direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Almere Poort - Muiderbos
Status: ontwerp
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.UP4G01-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een uitwerkingsplan

Een bestemmingsplan, en in een

voorkomend geval de uitwerking daarvan zoals het onderhavige uitwerkingsplan, regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een uitwerkingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een uitwerkingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge uitwerkingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale uitwerkingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit uitwerkingsplan

In het Structuurplan Almere uit 1983 is het gebied Almere Poort, gelegen tussen Almere Stad, het IJmeer en Markermeer en de Hollandse Brug, aangewezen als toekomstig stedelijk gebied. In 1999 is deze ontwikkeling nader geconcretiseerd met het Structuurplan Almere Poort, waarin het gebied van de kustzone (DUIN), in samenhang met het buitendijkse gebied, is benoemd als een gebied met vooral een toeristisch-recreatieve functie. Ook wonen en werken zijn genoemd.

Het 'bestemmingsplan Almere Poort' (2007) is de juridisch planologische basis voor de gewenste ontwikkelingen. Voor de ontwikkeling van het gebied Duin zijn nadien diverse uitwerkingsplannen vastgesteld. Voor het omliggende gebied is inmiddels het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin (2019) vastgesteld.

Omdat voor het Muiderduingebied (nu Muiderbos) nog geen concrete verkaveling bekend was, is het in het bestemmingsplan Almere Poort bestemd als 'uit te werken gebied' ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dit houdt in dat om een bouwtitel te verkrijgen het maken van een uitwerkingsplan noodzakelijk is. Onderhavig plan betreft dit uitwerkingsplan.

De stedenbouwkundige basis voor het uitwerkingsplan vormt het 'Ontwikkelingsplan DUIN'. Hierin zijn de doelstellingen, uitgangspunten en de inrichting bepaald. Het ontwikkelingsplan is op 22 december 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van Almere. Daarnaast is er op 2 maart 2021 het 'Ruimtelijk Programma van Eisen Muiderbos - bouwveld 4G1B' (RPvE) door het Qteam-Duin vastgesteld.

Het uitwerkingsplan is samen met het 'bestemmingsplan Almere Poort', 'Almere Poort, 1e partiële herziening', 'Chw bestemmingsplan Algemene regels woningsplitsing en kamerbewoning', het bestemmingsplan 'Parapluherziening parkeren' (NL.IMRO.0034.BPPAR03-vg01) en het Definitief Verkavelingsplan (DOVP) Muiderbos 4G1B+1C het juridisch kader voor deelgebied Muiderbos.

1.3 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de westkant van Almere, in Almere Poort - Duin. Muiderbos ligt in het zuidelijke deel van Duin. Het volledige zuidelijke deel zal de komende jaren ontwikkeld gaan worden. In volgende afbeelding is de ligging en begrenzing van het onderhavige plangebied indicatief weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0001.png"

Figuur 1 Indicatieve ligging en begrenzing plangebied in Duin (bron: GoogleEarth 2021)


Het plangebied van circa 7 ha bevat het deelgebied dat in het ontwikkelingsplan DUIN is aangeduid als Muiderduin-bosgebied.


Het plangebied wordt als volgt begrensd:

  • Aan de oostzijde door de Poortdreef, een van de hoofdontsluitingen voor Almere Poort ten westen van de spoorlijn;
  • Aan de zuidzijde door kavelgrens van de nieuwe school met kinderdagverblijf in het deelgebied Boskamer en de Muiderzandweg;
  • Aan de westzijde door Muiderzandweg;
  • Aan de noordzijde door deelgebied Kreekbos Zuid en de plangrens van het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin (2019).

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Almere Poort' van kracht (zie figuur 3). Dit bestemmingsplan is op 15 maart 2007 door de raad vastgesteld en op 24 juli 2007 door Gedeputeerde Staten van Flevoland (gedeeltelijk) goedgekeurd. Op 5 februari 2009 is de nog ontbrekende goedkeuring op basis van artikel 19j Natuurbeschermingswet door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland afgegeven en is het bestemmingsplan volledig in werking getreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0002.jpg"

Figuur 2 Plankaart 'bestemmingsplan Almere Poort'

Op 16 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan 'Almere Poort, 1e partiële herziening' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de reparatie van de (gedeeltelijke) onthouding van goedkeuring door GS en is verder gericht op de verbetering van het bestemmingplan op ondergeschikte onderdelen. Voor het plangebied is van belang, dat een verruiming van programmatische mogelijkheden in het zuidelijke deel van de kustzone mogelijk is gemaakt, doordat nu alle tabellen van artikel 4 van het 'bestemmingsplan Almere Poort' hier van toepassing zijn. De uitwerkingsplicht is in stand gebleven.

Het uitwerkingsplan 'Almere Poort - Muiderbos', is een van de uitwerkingsplannen dat voor Almere Poort is opgesteld.

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het uitwerkingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

2.1.1 Algemeen

DUIN is een langlopende ontwikkeling. Gedurende de afgelopen jaren is zorgvuldig vastgehouden aan de intenties en kaders van een plan waarin bouwen en landschapsontwikkeling samen gaan: dit uit zich in een compacte verkaveling met bescheiden tuinen en terrassen aan een groot aaneengesloten collectief landschap van duinen en bossen. De verschillende deelgebieden hebben hierbinnen een onderscheidende uitwerking gekregen. Dit is ten noorden van de ontwikkellocatie Muiderbos al goed zichtbaar. De ontwikkelingen in Muiderbos, waar dit uitwerkingsplan betrekking op heeft, krijgt invulling met zelfbouwwoningen en projectmatige woningbouw.

DUIN is binnen het welstandbeleid van de Gemeente Almere een zogenaamd ‘etalagegebied’: een etalagegebied is een uniek ontwikkelgebied waarvan de meerwaarde voor Almere bij de start van de ontwikkeling van het gebied evident is en in de toekomst zal transformeren tot een bijzonder gebied.

DUIN is een gebiedsontwikkeling waarin een nieuw landschap van strand, duinen, water en bossen de identiteit van het woongebied bepalen. Duinen brengen het strand en de kust zo dieper de polder in; het strandgevoel begint al bij de Poortdreef. Delen van het oorspronkelijke bos zijn behouden. DUIN is een plan vol contrasten; hoog en laag, nat en droog, druk en rustig, beschut en open. Met de duinen is een volledig nieuw landschap gecreëerd.

In de bosgebieden van DUIN wordt het bestaande landschap versterkt en het wonen nauwkeurig ingepast. Aan de kust komt een levendig, stedelijk centrum met een aantrekkelijke kustroute, winkels, horeca, leisure en andere bedrijvigheid: een podium voor de stad en de regio. De gebiedsontwikkeling DUIN is goed verbonden met de auto via de Poortdreef richting de A6 en het stadscentrum van Almere. Het NS-station Poort ligt op ca. 1 km en in het plangebied zijn een aantal bushaltes. Door DUIN lopen fietspaden naar en langs de kust. Voor een uitgebreide plantoelichting van de gebiedsontwikkeling, beeldkwaliteit en de ruimtelijke visie op DUIN, zie Ontwikkelingsplan DUIN (2011) en Kwaliteitsboek DUIN (2011).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0003.png"

Figuur 3 Overzichtskaart ontwikkelingen en deelgebieden Almere Poort Duin

2.1.2 Wonen, werken en voorzieningen

In het plangebied zelf bevinden zich momenteel geen woningen, bedrijven of voorzieningen.

2.1.3 Verkeer

Autoverkeer

Het plangebied wordt vanuit het zuiden ontsloten via de Muiderzandweg en vanuit het noorden via de Duinvalleiweg en het deelgebied Zuiderduin. Beiden wegen takken aan op de Poortdreef (N701). Via deze provinciale weg is de hele regio goed te bereiken. Circa 700-800 meter ten zuiden bevindt zich de A6.

Langzaam verkeer

Aan de IJmeerzijde van de dijk ligt een doorgaand fietspad dat in noordelijke richting naar Almere Pampus en verder naar Lelystad loopt. In zuidelijke richting is er, onder het spoor en de A6 door, aansluiting op de Gooimeerdijk.

Openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde bushalte bevindt zich aan de Duinstraat ten noorden van het plangebied. Ten zuiden van het plangebied is recentelijk ter hoogte van de Hollandse Brug een nieuwe halte (Strand) in gebruik genomen in de regionale vrije busroute tussen Almere en Amsterdam. Daarnaast bevindt zich op circa 500 meter loopafstand het station Poort.

2.1.4 Groen, blauw en natuur

Groen

Het bos- en beeklandschap van Muiderbos en het naastgelegen Kreekbos Zuid wordt gekenmerkt door volgroeide bosvakken met een beukenlaan en een slingerende beek. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van Muiderbos is om de volwassen, duurzame bomen te behouden en het bos door te ontwikkelen met nieuwe bomen in een bos van gesloten- en open plekken (open ‘boskamers’). De locaties voor de woningbouw zijn voor een groot deel ingepast op bestaande open plekken of op plekken waar het huidige boomareaal kwalitatief minder goed is. Rond de beukenlaan en de beek is het bos zo groot mogelijk gemaakt en zijn veel bomen behouden. Alle ontwikkelvelden zijn omgeven door een landschapszone met bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0004.png"

Figuur 4 Vogelvlucht aanzicht plangebied vanuit het noorden

Water

Aan de randen van het plangebied is sprake van enkele kleine watergangen en de Muiderzandbeek.

Natuur

Sinds 2007 is Almere Poort diverse malen onderzocht op het voorkomen van beschermde dieren en planten. In 2014 is ontheffing verkregen voor de verboden uit de voormalige Flora- en faunawet voor (onder andere) de rugstreeppad. Deze liep tot en met januari 2019 en is in september 2019 opnieuw onder de Wet natuurbescherming verleend.

2.1.5 Duurzaamheid en leefbaarheid

Geluid

Voor het plangebied zijn de Flevolijn (spoor), de A6, Poortdreef en diverse andere wegen relevante wegen met een geluidszone. De wegen liggen buiten het plangebied, de zones deels binnen het plangebied.

Geur, licht, lucht, trillingen en turbulentie

In het plangebied is geen sprake van knelpunten door geur, licht, lucht, trillingen en turbulentie (zie ook hoofdstuk 5).

2.1.6 Cultuurhistorische waarden

Op grond van het selectiebesluit van 1 februari 2010 gelden er wat betreft culturele en archeologische waarde geen beperkingen in het plangebied (zie onderstaand figuur).


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0005.png"

Figuur 5 Kaart selectiebesluit

2.1.7 Bodem en watersysteem

Bodem en maaiveld

De maaiveldhoogte in het plangebied loopt geleidelijk af in oostelijke richting. Nabij de IJmeerdijk ligt het maaiveld op 2.50 à 3.00 m -NAP. De laag direct onder het oppervlak maakt deel uit van het holocene sediment. Dit bestaat voornamelijk uit kleiige lagen afgewisseld met al of niet verslagen veenlagen. De holocene laag heeft een dikte van 1 à 3 m in het zuidwesten van het plangebied tot ca. 6m in het noordoosten van de kustzone. De onderliggende pleistocene laag bestaat voornamelijk uit zand.

In het maaiveld is in geringe mate reliëf aanwezig. Dit wordt veroorzaakt door zettingsverschillen van de bodem. Deze verschillen hangen samen met de dikte en samenstelling van het holocene sediment. In het algemeen geldt dat hoe dikker de holocene laag des te groter de zettingsgevoeligheid. Daarnaast neemt de zettingsgevoeligheid toe naarmate het aandeel veen in het holocene sediment groter is.

Hydrogeologie

Aan het oppervlak worden slecht doorlatende veen- en kleilagen aangetroffen (deklaag). De dikte van deze deklaag neemt toe van slechts 1 m aan de westzijde van het plangebied tot 5 à 7 m aan de noordoostzijde.

Het plangebied staat onder invloed van kwel. De kwelintensiteit is afhankelijk van de stijghoogte in het pleistocene zandpakket en de doorlatendheid van de holocene deklaag

De regionale grondwaterstroming wordt bepaald door zowel het hoge peil in het IJmeer, de hoge grondwaterstanden op het oude land en door de lage oppervlaktewaterpeilen in Flevoland.

Opbarsten (opbressen)

Opbarsten kan plaatsvinden wanneer het evenwicht tussen opwaartse en neerwaartse druk wordt verstoord. In kwelgebieden, zoals in dit gedeelte van Almere Poort, wordt de opwaartse druk gevormd door de kweldruk in het pleistocene zand onder de kleiige holocene deklaag. Wanneer de druk van de bovenliggende holocene kleiige lagen minder wordt -bijvoorbeeld door vergraven-, kan dat leiden tot het opbressen van de resterende deklaag.

De dijk en de beschermingszones

De IJmeerdijk, die geen onderdeel is van dit plangebied, heeft in de huidige situatie de functie van primaire waterkering, ter bescherming van (zuidelijk) Flevoland. Volgens de Waterwet geldt voor dit gebied een normfrequentie van 1:4000.

Ook in de toekomstige situatie blijft de IJmeerdijk een primaire kering; er dient dus geanticipeerd te worden op mogelijke veranderende meerpeilen als gevolg van klimatologische omstandigheden. Daarnaast mag verwacht worden dat bij de ontstane toename van de economische waarde en de bevolkingstoename, besloten zal worden om de kans op overstroming te verkleinen.

De primaire waterkering, de dijk, omvat in dit gebied een aantal zones:

  • Kernzone
  • Binnenbeschermingszone
  • Buitenbeschermingszone

Een klein gebied aan de zuidrand van het plangebied van dit uitwerkingsplan valt binnen de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering. In regels en verbeelding is hiervoor een gebiedsaanduiding opgenomen.

2.1.8 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied bevinden zich geen planologisch relevante kabels of leidingen.

2.1.9 Toegankelijkheid

Het plangebied is toegankelijk voor alle verkeer. Zie ook paragraaf 2.1.3.

2.1.10 Beheer

Het gebied wordt momenteel extensief beheerd.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

2.2.1 Ruimtelijk concept

Het plangebied Muiderbos ligt in het zuidelijke deel van DUIN. Het volledige zuidelijke deel zal de komende jaren ontwikkeld gaan worden. In Muiderbos worden de woningen nauwgezet ingepast in het bestaande bos- en beeklandschap. Tegelijkertijd wordt het bestaande bos uitgebreid met nieuwe bomen. Muiderbos (ontwikkeld door de gemeente Almere) bestaat uit drie ontwikkeldelen, namelijk een ontwikkeling met zelfbouwkavels, een boskamer met een basisschool gymzaal en kinderdagverblijf (valt buiten dit uitwerkingsplan), en de ontwikkeling van marktwoningen (waarvoor een tender in voorbereiding is).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0006.png"

Figuur 6 Overzicht deelgebieden en toekomstige ontsluiting Almere Poort - Duin (Zuid)

Het naastgelegen Kreekbos Zuid (ontwikkeld door Amvest) bestaat uit de ontwikkeling van een zorgcomplex voor dementerenden, zelfbouwkavels en marktwoningen. De woningen zijn ingepast in het bestaande bos- en beeklandschap en richting de dijk liggen ze in een nieuw bosrijk duinlandschap. De planvorming voor Kreekbos Zuid is grotendeels afgerond.

