direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woonschepen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0055.BPWoonschepen-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Boarnsterhim is een waterrijke gemeente. Hierdoor zijn woonschepen in deze gemeente van oudsher een bekend gegeven. Er zijn twee soorten woonschepen namelijk recreatieve en permanente. Dit bestemmingsplan gaat over de maatvoering van permanent bewoonde woonschepen. Zowel voor bewoners van deze woonschepen, als vanuit stedenbouwkundig oogpunt, is het wenselijk te bekijken waar en wat de mogelijkheden zijn en binnen welke grenzen er kaders gesteld dienen te worden. Daarnaast is een eenduidige regeling voor bijgebouwen bij woonschepen geïntroduceerd.

Door de gemeente is hiervoor de Visie permanent bewoonde woonschepen 2012 opgesteld die als doel heeft het geven van sturing aan de situering en maatvoering van permanent bewoonde woonschepen en de inrichting van de oevers daarbij om zo de ruimtelijke kwaliteit en de transparantie op en nabij het water te waarborgen. Deze visie is vertaald in de “Verordening permanent bewoonde woonschepen 2012”, welstandsnota woonschepen 2012 en in voorliggend-bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk de vigerende bestemmingsplannen genoemd in Bijlage 1. Daarnaast vervangt het tevens diverse wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen, vrijstellingen en partiële herzieningen.

Het voorliggende bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard, wat betekent dat het is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Nieuw in dit bestemmingsplan is de eenduidige regeling ten aanzien van de maatvoering van de permanent bewoonde woonschepen en de bijgebouwen horende bij deze woonschepen. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van (rechts-)kracht worden van de diverse plannen.

1.2 De bij dit plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Woonschepen" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding/ plankaart, blad 1 tot en met 20 en bijhorende verklaring (tek. nr. NL.IMRO.0055.BPWoonschepen-VA01);
  • planregels;
  • deze toelichting.

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en wordt vergezeld door deze toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In Bijlage 1 is in het overzicht opgenomen op welk kaartblad welke woonschepen (op adres) zijn opgenomen. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Het plangebied

Het plangebied betreft 41 deellocaties waar permanent bewoonde woonschepen zijn gelegen verspreid over de hele gemeente. Het betreft de ligplaats zelf (waterkavel) als ook een deel van de aanliggende oever (oeverkavel).

Hoofdstuk 2 Beleid

In de keuze van het te voeren beleid dient een gemeente rekening te houden met het opgestelde beleid op diverse overheidsniveaus. In dit hoofdstuk wordt hieraan op hoofdlijnen aandacht besteed.

Verschillende overheidsinstanties hebben regelingen opgesteld, die betrekking hebben op het beheer en gebruik van openbaar(vaar)water. Sommige van die regelingen zijn ook van belang voor woonschepen. Alleen de regelgeving die van belang kan zijn voor de woonschepen is onderstaand opgenomen.

2.1 Rijksbeleid

AmvB Binnenvaart Politiereglement / Richtlijnen Vaarwegen

Volgens deze regelgeving mag een schip geen plaats nemen in de engte. Ook worden nadere eisen gesteld ten aanzien van de doorvaartprofielen.

2.2 Provinciaal beleid

Provinciale vaarwegen Fryslân

Woonschepen die zijn afgemeerd in vaarwegen welke in nautisch beheer zijn van de provincie Fryslân, moeten voldoen aan de Vaarwegenverordening Fryslân.

2.3 Gemeentelijk beleid

Op 6 november 2012 heeft de raad de Verordening permanent bewoonde woonschepen 2012 aangenomen en de Woonschepenverordening Boarnsterhim 1994 ingetrokken. Daarnaast heeft de raad op 6 november 2012 de Visie permanent bewoonde woonschepen 2012 en de Welstandsnota voor woonschepen 2012 vastgesteld.

Visie permanent bewoonde woonschepen 2012

De Visie permanent bewoonde woonschepen is opgesteld met als doel het geven van sturing aan de situering en maatvoering van permanent bewoonde woonschepen en de inrichting van de oevers daarbij. Hierdoor kan de ruimtelijke kwaliteit en de transparantie op en nabij het water worden gewaarborgd. De gemeente Boarnsterhim is een waterrijke gemeente en de relatie met het water is een onmiskenbare kernkwaliteit van de omgeving. Verrommeling van deze kernkwaliteit moet worden voorkomen. De visie permanente woonschepen 2012 beoogt onder meer de volgende resultaten te bereiken:

A. Actualisatie

De visie permanente woonschepen 2012 spreekt zich positief uit over het wonen op het water in woonschepen en geeft hiermee onder andere invulling aan het bepaalde in artikel 88 van de Huisvestingswet. De visie bevat een actualisatie van het bestaande beleid en speelt daarnaast in op nieuwe inzichten en ontwikkelingen op het gebied van wonen op het water.

