direct naar inhoud van 4.12 M.e.r.-beoordeling
Plan: Recreatieterrein Horsterwold 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.BPrtHorsterwold-VS01

4.12 M.e.r.-beoordeling

Op grond van de Wet milieubeheer is het verplicht ten aanzien van plannen, gevallen, activiteiten en besluiten die (mogelijk) grote gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een procedure voor milieueffectrapportage (m.e.r.) te doorlopen. De m.e.r. is bedoeld om milieubelangen meer expliciet af te wegen bij het opstellen van plannen en het uitvoeren van projecten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen "m.e.r.-plichtige activiteiten" waarvoor een volledig milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld en "m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten" waarbij moet worden afgewogen of sprake kan zijn van significante negatieve gevolgen voor het milieu.

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Het besluit is aangepast waarbij de drempelwaarden indicatief zijn geworden en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten zijn uitgebreid. Het indicatief worden van de drempelwaarden betekent dat, als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft, er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van vergewissen of de activiteiten ook beneden de drempel geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Een m.e.r. is verplicht bij bestemmingsplannen indien de activiteiten in het plan mogelijk tot significante gevolgen leiden voor Natura 2000-gebieden, zodat een passende beoordeling nodig is en/of het plan kaders stelt voor activiteiten in het plangebied waarvoor volgens de Wet milieubeheer een besluit m.e.r.(-beoordeling) verplicht is. Gelet op de aard van het bestemmingsplan (conserverend) en de ligging ten opzichte van Natura 2000-gebieden worden geen effecten op habitats of soorten met een instandhoudingsdoelstelling verwacht, waardoor geen passende beoordeling nodig is.

In het Besluit milieueffectrapportage zijn m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten en indicatieve drempelwaarden opgenomen. Recreatieterreinen zijn opgenomen op de D-lijst onder D.10. Op basis hiervan is een m.e.r.-beoordeling nodig, indien een aanleg, wijziging of uitbreiding betrekking heeft op 250.000 bezoekers per jaar, een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.

Het voorliggende bestemmingsplan bevat een beperkte wijziging, namelijk een recreatiewoning toestaan in plaats van een tweede bedrijfswoning en het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor een eventuele omzetting van een recreatiewoning naar een tweede bedrijfswoning.

Het voorliggende bestemmingsplan valt niet onder de drempelwaarden. Het recreatieterrein ligt namelijk niet in een gevoelig gebied en de oppervlakte van het terrein is 22,5 hectare. Het plan valt dus beneden deze drempelwaarden.

De drempelwaarden zijn echter indicatief. Daarom moet vervolgens worden gekeken naar de kenmerken van de ontwikkeling, de plaats van de ontwikkeling en de kenmerken van mogelijke effecten. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst van het nieuwe Besluit milieueffectrapportage die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden liggen.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ("wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?") moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn "betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten".

4.12.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Naar aanleiding van het gestelde hierboven moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De toets kan gebeuren aan de hand van de aspecten die in de voorgaande paragrafen al aan de orde zijn geweest, voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.

Bodem

In paragraaf 4.2 is ingegaan op het aspect bodem.

Hierin is aangegeven dat in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.

Archeologie

Paragraaf 4.3 gaat in op het aspect archeologie.

Hieruit blijkt dat er in principe geen belemmeringen voor het bestemmingsplan te verwachten zijn vanuit het aspect archeologie. Wel wordt een beschermde regeling opgenomen voor archeologie door middel van een dubbelbestemming. Archeologisch vooronderzoek is nodig bij grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen. Vrijstelling geldt voor ingrepen met een oppervlakte tot 1,5 hectare of een diepte van minder dan 80 centimeter.

In vergelijking met het vigerende bestemmingsplan is er geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen. In verband met het aspect archeologie wordt een dubbelbestemming opgenomen.

Landschap en cultuurhistorie

Het plangebied ligt niet in een Nationaal Landschap of een Belvedere gebied.

Uit paragraaf 4.3 blijkt dat in het plangebied geen archeologische monumenten en monumenten met de status rijksmonument of gemeentelijke monument aanwezig zijn. Ook is de overige cultuurhistorische waarde van het plangebied gering.

Er worden geen belangrijke nadelige gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden verwacht, als gevolg van dit bestemmingsplan in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan.

Water

In paragraaf 4.4 is aandacht geschonken aan het aspect water.

Voor deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is het relevant om te melden dat het plangebied niet in een waterwingebied en/of een grondwaterbeschermingsgebied ligt.

Voor water zal geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit bestemmingsplan in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan

Ecologie

In paragraaf 4.5 is nader ingegaan op het aspect ecologie.

Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is Veluwerandmeren. Dit gebied ligt op 2,5 kilometer afstand van het plangebied. Aangezien de activiteit beneden de genoemde drempelwaarden ligt (de kenmerken van de ontwikkeling) en de wijziging beperkt is, wordt er van uitgegaan dat de ontwikkeling naar verwachting geen negatieve effecten zal veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Tevens was de mogelijkheid voor een tweede bedrijfswoning ook reeds toegestaan in het vigerende bestemmingsplan.

Voor het aspect ecologie zal geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit bestemmingsplan in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan.

Geluid

In paragraaf 4.6 is met betrekking tot geluid het volgende geconcludeerd.

Het plangebied bevindt zicht buiten de geluidszones van de gezoneerde terreinen Trekkersveld I, II en III en Horsterparc. Het voorliggende bestemmingsplan is geen beperking voor de geluidszones.
In het voorliggend bestemmingsplan worden bij recht geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor een tweede bedrijfswoning dient te worden voldaan aan het aspect geluid.
Als gevolg van het voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan.

Luchtkwaliteit

In paragraaf 4.7 is het aspect luchtkwaliteit aan de orde gekomen. Hieruit blijkt dat er geen sprake zal zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit bestemmingsplan in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan.

Bedrijven en milieuzonering

Paragraaf 4.8 gaat in op het aspect bedrijven en milieuzonering.

Binnen een zone van 50 meter rondom het recreatieterrein zijn geen woningen, agrarische bedrijven en overige bedrijven gelegen. Op een afstand van circa 175 meter ligt het gezoneerde terrein Horsterparc. Recreatieterrein Horsterwold ligt niet in de geluidszone van het terrein.

Als gevolg van dit bestemmingsplan in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan zal geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen.

Externe veiligheid

In paragraaf 4.9 is nader ingegaan op het aspect externe veiligheid.

Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan zal geen belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. Voldaan wordt aan de vigerende wet- en regelgeving. Gezien de afwezigheid van de noodzaak tot nader onderzoek van de verschillende milieuaspecten is geen m.e.r.-beoordeling nodig.