direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Ter Apel Dorp
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0902-on01

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten stellen ten behoeve van een goede provinciale ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de provincie één of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkelingen van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de provincie te voeren ruimtelijk beleid.

Basis voor het provinciale ruimtelijke beleid wordt gevormd door het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Om de doelen uit het POP na te streven heeft vertaling plaats gevonden in de provinciale verordening.

Provinciale Staten Groningen hebben 17 juni 2009 het Provinciaal Omgevingsplan (POP) 2009 - 2013 en de Omgevingsverordening 2009 vastgesteld. Nieuwe plannen dienen aan de verordening te worden getoetst.

In het navolgende volgt een beschrijving van het relevante beleid uit het POP 2009-2013 en de Omgevingsverordening 2009.

POP 2009-2013
Het nieuwe POP richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan (grotendeels) conserverend van aard is, zijn niet alle onderwerpen relevant. Onderstaand volgt een beschrijving van het beleid over de ruimtelijke karakteristiek, bedrijvigheid, wonen en voorzieningen.

Ruimtelijke karakteristiek
De gehele provincie is in het POP op basis van de kernkarakteristieken en belangrijke ontwikkelingen (de dynamiek) ingedeeld in elf gebieden. Binnen de elf gebieden komen verschillende landschapstypen voor. Het plangebied maakt onderdeel uit van het deelgebied Veenkoloniën, dat gekenmerkt wordt door een heide-ontginningslandschap.

Bedrijvigheid
De provincie wil ter bescherming van het landschap dat niet-stuwende, lokale en subregionale bedrijven (uitgezonderd agrarische bedrijven en detailhandel) zich in beginsel vestigen of uitbreiden op lokale bedrijventerreinen bij de grotere kernen. De inrichting van de terreinen moet zijn aangepast aan de lokale situatie en passen bij de beeldkwaliteit. Onder bepaalde voorwaarden is verplaatsing van (delen van) lokaal bedrijventerrein naar een geschiktere locatie mogelijk. Ook blijken solitaire bedrijven niet altijd op de goede plaats te liggen. Verplaatsing is mogelijk onder een aantal voorwaarden van de provincie:

  • de noodzaak voor verplaatsing is aangetoond;
  • bij het zoeken naar een nieuwe locatie is de SER-ladder toegepast;
  • de nieuwe locatie sluit aan bij bestaand bedrijventerrein;
  • het areaal bedrijventerrein neemt per saldo niet toe: dat betekent dat de oorspronkelijke locatie een andere bestemming krijgt;
  • de nieuwe locatie is landschappelijk en stedenbouwkundig goed ingepast in de omgeving.

Wonen en voorzieningen
De provincie heeft een aantal doelstellingen op het vlak van wonen en voorzieningen. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor verbetering van de leefbaarheid in bestaande wijken, buurten en dorpen en de bijbehorende sociale infrastructuur. Zij zorgen ervoor dat maatschappelijke instellingen en andere betrokkenen hierbij samenwerken en ontwikkelen plannen om de leefbaarheid van buurten, wijken en dorpen in stand te houden en te verbeteren. Met gemeenten en woningbouwcorporaties heeft de provincie convenanten 'Wonen met Zorg' afgesloten, met name om de positie van kwetsbare groepen te verbeteren. De provincie levert een bijdrage aan de uitvoering van de actieprogramma's van deze convenanten en verstrekken subsidies voor multifunctionele centra. Wat verder op dit vlak van belang is, is dat de voorzieningen goed bereikbaar zijn, met name via het openbaar vervoer.

De provincie wil met de gemeenten in de Eemsdelta en Oost-Groningen en de gemeente De Marne afspraak maken hun visie en aanpak vast te leggen in een woon- en leefbaarheidsplan. Dit woon- en leefbaarheidsplan komt in de volgende paragraaf aan de orde.

Omgevingsverordening
De omgevingsverordening geeft allereerst aan welke aspecten van provinciaal belang zijn. Dat zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit, met name de landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en belevingswaarde (rust, ruimte, stilte, duisternis) van het landelijk gebied, inclusief de daarin gelegen kleinere dorpen, de randen en silhouetten van het bebouwde gebied;
  • functie landelijk gebied (landbouw, natuur, recreatie, gebruik diepe ondergrond);
  • volkshuisvesting (concentratie/bundeling en contingentering woningbouw);
  • bedrijvigheid (concentratie/bundeling bedrijfsterreinen, locatiebeleid bedrijfsterreinen, detailhandelsstructuur, locaties voor grootschalige voorzieningen);
  • verkeer en vervoer (provinciale wegen en kanalen, bereikbaarheid);
  • duurzame ontwikkeling en energie;
  • veiligheid (waterkering, noodwaterberging, transport gevaarlijke stoffen).

In het onderhavige plan is de ruimtelijke kwaliteit, volkshuisvesting, bedrijvigheid, verkeer en vervoer, duurzame ontwikkeling en energie en veiligheid van belang. In hoofdstuk 4 van de verordening is specifiek aangegeven wat een bestemmingsplan moet bevatten.

De toelichting op een bestemmingsplan omvat een paragraaf over de ruimtelijke kwaliteit die inzicht biedt in:

  • a. de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied;
  • b. de bestaande functionele en ruimtelijke karakteristiek;
  • c. de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • d. een ruimtelijk functionele visie op de toekomst van het plangebied;
  • e. de inpassing van de met het plan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkelingen in de wijdere omgeving;
  • f. de maatregelen die nodig zijn om de mogelijke schade aan kwaliteiten en waarden ten gevolge van realisering van het plan te voorkomen en te beperken of deze kwaliteiten en waarden elders te compenseren.

De bovengenoemd aspecten zijn in het onderhavige plan aan bod gekomen. De toelichting op een bestemmingsplan omvat eveneens een paragraaf over energie en duurzaam ruimtegebruik die inzicht biedt in:

  • a. de wijze waarop en de mate waarin het plan berust op sturende energieprincipes, waaronder in ieder geval cascadering, functiekoppeling en energie-efficiency;
  • b. de wijze waarop en de mate waarin het plan berust op het uitgangspunt van duurzaam ruimtegebruik, onder meer door de toepassing van intensivering en herstructurering;
  • c. overige aspecten van duurzaamheid omvattende sociale en economische aspecten en milieuaspecten.

Omdat er bij recht nauwelijks nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn sturende energieprincipes moeilijk in het plan te integreren. Wat betreft het aspect duurzaamheid wordt naar paragraaf 3.4 (gemeentelijk beleid) verwezen.

Er is op dit moment (april 2012) nieuw provinciaal beleid omtrent energie en duurzaam ruimtegebruik in ontwikkeling. Hierin heeft dit thema een minder prominente plek gekregen.

Woningbouw
Artikel 4.7, lid 1 is van belang voor (incidentele) nieuwbouw in het onderhavige plan:
“Een bestemmingsplan kan voorzien in het toevoegen van zelfstandige woningen mits deze toevoeging, in samenhang met de woningbouwcapaciteit in andere bestemmingsplannen, past in de in regionaal verband gemaakte afspraken over de nieuwbouwruimte of, bij het ontbreken van dergelijke afspraken, in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte.“

De gemeente Vlagtwedde heeft eind 2009 in regionaal verband afspraken gemaakt over de contingenten in de periode 2010-2020 (zie verder paragraaf 3.4).