direct naar inhoud van Regels
Plan: Woonschepen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0055.BPWoonschepen-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Woonschepen van de gemeente Boarnsterhim;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0055.BPWoonschepen-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van een ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende aanbouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;

1.6 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aanbouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen - houtteelt niet daaronder begrepen - en/of door middel van het houden van vee, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;

1.8 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.11 bed en brochje

het tegen betaling aanbieden van tijdelijke logies en ontbijt in een woning welke door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aanbouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwvlakgrens

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 detailhandel perifeer

detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen:

  • detailhandel in brandbare of explosiegevaarlijke stoffen;
  • detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, fietsen en autoaccessoires, en supermarkten;
  • detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen.
1.30 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.31 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.32 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.33 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.34 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder;

1.37 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.38 historisch woonschip

drijvend of varend object te water dat herkenbaar is aan originele kenmerken en een authentieke opbouw als schip; de romp van het schip is van origine ontworpen voor varen en de opbouw bezit nog duidelijk oorspronkelijke kenmerken; het object wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf;

1.39 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.40 horeca(bedrijf)

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.41 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;

1.42 jachthaven

een haven met de daarbijbehorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren, of afgemeerd houden van pleziervaartuigen;

1.43 ligplaats

een ruimte voor het afmeren en doen laten liggen van een vaartuig;

1.44 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.45 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.46 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.47 onderbouw

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

1.48 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
  • d. indien de onder a, b en c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders te bepalen peil;
1.49 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.50 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.51 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.52 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij dit plan behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.54 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.55 steiger

een aan de oever en boven water gebouwde constructie, oorspronkelijk bedoeld voor de aanleg van een vaartuig en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken;

1.56 verbeelding
  • a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Woonschepen, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer(s) NL.IMRO.0055.BPWoonschepen-VA01, met een legenda.
  • b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Woonschepen ;
1.57 visueel open erfafscheiding

een erfafscheiding waarvan, loodrecht gemeten, minimaal 50% van een open constructie is;

1.58 volumineuze goederen

detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, fietsen en autoaccessoires;

1.59 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.60 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.61 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.62 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.63 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.64 woonark

drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw, welk object wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf;

1.65 woonschip

woonark of historisch woonschip, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend bestemd tot permanent woonverblijf van een of meer personen, niet zijnde een waterwoning.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Gebouwen en bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • d. de (bouw)hoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander-bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de oppervlakte van een bouwwerk:
    de buitenwerks gemeten oppervlakte, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1 m boven peil meegerekend;
  • f. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
    vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;
  • g. de lengte van een woonschip:
    in een rechte lijn over de langste lengte van het woonschip; stootranden, loopranden, dakranden, goten etc worden mee gemeten; bij een historisch woonschip worden ook het roer en eventuele boegspriet gemeten;
  • h. de breedte van een woonschip:
    over de grootste breedte van het woonschip; stootranden, loopranden, gangboorden, dakranden, goten etc worden mee gemeten;
  • i. de hoogte van een woonschip:
    vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de romp of opbouw; ondergeschikte boven de romp of de opbouw uitstekende delen en (redelijk) makkelijk verwijderbare onderdelen als antennes, masten en schoorstenen worden niet meegerekend; een gemetselde schoorsteen wordt wel mee gemeten;
  • j. de oppervlakte van een woonschip:
    als product van de lengte en de breedte van het woonschip.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten van andere bouwwerken dan woonschepen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (o).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch bedrijf;
  • b. het weiden van vee en/of het telen van gewassen;
  • c. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • d. water met de daarbij behorende recreatieve vaarroutes en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
  • f. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen, visplaatsen, aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mede voor erf bij nabijgelegen woonschepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 25.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, en voorzieningen - niet zijnde bouwwerken, geen gebouw zijnde, of voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Bijbehorende bouwwerken bij woonschepen

Voor bijbehorende bouwwerken bij nabijgelegen woonschepen geldt dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
  • b. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die kunnen worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk bij een woonschip wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte als bedoeld in 3.2.1 onder b.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Ten behoeve van het woonschip aan de Meersweg 1005 te Grou kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van 3.2.1 onder b ten behoeve van een maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen van niet meer dan 50 m2, indien en voor zover:

  • a. de grotere oppervlakte ruimtelijk en landschappelijk inpasbaar is; ten behoeve van de beoordeling hiervan kunnen burgemeester en wethouders een erfinrichtingsplan eisen;
  • b. de kwetsbaarheid van het gebied een grotere oppervlakte toelaat;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erf bij bedrijfsgebouwen ten behoeve van bestaande bedrijven en bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein (Bijlage 3), met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 en 2 zijn toegestaan;
    • 2. 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend bedrijven in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 zijn toegestaan;
  • b. ondergeschikte detailhandel rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', mede voor het innemen van een ligplaats met niet meer dan 1 permanent bewoond woonschip;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mede voor erf bij nabijgelegen woonschepen;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 25.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, steigers en loopplanken ten behoeve van het woonschip daaronder begrepen, tuinen, erven, terreinen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Woonschepen

Voor woonschepen geldt dat:

  • a. de lengte niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • b. de breedte niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m boven de waterlijn mag bedragen.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen, geen woonschip zijnde, geldt dat deze niet zijn toegestaan.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woonschepen

Voor bijbehorende bouwwerken bij nabijgelegen woonschepen geldt dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van hijswerktuigen en vlaggenmasten niet meer dan 15 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • c. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die kunnen worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk bij een woonschip wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte als bedoeld in 4.2.3 onder b.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. 4.2.1 ten behoeve van een grotere lengte en/of een grotere breedte, indien en voor zover:
    • 1. deze grotere lengte en/of grotere breedte nodig is in verband met onderdelen als bedoeld in Artikel 2;
    • 2. de vergroting niet meer bedraagt dan 0,5 m;
    • 3. een afstand van 5 m ten opzichte van een ernaast of erachter gelegen woonschip in acht wordt genomen;
  • b. 4.2.3 onder b ten behoeve van een maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen van niet meer dan 50 m2, indien en voor zover:
    • 1. de grotere oppervlakte ruimtelijk en landschappelijk inpasbaar is; ten behoeve van de beoordeling hiervan kunnen burgemeester en wethouders een erfinrichtingsplan eisen;
    • 2. de kwetsbaarheid van het gebied een grotere oppervlakte toelaat;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het innemen van een ligplaats met een woonschip, geen bouwwerk zijnde, dat niet voldoet aan de afmetingen, genoemd in 4.2.1 , met dien verstande dat het bepaalde in 19.2 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein (Bijlage 3), met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 en 2 zijn toegestaan;
    • 2. 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend bedrijven in de categorieën 1, 2 en 3.1 zijn toegestaan;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen in de vorm van detailhandel in auto's, boten en caravans, uitsluitend in de bestemmingsvlakken gelegen aan de Midsbuorren te Warten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', mede voor het innemen van een ligplaats met niet meer dan 1 permanent bewoond woonschip, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' geldt dat dit woonschip uitsluitend als bedrijfswoning mag worden gebruikt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mede voor erf bij nabijgelegen woonschepen;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 25.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, steigers en loopplanken ten behoeve van het woonschip daar onder begrepen, andere-werken, erven en terreinen, met dien verstande dat:

  • g. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • h. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • i. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • j. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan;
  • k. detailhandel is toegestaan voor zover rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf, waarbij voor de percelen aan de Midsbuorren te Warten geldt dat van de vloeroppervlakte van bedrijfsgebouwen ten hoogste 10% met een maximum van 100 m2 mag worden benut voor detailhandel, anders dan volumineuze detailhandel in auto's, boten en caravans;
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

5.2.1 Woonschepen

Voor woonschepen geldt dat:

  • a. de lengte niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • b. de breedte niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m boven de waterlijn mag bedragen.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen, geen woonschip zijnde, geldt dat deze niet zijn toegestaan.