Aan de zuidzijde (buiten plangebied) ligt het gebied Muiderduin. Hier komt een nieuw te ontwikkelen duinlandschap met onder andere cultuur (buitentheater Vis á Vis), commerciële functies, wonen en parkeren voor het evenementenstrand. Tot slot wordt de dijk getransformeerd tot een duindijk, is het Almeerderstrand heringericht en is het evenementenstrand aangelegd.

2.2.2 Wonen, werken en voorzieningen

Dit uitwerkingsplan voorziet alleen in grondgebonden woningen. In Muiderbos zijn vijf ontwikkelvlekken voor marktwoningen bepaald en vier ontwikkelvlekken voor zelfbouwkavels. De gemeente zorgt binnen de ontwikkelvlekken voor de juiste condities voor een spoedige en succesvolle ontwikkeling. De ontwikkelvlekken worden grotendeels bouwrijp opgeleverd en verzorgt de gemeente in overleg met de diverse partijen de inrichting van het openbaar gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0007.png"

Figuur 7 Ruimtelijk casco Muiderbos

Voor de ontwikkelvlekken voor de marktwoningen gelden de volgende uitgangspunten:

  • De ontsluiting van de ontwikkelvlekken op de Muiderduinstraat is vastgelegd. De wegas en peilhoogte van de straat binnen de ontwikkelvlek is vastgelegd. De ligging van de weg en de inrichting zijn nader te bepalen in het inrichtingsplan.
  • De kabels en leidingen inclusief riolering in de ontwikkelvlekken zijn bij de start tender aangelegd en mogen niet worden aangepast. Uitbreiding hiervan is wel mogelijk en wordt afgestemd op de woningbouwontwikkeling.
  • Er vindt geen afvoer plaats op de Muiderzandbeek.
  • De ontwikkelvlekken worden gedeeltelijk opgehoogd en vrijgemaakt van bomen en beplanting. Binnen dit opgehoogde gebied liggen de in te richten delen van de openbare ruimte en een deel van de toekomstige kavels.
  • Er is nadrukkelijk gekozen om de ontwikkelvlekken niet volledig op te hogen. Dit geeft ruimte aan de marktpartij om de bestaande bommen in te passen binnen de woonclusters. Op de kaart zijn de bomen aangeduid die nog zijn behouden.
  • De openbare ruimte en kavels binnen de ontwikkelvlekken zijn circa 50 cm opgehoogd ten opzichte van het omringende landschap.
  • Binnen de ontwikkelvlekken is het bouwvlak aangeduid. Buiten dit bouwvlak is bebouwing niet toegestaan.
  • De zone buiten het bouwvlak mag niet opgehoogd worden als dit ten koste gaat van bestaande bomen.
  • De zone van de kabels en leidingen mag niet aangepast worden en het vloerpeil van de woning dient ten minste 20 cm boven de straat te liggen.
  • De peilen van de wegen, de concept vloerpeilen van de woningen en de huidige maaiveldpeilen van het landschap zijn indicatief aangeduid op de kaart en in de profielen. De peilen worden door de gemeente definitief bepaald in samenhang met het watersysteem (zie ook 3.1). De vloerpeilen van de woningen worden door de gemeente definitief afgegeven bij de bouwaanvraag.
  • Maximum goot- en bouwhoogte bedraagt 9 respectievelijk 11 meter.

Voor de zelfbouwkavels gelden de volgende uitgangspunten:

  • De ontsluiting van de ontwikkelvlekken met zelfbouwkavels op de Muiderduinstraat is vastgelegd.
  • De zelfbouwkavels worden bouwrijp opgeleverd en worden voorzien van de nodige infrastructuur.
  • Er vindt geen afvoer plaats op de Muiderzandbeek.
  • Binnen de ontwikkelvlekken met zelfbouwkavels is het bouwvlak aangeduid. Buiten dit bouwvlak is bebouwing niet toegestaan.
  • De zone buiten het bouwvlak mag niet opgehoogd worden als dit ten koste gaat van bestaande bomen.
  • De zone van de kabels en leidingen mag niet aangepast worden en het vloerpeil van de woning dient ten minste 20 cm boven de straat te liggen.
  • De peilen van de wegen en de maaiveldpeilen van het landschap worden door de gemeente definitief bepaald in samenhang met het watersysteem. De vloerpeilen van de woningen worden door de gemeente definitief afgegeven bij de bouwaanvraag.
  • Per zelfbouwkavel is maximaal één vrijstaande woning toegestaan.
  • Maximum goot- en bouwhoogte bedraagt 9 respectievelijk 11 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0008.png"

Figuur 8 Mogelijke verkaveling plangebied

De randen van de hofjes 4 en 8 vallen minimaal buiten de grens van dit uitwerkingsplan (zie figuur 9). Dit vormt echter geen probleem, omdat de daar geldende bestemming 'Almere Poort Oost en Duin' met de bestemming 'Woongebied - 4' het beoogde grondgebruik niet in de weg staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0009.png"

Figuur 9 Overzicht buiten het plangebied vallende randen van de hofjes (rood omcirkeld)

2.2.3 Verkeer

De wegen en paden in Muiderbos zijn landschappelijk vormgegeven en ingepast. De wegen en paden krijgen een slingerend verloop tussen de bomen. De Muiderduinstraat maakt bijvoorbeeld een scherpe draai bij de beukenlaan om een aantal bomen te behouden. In het bos- en beeklandschap en door de woonclusters komt een uitgebreid netwerk van fiets- en voetpaden. Ze verbinden bos, beek, duin en strand en ze verbinden de woonclusters met het landschap.

De structuur van wegen en paden is onderdeel van het ruimtelijk casco. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • Muiderbos wordt ontsloten vanaf de Muiderzandweg, een doorlopende 30km/uur weg die loopt vanaf de aansluiting Poortdreef langs Muiderbos naar Zuiderduin en de Valleiweg.
  • De Muiderduinstraat sluit aan op de Muiderzandweg en is een doodlopende straat. De Muiderduinstraat wordt bij de start van de woningbouwontwikkeling bouwrijp opgeleverd.
  • De Muiderduinstraat slingert door het gebied met aan weerszijden groen en de bomen. Aan de Muiderduinstraat liggen geen woningen en parkeerplaatsen (uitzondering is een cluster zelfbouwkavels).
  • De ontwikkelvlekken zijn aangesloten op de Muiderduinstraat.
  • Centraal door het gebied loopt de Beukenlaan. Deze laan is een informeel fiets- en voetpad in halfverharding en verbindt de woongebieden van Zuiderduin tot de school in de boskamer van Muiderbos.
  • Langs de Poortdreef loopt een primair fiets- en voetpad die Almere Poort via Muiderduin met het strand verbindt. De Muiderduinstraat sluit voor fietsers en voetgangers aan op deze route.
  • Door het bos en beeklandschap komen informele voetpaden. In het ruimtelijk casco is aangegeven waar de paden buiten de ontwikkelvlekken liggen en hoe de woonclusters verbonden kunnen worden.
  • Het principeprofiel voor de wandelpaden ligt vast. De ligging van de informele voetpaden wordt mede afgestemd op de planuitwerking van de woonclusters. Uitgangspunt is een doorlopend netwerk van paden met een landschappelijk verloop, ingepast tussen bestaande bomen en ten minste één verbinding met de woonclusters.
  • De ligging en het inrichtingsprofiel van de Muiderduinstraat, Beukenlaan en het fiets- en voetpad parallel aan de Poortdreef liggen vast, inclusief de kabels en leidingen, riolering en afwatering.

2.2.4 Groen, blauw en natuur

In het bestemmingsplan 'Almere Poort Oost en Duin' is de te realiseren hoeveelheid bos in DUIN bepaald op 25 hectare. In het voorliggende plan wordt daaraan met ruim 4 ha met de bestemming 'Bos' aan bijgedragen.

Het bos- en beeklandschap wordt ontworpen en aangelegd in opdracht van de gemeente. Het open en gesloten bos wordt aangevuld met een lage onderbegroeiing van bodembedekkers en op enkele plekken ontwikkeling van een zoom met struikenlaag. De aanwezige populieren, essen en wilgen die een risico zijn bij vrijzetten worden gekapt. Langs de Poortdreef wordt een nieuw gemengd loofbos aangeplant op een aarden wal voor geluidswering als vervanging. Het verleggen van de Muiderzandweg vraagt ook nieuwe aanplant. Het bos wordt uitgebreid met jonge aanplant (spil maat 8-12) met op enkele plekken grotere maten (geveerd, maat 25-30).

Binnen de ontwikkelvelden zijn vooralsnog enkele bomen behouden. Het is aan de marktpartij om zo veel als mogelijk in te passen. Door de combinatie van eisen aan drooglegging en bodemgesteldheid worden kavels, wegen en paden circa 50 cm ten opzichte van het bestaande maaiveld opgehoogd. Uitgangspunt is kruipruimteloos bouwen. Voor het behoud van bestaande bomen dient in een straal van circa 2,5 meter rond de stam niet opgehoogd te worden. De gemeente hanteert de volgende extra afstandseisen tot bestaande bomen voor het beheer: minimaal 5 meter van de gevel, 2 meter van de kavelgrens, 1,5 meter van verharding en 2,5 meter van de zone voor kabels en leidingen.

Kap- en bouwrijpwerkzaamheden worden gefaseerd uitgevoerd. In de voorbereiding op de tender wordt gestart met de hoofdontsluiting, de kabels- en leidingentracés, riolering en het deel van het bouwvlak direct aansluitend aan de ontsluitingsweg. De bomenkap binnen en direct grenzend aan de ontwikkelvlekken wordt in de tweede fase uitgevoerd. Dit gebeurt in afstemming met de planuitwerking van de woningen en de nadere uitwerking van de overgang naar het bos- en beeklandschap.

Voor wateraspecten wordt wordt hier verwezen naar paragraaf 5.8 en voor het aspect natuur en ecologie naar paragraaf 5.9.

2.2.5 Duurzaamheid en leefbaarheid

Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen.

Behalve op een vermindering van het energiegebruik wordt ook aandacht geschonken aan andere energiebronnen, zoals stadswarmte en zonnepanelen warmte-koude-opslag, ter beperking van de CO2 uitstoot.

Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.

Efficiënte en comfortabele fietsverbindingen, als aantrekkelijk alternatief voor de auto, en een openbaarvervoersverbinding met het trein- en busstation in Poort zijn van belang voor een duurzamere bereikbaarheid.

Voor wat betreft het aspect leefbaarheid wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 Omgevingstoets.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. Het bestemmingsplan 'Almere Poort' dateert nog van voor de digitaliseringsverplichting en is dan ook een analoog plan dat niet op basis van de standaarden is opgesteld. Daaruit volgt dat ook de uitwerkingsplannen niet gebaseerd (kunnen) zijn op de standaarden, aangezien de opzet en systematiek van het moederplan waar de uitwerking uit volgt leidend is.

Samenhang met bestemmingsplan

Het uitwerkingsplan maakt onderdeel uit van de bestemmingsplannen 'Almere Poort' en 'Almere Poort, 1e partiële herziening'. Het gebied Almere Poort - Muiderbos Duin heeft op grond van deze bestemmingsplannen de bestemming 'Uit te werken gebied voor Wonen, Centrumdoeleinden, Recreatie en Kantoren Almere Strand, bestemmingsdeel II (UWCRK II)'.

De algemene regels en bijlagen van de bestemmingsplannen 'Almere Poort' en 'Almere Poort, 1e partiële herziening' gelden ook voor dit uitwerkingsplan, zoals:

  • de begripsbepalingen en de wijze van meten (artikelen 1 en 2);
  • de algemene bepalingen in verband met de bestemmingen zoals: de veiligheidszone van het spoor, afstemming met de Wet geluidhinder en voorschriften met betrekking tot archeologie (artikel 3);
  • de algemene bepalingen met betrekking tot: percentages, dubbeltelbepaling, (bouw)hoogtes, algemene vrijstellingsbevoegdheden, algemene wijzigingsbevoegdheden (artikelen 34 t/m 37);
  • de overgangs- en slotbepalingen: de overgangsbepalingen met betrekking tot gebruik en bouwen in strijd met het bestemmingsplan, de afstemmingsbepaling met de bouwverordening en de titel (artikelen 39 t/m 43);
  • de Staat van Inrichtingen, de Staat van Bedrijfsactiviteiten, de Staat van Horeca-activiteiten en de Ontwerprichtlijnen Stedenbouw en Externe Veiligheid (bijlagen 1 t/m 4).

De in dat bestemmingsplan opgenomen normen voor parkeren zijn niet meer van toepassing, aangezien nadien de 'Parapluherziening parkeren' van kracht is geworden. Voorts zijn in het 'Chw bestemmingsplan Algemene regels woningsplitsing en kamerbewoning' regels opgenomen die in de plaats komen / aanvullen werken ten opzichte van de bestemmingsplannen 'Almere Poort' en 'Almere Poort, 1e partiële herziening'.

Omdat aanvragen voor een omgevingsvergunning naast de regels van het uitwerkingsplan ook moeten worden getoetst aan de regels van de bestemmingsplannen 'Almere Poort' en 'Almere Poort, 1e partiële herziening' zijn voor de leesbaarheid van het uitwerkingsplan deze regels opgenomen in de bijlagen van de toelichting van het uitwerkingsplan. Bijlage 1 bevat de regels van het bestemmingsplan 'Almere Poort'. De regels van het bestemmingsplan 'Almere Poort, 1e partiële herziening' zijn opgenomen in Bijlage 2.

Uitwerkingsregels

Het uitwerkingsplan dient te voldoen aan de uitwerkingsregels en plankaarten van de bestemmingsplannen 'Almere Poort' en 'Almere Poort, 1e partiële herziening'. In de uitwerkingsregels is vastgelegd, dat de normen ten aanzien van ruimtelijke karakteristiek en zonering, zoals vermeld in de bij de regels van het moederplan behorende tabel, in acht worden genomen. Dit betreft normen met betrekking tot de maximale bouwhoogten en de maximale categorieën van bedrijven en horecavoorzieningen. Bij de uitwerking mogen deze normen niet worden overschreden. Verder geven de tabellen normen ten aanzien van het stedenbouwkundig programma: het maximum aantal m2 bruto vloeroppervlak voor zelfstandige kantoren, het maximaal aantal m2 aan bebouwd grondoppervlak voor bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en horeca en de maximale toegestane milieu- en horecacategorieën.

In dit uitwerkingsplan worden slechts regels gegeven ter aanvulling op de regels van het bestemmingsplan 'Almere Poort'. De regels van het uitwerkingsplan mogen geen verruiming zijn van de mogelijkheden in het bestemmingsplan 'Almere Poort'. Een uitzondering op dit verruimingsverbod zijn de normen ten aanzien van het stedenbouwkundig programma. Deze normen mogen met maximaal 15% worden verhoogd. Verenging van de mogelijkheden in het bestemmingsplan 'Almere Poort' is wel toegestaan.