B. Verduidelijking en concretisering regelgeving

De gemeente Boarnsterhim wil graag aan alle betrokkenen zo veel mogelijk duidelijkheid geven over het beleid ten aanzien van permanente woonschepen.

C. Vaststelling verordening permanente woonschepen 2012

Aanvullend hierop is er voor gekozen om het beleid onder te brengen in een verordening permanente woonschepen 2012, waarbij alle bepalingen aangaande wonen op het water bij elkaar en in onderlinge samenhang zijn opgenomen.

D. Grondslag voor toezicht en handhaving

De visie permanente woonschepen en verordening permanente woonschepen Boarnsterhim 2012 vormen samen de basis voor de uitvoering van toezicht en handhaving.

E. Water als kwaliteit benutten en meer transparantie creëren

Water heeft een historische betekenis. Het vormt de bestaansgrond van de occupatie van het gebied. Het vormt de ordende structuur, waarlangs in de loop der eeuwen het gebied is opgebouwd en is daardoor onmisbaar geworden voor de oriëntatie van de dorpen en hun omgeving.

F. Gebruik van de oevers verbeteren

Oevers zijn de “voortuinen” voor de woonschepen. Door gebrek aan achtertuinen worden bergingen en schuttingen aan de voorzijde (straatzijde) gerealiseerd. Hier moet zorgvuldig mee om worden gegaan om kwaliteit te behouden/verbeteren.

G. Ruimtelijke kwaliteit van de omgeving op en nabij het water waarborgen in algemene zin

Woonschepen zijn qua vorm, afmetingen, bouw en opbouw de laatste jaren een steeds prominenter onderdeel van de dagelijkse leefomgeving geworden. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een woonschip niet alleen een zaak is van de eigenaar van het woonschip, maar ook van de gemeente. Heldere en concrete regels voor het beeldbepalende aanzien van woonschepen in onze gemeente zullen ook een bijdrage leveren aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

De visie geeft een eenduidig begrippenkader die is overgenomen in de Verordening en voorliggend bestemmingsplan.

Belangrijk in deze is dat woonschepen worden gezien als volwaardige woonvorm.

Bij de vaststelling van de maximale afmetingen van woonschepen wordt er onderscheid gemaakt tussen het type woonschip (woonarken en historische woonschip) en in de ligging van het woonschip (in en aan de rand van dprpskommen of in het open landschap). Ook is er verschil in de maximale afmetingen voor bijgebouwen hierbij.

Er is een aanzet gegeven voor de Welstandsnota en er worden eisen gesteld ten aanzien van brandveiligheid. Ook de visie op de ligplaatsvergunning en de vereisten aan infrastructuur en nutsvoorzieningen zijn in de visie uitgewerkt.

Welstandsnota voor woonschepen 2012

De Welstandsnota voor woonschepen bevat de binnen de gemeente Boarnsterhim geldende welstandscriteria voor woonschepen. Voor alle woonschepen binnen de gemeente Boarnsterhim zijn dezelfde beeldkwaliteitscriteria van toepassing. Het doel is om hiermee een bijdrage te leveren aan het aanzien van Boarnsterhim. Tevens geeft dit beleid betrokkenen in een vroeg stadium richtinggevende informatie over de criteria die bij de aanvraag voor bouw of de verbouw een rol spelen. In de nota is onderscheid gemaakt tussen twee gebiedsdelen:

  • woonschepen in het open landschap;
  • woonschepen in of aan de rand van de dorpskernen.

Voor beide gebiedsdelen is de ambitie beschreven alsmede de toetsingscriteria bij de beoordeling voor:

  • a. het innemen van een ligplaats;
  • b. het verbouwen van een woonschip, waarbij het uiterlijk verandert;
  • c. het vervangen van een woonschip door een ander woonschip;
  • d. het plaatsen, vervangen of uitbreiden van bebouwing op de kant.

Er zijn algemene randvoorwaarden/ criteria opgenomen voor onder andere plaats, massa en oevergebruik. Daarnaast zijn er voor zowel de Woonarken als de historische woonschepen specifieke randvoorwaarden/ criteria opgenomen voor onder andere massa en vorm, detaillering, materiaal en kleur.

