direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Ter Apel Dorp
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0902-on01

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte
Wat betreft het rijksbeleid gaat het om het algemene kader ten aanzien van de inrichting van de ruimte voor wonen, werken, verkeer, recreatie, natuur en water. Dit ruimtelijke beleid van het Rijk is vastgelegd in de Nota Ruimte (2006). Deze Nota Ruimte - Ruimte voor ontwikkeling, van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Ministerie van Economische Zaken, bevat een strategische visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot het jaar 2020, met een doorkijk naar 2030.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak in Nederland. Meer specifiek richt de Nota Ruimte zich op vier algemene doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid (tegen water en risicovolle activiteiten).

De Nota Ruimte geeft geen directe uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

AMvB Ruimte
Als gevolg van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening werkt het Rijk aan de vernieuwing van haar beleidsinstrumentarium. Daarbij worden bestaande rijksbelangen juridisch geborgd in een Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarmee vervangt het besluit -ook wel AMvB Ruimte genoemd- het bestaande planologische beleid uit de Nota Ruimte en een aantal Planologische Kernbeslissingen.

In de eerste tranche van het besluit, dat in 2010 in werking is getreden, zijn onder andere de regelingen met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur, Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat het huidige beleid zoveel mogelijk 'beleidsneutraal' wordt voortgezet. Voor een aantal regelingen geldt een nadere uitwerkingsplicht voor provincies en gemeentes.