Toetsing aan uitwerkingsregels

Voor het gebied Almere Poort - Muiderbos is ingevolge het bestemmingsplan 'Almere Poort' de bestemming 'Uit te werken gebied voor Wonen, Centrumdoeleinden, Recreatie en Kantoren (UWCRK II) Almere-Strand' van toepassing. In artikel 5 van de regels van het bestemmingsplan 'Almere Poort' zijn de volgende uitwerkingsregels opgenomen:

Uit te werken gebied voor Wonen, Centrumdoeleinden, Recreatie en Kantoren (UWCRK) Almere-Strand:

  • De gronden zijn bestemd voor wonen en verblijfsgebied met inbegrip van wijkvoorzieningen,bos en kantorenlocaties, waaronder een hoofdkantorenlocatie, en de ontwikkeling van een (kust)centrumgebied;
  • Toegestaan zijn de volgende functies (met bijbehorende ruimtelijke karakteristieken):

Tabellen 4.1 t/m 4.5: Toegestane functies conform uitwerkingsregels

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0014.png"

  • Toegestaan zijn de bij de vorenstaande doeleinden en functies behorende voorzieningen zoals verkeers- en verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, voorzieningen ten behoeve van waterbeheer, geluidswerende voorzieningen en kunst- en reclamevoorzieningen.
  • Binnen een afstand van 150 meter ter weerszijden van de aanduiding "hoofdwegen" dient in ieder geval een doorgaande verkeersverbinding met ten hoogste 2 X 2 doorgaande rijstroken, opstelstroken daar niet onder begrepen, te worden geprojecteerd.
  • Binnen een afstand van 150 meter ter weerszijden van de aanduiding “busbaan” dient in ieder geval een busbaan te worden geprojecteerd.
  • De zone met jaargemiddelde magneetvelden van meer dan 0,4 ìT (micro Tesla) dient te worden bepaald; binnen deze zone worden geen functies die strekken of kunnen strekken tot langdurig verblijf van kinderen jonger dan 16 jaar, zoals woningen, scholen en kinderopvangplaatsen, toegestaan.
  • Bij het samenvallen van de in lid 1 bedoelde gronden met de bestemming Primair waterkeringdoeleinden is op de gronden tevens artikel 32 van toepassing:
  • De gronden op de kaart aangewezen voor Primair waterkeringdoeleinden zijn primair bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
  • Op deze gronden mogen ten behoeve van de primaire bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • Bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door burgemeester en wethouders is verleend. Vrijstelling wordt verleend indien het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
  • Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.


Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

In deze paragraaf wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen. Een algemene opmerking over de regels betreft de - in een aantal gevallen - gewijzigde terminologie van de bestemmingen en of aanduidingen ten opzichte van het bestemmingsplan 'Almere Poort'. Dit heeft te maken met nieuwe landelijke voorschriften ten behoeve van de standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan 'Almere Poort' wordt nog gesproken van 'voorschriften'. In de nieuwe landelijke standaarden voor bestemmingsplannen is dit woord vervangen door 'regels'. Om niet af te wijken van deze standaard wordt in dit uitwerkingsplan de nieuwe term gebruikt. Inhoudelijk is er overigens geen verschil.

Daarnaast zijn in dit uitwerkingsplan de begrippen gebruikt die gelden sinds de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). In een bestemmingsplan wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken van 'ontheffingsregels', maar van 'afwijkingsregels'. Hierna volgt een artikelsgewijze toelichting op de bij dit uitwerkingsplan behorende regels.

Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het uitwerkingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

3.2.1 Bos

Deze bestemming waarborgt het bosachtige karakter van de directe omgeving van de geplande woningen. Naast bos zijn hier ook natuurontwikkeling en recreatief medegebruik toegestaan. Dit medegebruik is ondergeschikt aan de bestemming 'Bos'.

Er is geen bebouwing toegestaan met uitzondering van gebouwtjes voor nutsvoorzieningen en bouwwerken die bij de bestemming bos passen.

3.2.2 Verkeer

Deze bestemming heeft betrekking op de nieuwe ontsluitingsweg van Muiderbos (Muiderduinstraat) en heeft een verkeers- of verblijfsfunctie. Binnen deze bestemming zijn diverse functies toegestaan die horen bij de verkeersfuncties, waaronder ook parkeervoorzieningen.

Er zijn in principe alleen bouwwerken toegestaan met uitzondering van gebouwen voor nutsgebouwen.

3.2.3 Wonen-1

Functionele mogelijkheden

Binnen deze woonbestemming zijn uitsluitend grondgebonden woningen met aan huis gebonden beroepen of bedrijven toegestaan. Het gaat hierbij om maximaal 85 marktwoningen met bijbehorende erven, tuinen, water, groen en parkeervoorzieningen.

Bebouwing

Bij deze woningen gaat het om rijen-, 2-onder-1-kapwoningen en vrijstaande woningen. De rijtjeswoningen mogen niet meer aaneengesloten woningen bevatten dan 4. Om de bouwhoogte te laten passen in het gewenste boslandschap, is deze bepaald op maximaal 11 meter. De goothoogte bedraagt maximaal 9 meter.

3.2.4 Wonen-2

Functionele mogelijkheden

Deze bestemming heeft betrekking op de zelfbouwkavels. Binnen deze woonbestemming zijn uitsluitend woningen met aan huis gebonden beroepen of bedrijven toegestaan. Het gaat hierbij om maximaal 24 woningen met bijbehorende erven, tuinen, water, groen en parkeervoorzieningen.

Bebouwing

Bij de woningen gaat het uitsluitend om grondgebonden vrijstaande woningen. Om de bouwhoogte te laten passen in het gewenste boslanddschap, is deze bepaald op maximaal 11 meter. De goothoogte bedraagt maximaal 9 meter.

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, kan worden gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het uitwerkingsplan zijn geen dubbelbestemmingen opgenomen. Er zijn wel diverse gebiedsaanduidingen opgenomen. Het gaat hierbij om 'Veiligheidszones - vervoer gevaarlijke stoffen' en de gebiedsaanduidingen 'Milieuzones - zones wet Milieubeheer 2 en 3' ter bescherming van kwetsbare en geluidgevoelige objecten in het plangebied.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende relevante beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het uitwerkingsplan  
Rijksbeleid  
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)   Rijk-Regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer   Bouw van ruim 109 woningen past binnen dit beleid  
  Ladder voor duurzame verstedelijking   Het uitwerkingsplan biedt geen uitbreiding van de planologische mogelijkheden van Bestemmingsplan Almere Poort (2007).  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)  
Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.
Kleinschalige windmolens op gebouwen onder voorwaarden toestaan.  
RAAM-brief   Schaalsprong Almere   Bouw van 109 woningen, past binnen RAAM-brief  
Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013)
Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)
Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)
MJP Almere 2.0 (2018)    
Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. De ambitie is 100.000 arbeidsplaatsen.
Een adaptieve aanpak staat centraal: vraagafhankelijk realiseren van woningen, infrastructuur, economische activiteiten en voorzieningen.  
Bouw van 109 woningen past binnen deze beleidsstukken  
Structuurvisie Randstad 2040 (2010)   Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende Europese topregio   Bouw van 109 woningen past binnen de visie  
Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)   Robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem.   Water toegestaan tbv realisatie overeenkomstig waterhuishoudingsplan  
     
Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017)     De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities de provincie heeft voor de toekomst.     Het uitwerkingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.    
Omgevingsverordening Flevoland (2019)     In de Omgevingsverordening zijn de regels weergegeven welke de provincie heeft opgesteld voor het grondgebied. De verordening vloeit voort uit de omgevingsvisie.     Het uitwerkingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening.    
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Beschermen van archeologische waarden   Gezien het selectiebesluit van 1 februari 2010: niet van toepassing  
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021 (2015)   Bevat lange termijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het Waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaan voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema 'water en ruimte'. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkeling.     Water toegestaan tbv realisatie overeenkomstig waterhuishoudingsplan  
Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030 (2009)   Tekort aan ruimte voor woningen   Bouw van 109 woningen past binnen visie en levert bijdrage aan de de opgave om 15.000 woningen te bouwen.    
     
Gemeentelijk beleid  
Ruimtelijke ontwikkeling:  
Omgevingsvisie Almere (2017)     De visie gaat uit van behoud van de moderne tuinstad met stadsdelen in groen-blauw netwerk maar wil ook uitdagingen aangaan op basis van 2 principes: organische groei en adaptief beleid. Er zijn vier uitgangspunten:
1. ontwikkel en onderhoud het goede.
2. naar een growing green city.
3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk.
4. uitnodiging aan iedereen om met goede initiatieven te komen die passen binnen de ruimtelijke hoofdstructuur: polderlaag (water, cultuurhistorie, natuur), netwerklaag (infrastructuur, duurzame energie) en stedelijke laag (wonen, werken, voorzieningen. Hierbij moet met diverse reserveringen rekening worden gehouden.  
Bouw van 109 woningen past binnen de omgevingsvisie.  
Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014 (2012)     Ontwerpen van gezonde systemen voor een duurzame ontwikkeling van de stad.     Het uitwerkingsplan is in overeenstemming met de Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014.    
Uitvoeringsprogramma 2020 Duurzaamheidsagenda   Met de Duurzaamheidsagenda wil Almere de ambities op het gebied van duurzaamheid verder realiseren. Hiermee wordt aangesloten bij de nationale (klimaat-)doelstellingen om de CO2-uitstoot drastisch te verminderen (49% minder uitstoot in 2030 en 95% minder uitstoot in 2050).   Uitgangspunt bij de in dit uitwerkingsplan mogelijk gemaakte woningen is gasloos bouwen. In het gebied wordt energie geleverd via duurzame stadswarmte; plaatsing van zonnepanelen op woningen is mogelijk en via afwijking kleine windmolens op gebouwen.  
Welstandsnota Almere (2018)   Almere is in beginsel welstandsvrij in woonwijken en bedrijventerreinen. Welstandstoezicht is er wel voor:
- het groenblauwe raamwerk
- de hoofdstructuur
- de centrumgebieden
- bijzondere gebieden
- etalagegebieden
- reclame.    
Het plangebied valt na de realisatie van de woningen in het etalagegebied.  
Energie Werkt! (2015)   In 2022 streeft Almere energieneutraal te zijn (minder CO2 uitstoot). Dit leidt ook tot nieuwe economie: nieuwe technieken en innovatie. Primair gaat transitie door stimuleren van zonne-energie, duurzame warmteopwekking, koude-/ warmteopslag, nieuwe technieken en minder met windenergie   In het gebied wordt energie geleverd via duurzame stadswarmte; plaatsing van zonnepanelen op woningen is mogelijk en via afwijking kleine windmolens op gebouwen.  
Woonvisie Almere 2020 - 2030     Almere is een stad, aantrekkelijk wil zijn voor alle doelgroepen; wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen. Ontwikkeling van de stad gebeurt aan de hand van het volgende principe: 'Ontwikkel Almere als een groene, voor iedereen bereikbare, meerkernige stad waar je betaalbaar kunt wonen. Een stad waar een grote diversiteit is aan manieren van wonen en soorten woningen, met ruimte voor experimenten, voor bijzondere woonvormen, voor eigen initiatief en waar wordt gewoond in gemengde wijken.'
Daarbij worden de volgende principes gehanteerd:
- Almere is een stad voor iedereen.
- Almere is een stad van kwaliteit en gericht op de toekomst.    
Duin draagt bij aan het verbreden van het aanbod van woonmilieus en is onderdeel van de stedelijke programmering.  
Werken in de wijk (2005)   Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
mogen onder voorwaarden maximaal 50% van het woonoppervlak in beslag nemen.  
In het moederplan bestemmingsplan Almere Poort (2007) is in Art. 3 het werken aan huis opgenomen.  
Beleidsnota kleine bouw 2008 (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader uit de nota overnemen voor de functie wonen, met dien verstande dat het een globaal eindplan is waarbinnen woninguitbreidingen zijn toegestaan.  
Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)   Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten.   In het plangebied worden kavels voor nieuw te bouwen woningen uitgegeven. In DUIN wordt de begrenzing tussen privé- en openbaar gebied als onderdeel van het inrichtingsplan precies bepaald. Om de kwaliteit van het duin- en boslandschap te behouden wordt er in DUIN heel terughoudend omgegaan met tuinvergrotingen.  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken   Geen mogelijkheid opnemen voor het plaatsen van zendmasten.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)   Vestigingsbeleid coffeeshops   Opnemen van een verbodsbepaling voor coffeeshops.  
Prostitutiebeleid Almere (2000)   Vestigingsbeleid seksinrichtingen   Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen.  
Bereikbaarheid en mobiliteit  
Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)   Gemeentelijk beleid over verkeer, vervoer en parkeren   Dit uitwerkingsplan is in overeenstemming met de Nota.  
Mobiliteitsvisie Almere 2020-2030   Hierin geeft de gemeente aan hoe zij het vervoerssysteem nog beter wil laten werken en hoe zij het systeem wil
verduurzamen. Het gaat hierbij over betere wandel- en fietsverbindingen, over snel openbaar vervoer en over autovervoer dat minder gebruik maakt van fossiele brandstoffen en meer van bijvoorbeeld elektriciteit of waterstof.  
Op loopafstand bevinden zich bushalten met een regionale aansluiting. Daarnaast bevinden zich fiets- en wandelpaden in het gebied. Ook is het mogelijk om voorzieningen te realiseren om elektrische auto's op te laden. Dit uitwerkingsplan is in overeenstemming met de Visie.  
Nota Parkeernormen 2020   Parkeernormen voor ontwikkelingen in Almere   In het uitwerkingsplan is een dynamische verwijzing naar de geldende parkeernormen opgenomen.  
Groene stad  
Waterplan, stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)     De ambitie is om Almere verder te ontwikkelen tot een ondernemende, veelzijdige waterstad. Doelstellingen zijn: slim waterbeheer, aantrekkelijke waterstad, biodiversiteit versterken en een stad zonder afvalwater.     In overleg met het Waterschap een watertoets uitvoeren. Water toegestaan tbv realisatie overeenkomstig waterhuishoudingsplan

 
Kleur aan groen (2014)   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   Het plangebied ligt niet in of grenst aan een groengebied dat is opgenomen in Kleur aan Groen.  
Visie Ecologie 2020 (2021)     In de Visie Ecologie 2020 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Daarnaast zijn acht concrete doelen opgenomen: inzetten op voorlichting en educatie over natuur, aanmoedigen natuurinclusief ontwikkelen en beheren, ontwikkelen van groene tuinen, vergroten oppervlak en kwaliteit natuur, inzetten op ecologische verbindingen, ruimte geven voor tijdelijke natuur, realiseren van donkere gebieden en diversifiëring van groen. De kansen voor natuur binnen stedelijk gebied zullen zoveel mogelijk worden benut. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invulling van de kleinschalige (blauw-)groenstructuur en voorzieningen aan bebouwing: vegetatiedaken, gevelbegroeiing, stenen en dakpannen met nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen.     Het uitwerkingsplan voldoet aan het beleid. Met de bestemming bos wordt voorzien in bos en natuur.  
Veiligheid  
Veiligheid gebouwde omgeving (checklist
veiligheid in ruimtelijke planvormingsprocessen) (2003)  
Checklist voor ontwikkelingen in het openbare en semi-openbare gebied   Bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met de veiligheidsaandachtspunten voor woongebieden  
Sociale structuur, onderwijs en cultuur  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2016)   Beschermen van archeologische waarden     In het plangebied liggen geen selectiegebieden of archeologische vindplaatsen  
Archeologieverordening (2016)   Archeologisch waardevolle terreinen op de Archeologische Beleidskaart Almere moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd     In het plangebied liggen geen selectiegebieden of archeologische vindplaatsen  

Tabel 4.1 Beleidskader

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

De milieueffectrapportage-procedure (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvorming in te brengen. Een m.e.r. is altijd gekoppeld aan een plan of besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie, bestemmingsplan of vergunning. De wettelijke eisen ten aanzien van een m.e.r. zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, staan in het Besluit m.e.r. in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten zijn opgenomen waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht.