Verordening permanent bewoonde woonschepen 2012

De Verordening permanent bewoonde woonschepen 2012 geeft regels voor het gebruik van het al dan niet openbaar water binnen de gemeentegrenzen voor het ordelijk gebruik van de ligplaatsen voor woonschepen met een permanente woonbestemming, dit uit oogpunt van, openbare orde, veiligheid, gezondheid en het aanzien van de gemeente. Ruimtelijke aspecten uit de verordening zijn in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd.

Ligplaatsenverordening Boarnsterhim (2005)

Deze verordening regelt dat het niet is toegestaan een ligplaats in te nemen met een vaartuig, tenzij het verbod niet van toepassing is. Op basis van deze verordening heeft college een besluit genomen waarddoor een vaartuig bij een woonschip met een permanente woonbestemming mag worden afgemeerd.

Algemene plaatselijke verordening (APV)

In hoofdstuk 5 van deze verordening is opgenomen dat er een verbod geldt tot het innemen van een ligplaats in openbaar vaarwater, tenzij hiervoor een vergunning is afgegeven. In de APV is opgenomen dat deze niet van toepassing is, voor zover de Ligplaatsenverordening en de Woonschepenverordening in het onderwerp voorziet.

Overeenkomst privaatrechtelijk

Voor het gebruik van gemeentelijk water en gemeentegrond is toestemming van de gemeente Boarnsterhim nodig. Hiervoor worden huurovereenkomsten uitgegeven. Uiteraard blijven andere regelgevingen naast het bestemmingsplan en de verordening ook van kracht zoals de eisen die Provincie Fryslân in haar vaarwegenverordening stelt.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders dienen ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening een onderzoek in te stellen naar de mogelijke en wenselijke ontwikkelingen van de gemeente (respectievelijk het plangebied). Dit bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend van aard; een beperkte toets van de milieuaspecten is dus voldoende.

3.2 Cultuurhistorie

Zowel het historisch hart van Aldeboarn als van Grou heeft de status van beschermd dorpsgezicht. Het plangebied valt deels binnen dit beschermde dorpsgezicht. De aanwijziging tot Beschermd Dorpsgezicht Oldeboorn (1988) is opgenomen als Bijlage 5 bij de regels. Een volledige beschrijving van de Beschermd Dorpsgezicht Grouw (1990) is opgenomen als Bijlage 4 bij de regels. De beschermde dorpsgezichten hebben de dubbelbestemming Waarde- Cultuurhistorie gekregen.

3.3 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De nieuwe wet bestaat uit een herziening en aanvulling van de genoemde Monumentenwet 1988. De essentie van de Wet op de archeologische monumentenzorg is dat waardevolle archeologische resten in de bodem behouden blijven. Van gemeenten wordt verlangd dat zij de bescherming van archeologische waarden vroegtijdig en op een passende wijze bij de voorbereiding van hun ruimtelijk beleid betrekken.

Een betere bescherming van het bodemarchief vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de provincie het initiatief genomen om, zoveel mogelijk in samenwerking met het rijk en de gemeenten, het bodemarchief zo goed mogelijk in kaart te brengen. Dit gebeurt op de FAMKE: Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. De FAMKE is in de eerste plaats gebaseerd op twee bestaande landelijke kaarten: de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Daarnaast houdt de FAMKE rekening met de kans dat de mogelijk aanwezige archeologische resten verstoord zijn. Aan de andere kant houdt de FAMKE ook rekening met de omvang van de bodemingreep. Dit alles bij elkaar is vertaald in provinciedekkende kaarten die aangeven hoe er het beste met het bodemarchief kan worden omgegaan. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr - 1500 n Chr). Voor deze indeling in twee perioden is gekozen omdat de adviezen voor mogelijke vindplaatsen uit de steentijd vaak verschillen van die voor mogelijke jongere vindplaatsen. De adviezen die voor de verschillende zones in Fryslân gegeven worden variëren van ‘streven naar behoud' tot ‘geen nader onderzoek nodig'.

De ontwikkelingsmogelijkheden binnen dit bestemmingsplan zijn beperkt (bijgebouwen). De dubbelbestemmingen zijn overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen.

3.4 Ecologie

In Nederland is het rijksbeleid voor natuur vormgegeven via de Ecologische Hoofdstructuur. Het beleid van de Europese Unie (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn), heeft echter grote invloed op dit nationale natuurbeleid. Veel Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, ook wel aangeduid als speciale beschermingszones) liggen dan ook binnen de Ecologische Hoofdstructuur.

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura 2000).