5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woonschepen

Voor bijbehorende bouwwerken bij nabijgelegen woonschepen geldt dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van constructies voor het in en uit het water tillen van boten en remmingswerken niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die kunnen worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk bij een woonschip wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte als bedoeld in 5.2.3 onder b.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. 5.2.1 ten behoeve van een grotere lengte en/of een grotere breedte, indien en voor zover:
    • 1. deze grotere lengte en/of grotere breedte nodig is in verband met onderdelen als bedoeld in Artikel 2;
    • 2. de vergroting niet meer bedraagt dan 0,5 m;
    • 3. een afstand van 5 m ten opzichte van een ernaast of erachter gelegen woonschip in acht wordt genomen;
  • b. 5.2.3 onder b ten behoeve van een maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen van niet meer dan 50 m2, indien en voor zover:
    • 1. de grotere oppervlakte ruimtelijk en landschappelijk inpasbaar is; ten behoeve van de beoordeling hiervan kunnen burgemeester en wethouders een erfinrichtingsplan eisen;
    • 2. de kwetsbaarheid van het gebied een grotere oppervlakte toelaat;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. de bewoning van bedrijfsruimten;
  • b. het innemen van een ligplaats met een woonschip, geen bouwwerk zijnde, dat niet voldoet aan de afmetingen, genoemd in 5.2.1 , met dien verstande dat het bepaalde in 19.2 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bos ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoog)opgaande afschermende beplanting en bos;
  • b. water, waterlopen en waterhuishouding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mede voor erf bij nabijgelegen woonschepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 25.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, en paden.

6.2 Bouwregels

Op de voor ' Bos ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Bijbehorende bouwwerken bij woonschepen

Voor bijbehorende bouwwerken bij nabijgelegen woonschepen geldt dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat

  • d. de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • e. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die kunnen worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk bij een woonschip wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte als bedoeld in 6.2.1 onder b.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van 6.2.1 onder b ten behoeve van een maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen van niet meer dan 50 m2, indien en voor zover:

  • a. de grotere oppervlakte ruimtelijk en landschappelijk inpasbaar is; ten behoeve van de beoordeling hiervan kunnen burgemeester en wethouders een erfinrichtingsplan eisen;
  • b. de kwetsbaarheid van het gebied een grotere oppervlakte toelaat;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, strand, bermen en beplanting;
  • b. paden, speelvoorzieningen;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mede voor erf bij nabijgelegen woonschepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 25.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, paden en verhardingen.

7.2 Bouwregels

Op de voor ' Groen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

7.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan bijbehorende bouwwerken bij een woonschip, welke uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, grenzend aan de weg of het openbaar groen, niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in de overige situaties de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • e. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die kunnen worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk bij een woonschip wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte als bedoeld in 7.2.1 onder b.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. 7.2.1 onder b ten behoeve van een maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen van niet meer dan 50 m2, indien en voor zover:
    • 1. de grotere oppervlakte ruimtelijk en landschappelijk inpasbaar is; ten behoeve van de beoordeling hiervan kunnen burgemeester en wethouders een erfinrichtingsplan eisen;
    • 2. de kwetsbaarheid van het gebied een grotere oppervlakte toelaat;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. 7.2.2 onder a voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 2 m bij uitsluitend visueel open erfafscheidingen;
  • c. 7.2.2 onder b voor het verhogen van de bouwhoogte tot ten hoogste 3 m, mits de noodzaak voor afschermende en beschermende werking is aangetoond.
7.3.2 Afwegingskader

De in 7.3.1 onder b en c genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Recreatie - Jachthaven

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Jachthaven ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jachthaven met vaste ligplaatsen en passantenplaatsen voor recreatievaartuigen en bijbehorende voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', mede voor het innemen van een ligplaats met niet meer dan 1 permanent bewoond woonschip;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mede voor erf bij nabijgelegen woonschepen;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 25.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, steigers en loopplanken ten behoeve van het woonschip daaronder begrepen, hijswerktuigen en vlaggenmasten-, verhardingen en voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Jachthaven ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

8.2.1 Woonschepen

Voor woonschepen geldt dat:

  • a. de lengte niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • b. de breedte niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m boven de waterlijn mag bedragen.
8.2.2 Havengebouwen

Voor havengebouwen geldt dat deze niet zijn toegestaan.