De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EU-richtlijn 'betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten' niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:

  • de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
  • de locatie van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
  • de soort en kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).

De voorgenomen woningbouw is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. De aanleg van een stedelijke ontwikkeling is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r. onder categorie D 11.2 (stedelijk ontwikkelingsproject).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0015.png"

Figuur 9 Onderdeel D 11.2 (bron: Besluit m.e.r.)

Het bestaande planologische kader voorziet ter plaatse van de Almere Poort in grootschalige ontwikkelingen. Hiervoor is in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan reeds een Milieueffectrapportage opgesteld. Het voorliggende uitwerkingsplan wijkt niet af van dat bestemmingsplan. Daarom wordt kortheidshave verwezen naar de bestemmingsplantoelichting van 'Almere Poort'.

5.2 Verkeer

Autoverkeer

Ontsluiting

Passend binnen duurzaam-veilig is er in Almere sprake van een zelfverklarende infrastructuur:

  • stroomwegen (A6, A27, Hogering/ Buitenring/ Tussenring/ Waterlandseweg) = verkeersader
  • gebiedsontsluitingswegen (dreven) = verkeersader
  • erftoegangswegen (buurtwegen/woonstraten) = verblijfsgebied

De kruispunten van de Almeerse gebiedsontsluitingswegen zijn uitgevoerd in de vorm van rotondes of, in het geval van hoge verkeersintensiteiten, als VRI. De verblijfsgebieden hebben zo veel mogelijk auto-aansluitingen op de gebiedsontsluitingswegen (om de 250 à 400 m). Doorgaand autoverkeer is in het verblijfsgebied afwezig. Het gebied is ingericht met ondermeer 30 km/h drempels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0016.png"

Figuur 10 Structuur van wegen en paden

Wegen en paden binnen Muiderbos

De wegen en paden in Muiderbos zijn landschappelijk vormgegeven en ingepast. De wegen en paden krijgen een slingerend verloop tussen de bomen. In het bos- en beeklandschap en door de woonclusters komt een uitgebreid netwerk van fiets- en voetpaden. Ze verbinden bos, beek, duin en strand en ze verbinden de woonclusters met het landschap.

De structuur van wegen en paden is onderdeel van het ruimtelijk casco. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • Muiderbos wordt ontsloten vanaf de Muiderzandweg, een doorlopende 30 km/uur weg die loopt vanaf de aansluiting Poortdreef langs Muiderbos naar Zuiderduin en de Duinvalleiweg.
  • De Muiderduinstraat sluit aan op de Muiderzandweg en is een doodlopende straat. De Muiderduinstraat wordt bij de start van de woningbouwontwikkeling bouwrijp opgeleverd.
  • De Muiderduinstraat slingert door het gebied met aan weerszijden groen en de bomen. Aan de Muiderduinstraat liggen geen woningen en parkeerplaatsen, met uitzondering van een aantal parkeerplaatsen ter plaatse van de PO woningen.
  • De hofjes zijn aangesloten op de Muiderduinstraat.

Parkeren

In Duin vindt het parkeren op maaiveld plaats, deels op eigen terrein, deels in openbaar gebied. De parkeernorm is conform de Parapluherziening parkeren (vastgesteld op 17 december 2020), dat verwijst naar het actuele parkeerbeleid van Almere (Nota parkeernormen 2020). Omgevingsvergunningen worden hieraan getoetst. Het parkeren is ingepast binnen de hofjes en niet aan de Muiderduinstraat. Ten minste 0,3 pp per woning (het aandeel bezoekersparkeren) is openbaar. Voor hofje 7 (direct ten westen van de boskamer) mag voor het bezoekersparkeren gebruik gemaakt worden van het parkeerveld in de naastgelegen boskamer. Parkeren is niet mogelijk boven een waterleiding.

Openbaar vervoer

In Almere is de Flevospoorlijn de hoofddrager voor de stedelijke ontwikkeling. Op termijn worden de Houtlijn en de IJmeerlijn hieraan toegevoegd. Op het onderliggende schaalniveau gelden de vrijliggende busbanen als hoofddragers voor de ontwikkeling van de wijken. De haltes aan de busbanen liggen op een onderlinge afstand van gemiddeld 600 m en hebben een invloedsgebied van circa 400 m (acceptabele loopafstand). De buslijnen lopen midden door de wijken. Zeker 90% van de woningen en 75% van de arbeidsplaatsen liggen binnen 400 m afstand van een bushalte. Voor de Flevospoorlijn geldt een strategische reservering (vrijwaringszone) zoals bedoeld in het NVVP.

Ten noorden van het onderhavige plangebied rijdt er sinds 2019 een bus over de Duinvalleiweg en de Marinaweg (geen vrijliggende busbaan). Ten zuiden van het plangebied is recentelijk ter hoogte van de Hollandse Brug een nieuwe halte (Strand) in gebruik genomen in de regionale vrije busroute tussen Almere en Amsterdam.

Langzaam verkeer

De hoofdfietsroutes in Almere hebben zo min mogelijk kruispunten en zijn verlicht. De hoofdroutes zijn zo veel mogelijk langs de rand van wijken gesitueerd in plaats van middendoor. De drukke hoofdroutes zijn als solitair fietspad uitgevoerd. De doorstroomassen hebben in principe rood asfalt. De hoofdroutes zijn zoveel mogelijk voorzien van begeleidende voorzieningen met dag- en avondbezoek (stadscorridors). De recreatieve, alternatieve routes worden grotendeels gekenmerkt door het niet hebben van een recht beloop en door de afwezigheid van openbare verlichting.

Voor Muiderbos gelden de volgende uitgangspunten:

  • Centraal door het gebied loopt de beukenlaan. Deze laan is een informeel fiets- en voetpad in halfverharding en verbindt de woongebieden van Zuiderduin tot de school in de boskamer van Muiderbos.
  • Langs de Poortdreef loopt een primair fiets- en voetpad die Almere Poort via Muiderduin met het strand verbindt. De Muiderduinstraat sluit voor fietsers en voetgangers aan op deze route.
  • Door het bos- en beeklandschap komen informele voetpaden. In het ruimtelijk casco is aangegeven waar de paden buiten de ontwikkelvlekken liggen en hoe de woonclusters verbonden kunnen worden.
  • Het principeprofiel voor de wandelpaden ligt vast.
  • De ligging van de informele voetpaden wordt mede afgestemd op de planuitwerking van de woonclusters. Uitgangspunt is een doorlopend netwerk van paden met een landschappelijk verloop, ingepast tussen bestaande bomen en ten minste één verbinding met de woonclusters.
  • De ligging en het inrichtingsprofiel van de Muiderduinstraat, beukenlaan en het fiets- en voetpad parallel aan de Poortdreef liggen vast, inclusief de kabels en leidingen, riolering en afwatering.

 

5.3 Geluid

Weg- en railverkeerslawaai

De provincie Flevoland heeft op 14 maart 2003 voor Almere Poort een hogere waarde besluit vastgesteld. Per gebied zijn voor aantallen woningen hogere waarden vastgesteld per geluidklasse.

Als voorwaarde aan de toepassing van de hierbij verleende hogere waarde wordt onder andere gesteld:

  • dat bij de uitwerking van de deelgebieden als leidraad wordt gebruikt het geldende gemeentelijke geluidbeleid opgenomen in de Beleidsnota geluid in Almere Poort zoals dat in juni 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld;
  • dat in het bestemmingsplan voor het plangebied Poort als uitwerkingsregel wordt opgenomen, dat bij de projectie van woningen en wegen een consciëntieuze afweging moet worden gemaakt van de waarop door bron-, overdrachtsmaatregelen of maatregelen bij de ontvanger de geluidsbelasting van woningen zo laag mogelijk kan worden gehouden;

De benaming van het gebied Muiderbos was destijds nog Zakenpoort West. Voor wegverkeer 83 woningen beschikbaar in de categorie 49-53 dB. De Beleidsnota Geluid Almere Poort van 10 juni 2002 geeft aan dat vanwege wegverkeer bij 5% van de woningen op de tweede woonlaag 57 dB en op de 3e woonlaag 58 dB is toegestaan. Dit geldt niet voor de geluidsbelasting vanwege de A6. Hiervoor is maximaal een hogere waarde van 53 dB toegestaan. De hogere waarden kunnen uit de post onvoorzien worden toegekend. In de post onvoorzien zijn voor wegverkeer in totaal 230 woningen beschikbaar.

Voor railverkeerslawaai zijn 67 woningen in de categorie 56-58 dB beschikbaar. De Beleidsnota geluid Almere Poort geeft voor railverkeerslawaai op de 3e woonlaag 63 dB aan. Boven de 3e woonlaag zijn waarden tot 68 dB mogelijk. Deze kunnen uit de post onvoorzien worden toegekend. In de post onvoorzien zijn voor railverkeer in totaal 180 woningen beschikbaar.

Tenslotte is voor zijn voor combinatie van zowel weg- als railverkeerslawaai in totaal 26 woningen beschikbaar.

Voldoende woon- en leefklimaat

In het bestemmingsplan is opgenomen dat bij de projectie van woningen en wegen een consciëntieuze afweging moet worden gemaakt van de wijze waarop door bron-, overdracht- of maatregelen bij de ontvanger de geluidsbelasting van woningen zo laag mogelijk kan worden gehouden. Een belangrijke voorwaarde voor een voldoende woon- en leefklimaat is dat er per woning minimaal één gevel dan wel geveldeel aanwezig is met een te openen raam. Ook wordt genoemd een "privégebied" (een tuin, balkon of park) aan de rustige kant van het huis.

Voor het plangebied is de volgende infrastructuur van belang:

  • A6
  • Poortdreef
  • Duinvalleiweg
  • Flevolijn

Akoestisch onderzoek

Op 12 oktober 2021 is door de gemeente Almere (Afdeling Stedelijk Beleid) een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). Doel van het onderzoek is de geluidsbelasting te berekenen op de geprojecteerde woningen door relevante wegen en spoorlijn, te toetsen aan de grenswaarden en te toetsen of er voldoende woningen beschikbaar zijn in de diverse geluidsbelastingsklassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0017.png"

Figuur 11: overzicht plangebied  

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt het volgende:

  • 1. De geluidsbelastingen vanwege de A6 voldoen aan de voorkeurswaarde van 48 dB.
  • 2. Vanwege de Poortdreef ligt in vlek 7 de geluidsbelasting op 25 kavels hoger dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Voor 15 kavels liggen de geluidsbelastingen tussen 54 en 57 dB. De hoogste geluidsbelasting is 57 dB op twee kavels. In de Geluidsnota Almere Poort is als streefwaarde 56 dB aangegeven. Voor maximaal 5% van de woningen is op de tweede woonlaag 57 dB en op de 3e woonlaag 58 dB toegestaan.
  • 3. De geluidwal zoals aangegeven op de plankaart MD4G1B+C Plankaart DOVP Muiderduin van 9 januari 2021 (zie Bijlage 4 van het akoestisch onderzoek) aan de westzijde van de Poortdreef heeft een positief effect op vooral de eerste en tweede bouwlaag. Op twee kavels wordt de voorkeurswaarde van 48 dB met één dB overschreden.
  • 4. Het extra verhogen van de geluidwal langs de Poortdreef met een scherm van 1 meter geeft op de derde bouwlaag een reductie van 3 tot 4 dB. Voor de eerste en tweede bouwlaag 4 tot 5 dB. De maximale geluidsbelasting 54 dB. Het staat niet vast of deze maatregel wordt genomen. Hier liggen met name stedenbouwkundige redenen aan ten grondslag.
  • 5. Vanwege verkeer op de Muiderzandweg (gedeelte 50 km/u) voldoet de geluidsbelasting op alle kavel aan de voorkeurswaarde van 48 dB.
  • 6. Vanwege verkeer op de Muiderzandweg (gedeelte 30 km/u) is de geluidsbelasting in vlek 5B op drie kavels 50 dB. Gezien de geringe overschrijding van de voorkeurswaarde kan het woon- en leefklimaat van de woningen worden geborgd door extra geluidwering van de gevels.
  • 7. Vanwege de Flevolijn ligt de geluidsbelasting op 29 kavels tussen 56 dB en 60 dB. Op één kavel in Vlek 5B (V5B-7/19) ligt de geluidsbelasting op 61 dB op de zuidzijde van de derde bouwlaag. Eventueel kan deze zijde als 'doof' worden uitgevoerd zodat deze kavel valt in de klasse 56-60 dB.
  • 8. Het verlengen van het scherm aan de westzijde van de Flevolijn richting de Hollandsebrug is een mogelijke aanvullende maatregel. Met uitzondering van één kavel voldoet de geluidsbelasting hiermee aan de voorkeurswaarde van 55 dB. De maximale geluidsbelasting is met deze maatregel 56 dB. De kosten voor deze verlenging zijn hoog. Op dit moment loopt er een verkennende studie naar haalbaarheid en betaalbaarheid.
  • 9. De hoogste gecumuleerde geluidsbelasting is 61 dB. Dit is lager dan de maximaal vast te stellen hogere waarden van 63 dB (zonder 5 dB ex aftrek art. 110g Wet geluidhinder). De geluidsbelasting wordt daarmee aanvaardbaar geacht.
  • 10. Bij de opbouw van de gevel van de woningen dient conform het Bouwbesluit 2012 rekening gehouden te worden met de benodigde geluidwering van de gevel. De karakteristieke geluidwering dient minimaal gelijk te zijn aan de geluidsbelasting minus 33 dB, met een minimum van 20 dB. Bij de uitwerking van het bouwkundig ontwerp dient rekening gehouden te worden met de gecumuleerde geluidsbelasting.
  • 11. Een randvoorwaarden uit het bestemmingsplan Almere Poort is dat er sprake is van een voldoende woon- en leefklimaat. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is dat er per woning sprake is van minimaal één geluidluwe gevel en zo mogelijk een geluidluwe buitenruimte. Per vlek leidt dit tot de volgende conclusies:

Vlek 5B

De kavels V5B-7/17, V5B-7/18 en V5B-7/19 hebben geen gehele gevel waar de geluidsbelasting voldoet aan de voorkeurswaarde. Op de west- en noordzijde is de overschrijding 1 dB op alleen de 3e bouwlaag.