Er kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Aangezien er geen ontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn meegenomen hoeft een natuurtoets niet plaats te vinden.

Soortenbescherming

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan hoofdzakelijk consoliderend van aard is hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden naar beschermde flora- en faunasoorten. Indien er wordt gesloopt, gebouwd of een andere activiteit plaatsvindt binnen de regeling van het bestemmingsplan, zal echter wel rekening moeten worden gehouden met de eventueel aanwezige beschermde soorten.

3.5 Water

Watertoets

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke inrichting wordt van gemeenten een sterke betrokkenheid met water bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in bestemmingsplannen geworden.

De gemeente heeft Wetterskip Fryslân geïnformeerd over het plan Woonschepen.

In Bijlage 2 is het wateradvies van het Wetterskip voor dit bestemmingsplan opgenomen. Aandachtspunt vanuit het Wetterskip zijn de in het plan aanwezige boezemkades. Een boezemkade (regionale waterkering) beschermt het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. De boezemkade heeft met een bepaalde hoogte een kerende werking. Deze kerende werking moet te allen tijde gehandhaafd worden. Aan beide kanten van de boezemkade hanteert Wetterskip Fryslân een obstakelvrije zone van 5 meter gerekend vanaf de teen van de kade. Deze obstakelvrije zone is nodig voor beheer en onderhoud van de boezemkade. Voor werkzaamheden binnen de kernzone en de obstakelvrije zone van de boezemkade is een watervergunning nodig. De kernzone en obstakelvrije zone van de boezemkade zijn in dit plan aangeduid met de aanduiding 'vrijwaringszone-dijk'.

Verder overleg met Wetterskip Fryslân is niet nodig. Wetterskip Fryslân geeft een positief wateradvies.

Vaarwegenverordening Friesland

Voor een deel van het plangebied is de Vaarwegverordening Friesland (1991) van toepassing. Voor deze wateren geldt een zone, afgebakend door de zogenoemde beheersgrens, waarbinnen het verboden is "een werk te maken, op te richten of te hebben" zonder ontheffing. Ook wijzigingen in de bestaande bebouwing zijn niet zonder toestemming van de provincie als vaarwegbeheerder toegestaan. Dit is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.

3.6 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op grond van de wet dient bij ruimtelijke ontwikkelingen een akoestisch onderzoek te worden ingesteld naar geluidbelastingen op de gevels van woningen afkomstig van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en lawaai vanwege industrie.

Onderzoek naar wegverkeerslawaai en spoorweglawaai kan achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg of spoorweg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidsgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Bovendien kan het onderzoek binnen het gebied waar een maximale snelheid van 30 km/uur geldt zonder meer achterwege blijven.

Wegverkeerslawaai

Het plan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functies bij recht of vrijstelling mogelijk, zodat onderzoek naar geluid vanwege wegverkeerslawaai niet noodzakelijk is.

Spoorweglawaai

Op grond van art. 107 Wgh zijn regels gesteld die voorzien in een zoneringsregeling. Bij ministeriële regeling is een kaart opgesteld met daarop de spoorwegen aangegeven waarop de regeling van toepassing is. Hierop is ook de zonebreedte langs de spoorwegen aangegeven. Door de gemeente loopt zich de spoorweg Zwolle - Leeuwarden. De zone langs deze spoorweg is 300 meter. Bij ontwikkelingen binnen deze zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden naar geluid vanwege het spoor.

Industrielawaai

Woonschip gelegen aan de Wjitteringswei 1001 ligt op bedrijventerrein It String. Bedrijventerrein It String in Jirnsum is aangemerkt als een Industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder waar deze categorie inrichtingen zijn gevestigd dan wel gevestigd mogen worden. Het gebied bedoelt voor "grote lawaaimakers" is specifiek op de verbeelding aangegeven evenals het gebied dat wordt gezien als industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder. Het gebied tussen het industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder en de geluidszone is eveneens aangeduid aangezien hier geen toename van geluidsgevoelige functies mag plaatsvinden.

Ook het woonschip aan de Stripe 1000 ligt in een geluidgezoneerd gebied. Het terrein rond de scheepswerf aan de Stripe is gezoneerd. Er is een zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het bedrijf niet hoger dan 48 dB (voorheen 50 dB(A)) mag zijn.

De overige woonschepen liggen niet op een geluidgezoneerd bedrijventerrein. Voor de woonschepen die zijn gelegen op of nabij bedrijven(terreinen) geldt dat op grond van de Wet Milieubeheer gevestigde bedrijven en instellingen verplicht zijn te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Dit kan dus ook het woonschip zijn.

