikte deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.4 onder a in die zin dat de uitoefening van de woonfunctie wordt gecombineerd met een ondergeschikte deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 2 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. er sprake is van een woonperceel met een omvang van ten minste 1.500 m²;
  • b. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. niet meer dan 25% van de gebouwen, met een maximum van 150 m² wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte deeltijdfunctie;
  • d. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • e. de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen bebouwing plaatsvindt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.5.2. Recreatieappartementen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, en de bijgebouwen, mits:

  • a. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • b. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
  • c. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.5.3. Logies met ontbijt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies met ontbijt, mits:

  • a. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  • b. de gebruiksoppervlakte van de logiesverstrekking ten hoogste 100 m² en ten hoogste een derde deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
  • c. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
  • d. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
  • e. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.5.4. Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.4 onder g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • b. er vanwege de paardrijbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
  • c. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
  • d. lichtmasten ten behoeve van de verlichting van paardrijbakken zijn niet toegestaan.
34.5.5. Kleinschalig kamperen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.4 onder h in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:

  • a. het aantal te plaatsen kampeermiddelen per kampeerterrein ten hoogste 15 bedraagt;
  • b. er geen stacaravans, chalets, blokhutten, trekkershutten en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens worden geplaatst en/of seizoenplaatsen worden ingericht;
  • c. het kamperen uitsluitend plaatsvindt in de periode van 15 maart tot 1 november;
  • d. toiletten en naar de aard en schaal vergelijkbare voorzieningen ten behoeve van het kleinschalige kampeerterrein in bestaande bebouwing gerealiseerd worden;
  • e. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de dichtstbijzijnde gevel van een naastgelegen woonhuis ten minste 50,00 m bedraagt;
  • f. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot een bestemmingsgrens van de bestemming 'Natuur' ten minste 100 m bedraagt;
  • g. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de buitengrenzen van een bestaand kampeerterrein ten minste 100 m bedraagt. Van deze afstand mag worden afgeweken wanneer sprake is van een kampeerterrein in combinatie met een bijzondere toeristische attractie;
  • h. er ten behoeve van een zorgvuldige inpassing, een inpassingsplan wordt opgesteld overeenkomstig de richtlijnen opgenomen in Bijlage 4;
  • i. het kleinschalig kampeerterrein op een goede wijze bereikbaar is;
  • j. deze afwijking niet wordt toegepast op gronden die zijn aangewezen als archeologisch monument;
  • k. aangetoond wordt dat de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein niet in strijd is met de ecologische en archeologische waarden en de externe veiligheid;
  • l. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • m. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.6. Wijzigingsbevoegdheid
34.6.1. Woningsplitsing

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt verleend in situaties waarin het hoofdgebouw vóór splitsing een omvang heeft van ten minste 300 m²;
  • b. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee woningen worden gevestigd;
  • c. de wijziging passend is in het geldende Woonplan;
  • d. de aangrenzende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.