Vlek 7

In vlek 7 hebben de kavels V2-2/1 tot en met V7-2/5 geluidsbelastingen hoger dan de voorkeurswaarde. Aan de west- en zuidzijde vanwege de Flevolijn, aan de zuid- en oostzijde vanwege de Poortdreef.

Op kavel V7-2/1 wordt de voorkeurswaarde op alle bouwlagen overschreden. Bij nadere detaillering moeten maatregelen worden ontworpen om minimaal 1 geluidluwe zijde te creëren. Ook de buitenruimte verdient voor deze kavel aandacht.

Op de kavels V7-2/2 en V7-2/3 wordt vanwege de Flevolijn de voorkeurswaarde van 55 dB overschreden aan de westzijde op de 3e bouwlaag. Aan de noord- en oostzijde vanwege de Poortdreef op de 2e en 3e bouwlaag.

Op kavel V7-2/4 worden de voorkeurswaarden op 2e en 3e de bouwlagen 2 en 3 op de west-, zuid- en oostgevel overschreden. Op kavel V7-2/5 wordt de westzijde alleen op de derde bouwlaag de voorkeurswaarde overschreden. Voor deze kavels dienen bij de nadere detaillering maatregelen worden toegepast om te voldoen aan het uitgangspunt van minimaal 1 geluidluwe gevel.

Geluidregeling Almere Muiderbos

Om een voldoende woon- en leefklimaat te waarborgen is in bijlage 3 van de Regels de “Geluidregeling Almere Muiderbos” opgenomen.

Borgingsregels geluid

In bijlage 4 zijn “Borginsregels geluid”. De borgingsregels dienen te waarborgen dat gerealiseerde bron-, overdracht- of maatregel bij of aan de woning in stand wordt gehouden.

5.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 zijn de nieuwe Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wijzigingswet Wet milieubeheer). Dat betekent dat dit aspect wettelijk verplicht beschouwd moet worden bij het uitoefenen van een bestuurlijke bevoegdheid. Tevens legt het Rijk een grote nadruk op het principe van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat elke situatie beoordeeld moet worden of het aanvaardbaar is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Luchtkwaliteit is een aspect waarmee de leefbaarheid van een gebied deels gekarakteriseerd kan worden.

Toetsingsregels

Het doel van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De parameters die van belang zijn in Almere zijn met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10):

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0018.png"

Tevens is in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer geregeld dat in sommige gevallen de toetsing aan de luchtkwaliteitseisen niet meer hoeft te geschieden. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • 1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • 2. een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • 3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
  • 4. een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Met de wijziging van de Wet milieubeheer zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht:

  • 1. Besluit & Regeling 'Niet in betekenende mate' (NIBM);
  • 2. Regeling 'Beoordeling luchtkwaliteit 2007' (RBL), (gewijzigd december 2008, maart 2009);
  • 3. Regeling 'Projectsaldering luchtkwaliteit 2007';
  • 4. Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Naast de Wet milieubeheer geldt ook de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De koppeling Wro en luchtkwaliteit wordt via het aspect 'goede ruimtelijke ordening' vorm gegeven. De onderbouwing hiervan kan op basis van vier aspecten geschieden:

  • 1. beschrijven van het blootstellingrisico (hoeveel mensen en in welke mate);
  • 2. scheiden: in hoeverre is milieuzonering toepasbaar;
  • 3. voorkomen van voorzienbare hinder;
  • 4. beschermen: 'meest kwetsbare groep op de minst vervuilde plek'.

Beoordeling situatie

Nieuwe situatie

Het plangebied zal na realisering bestaan uit een woongebied in een bos met de benodigde infrastructuur.

Toetsing wetgeving

Almere Poort is als project opgenomen in het NSL (project nr. 105). Projecten die zijn opgenomen in het NSL hoeven niet afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden. In de projectomschrijving in het NSL is aangegeven dat het project Almere Poort 12.000 woningen, 300.000 m2 bvo voor kantoren en 65 ha. voor bedrijven omvat. Deze beschrijving is gebaseerd op het bestemmingsplan 'Almere Poort'.

Dit plan is gelegen in de bestemming “Uit te werken gebied voor Wonen, Centrumdoeleinden, Recreatie en Kantoren (UWCRK) Almere-Strand”, bestemmingsdeel 2. De in artikel 5 genoemde programmatabellen mogen alle – geheel of gedeeltelijk- in dit bestemmingsdeel 2 worden gerealiseerd. Deze tabellen staan voor bepaalde ruimtelijke karakteristieken. De bijbehorende programma's luiden als volgt (zonder toepassing van de mogelijkheid het programma met maximaal 15% te verhogen, conform artikel 3 lid 6 van het 'bestemmingsplan Almere Poort'):

 
programmatabellen (ruimtelijke karakteristieken)
 
 
  Centrumgebied
 
Bos
 

Woongebied
 
Leisurepark
 
Kantorengebied
 

totalen
 

woningen  
1.300     1.000   (1)   300   2.600  

kantoren m2 bvo zelfstandig  
3.500         85.000   88.500  

maatschappelijke voorzieningen m2 bebouwd grondoppervlak  
1.500     1.000       2.500  

leisure m2 bebouwd grondoppervlak  
25.000       51.600     76.600  

detailhandel en dienstverlening m2 bebouwdgrondoppervlak  
10.000     1.000   4.400   300   15.700  

horeca m2 bebouwd grondoppervlak  
12.000     1.000   3.300   700   17.000  

Bos (in ha.)  
  31,5         31,5  

bedrijven (R&D)  
        45.000   45.000  

Het programma in het 'Uitwerkingsplan Almere Poort - Muiderbos' past binnen het programma van het bestemmingsplan 'Almere Poort' en het NSL. Daarnaast voldoet het programma aan het bestemmingsplan 'Almere Poort, 1e partiële herziening' en het 'Ontwikkelingsplan DUIN'. Hiermee wordt voldaan aan de bestuurlijke bevoegdheid en is er op grond van luchtkwaliteit geen belemmering voor het uitwerken van het bestemmingsplan.

5.5 Externe veiligheid

Inrichtingen:

Het plangebied ligt buiten het effectgebied van de kleine kans op een bleve van de propaantank gelegen aan de IJmeerdijk 2. Derhalve, is het niet noodzakelijk de gebiedsaanduiding Veiligheidszone-propaan 3 uit het (ontwerp) bestemmingsplan Poort Buitendijks op de verbeelding en in de planregel van dit uitwerkingsplan op te nemen. In en rond het onderhavige plangebied zijn verder geen risicovolle inrichtingen en/of overige inrichtingen aanwezig waarvoor vaste afstanden gelden of waarvoor ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico grens- en/of richtwaarden van 10-6/jaar gelden. Ook liggen nabij de projectlocatie geen inrichtingen die onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) met bijbehorende veiligheidsafstanden vallen.

Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden ter plaatse van beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten en daarmee aan het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers. De verantwoording groepsrisico en hulpverlening is niet van toepassing op deze risicobron.

Transport:

Flevolijn

Het oostelijke deel van het onderhavige plangebied bevindt zich met een afstand van 150 meter binnen de zone van de Flevolijn. Hierdoor komen slechts tientallen woningen binnen de 200 meter zone van de Flevolijn te liggen. Over de Flevolijn vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Conform het Besluit transportroutes externe veiligheid (verder Btev) dient, indien het plangebied waarop het ruimtelijk besluit betrekking heeft binnen de zone van de transportroute ligt (200 meter), het groepsrisico te worden verantwoord. De invloed van de nieuwe woningen op de toename van het groepsrisico, dat wordt bepaald per km spoortracé, is hier echter verwaarloosbaar. Dit betekent, dat de verantwoording groepsrisico niet van toepassing is op deze risicobron. De maximale 10-6 plaatsgebonden risicocontour bedraagt 6 meter en het plasbrandaandachtsgebied (PAG) 30 meter.

Het plangebied ligt wel volledig binnen het invloedsgebied (> 4 km) van het scenario van het vrijkomen van zeer giftige vloeistoffen op deze transportroute. Zie tabel 1. De verantwoording hulpverlening is wél van toepassing op deze risicobron.

Rijksweg A6

Op een afstand van meer dan 600 meter ligt de A6. De A6 heeft volgens de Regeling Basisnet een veiligheidsafstand van '0 m'. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer op het midden van de weg niet meer bedraagt dan 10-6 per jaar. Verder heeft deze weg geen plasbrandaandachtsgebied.

Het plangebied ligt buiten de hiervoor genoemde 200 meter van deze transportroute, zodat de verantwoording groepsrisico niet van toepassing is.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied (maximaal circa 880 m) van het scenario van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen op deze transportroute. Zie tabel 2. De verantwoording hulpverlening is dan ook hier van toepassing op deze risicobron.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0019.png"

Buisleidingen:

Op een afstand van meer dan 700 meter liggen twee buisleidingen N-533-19 en N-533-20. Uit eerder uitgevoerde berekeningen met het rekenpakket CAROLA is gebleken, dat deze leidingen geen plaatsgebonden risicocontour (PR) van 10-6/jaar hebben en dat het invloedgebied circa 190 meter bedraagt. De verantwoording groepsrisico en hulpverlening is niet van toepassing.

Advies Brandweer Flevoland

Op 17 juni 2022 heeft de Brandweer Flevoland advies uitgebracht. Het voorliggende plan is hierbij beoordeeld op het aspect veiligheid, zowel in algemene zin (Wet veiligheidsregio's) als ten aanzien van externe veiligheid (besluiten externe veiligheid). Het advies richt zich op de risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor bestrijding en beperking van een incident met gevaarlijke stoffen.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van transport van toxische stoffen over het spoor/Flevolijn (ca. 4 km) en daarmee binnen het scenario van het vrijkomen van zeer giftige vloeistoffen op deze transportroute

De Brandweer adviseert, in het kader van verantwoording hulpverlening, de volgende voorziening:

  • 1. De mechanische ventilatie dient afschakelbaar te worden gemaakt. Indien de voedingsstekker van de mechanische ventilatievoorziening voor de gebruikers bereikbaar is, dan is de mogelijkheid om de stekker uit het stopcontact te halen, voldoende om aan deze voorwaarde te voldoen;
  • 2. Hiervoor dient ook een duidelijk instructie te worden aangebracht (in de meterkast bv), waarin de gebruiksinstructie i.r.t de externe calamiteit, worden aangegeven;
  • 3. Deze voorziening dient in dit bestemmingsplan en de omgevinsgvergunning voor bouwen te worden geborgd.

Verder zijn er volgens de brandweer nog volgende aandachtspunten:

  • 1. De bereikbaarheid voor hulpdiensten en bluswatervoorziening uit te voeren conform handtreiking bereikbaarheid en bluswater Flevoland
  • 2. Aandacht te hebben voor nieuwe risico's, als gevolg van de energietranstie. Als voorbeeld: het aanbrengen van zonnenpanelen, laadvoorzieningen of andere duurzame energievormen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Alleen een verantwoording hulpverlening en advies van de Brandweer Flevoland is nodig. De Brandweer Flevoland wordt daarom in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over:

  • a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op het spoor;
  • b. omdat de vergunning betrekking heeft op een nog niet aanwezig beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op het spoor een ramp voordoet.

Overigens worden in artikel 4.124 van het Besluit bouwwwerken leefomgeving voorschriften opgenomen over de regelbaarheid en uitschakelbaarheid van het mechanisch ventilatiesysteem in woningen en gebouwen.

5.6 Bedrijven en milieuzonering

5.6.1 Vis à Vis

Het plangebied ligt voor een deel binnen het invloedsgebied van Vis à Vis. Vis à Vis is een theatergezelschap, gevestigd op het perceel Muiderzandplaats 1. Het gaat om een locatie waar in de openlucht theatervoorstellingen worden gespeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0020.png"

Figuur 11 Locatie Vis á Vis

Hierna wordt de huidige status van Vis à Vis beschreven en het voornemen om het podium en tribune te verplaatsen naar de oostzijde van het restaurant. Volgens het akoestisch onderzoek wat is uitgevoerd voor het bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin.

Melding Activiteitenbesluit en maatwerkvoorschriften Vis a Vis

Er is een melding ingediend in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Op 8 januari 2017 heeft de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek een akoestisch rapport ontvangen van Theatergezelschap Vis á Vis. Dit akoestisch rapport was een indieningsvereiste bij een melding Activiteitenbesluit. Deze melding is ingediend voor de realisatie van een permanent gebouw met ondersteunende ruimten en een publieksrestaurant en een buitentheater.

In het onderzoek zijn de geluidbelastingen berekend voor de representatieve bedrijfssituatie (RBS) op de gevels van woningen in de omgeving van de inrichting. Hierbij is rekening gehouden met de woning gelegen aan de IJmeerdijk 1 en de woningen in plan Zuiderduin. In een later onderzoek (K158TT1898.R03.4. definitief d.d. 16 januari 2019) is ook rekening gehouden met de realisatie van een nabij gelegen school op de locatie Boskamer Muiderduin. Getoetst is of de inrichting kan voldoen aan het gestelde in het Activiteitenbesluit. Voor de activiteiten van Vis à Vis blijkt dit naar verwachting niet toereikend. Tijdens de voorstelling buiten kunnen namelijk o.a. geluidpieken (knallen, 'explosies', etc.) optreden die ter plaatse van de betreffende woning gelegen aan de IJmeerdijk 1 niet voldoen aan de grenswaarden zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit. Om de reguliere geluidbelasting van de inrichting en deze geluidpieken in te kunnen passen zijn maatwerkvoorschriften vastgesteld met daarin passende hogere waarden. Deze zijn ook dekkend voor het plangebied Muiderbos.

Voor de inrichting op de locatie Muiderzandplaats 1 zijn op grond van artikel 8.42, eerste lid van de Wet milieubeheer en artikel 2.20, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer hogere geluidswaarden vastgesteld voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximale geluidsniveau (LAmax) op de gevels van de woningen aan de IJmeerdijk 1, de woningen in plan Zuiderduin en de basisschool en kinderdagverblijf aan de Boskamer Muiderduin.

Akoestisch onderzoek bestemmingsplan 2017

In 2017 is in opdracht van de gemeente Almere is in het kader van de ontwikkeling van bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin en woningbouwontwikkelingen in het gebied Kreekbos Zuid, door PBTA B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Onderzocht is in welke mate de realisatie van het bestemmingsplan Theatergezelschap Vis à Vis in zijn bedrijfsvoering beperkt. Daarbij wordt tevens bekeken welke maatregelen en voorzieningen getroffen kunnen worden om een beperking van de mogelijkheden van Vis à Vis te voorkomen. Uitgangspunt in het onderzoek is de plaats van het podium en tribune op de huidige locatie.