Trillingen

Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met trillingsbronnen en de mogelijke overlast daarvan voor mensen.

Trillingen kunnen onder andere ontstaan doordat een bepaalde bron, eventueel via een gebouw, een kracht uitoefent op de bodem. Trillingen kunnen worden veroorzaakt door weg- of railverkeer en industriële activiteiten. De trilling plant zich voort via de bodem en kan zo mogelijk elders hinder of in het ergste geval schade opleveren bij bebouwing.

In het gebied of directe omgeving komt geen bedrijvigheid voor die trillingen veroorzaken die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Ook zijn er geen nieuwe ontwikkelingen gepland die trillingen tot gevolg kunnen hebben.

3.7 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. Rond bedrijven liggen hindercirkels waarvan de minimale afstanden ten opzichte van gevoelige functies (zoals woningen) bepaald worden aan de hand van onder andere het bedrijfstype en de omvang van het bedrijf. Voor het bepalen van de minimale afstanden worden de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" en de "Wet geurhinder en veehouderij (2006)/ Besluit landbouw milieubeheer (2006)" gebruikt, evenals de Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij van de gemeente Boarnsterhim. Rondom het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig waarop de "Wet geurhinder en veehouderij (2006)/ Besluit landbouw milieubeheer (2006)" en de Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij van de gemeente Boarnsterhim van toepassing zijn. Bovendien wordt met dit bestemmingsplan niet de mogelijkheid geboden nieuwe geurgevoelige objecten te ontwikkelen. Hier wordt daarom in deze paragraaf niet verder op ingegaan.

Alle vigerende bestemmingen zijn gehandhaafd. Er worden geen nieuw ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er wordt geen nadere beschouwing van de bedrijvighied binnen danwel in de nabijheid van het plangebied noodzakelijk geacht.

3.8 Bodem

Voorliggend bestemmingsplan betreft een grotendeels consoliderend plan, het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Er hoeft dan ook geen onderzoek verricht te worden naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan.

Indien sprake is van uitbreidingsmogelijkheden zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de orde komen.

3.9 Externe veiligheid

Algemeen toetsingskader

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

Risicobronnen ten aanzien van het bestemmingsplan "Woonschepen"

Aangezien sprake is van een consolidatie van vigerende bestemmingen is voor externe veiligheid uitgegaan van de vigerende plannen. Alle woonschepen zijn al aanwezig in het plangebied, alleen de bouwmogelijkheden op de kavel worden met dit bestemmingsplan eenduidig geregeld. Een nadere beschouwing van externe veiligheid wordt niet noodzakelijk geacht. Wél zijn de risicocontouren uit vigerende bestemmingsplannen bekeken. Hieruit blijkt dat alleen ter plaatse van de woonschepen gelegen aan de Boarnsterdyk 1001 t/m 1009 In Akkrum-Nes sprake is van een relevante risicobron in de vorm van een aardgastransportleiding (N-503-71-KR-001 en 002: 6 inch, 40 bar). De leiding en belemmeringenstrook zijn overgenomen op de verbeelding.

3.10 Straalpad

Kabels en leidingen zijn elementen waarmee bij ruimtelijke ontwikkelingen nadrukkelijk rekening moet worden gehouden. Binnen het plangebied (kern Terherne) loopt een straalpad. De betekenis hiervan is verder beperkt, omdat de maximale bouwhoogte binnen het gebied met deze aanduiding ('vrijwaringszone - straalpad') 26 meter bedraagt. Een dergelijke bouwhoogte is nergens toegestaan.

3.11 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Door de Milieuadviesdienst is onderzoek gedaan voor de gemeente Boarnsterhim waaruit is gebleken dat in de gemeente geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden zoals genoemd in bijlage 2 (zie bovenstaand onder a.). Gezien de aard van het bestemmingsplan (consoliderend) kan vastgesteld worden dat de toenmalige waarden nog steeds zullen gelden.

3.12 Licht

Kunstmatige verlichting komt voor bij (autosnel)wegen, fietspaden, woonkernen, bedrijventerreinen, glastuinbouwbedrijven, sportterreinen, etcetera. In essentie worden de negatieve effecten door lichthinder bepaald door enerzijds de aard, intensiteit en duur en plaats van de verlichting en anderzijds door de kans op blootstelling, die gerelateerd is aan de omgeving en de leefwijze van mens en dier.

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is alleen sprake van de gangbare vormen van licht en verlichting en vormt licht geen belemmering voor mens en dier.