8.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woonschepen

Voor bijbehorende bouwwerken bij nabijgelegen woonschepen geldt dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van hijswerktuigen en vlaggenmasten niet meer dan 15 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • c. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die kunnen worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk bij een woonschip wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte als bedoeld in 8.2.3 onder b.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. 8.2.1 ten behoeve van een grotere lengte en/of een grotere breedte, indien en voor zover:
    • 1. deze grotere lengte en/of grotere breedte nodig is in verband met onderdelen als bedoeld in Artikel 2;
    • 2. de vergroting niet meer bedraagt dan 0,5 m;
    • 3. een afstand van 5 m ten opzichte van een ernaast of erachter gelegen woonschip in acht wordt genomen;
  • b. 8.2.1 onder b ten behoeve van een maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen van niet meer dan 50 m2, indien en voor zover:
    • 1. de grotere oppervlakte ruimtelijk en landschappelijk inpasbaar is; ten behoeve van de beoordeling hiervan kunnen burgemeester en wethouders een erfinrichtingsplan eisen;
    • 2. de kwetsbaarheid van het gebied een grotere oppervlakte toelaat;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het innemen van een ligplaats met een woonschip, geen bouwwerk zijnde, dat niet voldoet aan de afmetingen, genoemd in 8.2.1 , met dien verstande dat het bepaalde in 19.2 van overeenkomstige toepassing is.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' wijzigen ten behoeve van de realisatie van een bedrijfsgebouw met een maximale omvang van 100 m², met dien verstande dat:

  • a. in de bedrijfsloods bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan conform de als Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten onder categorie 1 en 2;
  • b. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. landschappelijke kwaliteiten;
    • 3. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    • 4. de verkeersveiligheid;
  • c. van deze wijzigingsbevoegdheid geen gebruik mag worden gemaakt als reeds 100 m2 mag worden gebouwd met toepassing van artikel 10.6 van het bestemmingsplan Terherne-Kom (vastgesteld 7 september 2010).

Artikel 9 Recreatie - Klassieke schepenhaven

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Klassieke schepenhaven ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een haven voor klassieke schepen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', mede voor het innemen van een ligplaats met een permanent bewoond woonschip, waarbij geldt dat de afstand tussen twee naast of achter elkaar liggende woonschepen ten minste 5 m bedraagt, welke afstand tot stand wordt gebracht doordat met elk der woonschepen een afstand van 2,5 m tot de daartussen gelegen grens van de waterkavel in acht wordt genomen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mede voor erf bij nabijgelegen woonschepen;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in artikel 25.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, steigers en loopplanken ten behoeve van een woonschip daaronder begrepen - verhardingen en voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Klassieke schepenhaven ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

9.2.1 Woonschepen

Voor woonschepen geldt dat:

  • a. de lengte niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • b. de breedte niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m boven de waterlijn mag bedragen.
9.2.2 Havengebouwen

Voor havengebouwen geldt dat deze niet zijn toegestaan.

9.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woonschepen

Voor bijbehorende bouwwerken bij nabijgelegen woonschepen geldt dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die kunnen worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk bij een woonschip wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte als bedoeld in 9.2.3 onder b.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. 9.2.1 ten behoeve van een grotere lengte en/of een grotere breedte, indien en voor zover:
    • 1. deze grotere lengte en/of grotere breedte nodig is in verband met onderdelen als bedoeld in Artikel 2;
    • 2. de vergroting niet meer bedraagt dan 0,5 m;
    • 3. een afstand van 5 m ten opzichte van een ernaast of erachter gelegen woonschip in acht wordt genomen;
  • b. 9.2.3 onder b ten behoeve van een maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen van niet meer dan 50 m2, indien en voor zover:
    • 1. de grotere oppervlakte ruimtelijk en landschappelijk inpasbaar is; ten behoeve van de beoordeling hiervan kunnen burgemeester en wethouders een erfinrichtingsplan eisen;
    • 2. de kwetsbaarheid van het gebied een grotere oppervlakte toelaat;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het innemen van een ligplaats met een woonschip, geen bouwwerk zijnde, dat niet voldoet aan de afmetingen, genoemd in 9.2.1 , met dien verstande dat het bepaalde in 19.2 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mede voor erf bij nabijgelegen woonschepen;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 25.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, erven, parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor ' Tuin ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

10.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan bijbehorende bouwwerken bij een woonschip, welke uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die kunnen worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk bij een woonschip wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte als bedoeld in 10.2.1 onder b.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van 10.2.1 onder b ten behoeve van een maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen van niet meer dan 50 m2, indien en voor zover:

  • a. de grotere oppervlakte ruimtelijk en landschappelijk inpasbaar is; ten behoeve van de beoordeling hiervan kunnen burgemeester en wethouders een erfinrichtingsplan eisen;
  • b. de kwetsbaarheid van het gebied een grotere oppervlakte toelaat;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, voet- en fietspaden;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mede voor erf bij nabijgelegen woonschepen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 25.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, en bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder begrepen bruggen.