Uitgangspunt voor dit onderzoek was de beschikbare geluidsruimte voor Vis à Vis op basis van de woningbouwplannen in Kreekbos Zuid. Woningbouwmogelijkheden in het gebied Muiderbos zijn aanvankelijk in het onderzoek niet onderzocht. Wel zijn de geluidcontouren over het gebied Muiderbos inzichtelijk gemaakt.

Onderzocht welke maatregelen en voorzieningen getroffen kunnen worden om een beperking in de bedrijfsvoering van Vis à Vis te voorkomen. De resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd in het rapport van PBTA, “Vis à Vis, Almere, Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Kreekbos Zuid” (G120TT1867.R01.3) van 25 oktober 2017.

In het Akoestisch onderzoek van 25 oktober 2017 zijn een tweetal afzonderlijke representatieve bedrijfssituaties (RBS) beoordeeld. Te weten:

  • 1. Voorstelling openluchttheater. Deze voorstellingen kunnen in de dagperiode en de avondperiode tot uiterlijk 23.00 uur plaatsvinden.
  • 2. Voorstelling in restaurant (nieuwbouw). Het restaurant in de nieuwbouw wordt zodanig uitgevoerd dat er het gehele jaar voorstellingen uitgevoerd kunnen worden. De voorstellingen vinden plaats tot uiterlijk 23.00 uur (dag- en avondperiode).

De verschillende RBS-en vinden nooit gelijktijdig plaats. De voorstelling in het openluchttheater is maatgevend. Daarom is in het onderzoek alleen deze situatie in de beoordeling meegenomen.

Naar aanleiding van het ontwerp bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin is door Vis à Vis aangegeven dat er naast de 2 hiervoor genoemde RBS-en ook activiteiten worden geprogrammeerd die vallen onder artikel 2.21 lid 1 van het Activiteitenbesluit. Op grond van dit artikel kan voor een individuele festiviteit ontheffing worden verleend om af te wijken van de geluidgrenswaarden tot een maximaal 12 keer per jaar.

Beoordeling en conclusie voor het Uitwerkingsplan Muiderbos

Om alle geplande geluidgevoelige objecten binnen het ontwikkelgebied Kreekbos Zuid te kunnen realiseren zijn maatregelen nodig om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en om Vis à Vis niet in haar bedrijfsvoering en exploitatiemogelijkheden te beperken op grond van het Activiteitenbesluit. Met dit uitwerkingsplan is het geen streven meer om ook in het gebied Muiderduin woningen te realiseren voor zover deze Vis à Vis niet negatief beïnvloed.

In het onderzoek is geconcludeerd dat een geluidsscherm aan de noordzijde van het terrein van Vis à Vis met hoogte van 6 m hoog het meest doelmatig is. Voor de beoordeling van de effectiviteit van het scherm is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau maatgevend voor de woningbouwplannen in Kreekbos Zuid. In figuur 1 is de positie van het scherm weergegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0021.png"

Figuur 12: Voorstel positie geluidscherm aan noordwestzijde en noordoostzijde terrein Vis à Vis

De woningen in Muiderbos bestaan uit drie bouwlagen. De maatgevende waarneemhoogte is daarmee 7,5 m. In figuur 3 zijn de maatgevende 45, 50 en 55 dB(A) contouren op 7,5 m weergegeven voor de maatgevende avondperiode.

Omdat de berekende 45 dB(A) contour vanwege de in het model ingebrachte bebouwing een zeer grillig verloop heeft, is deze handmatig aangepast in een cirkelvormige lijn. Hiermee is ook het gebied tussen 45 en 50 dB(A) contour eenduidig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0022.png"

Figuur 13: maatgevende 45, 50 en 55 dB(A) contour op 10,5 m hoogte

Ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan zijn de contouren aan met name de noordzijde van Vis à Vis kleiner geworden. Voor te realiseren geluidgevoelige objecten tussen de 45 en 50 dB(A) contour dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd te worden.

Vis à Vis is vooral in de avondperiode actief met haar voorstellingen. Wij achten het woon- en leefklimaat aanvaardbaar als in de geluidgevoelige ruimten van woningen een binnenniveau (LAr,LT) van 35 dB(A) etmaalwaarde (= 30 dB(A) avondperiode) is gewaarborgd. Hierbij merken wij op dat conform het Bouwbesluit voor de uitwendige scheidingsconstructies een minimale geluidwering van 20 dB geldt. Uitgaande van deze minimumeis, kan gesteld worden dat geluidbelastingen tot maximaal 50 dB(A) op de gevel in de maatgevende avondperiode een aanvaardbaar woon- en leefklimaat oplevert.

In het bestemmingsplan wordt het gebied tussen de 45 en 50 dB(A) contour aangeduid als Milieuzone – Zones wet milieubeheer 3. In deze zone is het toegestaan geluidsgevoelige objecten te realiseren als de geluidwering van de gevels zodanig wordt uitgevoerd dat het binnenniveau van 35 dB(A) etmaalwaarde is gewaarborgd. Dit gebied strekt zich uit van het zuidelijke deel van Kreekbos zuid tot het noord- oostelijke deel van Muiderduin.

In het bestemmingsplan wordt het gebied binnen de 55 dB(A) contour aangeduid als Milieuzone – Zones wet milieubeheer 2. In deze zone is het niet toegestaan geluidgevoelige objecten te realiseren.

In combinatie met het voorgaande zijn voor Vis à Vis op grond van artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften vastgesteld voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax in afwijking van de waarden zoals genoemd in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Op deze wijze wordt de bedrijfsvoering van Vis à Vis zoals deze bij de melding op grond van het Activiteitenbesluit is vermeld, niet beperkt.

5.6.2 Schoollocatie Boskamer Muiderduin

Grenzend aan het onderhavige plangebied bevindt zich ook een schoollocatie, waar een school en een kinderdagverblijf gerealiseerd worden. Het bijbehorende speelterrein ligt binnen een zone van 30 meter tot woningen. Op basis van de richtafstanden uit Bedrijven en milieuzonering geldt een afstand van 30 meter tot aan woningen. Dit is de voorkeursafstand voor een rustige woonwijk. Dit deel van Muiderduin is te kenmerken als een gemengd gebied gezien de functies in de omgeving en de infrastructuur die voor een verhoogde geluidbelasting zorgen. Hierdoor kan de afstand met een stap worden teruggebracht naar 10 meter. Nadere onderbouwing met een akoestisch onderzoek is dan niet nodig.

Het speelterrein bevindt zich op circa 20 meter afstand tot de woningen en vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van woningen. Daarnaast vormen de woningen ook geen belemmering voor de schoollocatie.

5.7 Kabels en leidingen

Er bevinden zich geen planologisch relevante kabels en leidingen binnen het plangebied.

5.8 Waterparagraaf

5.8.1 Beleid Waterschap Zuiderzeeland

Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water is in december 2000 vastgesteld door het Europees Parlement en geïmplementeerd in de Wet op de Waterhuishouding, inmiddels de Waterwet. Het doel van deze richtlijn is het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van oppervlaktewateren en grondwater en bevorderen van duurzaam gebruik van water. In het Nationaal Waterplan, de Nota Ruimte (2006), de Startovereenkomst ‘Waterbeleid 21e eeuw’ (WB21), de Bestuurlijke Notitie Watertoets en het Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel (NBWactueel), komt het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer naar voren. Thema’s zoals ‘water in de stad’ en ‘water als ordenend principe’ zijn als speerpunten in het vigerende beleid beschreven. Basisprincipes van dit beleid zijn: ‘meer ruimte voor water’ en het ‘voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd’.

Dit resulteert in twee drietrapsstrategieën:

• Waterkwantiteit: vasthouden, bergen, afvoeren

• Waterkwaliteit: schoonhouden, scheiden, zuiveren

Waterwet

In de 2009 is de Waterwet van kracht geworden De wet stroomlijnt en moderniseert de oude waterwetgeving. De waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, zijnde het watersysteem. Ook verbetert de wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. In de wet staat het watersysteem centraal en zijn de doelstellingen van het waterbeheer gericht op het duurzaam goed functioneren van het watersysteem. De Waterwet heeft negen wetten over waterbeheer vervangen en heeft de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgenomen. De Waterwet dient eveneens als paraplu om de Kaderrichtlijn Water te implementeren en geeft ruimte voor implementatie voor Europese richtlijnen.

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2022-2027 (2021)

De Waterwet verplicht waterbeheerders een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden.

Het Waterbeheerprogramma beschrijft wat het waterschap in de periode 2022-2027 oppakt. De urgentie is groot, er moet veel gebeuren en dat kunnen we niet alleen. Vandaar dat het waterschap graag met alle partners in gesprek gaat over hoe we kunnen samenwerken. Zo is er een sterke samenhang tussen dit Waterbeheerprogramma en de Nationale omgevingsvisie, de provinciale omgevingsvisie en het provinciale omgevingsprogramma (specifiek het waterprogramma) en gemeentelijke omgevingsvisies en -plannen. Naast strategische gesprekken hierover willen we de komende jaren ook meters maken in de uitvoering: samen aan de slag voor een toekomstbestendige inrichting.

Omgeving

Sinds de aanleg van de polders, is het gebied continu in ontwikkeling geweest. Nieuwe (ruimtelijke) vraagstukken blijven zich aandienen: de bouw van ca. 100.000 nieuwe woningen, de aanleg van nieuwe natuur, de ontwikkeling van duurzame energiebronnen, de overgang naar meer toekomstbestendige landbouw en een klimaatbestendige inrichting.

Het waterschap streeft naar 'water als sturend principe' in de ruimtelijke inrichting: de mogelijkheden en onmogelijkheden van het bodem- en watersysteem vormen het vertrekpunt bij het maken van ruimtelijke keuzes. Hiermee anticiperen we bijvoorbeeld op lange perioden van droogte of extreme regenbuien. Met onze kennis dragen we bij aan de toekomstbestendige inrichting van ons gebied.

Waterveiligheid

De eerste dijken rond provincie Flevoland zijn aangelegd vanaf eind jaren dertig van de vorige eeuw, toen als eerste de Noordoostpolder werd drooggelegd. Dankzij deze primaire waterkeringen zijn bewoners, bedrijven en hun bezittingen in de diepgelegen Flevopolders veilig. In het beheergebied ligt 200 kilometer aan primaire waterkeringen. De zorg voor deze keringen is in handen van het waterschap. De meeste waterkeringen zijn makkelijk toegankelijk; er is weinig bebouwing op en in de keringen. De zorgplicht van het waterschap omvat meer dan alleen beheer en onderhoud; de hele keten van beheer, beoordelen en versterken is van belang. Daarbij staat de levensloop van de waterkeringen altijd centraal.

Voldoende en gezond water

Flevoland is aangelegd door en voor de mens. Met een stelsel van watergangen en kunstwerken stelt het waterschap het juiste waterpeil in. Door klimaatverandering, bodemdaling, verstedelijking en intensivering van de landbouw is het niet langer vanzelfsprekend dat er altijd en overal voldoende water is van goede kwaliteit.

We zorgen voor een robuust watersysteem dat past bij de gebruiksfuncties, dat goede levensomstandigheden biedt aan inheemse flora en fauna en dat bestand is tegen extreme weersomstandigheden. Als waterbeheerder in het landelijk en stedelijk gebied houden we het watersysteem van ons beheergebied op orde en zorgen we voor voldoende water en voor een goede waterkwaliteit.

Schoon en gezuiverd water

In zuiveringsinstallaties wordt het afvalwater van huishoudens en bedrijven schoongemaakt. Na zuivering voldoet het water weer aan alle milieunormen en belandt het in het oppervlaktewater. Zo beschermt Waterschap Zuiderzeeland de gezondheid van alle inwoners en houden we het oppervlaktewater schoon.

We dragen bij aan een gezonde leefomgeving door afvalwater van huishoudens en bedrijven naar onze zuiveringen te transporteren en schoon te maken en zorgen ervoor dat het gezuiverde water voldoet aan de huidige milieunormen. Daardoor is de leefomgeving en volksgezondheid nu en in de nabije toekomst beschermd.

Het waterschap streeft naar een zo eerlijk mogelijke verdeling van de kosten van rioolwaterzuivering en hanteert daarbij als uitgangspunt dat de vervuiler betaalt. Daarom moet de grondslag voor de belastingheffing zo veel mogelijk overeenkomen met de gemeten, aangevoerde vuilvracht

We zorgen ervoor dat de capaciteit van het afvalwatersysteem flexibel meebeweegt met ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen en we passen de gebruikte zuiveringsmethoden aan, zodat we ook microverontreinigingen kunnen verwijderen.

5.8.2 Watertoets

Mede in het licht van de verwachte klimaatverandering en bodemdaling is gestreefd naar een robuust, veerkrachtig en zelfvoorzienend watersysteem in Poort. Conform bestemmingsplannen Almere Poort Oost en Kustzone vindt een deel van de waterberging plaats in de Noorderplassen, dat buiten het plangebied van Duin is gelegen.

In het kader van de watertoets is samen met de waterbeheerder het nieuwe watersysteem van Almere Poort en het watersysteem van de Kustzone (Duin), dat hiervan een onderdeel is, getoetst aan het vigerende beleid van het waterschap. Het watersysteem van Duin Zuid is - op zijn beurt weer onderdeel van het watersysteem van de Kustzone - zal ook op zich zelf gaan voldoen als een “Waterbeheer 21e eeuw proof” systeem.

Er is geen wateroverlast, er is een goede waterkwaliteit, er wordt aangesloten bij de (abiotische) potenties. Er is zo veel mogelijk infiltratie en een oppervlakkige afstroming van hemelwater; het mogelijk verontreinigde hemelwater wordt via een lokale zuivering geleid.

Voldoende water

Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is in 2015 op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.

Uitgangspunt is dat een robuust watersysteem de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling op kan vangen. Een dergelijk systeem kan het water, conform de daarvoor vastgestelde normen en zonder overlast te veroorzaken, verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Conform bestemmingsplannen Almere Poort Oost en Kustzone vindt een deel van de waterberging voor Almere Muiderbos plaats in de Noorderplassen, dat buiten het plangebied van Duin is gelegen.

Watersysteem Poort

Het watersysteem van de Kustzone is onderdeel van het gehele watersysteem van Poort. Dit watersysteem (zie figuur 11) is op zijn beurt onderdeel van het watersysteem van de Hoge Vaart. Duinvallei heeft een peil van NAP -3,5 m. Het grootste deel van Duin valt in het peilgebied met NAP -4,4 m).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0023.jpg"

Figuur 14 Watersysteem Poort

Het watersysteem van Poort is ontwikkeld op basis van het waterstructuurplan en de aanvullende onderzoeken hierop. Het waterstructuurplan is tot stand gekomen op basis van het stedenbouwkundige structuurplan, het MER en de resultaten van werkgroepen.