3.13 Energie

In het bestemmingsplan gaat het er bij het thema energie om dat rekening gehouden wordt met duurzaamheidsaspecten bij het ontwikkelen van een plangebied.

Aangezien sprake is van een conserverend bestemmingsplan kunnen geen duurzaamheidseisen danwel mogelijkheden voor efficiënt gebruik van energie en de inzet van nieuwe energiebronnen worden opgenomen.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Dit bestemmingsplan voorziet in een eenduidige regeling voor de kavel in gebruik voor permanent bewoonde woonschepen. Dit betreft zowel de waterkavel (ligplaats) als de oeverkavel (aangrenzende oever). Het gebruik blijft dezelfde als in het vigerende bestemmingsplan.

Dit betekent dat de vigerende bestemming van de kavel hetzelfde blijft (inclusief dubbelbestemmingen en aanduidingen) met één uitzondering: in die gevallen dat de oeverkavel in eigendom is van de woonarkeigenaar en daarmee behoort tot de woonark is de bestemming, op het moment dat de vigerende bestemming openbare gronden benadrukt, aangepast overeenkomstig de door de gemeente Boarnsterhim gehanteerde systematiek voor bestemmingsplannen voor gronden in particuliere eigendom.

De regeling ten aanzien van de bouwmogelijkheden op de kavel wordt met dit bestemmingsplan eenduidig geregeld. Dit betreft de bouwmogelijkheden van het woonschip zelf als ook van de bouw van bijgebouwen op aanliggende oever.

Bij het stellen van eisen aan de maximale afmetingen van woonschepen is onderscheid gemaakt tussen woonschepen in en aan de rand van dorpskommen, woonschepen in het open landschap en historische woonschepen. Tevens worden maximale afmetingen gegeven voor bijgebouwen. Bedrijvigheid bij woonschepen wordt alleen daar toegestaan waar dit conform het vigerende bestemmingsplan ook mocht. Onder voorwaarden en met een omgevingsvergunning wordt aan huis verbonden beroepen wél toegestaan overeenkomstig het beleid van de gemeente.

Omdat sommige woonschipbewoners een groot perceel grond in gebruik hebben, moet het op bepaalde plaatsen mogelijk zijn om meer oppervlakte aan bijgebouwen te plaatsen. Vanwege de kwetsbaarheid van de open ruimte wordt dit niet bij recht maar met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt en alleen bij de woonschepen die niet gelegen zijn in het open landschap (buitengebied). Hierdoor wordt, indien inpasbaar, maatwerk geleverd. Bij de beoordeling wordt gekeken naar de ruimtelijke en landschappelijke inpasbaarheid, kwetsbaarheid van het gebied, gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en verkeersveiligheid. Een landschapsplan zal onderdeel van de motivering zijn.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels - voor zover nodig geoordeeld - van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de (op de verbeelding aangegeven) bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;

Hoofdstuk 3 Algemene regels;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  • a. een bestemmingsomschrijving en
  • b. bouwregels;

Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  • c. een afwijkingsmogelijkheid en/of
  • d. gebruiksregels.

Ad a. Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.

Ad b. Bouwregels

De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.

Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels.

Ad c. Afwijkingsmogelijkheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bepaalde regels. In beginsel betreft het afwijkingen van geringe aard, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd. Concreet betreft het in de meeste gevallen de mogelijkheid om af te wijken van de maximale maatvoeringen van het schip en de mogelijkheid om af te wijken van de maximale oppervlakte van de bijgebouwen. De afweging of in een concreet geval van de afwijkmogelijkheid gebruik kan worden gemaakt, is niet gemaakt, ook niet als de afwijkmogelijkheid in de betreffende bestemming maar één adres betreft. Deze afweging moet dus nog plaatsvinden.

Ad d. Gebruiksregels

In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. De maximale afmetingen van de woonschepen zijn opgenomen in de bouwregels. Maar een woonschip is niet altijd een bouwwerk. Daarom is in de specifieke gebruiksregels van de bestemmingen van waterkavels opgenomen dat het verboden is een ligplaats in te nemen met een woonschip dat niet voldoet aan de afmetingen, genoemd in de bouwregels. Deze bepaling is dus van toepassing op de woonschepen die geen bouwwerk zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het hele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) zijn ze in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

5.2 Nadere toelichting op de regels

Voor zover nodig worden de afzonderlijke bestemmingen van een toelichting voorzien.