De bestemming voorziet, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel.

11.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

11.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan bijbehorende bouwwerken bij een woonschip, welke uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die kunnen worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk bij een woonschip wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte als bedoeld in 11.2.1 onder b.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van 11.2.1 onder b ten behoeve van een maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen van niet meer dan 50 m2, indien en voor zover:

  • a. de grotere oppervlakte ruimtelijk en landschappelijk inpasbaar is; ten behoeve van de beoordeling hiervan kunnen burgemeester en wethouders een erfinrichtingsplan eisen;
  • b. de kwetsbaarheid van het gebied een grotere oppervlakte toelaat;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Water ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging, waterhuishouding, watergangen en waterlopen en oeverstroken;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', mede het innemen van een ligplaats met een permanent bewoond woonschip, waarbij geldt dat:
    • 1. het aantal woonschepen niet meer dan 1 mag bedragen;
    • 2. de afstand tussen twee naast of achter elkaar liggende woonschepen ten minste 5 m bedraagt, welke afstand tot stand wordt gebracht doordat met elk der woonschepen een afstand van 2,5 m tot de daartussen gelegen grens van de waterkavel in acht wordt genomen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mede voor erf bij nabijgelegen woonschepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 25.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende bouwwerken, steigers en loopplanken ten behoeve van het woonschip daaronder begrepen.

12.2 Bouwregels

Op de voor ' Water ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

12.2.1 Woonschepen in het open landschap

Voor woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' geldt dat:

  • a. de lengte mag niet meer dan 25 m bedragen;
  • b. de breedte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 2,8 m boven de waterlijn bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m boven de waterlijn bedragen.
12.2.2 Historische woonschepen

Voor woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - historisch woonschip' geldt dat:

  • a. de lengte niet meer dan 26 m mag bedragen;
  • b. de breedte niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • c. de hoogte van de luikenkap niet meer dan 2,7 m boven de waterlijn mag bedragen;
  • d. de hoogte van de stuurhut niet meer dan 5 m boven de waterlijn mag bedragen;
  • e. de hoogte van de opbouw niet meer dan 0,9 m boven het gangbord mag bedragen, exclusief stuurhut en roef;
  • f. de opbouw de onderbouw niet mag domineren.
12.2.3 Overige woonschepen

Voor woonschepen niet zijnde woonschepen als bedoeld in 12.2.1 en 12.2.2 geldt dat:

  • a. de lengte niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • b. de breedte niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m boven de waterlijn mag bedragen;
12.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woonschepen

Voor bijbehorende bouwwerken geldt dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
12.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. steigers anders dan ten behoeve van een woonschip niet zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 4 m mag bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. 12.2.1 onder a en b, 12.2.2 onder a en b en 12.2.3 onder a en b ten behoeve van een grotere lengte en/of een grotere breedte, indien en voor zover:
    • 1. deze grotere lengte en/of grotere breedte nodig is in verband met onderdelen als bedoeld in Artikel 2;
    • 2. de vergroting niet meer bedraagt dan 0,5 m;
    • 3. een afstand van 5 m ten opzichte van een ernaast of erachter gelegen woonschip in acht wordt genomen;
  • b. 12.2.4 onder b ten behoeve van een maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen van niet meer dan 50 m2, indien en voor zover:
    • 1. niet wordt gebouwd ten behoeve van de woonschepen gelegen aan de Boarnsterdyk 1011, 1013 en 115A te Akkrum;
    • 2. de grotere oppervlakte ruimtelijk en landschappelijk inpasbaar is; ten behoeve van de beoordeling hiervan kunnen burgemeester en wethouders een erfinrichtingsplan eisen;
    • 3. de kwetsbaarheid van het gebied een grotere oppervlakte toelaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 12.2.5 onder b ten behoeve van de bouw van een steiger anders dan ten behoeve van een woonschip, indien en voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de omgeving;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de doorvaart van schepen.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik strijdig met deze bestemming wordt begrepen het innemen van een ligplaats met een woonschip, geen bouwwerk zijnde, dat niet voldoet aan de afmetingen, genoemd in 12.2.1 , 12.2.2 en 12.2.3 , met dien verstande dat het bepaalde in 19.2 van overeenkomstige toepassing is.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van 12.1 onder b sub 2 en worden toegestaan dat een geringere afstand tussen twee naast of achter elkaar liggende woonschepen, indien en voor zover:

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' voor erf bij nabijgelegen woonschepen;
  • b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. de inrichting en het beheer van vaarwegen voor zover de gronden zijn gelegen binnen de in 25.2 aangegeven beheersgrenzen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

13.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

13.2.1 Bijbehorende bouwwerken bij woonschepen

Voor bijbehorende bouwwerken bij woonschepen geldt dat:

  • a. deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonschip niet meer dan 25 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die kunnen worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk bij een woonschip wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte als bedoeld in 13.2.1 onder b.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. 13.2.1 onder b ten behoeve van een maximale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen van niet meer dan 50 m2, indien en voor zover:
    • 1. de grotere oppervlakte ruimtelijk en landschappelijk inpasbaar is; ten behoeve van de beoordeling hiervan kunnen burgemeester en wethouders een erfinrichtingsplan eisen;
    • 2. de kwetsbaarheid van het gebied een grotere oppervlakte toelaat;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. 13.2.2 onder a en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot 3 m.
13.3.2 Afwegingskader

De in 13.3.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse aardgastransportleiding, waarbij geldt dat de bestemming ' Leiding - Gas ' ten opzichte van andere bestemmingen van primaire betekenis is.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het aardgastransport.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de (basis)bestemming, mits geen kwetsbaar object wordt toegelaten en vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder, uit welk advies blijkt dat tegen het bouwen uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bij voorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bij voorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanbrengen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • h. het permanent opslaan van goederen.
14.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in 14.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer van de gasleiding betreffen;
  • b. op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • c. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
14.4.3 Advies

In het kader van de aanvraag van de in 14.4.1 genoemde vergunning wordt vooraf advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 15 Waarde - Archeologie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie ' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

Op de voor ' Waarde - Archeologie ' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in 15.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de basisbestemming.

15.3.2 Afwegingskader

De in 15.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische en/of cultuurhistorische waarde geen bezwaar bestaat en nadat de provinciaal archeoloog daaromtrent is gehoord.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen van gronden, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden betreft met een oppervlak groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;
  • b. het graven of dempen van watergangen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
  • d. het verlagen van het waterpeil.
15.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • d. op archeologisch onderzoek gericht zijn.
15.4.3 Afwegingskader

De in 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. de volgende voorschriften in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om voorschriften aan de vergunning te verbinden wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.

Artikel 16 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor ' Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden.

16.1.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid gaan deze regels vóór de regels die ingevolge andere regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

16.2 Bouwregels

Op de voor ' Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1 ' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd.

16.2.1 Uitzonderingen

Het bepaalde in 16.2 is niet van toepassing op:

  • a. bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2, waarbij de bodem niet op een grotere diepte dan 0,3 m zal kunnen worden verstoord;
  • c. bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;
  • d. bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden, die blijkens de aanvraag (zullen) worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

16.3.2 Afwegingskader
  • a. Een in 16.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden toegestaan indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen een of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.3.3 Vergunning niet vereist

Een in 16.3.1 genoemde vergunning is niet vereist indien:

  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt.
16.3.4 Verplichtingen

Aan een in 16.3.1 genoemde vergunning kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Verbod

Het is in onderstaande gevallen verboden om zonder een omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op gronden over een oppervlakte van 500 m² of meer uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van reeds bestaande drainage;
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het beplanten van gronden met diepwortelende bomen en struiken.
16.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • e. ten dienste van de in 16.2.1 genoemde bouwwerkzaamheden;
  • f. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een door burgemeester en wethouders geaccordeerd rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
16.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in 16.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning kan advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
16.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming van het gebied wijzigen dan wel laten vervallen:

  • a. indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
  • b. indien andere wettelijke regelen daartoe aanleiding geven.

Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Cultuurhistorie ' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van:

  • a. voor de bestemmingsvlakken in Grou: het beschermde dorpsgezicht, wat tot uitdrukking komt in de structuur en de ruimtelijke kwaliteit van het beschermde dorpsgezicht, zoals in de toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht is beschreven, opgenomen in Beschermd dorpsgezicht Grouw (Bijlage 4);
  • b. voor het bestemmingsvlak in Aldeboarn: de cultuurhistorische waarden zoals beschreven in Beschermd dorpsgezicht Oldeboorn (Bijlage 5).
17.2 Bouwregels

Op de voor ' Waarde - Cultuurhistorie ' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, de gevelbreedte, de goot- en bouwhoogte, de dakhelling en de nokrichting, zoals die bestond op het op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan gehandhaafd dient te worden.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, de nokrichting van de kappen van gebouwen, de gevelindeling en het materiaal- en kleurgebruik ten behoeve van het behoud, de versterking en/of het herstel van het beschermde dorpsgezicht.

17.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 24.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

17.4 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in 17.2 en toestaan dat de hoofdvorm van de gebouwen, zoals die bestond op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan niet wordt gehandhaafd.

17.4.1 Afwegingskader

De in 17.4 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  • a. voor zover de bouwwerken voldoen aan de regels van de basisbestemming;
  • b. het beschermde dorpsgezicht niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. nadat een onafhankelijke, deskundige instantie daar omtrent is gehoord.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
  • b. het planten van bomen;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • d. het verharden van de openbare ruimte, alsmede de onbebouwde ruimte vóór de voorgevelrooilijnen;
  • e. het wijzigen van de aard van de oppervlakteverhardingen.
17.5.2 Uitzondering op verbod

Het in 17.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan;
  • c. waarin de Monumentenwet 1988 voorziet.
17.5.3 Afwegingskader

De in 17.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend:

  • a. indien door de werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen gevaar of onevenredig nadeel ontstaat voor het beschermde dorpsgezicht;
  • b. nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed daaromtrent is gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene bouwregels

19.1 Parkeren

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat per gebouw moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

19.2 Afwijkende maatvoering

In afwijking van de in de regels vermelde:

  • a. maximale maatvoering geldt dat indien een grotere maatvoering legaal aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze grotere maatvoering als maximum mag worden gehanteerd;
  • b. minimale maatvoering geldt dat indien een kleinere maatvoering legaal aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze kleinere maatvoering als minimum mag worden gehanteerd.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

20.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor aan huis verbonden beroep en/of aan huis verbonden bedrijf en/of bed en brochje;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
20.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het innemen van een ligplaats met kleine open vaartuigen die zijn gebouwd en bedoeld om uitsluitend of hoofdzakelijk door spierkracht te worden voortbewogen en/of het innemen van een ligplaats met ten hoogste twee andere vaartuigen voor eigen gebruik, niet zijnde recreatie-arken conform de Ligplaatsenverordening 2012.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 geluidzone - industrie
21.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor een industrieterrein en het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege een industrieterrein op geluidgevoelige functies.

21.1.2 Bouwregels

Er mogen geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd.

21.1.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van niet-geluidgevoelige objecten voor geluidgevoelige functies.

21.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

21.2 industrieterrein wgh
21.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'industrieterrein wgh' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor een industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

21.2.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal geluidsgevoelige functies.

21.2.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van niet-geluidgevoelige objecten voor geluidgevoelige functies.

21.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding  wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

21.3 vrijwaringszone - dijk
21.3.1 Doeleindenomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - dijk ' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de (nabijgelegen) waterkering.

21.3.2 Bouwregels

Op de voor ' vrijwaringszone - dijk ' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten dienste van deze vrijwaringszone.

21.3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.3.2 voor het bouwen ten dienste van en conform een voorkomende bestemming, mits geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, beheer en onderhoud van de waterkering.

21.3.4 Advies

Voorafgaand aan verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 22.3.3 dient daaromtrent een schriftelijk advies van de waterbeheerder te zijn verkregen.