In figuur 15 is de waterstructuur aangegeven, zoals vastgelegd in het peilbesluit uit 2007.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0024.jpg"

Figuur 15 Waterstructuur conform peilbesluit

Eind 2020 is het ontwerp van het watersysteem Duin Zuid doorgerekend en getoetst. Hierin zijn de watergangen en duikers langs de Poortdreef gedimensioneerd. De watergang langs de Muiderzandweg is hier nog niet in meegenomen (Watersysteemanalyse Almere Duin Zuid, zie Bijlage 5). Daarnaast is het stedenbouwkundige plan in 2021 getoetst aan de klimaatbestendigheid en functionaliteit (Toetsing stedenbouwkundig plan Muiderduin Boskamer, zie Bijlage 6).

Het waterschap toetst op bui647/667. Bij Bui647 (T=100 jaar bui; 116,1 mm in 48 uur) is de eis dat de toekomstige maximale waterstand lager dan of gelijk is aan de referentiesituatie en dat er geen inundatie in Almere Poort mag optreden. De maximale waterstand in de Galjoottocht en Hoge Vaart (in Almere) is in de toekomst lager dan in de referentiesituatie, respectievelijk 12 en 3 cm. In het zuidelijke deel van de Flevopolder nemen de maximale waterstanden echter toe, met maximaal 12 mm. Bij Bui647 is er in de Galjoottocht, ter hoogte van Almere Poort, 70 cm peilstijging. Dit wordt veroorzaakt door de peilstijging in de Hoge Vaart. Doordat het peil in de Galjoottocht stijgt tot boven de kruinhoogte van de stuwen, is er extra peilstijging in Almere Poort. De peilstijging in Almere Poort varieert tussen de 23 en 51 cm, met uitzondering van de hierboven genoemde locaties. Aan de Koperstraat is er een duiker die bij deze bui 15 cm opstuwing geeft. Deze duiker wordt in de toekomst verwijderd. In Almere Poort treedt geen inundatie op.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0025.png"

Afbeelding 17: maximale peilstijging bij Bui647 in Almere Poort


Ten slotte is er gekeken naar het effect van de duiker onder de bouwweg Isla Bonita. Deze duiker is in 2030 mogelijk nog niet verwijderd. Het blijkt dat de duiker weinig invloed heeft op de maximale waterstanden in de Galjoottocht. Dit is op voorwaarde dat er ook een bypass gerealiseerd wordt. De hoeveelheid water die door de Galjoottocht of bypass stroomt, verandert wel. Met duiker stroomt er ongeveer 35.000 m3 minder water door de Galjoottocht en meer door de bypass bij Bui647. Als er geen bypass gerealiseerd wordt, is er 1,5 cm opstuwing over de duiker bij Bui647.

Watersysteem Muiderbos

Muiderbos heeft door de bodemgesteldheid (beperkte infiltratie) en duurzaamheidsambitie van de Gemeente Almere een oppervlakkig afwateringsysteem voor regenwater. Het watersysteem van Muiderbos is opgebouwd uit de beek, een watergang en een fijnmazig netwerk van greppels, wadi’s en goten. De Muiderzandbeek is de beeldbepalende structuur voor Muiderbos en Kreekbos. De kronkelende beek loopt door een afwisselend open-gesloten bos.

Het watersysteem wordt aangevuld met een watergang ingepast in een bosrijke rand aan de Poortdreef. Deze watergang legt de verbinding met het grotere systeem van Almere Poort. Daarnaast moet ook een watergang langs de Muiderzandweg worden aangelegd ten behoeve van de afvoer greppels in Muiderbos en Kreekbos.

Het watersysteem in Muiderbos bestaat daarnaast uit greppels en wadi’s langs de Muiderduinstraat en langs de ontwikkelvlekken. Het water wordt oppervlakking aangeboden.

Voor het watersysteem worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Stroomrichting, maatvoering, principeprofielen en peilmaten zijn vastgelegd. Na een nog te verrichten geotechnisch onderzoek worden deze definitief vastgelegd.
  • De beek stroomt onder vrij verval. Regenwaterafvoer van verhard oppervlak naar de beek is niet toegestaan.
  • Vorm en maat beek (variabel waterpeil -3,5 NAP tot -4.20 NAP) en overige watergangen (waterpeil -4,40 NAP) liggen vast.
  • De detaillering van de greppels langs de Muiderduinstraat en Muiderzandweg liggen nog niet vast. Dit moet nog volgen uit het maaiveld/hoogtemodel en de toets op klimaatrobuustheid. Er is nu een toets uitgevoerd zonder maaiveld, alleen met greppels. Dit is mede afhankelijk van een inmeting van het gebied waarbij de diepteligging van de greppels gecontroleerd kan worden.
  • De detaillering van de aansluiting van kavels op de greppels is conform de in het ruimtelijke programma van eisen opgenomen principeprofielen.
  • Het regenwater van de daken en verhardingen op de kavel dient voor 50% oppervlakkig afgevoerd te worden via een molgoot op eigen terrein naar de openbare straat waar het regenwater zich verzamelt in de centrale goot die afvoert richting greppels.
  • Het regenwater van de daken en verhardingen op de kavel dient voor 50% oppervlakkig afgevoerd te worden naar de greppels aan de boszijde. De afstand tussen kavel en greppel is maximaal 12 meter. Uitgangspunt is om de greppel in te passen met maximaal behoud van bestaande bomen en op een zo kort mogelijke afstand van de kavels. Beheer is conform eisen Stadsruimte.
  • De voorafgaande twee punten zijn afhankelijk van de situering van een woning. Er zijn woningen die 100% aan de straatzijde moeten aanbieden.
  • De oppervlakkige afvoer in het plan richting greppels en goten zal plaatsvinden zonder zichtbare technische verbuizing.
  • Watergang langs Muiderzandweg richting Poortdreef moet nader worden uitgewerkt qua afmetingen. De watergang is nodig voor de afvoer van greppels en drainage maar is niet te realiseren met bodemverbetering om opbarsten en kwel te voorkomen. Deze watergang zal "lek" moeten worden aangelegd waarbij de afmetingen dus beperkt moeten worden om de kwel te minimaliseren. Dit moet nader afgestemd moeten met het waterschap Zuiderzeeland.

Het watersysteem Almere Muiderbos komt overeen met de uitgangspunten gehanteerd in de modelstudie die onderdeel is van de vastgelegde afspraken tussen gemeente Almere en Waterschap Zuiderzeeland (brief Bevestiging afspraken Galjoottocht en bypass, d.d. 17-08-2021, met kenmerk GO/2021/14119837svdz). Op deze wijze is ook in de toekomst een goede afwatering richting de Noorderplassen geborgd.

Waterveiligheid

Om de veiligheid met primaire keringen te waarborgen wordt bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden met waterhuishoudkundige eisen voor de korte en lange termijn. Dit conform de Amvb Ruimte en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ministerie I&M; 2012).

Ten gevolge van ruimtelijke plannen blijven waterkeringen aan de wettelijk gestelde veiligheidsnorm voldoen. De veiligheidsnorm geeft de kans van voorkomen weer van de waterstand die nog veilig door de primare kering gekeerd moet kunnen worden. Deze kans van voorkomen wordt uitgedrukt in een gemiddelde overschrijdingskans per jaar bij gebruik van een overslagcriterium van 1 l/s/m1.

Ten gevolge van ruimtelijke plannen blijven waterkeringen robuust en daarmee klimaatbestendig. Activiteiten op, in of nabij de waterkeringen mogen er niet toe leiden dat er geen ruimte meer is om toekomstige ontwikkelingen op te vangen.

Het plangebied valt voor een klein deel aan de zuidrand binnen de buitenbeschermingszone van een primaire waterkering. Ter bescherming is hiervoor een gebiedsaanduiding in regels en verbeelding opgenomen.

Schoon water

Goede structuurdiversiteit

Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied. Uitgangspunten hierbij zijn dat bij de inrichting van het watersysteem wordt gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem en naar goede chemische en biologische waterkwaliteit. Bij het dimensioneren van het watersysteem wordt rekening gehouden met de te verwachten waterkwaliteit.

Oevers worden bij voorkeur duurzaam en indien passend bij de functie natuurvriendelijk ingericht. Natuurvriendelijke oevers hebben een talud van 1:5 of flauwer; afhankelijk van de beschikbare ruimte en functie kan een steiler talud worden toegepast. Grotere waterpartijen hebben een waterdiepte van minimaal 1,5 meter bij streefpeil (mede i.v.m. stabiliteit); plaatselijk zijn verdiepingen van de waterbodem tot een diepte van 2,5 meter gewenst. Oppervlaktewater met een doelstelling voor goede chemische en/of biologische waterkwaliteit (vaak helder) wordt niet nadelig beïnvloed door water met een lagere waterkwaliteitsdoelstelling (vaak troebel). Bij de inrichting van het watersysteem dient water met een hogere kwaliteit te stromen naar water met een lagere kwaliteit. Er is voldoende watercirculatie.

Goede oppervlaktewaterkwaliteit

Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor.

In het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe 'schoon houden, scheiden, zuiveren'. Verontreinigingen worden voorkomen of aangepakt bij de bron.

Conform de Waterwet (Ww) is het verboden om afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in welke vorm dan ook te brengen in oppervlaktewateren, zonder vergunning. Schoon regenwater mag zonder vergunning direct geloosd worden op oppervlaktewater. De voor demping van bestaande watergangen gebruikte materialen moeten voldoen aan de eisen uit de "Besluit bodemkwaliteit" en de waterbodemkwaliteitskaart van waterschap Zuiderzeeland. Voor waterhuishoudkundige werken zijn alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen toegestaan. Voor beschoeiing zijn alleen niet-oxydeerbare, niet-uitlogende en gecertificeerde materialen toegestaan. Lozingen op oppervlaktewater als gevolg van uitlogende materialen verwerkt in bouwwerken (bijv. zinken of koperen daken) zijn vergunningplichtig. Lozingen op kwetsbaar water van alle typen oppervlakken gemaakt van uitlogende materialen worden verboden door het waterschap. In het plan worden geen uitlogende materialen toegepast.

Goed omgaan met afvalwater

Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.

Voor nieuw te ontwikkelen terreinen geldt dat het hemelwater niet naar een centrale rioolwaterzuivering wordt afgevoerd maar in of in de nabijheid van het plangebied wordt verwerkt. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak. Het ombouwen van bestaande stelsels naar "zuiverend" gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen.

Bij nieuwbouwgebieden is de aanleg van een "zuiverend" gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. In bestaand gebied wordt ernaar gestreefd om schoon regenwater af te koppelen van het rioolstelsel.

Onder schoon hemelwater wordt verstaan:

  • Hemelwater van verhardingen met een verkeersintensiteit < 1000 voertuigen per dag;
  • Hemelwater vanaf parkeerplaatsen met minder dan 50 plaatsen;
  • Hemelwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt;
  • Hemelwater van onverhard terrein;
  • Hemelwater van centrumgebieden (m.u.v. marktterreinen).

Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken wordt geïnfiltreerd of direct afgevoerd naar open water. Ook ter compensatie van het afgekoppelde verharde oppervlak dient extra open water of alternatieve berging te worden aangelegd. Het hemelwater stroomt onder vrij verval af, direct of indirect (eventueel via een lokale zuivering) richting open water. Het afstromend hemelwater wordt vanaf de erfgrens, en waar mogelijk, bovengronds aangeboden. Vuil hemelwater is afstromend hemelwater dat niet onder schoon is vermeld. Verharde oppervlakken die vervuild zijn of waar de kans op vervuiling groot is worden afgevoerd via een (in)filtratievoorziening, (in)filtratieberm en/of slibafscheider. Een bodempassage wordt gedimensioneerd volgens de Leidraad Riolering. De afvoer van minder schone verharde oppervlakken via het rioolstelsel vindt plaats op basis van expert-judgement.

In het geval huishoudelijk- of bedrijfsafvalwater niet wordt aangeboden via het bestaande rioolstelsel denken wij graag met u mee over de verwerking van dit afvalwater. U wordt verzocht contact op te nemen met het Team Waterprocedures van het waterschap. Er wordt de volgende voorkeursvolgorde in het omgaan met afvalwater gehanteerd:

1. Lozingen / emissies worden voorkomen.

2. Afvalwater wordt vergaand hergebruikt.

3. Aansluiting afvalwaterstroom op riolering.

4. Afvoer per as (transport).

5. Opslag en gelijkmatige verspreiding.

De waterkwaliteit in Almere Poort heeft van begin af aan veel aandacht gekregen. Het hoofdsysteem is hierop ook uitgelegd en is zodanig ontworpen dat de waterkwaliteit zo goed mogelijk gediend is. Dit wordt o.a. bereikt door via peilkeuze zo min mogelijk eutrofe, brakke kwel toe te laten en via (filtratie van) hemelwater zoveel mogelijk gebruik te maken van goed hemelwater.

In het plangebied worden hiertoe hoge waterpeilen ingesteld, wat leidt tot nog hogere grondwaterstanden in het duinlandschap.

De waterlopen worden gevoed met rechtstreeks oppervlakkig afstromend hemelwater, drainagewater en dijkse kwel. Het oppervlaktewater kan een goede kwaliteit krijgen, omdat er maar weinig invloed is van de voedselrijke kwel. Daarnaast zal het vastgehouden hemelwater in de duinen in een droge situatie de waterlopen in het gebied voeden met water van een goede kwaliteit.

Het systeem wordt aangelegd met een profiel dat beschreven is in de paragraaf voldoende water. In dit profiel vindt er zuivering plaats in de plas/dras zone. Daarbij wordt er een dusdanig stroomprofiel gerealiseerd dat ook in droge periodes doorstroming van water blijft bestaan, met een waterkwaliteit die vergelijkbaar is met die van de Muiderzandbeek. Of dit ook te behalen is voor watergang parallel aan de Muiderzandweg moet uitgezocht worden. Deze zal tot in het pleistoceen reiken en dus kwel afvoeren.

Riolering

Vanwege bodemgesteldheid is er voor gekozen om een oppervlakkig afvoersysteem te hanteren voor neerslag en een systeem voor vuilwater dat minder diep ligt dan een traditioneel vrijverval systeem.

Vuilwater wordt verzameld en via een vacuumsysteem afgevoerd naar een vacuumstation ter hoogte van de Poortdreef/Flevolijn. Vanaf hier wordt het vuilwater via een netwerk van gemalen en persleidingen afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie op het bedrijventerrein de Vaart.

De neerslag van schone verharde oppervlakken wordt zoveel mogelijk zichtbaar afgevoerd. Het hemelwater zal zo veel mogelijk infiltreren in de aan te leggen zandpakketten, de duinen. Vervolgens wordt dit water zo veel mogelijk via het grondwater en een oppervlakkig systeem (zoals wadi's) afgevoerd naar de Vallei en de zuidoostelijk gelegen waterloop.