Agrarisch

De bestemming Agrarisch betreft uitsluitend oeverkavels. De oeverkavel van Meersweg 1005 te Grou heeft een agrarische bestemming vanwege de agrarische bestemming in bestemmingsplan Grou. De oeverkavel van Leechlân 1000 te Grou heeft een agrarische bestemming vanwege de agrarische bestemming in Buitengebied. Voor de oeverkavel van Meersweg 1005 is een afwijkmogelijkheid opgenomen voor de maximale oppervlakte aan bijgebouwen. Dit is conform het beleid dat de afwijkmogelijkheid alleen geldt voor kavels in en aan de rand van dorpskommen.

Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan twee locaties in Terherne, conform het bestemmingsplan Terherne-Kom. Bij Stripe 1000 betreft het zowel een waterkavel als een oeverkavel; bij Buorren 1000 betreft het alleen de oeverkavel.

Bedrijventerrein

De bestemming bedrijventerrein is toegekend aan twee locaties in Warten en één in Jirnsum. Het betreft zowel water- als oeverkavels. Alle drie de locaties zijn gelegen 'in en aan de rand van de dorpskommen', zodat de afwijkmogelijkheden in beginsel op alle drie de locaties van toepassing zijn.

Bos

De bestemming Bos is toegekend aan de oeverkavel van Bûtenstreek 1000 te Warten, vanwege de bestemming Bos in het bestemmingsplan Lytse Doarpen.

Groen

De bestemming Groen betreft een deel van de oeverkavels van de woonschepen in Akkrum en twee oeverkavels in Grou (Oedsmawei 1000 en 1002). In de plannen Akkrum-Nes en Grou hadden deze percelen ook de bestemming Groen.

Recreatie - Jachthaven

Deze bestemming is toegekend aan twee locaties in Terherne: Syl 13 en Syl 1000. Het betreft zowel water- als oeverkavels. De in het bestemmingsplan Terherne-Kom opgenomen wijzigingsbevoegdheid is overgenomen.

Recreatie - Klassieke schepenhaven  

Deze bestemming is toegekend aan drie locaties in Terherne: Kupersleantsje 1001, 1003 en 1005. Het betreft zowel water- als oeverkavels. De bestemming is conform het bestemmingsplan Terherne-Kom.

Tuin

De bestemming Tuin is toegekend aan de volgende locaties:

  • Leppedyk 100, 1002 en 1004 in Akkrum;
  • Himdyk 1000 in Akkrum;
  • Boarnsterdyk 115A, 1011 en 1013 in Akkrum;
  • Westein 1000 in Aldeboarn;
  • Leppedyk 1001, 1003, 1005, 1007, 1009 en 1011 in Grou;
  • Garde Jagerswei 1000 en 1002 in Grou.

Het betreft oeverkavels in eigendom bij de woonarkeigenaar .

Verkeer

De bestemming Verkeer is toegekend aan één locatie te Aldeboarn, conform het bestemmingsplan Aldeboarn. Het gaat om de locatie Westein 1001. Het betreft een oeverkavel.

Water

Veruit de meeste waterkavels hebben deze bestemming gekregen. Zie hiervoor onder algemene toelichting op de regels hoe om te gaan met de afwijk- en gebruikregels. Vanwege de ligging in het open landschap geldt de afwijkmogelijkheid voor een grotere oppervlakte aan bijgebouwen niet voor Boarnsterdyk 1011, 1013 en 115a.

Wonen

Deze bestemming is toegekend aan de oeverkavel van de locatie Hoofdstraat 1000 te Warten. Conform het bestemmingsplan Lytse Doarpen is geen bouwvlak opgenomen, zodat de grond alleen bestemd is voor erf bij nabijgelegen woonschepen.

Dubbelbestemmingen

Leiding - Gas

Ter bescherming en het behoud van de aardgastransportleiding is een dubbelbestemming opgenomen.

Waarde - Archeologie, Waarde-Archeologische verwachtingswaarde 1

Ter bescherming en het behoud van de archeologische (verwachtings)waarden is een dubbelbestemming opgenomen. Er is een afwijkingsmogelijkheid middels een omgevingsvergunning opgenomen om de bouw ten behoeve van de basisbestemmingen mogelijk te maken. Om sturing te geven aan werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.

Waarde - Cultuurhistorie

Waar de geldende bestemmingsplannen een dergelijke dubbelbestemming kennen is deze overgenomen. Het betreft beschermde dorpsgezichten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is conform het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Op landelijk niveau wordt aangestuurd om de eis voor voldoende parkeergelegenheid op te nemen in het bestemmingsplan, vanwege het op termijn vervallen van dat onderdeel in de bouwverordening.