21.4 vrijwaringszone - straalpad
21.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - straalpad ' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van het straalpad.

21.4.2 Bouwregels

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - straalpad ' geldt dat indien op grond van de onderliggende bestemming(en) een grotere bouwhoogte is toegestaan, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, op die gronden niet meer mag bedragen dan 26 m, tenzij uit overleg met de straalpad- beheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de straalverbinding geen bezwaar bestaat.

21.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

22.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of de -intensiteit daartoe aanleiding geven (geeft);
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
  • g. de regels over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • h. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  • i. 20.1 onder c ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf of bed en brochje, mits de activiteiten uitsluitend worden uitgeoefend binnen het woonschip, waarbij tevens de volgende regels in acht worden genomen:
    • 1. de oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van het woonschip (feitelijke oppervlakte) en de bijbehorende bouwwerken (toegestane oppervlakte), met dien verstande dat voor bed en brochje geldt dat sprake is van maximaal 4 slaapplaatsen in ten hoogste 2 van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf;
    • 2. het woonschip blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge de Verordening permanent bewoonde woonschepen 2012 (Bijlage 2);
    • 3. het gebruik de woonfunctie ondersteunt; dat wil zeggen dat de gebruiker van het woonschip ook de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
    • 4. geen personeel is toegelaten;
    • 5. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij geldt dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een omgevingsvergunning voor een milieu-inrichting verplicht is of industriële handelingen inhouden;
    • 6. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten en voor parkeren; buitenopslag is niet toegestaan;
    • 7. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
    • 8. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
    • 9. reclameborden met een maximale omvang van 0,5 m2 zijn toegestaan.
22.2 Afwegingskader

De in 22.1 bedoelde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting wordt gedaan aan:

  • a. de stedenbouwkundig kwaliteit van de omgeving;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de externe veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

23.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding verwijderen of aangeven;
  • b. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • c. de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe nadere aanduidingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
23.2 Afwegingskader
23.2.1 Algemeen afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
23.2.2 Onevenredige schade en uitvoerbaarheid

Indien de waarden en/of belangen als genoemd in 23.2.1 onevenredig worden geschaad en/of de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vinden de genoemde wijzigingsbevoegd- heden geen toepassing.

Artikel 24 Algemene procedureregels

24.1 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 25 Overige regels

25.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de voorschriften ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.
25.2 Vaarwegenverordening Fryslân
25.2.1 Bouwwerken

Ingevolge de Vaarwegenverordening Fryslân is ter hoogte van:

  • a. het Prinses Margrietkanaal binnen een zone van respectievelijk 20 m binnen de bebouwde kom en 30 m buiten de bebouwde kom grenzend aan de bestemming 'Water' ontheffing nodig voor het oprichten van bouwwerken;
  • b. de watergang de Rjochte Grou binnen een zone van 15 m grenzend aan de bestemming ' Water ' ontheffing nodig voor het oprichten van bouwwerken;
  • c. de watergang de Nije Sansleat binnen een zone van 20 m grenzend aan de bestemming ' Water ' ontheffing nodig voor het oprichten van bouwwerken;
  • d. de watergang de Boarn binnen een zone van 5 m grenzend aan de bestemming 'Water' ontheffing nodig voor het oprichten van bouwwerken;
25.2.2 Werken en werkzaamheden

Ingevolge de Vaarwegenverordening Fryslân is ter hoogte van:

  • a. het Prinses Margrietkanaal binnen een zone van 30 m grenzend aan de bestemming 'Water' ontheffing nodig voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden;
  • b. de watergang de Rjochte Grou binnen een zone van 20 m grenzend aan de bestemming ' Water ' ontheffing nodig voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden;
  • c. de watergang de Nije Sansleat binnen een zone van 30 m grenzend aan de bestemming ' Water ' ontheffing nodig voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden;
  • d. de watergang de Boarn binnen een zone van 10 m grenzend aan de bestemming ' Water ' ontheffing nodig voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
25.3 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, betreffen de adressen zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.

25.4 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht bouwwerken

26.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
26.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

26.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 27 Overgangsrecht gebruik

27.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

27.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

27.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

27.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Woonschepen .

5 november 2013.