Mogelijk zijn er bestaande woonschepen of bestaande bijgebouwen die (legaal) groter zijn dan de toegestane maatvoering. Om deze grotere maatvoering niet onder het overgangsrecht te brengen, is in de algemene bouwregels een bepaling opgenomen die erin voorziet dat de grotere maatvoering toetsingskader is bij vervanging. Voorwaarde is dat de grotere maatvoering legaal aanwezig was op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan (10 juli 2013). Een vergelijkbare bepaling is opgenomen voor minimale maatvoeringen. Concreet gaat het dan om de afstand tussen twee woonschepen.

Algemene gebruiksregels

Het gebruik mag uitsluitend plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend. Expliciet is opgenomen wat in ieder geval onder strijdig gebruik met het bestemmingsplan wordt verstaan. Dit is conform andere plannen in de gemeente Boarnsterhim.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel worden de aanduidingen opgenomen die in beginsel over meerdere bestemmingen kunnen zijn gelegen.

De aanduiding 'geluidzone-industrie' is gegeven aan gronden die, naast de andere aangewezen bestemming(en), - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor een industrieterrein en het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege een industrieterrein op geluidgevoelige functies. Daarnaast is een regeling opgenomen voor de gronden welke zijn aangeduid met 'industrieterrein wgh'. Dit betreft de gronden die moeten worden aangemerkt als industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

Een aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' is gegeven aan de gronden waar nog sprake is van een straalverbinding. De bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag hier niet meer bedragen dan 40 m.

Een aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' is gegeven aan de kernzones en beschermingszones van de boezemkades in het plangebied. Binnen deze zones mag niet zonder omgevingsvergunning worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten dienste van deze vrijwaringszone. Voorafgaand aan verlening van een omgevingsvergunning dient een schriftelijk advies van de waterbeheerder te zijn verkregen.

Algemene afwijkingsregels

Hier wordt geregeld wanneer in algemene zin van het plan kan worden afgeweken. Voorts is van belang dat het toestaan van afwijkingen niet mag leiden tot een automatisme: conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Het beleid ten aanzien van aan huis verbonden beroepen of bedrijven en bed en brochje is opgenomen in de algemene afwijkregels.

Algemene wijzigingsregels

Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verwijderen of aangeven van nadere aanduidingen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken. En meer specifiek zijn wijzigingsgebieden aangeduid waar de vigerende bestemming kan worden gewijzigd om toekomstige ontwikkelingen mogelijk te maken.

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels:

Overgangsrecht

Bij de overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een vergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de oppervlakte met niet meer dan 10% kan eenmalig een omgevingsvergunning worden verleend. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik in beginsel mag in beginsel worden voortgezet.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in de aanpassing van de planregels betreffende permanent bewoonde woonschepen binnen Boarnsterhim. Bestemmingen zelf blijven ongewijzigd, er vinden geen aanpassingen plaats van de plankaarten /

verbeeldingen. Behalve de algemene kosten die gebruikelijk gemaakt zijn om een bestemmingsplan in procedure te brengen, zijn er geen kosten voor de gemeente aan verbonden zijn. Door middel van dit bestemmingsplan worden geen bouwplannen, als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk gemaakt. Het vaststellen van een exploitatieplan is zodoende niet noodzakelijk. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

Hoofdstuk 7 Inspraak, overleg en zienswijzen

7.1 Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan "Woonschepen" is op 23 april 2013 gepubliceerd en heeft van woensdag 24 april 2013 tot en met dinsdag 4 juni 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn 6 inspraakreacties binnengekomen, waarvan 1 reactie namens meerdere adressen. Alle inspreekreacties zijn opgenomen in Bijlage 3. De inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in de Reactienota inspraak en overleg, opgenomen als Bijlage 5 van dit bestemmingsplan.

7.2 Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Het voorontwerpbestemmingsplan "Woonschepen" is aan de daartoe aangewezen instanties toegezonden. De brieven van de overlegpartners zijn opgenomen in Bijlage 4.

De inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in de Reactienota inspraak en overleg, opgenomen als Bijlage 5 van dit bestemmingsplan.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan "Woonschepen" is op 9 juli 2013 gepubliceerd en heeft van woensdag 10 juli 2013 tot en met dinsdag 20 augustus 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Vanwege de vakantieperiode is op 30 juli 2013 de publicatie ter herinnering nogmaals gepubliceerd. De zienswijzenreacties zijn samengevat en beantwoord in de Bijlage 7. De brieven zijn toegevoegd in Bijlage 6.

november 2013