Neerslag van verontreinigde verharde oppervlakten wordt zoveel mogelijk lokaal gezuiverd, bij voorkeur door een bodempassage (filterberm / wadi, waterdoorlatende verharding), alvorens het afstroomt naar oppervlaktewater.

5.9 Ecologie

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Hierin zijn de bepalingen van de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 – deels gewijzigd – opgenomen. De bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn in hoofdstuk 2 van de Wnb terug te vinden (Natura 2000-gebieden). Hoofdstuk 3 van de Wnb bevat de bepalingen omtrent de bescherming van soorten (voorheen de Flora- en faunawet).  Bepalingen van de Boswet zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van de Wnb (houtopstanden). 

Naast de Wnb is ook de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen EHS) van belang. Hiervoor gelden de spelregels en provinciale verordeningen zoals die door het rijk en de provincies zijn opgesteld.

Natura 2000-gebieden (hoofdstuk 2 Wnb)

De gebieden die onder de Wnb zijn beschermd hebben betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld (Natura 2000-gebieden). Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten, zowel direct als indirect, op deze gebieden.

Het plangebied Duin grenst aan, het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer, dat is aangewezen in het kader van zowel de Vogel- als Habitatrichtlijn, zie ook navolgende kaart. Daarmee is het noodzakelijk te beoordelen of als gevolg van ontwikkelingen mogelijk sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van dit natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0026.jpg"

Figuur 19 Ligging plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer = gele arcering (Bron: Kaartmachine Ministerie van EZ).

In juni 2021 is door onderzoeksbureau TAUW een Stikstofdepositie berekening uitgevoerd (zie Bijlage 7). Uit de berekening met het rekenmodel AERIUS is de volgende maximum bijdrage op het nabijgelegen Natura 2000-gebied Naardermeer berekend:

  • 0,01 mol/ha/jaar voor de aanlegfase
  • 0,00 mol/ha/jaar voor de beoogde situatie

De website van BIJ12 vermeldt dat een project met alleen kleine tijdelijke deposities in de aanlegfase kleiner dan of gelijk aan 0,05 mol/ha/jaar gedurende maximaal twee jaar (of een equivalent hiervan) in beginsel niet vergunningplichtig is voor het aspect stikstofdepositie. Deze lijn geldt voor alle vormen van tijdelijke emissies in de aanlegfase.

In juli 2021 is door TAUW een ecologische beoordeling stikstofdepositie uitgevoerd (zie Bijlage 8). Uit de effectbeoordeling van de tijdelijke toename van stikstofdepositie als gevolg van de aanlegfase is gebleken dat (significante) effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling overal uitgesloten zijn. Een passende beoordeling of vergunning ingevolge de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Soortbescherming (hoofdstuk 3 Wnb)

De soortbescherming van de Wnb heeft betrekking op soorten die genoemd worden in de EU-Vogelrichtlijn, de EU-Habitatrichtlijn en soorten die in Bijlage A van de wet zijn genoemd (“andere soorten”). De Wnb maakt invulling van de wet door de provincies mogelijk, onder andere door de mogelijkheid van het verlenen van vrijstellingen. Met name de categorie “andere soorten” is anders dan onder de Flora- en faunawet waren beschermd. Een groot aantal soorten heeft geen specifieke bescherming meer (maar daar geldt nog wel de zorgplicht voor). Een minder groot aantal soorten zijn onder het nieuwe wettelijke kader juist wel specifiek beschermd. Hierbij gaat het met name om soorten die zeldzaam zijn en doorgaans in natuurgebieden voorkomen.

De Provincie Flevoland heeft per verordening vrijstelling verleend voor de soorten die ook onder het regime van de Flora- en faunawet waren vrijgesteld (vrijstelling voor Ruimtelijke ontwikkelingen en Beheer en onderhoud).

In 2019 is het gebied Almere Poort (en Haven) door Van der Goes & Groot geïnventariseerd op aanwezigheid van onder de Wet natuurbescherming beschermde plant- en diersoorten (zie ). Daarnaast is de Nationale Database Flora en Fauna geraadpleegd. Tijdens de inventarisatie zijn beschermde soorten aangetroffen

In het navolgende wordt ingegaan op het vóórkomen van soorten die onder de Wnb zijn beschermd en waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt.

Amfibieën

De rugstreeppad is aanwezig in Poort en komt verspreid binnen Duin voor, voornamelijk in de Vallei en niet in het plangebied van dit uitwerkingsplan. Voor deze soort is ontheffing verkregen onder de Flora- en faunawet welke volgens het overgangsrecht van de Wnb geldig is tot en met 31 januari 2019. Op 11 september 2019 is opnieuw ontheffing verleend voor de rugstreeppad.

De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde amfibiesoorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten.

Reptielen

Binnen Duin zijn geen ringslangen aangetroffen. De aanwezigheid van andere zwaarder beschermde soorten kan op basis van habitatgeschiktheid en verspreidingsgegevens worden uitgesloten.

Zoogdieren

Binnen Duin komen meerdere soorten algemene grondgebonden zoogdieren voor als konijn, egel, mol, (spits)muizen en vos. Voor deze soorten geldt een vrijstelling ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen.

Vleermuizen

Almere-Duin is als deelgebied van Almere Poort tevens geïnventariseerd op de aanwezigheid van foerageergebied, verblijfplaatsen en migratieroutes van vleermuizen (allen zwaar beschermd). Het plangebied Muiderduin en de directe omgeving blijkt door de gewone dwergvleermuis (foerageergebied en waarnemingen van enkele baltsende dieren) en de gewone grootoorvleermuis te worden gebruikt (één enkele waarneming, geen verblijfplaats). De toekomstige situatie alsook de bouwfase zal geen effect hebben op de functionaliteit van het leefgebied van deze soorten. De ervaring leert dat deze soorten intensief gebruik maken van het suburbane gebied.

Kleine marterachtigen

Sinds 2020 heeft GS van Flevoland de vrijstelling voor kleine marterachtingen in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen opgeheven. De flora en fauna-inventarisatie dateert echter van voor dit besluit van de provincie. Dit is evenwel geen beletsel. Aangezien deze soorten doorgaans zeer moeilijk zijn te inventariseren, stelt de provincie dat het voldoende is als voorafgaand aan een de ontwikkeling rekening gehouden wordt met deze soorten. Een inventarisatie van deze soorten is dan niet verplicht. Dit kan in de vorm van aanbieden van stobbenwallen (voor schuilplaatsen) en een gevarieerde begroeiing (voor foerageren).

Bever

Een andere zwaar beschermde soort welke in Duin is aangetroffen is de bever. Hiervan zijn waarnemingen en sporen bekend in het oostelijk en noordelijk deel van Duin. De bever komt niet voor in het plangebied van dit uitwerkingsplan.

Wezel en hermelijn

De aanwezigheid van wezel en hermelijn kan niet worden uitgesloten. Hiervoor zal een mitigatieplan worden opgesteld en ontheffing van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd.

Vogels

Binnen Duin en Poort Oost is een groot aantal broedvogels vastgesteld. Er zijn territoria van havik, raaf, buizerd en sperwer vastgesteld binnen de deelgebieden ecologische zone Pampus, Almere strand en Pampushout. De nesten van deze soorten zijn jaarrond beschermd, aantasting is verboden zonder het aanvragen van een ontheffing en het treffen van mitigerende en/of compenserende maatregelen. In het plangebied van dit uitwerkingsplan komen ze niet voor.

Verder zijn territoria en nesten van verschillende overige broedvogelsoorten binnen deze deelgebieden aangetroffen, zoals de oeverzwaluw. In de rest van het plangebied komen soorten voor als: veldleeuwerik, oeverzwaluw, gele kwikstaart, graspieper, zwarte roodstaart, zwarte kraai en kneu. De belangrijkste structuren voor deze vogels zijn de watergangen, groenstructuren en overige beplantingen en de bebouwing zelf waar ook soorten houtduif, kauw, ekster, spreeuw en merel voorkomen.

Bij de grondwerkzaamheden moet rekening gehouden worden met het broedseizoen van vogels om verstoring van broedgevallen te voorkomen.

Houtopstanden (hoofdstuk 4 Wnb)

Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Wnb dient een melding te worden gedaan. Bovendien is hierbij sprake van een herplantplicht. Onder de Wnb vallen alle houtopstanden die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom inzake de Wnb bevinden. Een aantal categorieën houtopstanden  valt niet onder de bescherming. Ook wegbeplantingen en éénrijge beplantingen langs landbouwgronden beide voorzover bestaan uit populier en wilg vallen niet onder de bescherming, net als boomgaarden en kwekerijen van kerstbomen of van bosplantsoen.

Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom. Dit betekent dat de in het plangebied aanwezige beplantingen en houtopstanden vallen onder de meldings- en herplantplicht (tenzij het om soorten gaat die niet onder de wet beschermd zijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0027.jpg"

Figuur 20 Vervallen bos en herplant voor het plangedeelte Duin

In het bestemmingsplan Almere Poort 2007 wordt voor het deelgebied Duin uitgegaan van een minimale oppervlakte aan bos van 31,5 ha.

Naar de inzichten en stedenbouwkundige opzet van het Ontwikkelplan Duin, die in 2007 nog niet ontwikkeld was, is het noodzakelijk om 6,5 ha extra bos in dit gebied te kappen. Deze boskap zal plaatsvinden op het moment dat het gebied definitief wordt ontwikkeld. Hiervoor is een post in de grondexploitatie van deelgebied Duin opgenomen.

Het te verwijderen bos van Duin wordt samen met het te verwijderen bos van het Floriade gebied in samenwerking met Flevolandschap in de ecologische zone ten noorden van het bedrijventerrein de Vaart in Almere Buiten gecompenseerd.

In het plangebied van dit uitwerkingsplan komen geen houtopstanden voor.

Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen EHS)

Het onderhavige plangebied ligt niet binnen het Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur).

5.10 Bodemkwaliteit

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente blijkt dat de locatie is aan te merken als geschikt oor het beoogde gebruik. Nader onderzoek is in het kader van dit uitwerkingsplan niet nodig en zal pas uitgevoerd worden in het kader van gronduitgifte.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologische waarden

Op 1 februari 2010 is het selectiebesluit “Besluit archeologische monumentenzorg plangebied 4G Almere Kustzone” genomen. Daarin is het plangebied vrijgegeven van archeologische beschermende maatregelen (zoals opgenomen in het 'bestemmingsplan Almere Poort', artikel 3, lid 13, respectievelijk 1e partiële herziening, artikel 3, lid 2). Er is geen onderzoeksplicht van toepassing. (Zie bijlage 6 het selectiebesluit).

Gelet op het voorgaande voldoet het uitwerkingsplan 'Almere Poort - Duin, Muiderbos' aan zowel het bestemmingsplan 'Almere Poort', het archeologiebeleid, de Archeologieverordening en artikel 38 en 38a Monumentenwet.

Cultuurhistorische waarden

Er bevinden zich geen cultuurhistorische waarden in het gebied, waarmee rekening moet worden gehouden.

5.12 Trillingen

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van het spoor. Het aspect trillingen is hier niet relevant.

5.13 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Conform het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige uitwerkingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de DME Pampus opgenomen. Het toetsingsvlak van de DME kent een 300 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Binnen deze straal van 300 meter geldt een toetsingshoogte van 0 meter; elk op te richten object, binnen dit gebied kan verstoring veroorzaken. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51.56 m (NAP) op een afstand van 3 km.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.UP4G01-on01_0028.jpg"

Figuur 21 toetsingvlak DME Pampus

Het onderhavige plangebied bevindt zich buiten het toetsingsvlak van DME Pampus.

5.14 Lichthinder

Het uitwerkingsplan voorziet uitsluitend in laagbouwwoningen, zodat relevante effecten ten aanzien van het aspect lichthinder niet aan de orde zijn.

5.15 Geurhinder

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van enig bedrijf met een geurcirkel.

5.16 Ammoniak en veehouderij

Het plangebied ligt niet binnen het invoedsgebied van enig agrarisch bedrijf.

5.17 Energie

De woningen worden aangesloten op stadsverwarming.

5.18 Windhinder

Het uitwerkingsplan voorziet uitsluitend in laagbouw, zodat relevante windhinder niet aan de orde is.

 

5.19 Bezonning

Het uitwerkingsplan voorziet uitsluitend in laagbouw, zodat relevante bezonningseffecten niet aan de orde zijn.

5.20 Uitzicht

Het uitwerkingsplan voorziet uitsluitend in laagbouw, zodat relevante effecten op het uitzicht vanuit gebouwen of gebieden in de omgeving niet aan de orde zijn.

5.21 Overig

Er zijn geen andere omgevingsaspecten aan de orde die toetsing vergen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan


Bij de voorbereiding van een ruimtelijke plan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van een ruimtelijk plan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.


Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Ingeval van dit Uitwerkingsplan Almere Poort - Muiderbos is het verhaal van kosten via de gronduitgifte verzekerd en is een exploitatieplan niet vereist. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

Planschade

Voor zover de naastgelegen wijken al bebouwd en bewoond zijn, kan gesteld worden dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden in deze fase van de gebiedsontwikkeling in Duin voorzienbaar zijn vanuit de bestemmingsplannen 'Almere Poort' en 'Almere Poort, 1e partiële herziening' en het 'Ontwikkelingsplan DUIN'.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg (op grond van artikel 3.1.1 Bro)

Het concept ontwerp van het uitwerkingsplan is op 3 maart 2022 ten behoeve van het vooroverleg (3.1.1 Bro) toegezonden aan volgende instanties met het verzoek om uiterlijk voor 31 maart 2022 te reageren :

  • 1. Provincie Flevoland
  • 2. Brandweer Flevoland
  • 3. ProRail
  • 4. Omgevingsdienst Flevoland, Gooi en Vechtstreek
  • 5. Luchtverkeersleiding Nederland
  • 6. Waterschap Zuiderzeeland

Alle instanties hebben gereageerd. De reacties worden in het vervolg inhoudelijk behandeld.

Provincie Flevoland

  • In haar reactie geeft de provincie aan dat het uitgevoerde stikstofdepositie onderzoek verouderd is en geactualiseerd moet worden met toepassing van de nieuwe Aerius-tool.

Met betrekking tot ecologie geeft men aan dat het uitgevoerde onderzoek van Van der Goes & Groot vooral een indicatie geven over aanwezigheid van bepaalde soorten voor een deelgebied in Almere, waarbij het onderzoek te weinig specifiek zijn met betrekking tot een bepaald plangebied. Het volgende wordt aangevuld op het ecologische onderzoek ten aanzien van het plangebied Muiderbos:

  • In of nabij het plangebied zijn wezel en hermelijn waargenomen. De gemeente gaat ook uit van de aanwezigheid. Het provinciale beleid schrijft voor dat de initiatiefnemer kan kiezen tussen onderzoek doen of een mitigatieplan opstellen en een aanvraag voor een ontheffing indienen. Uit het plan blijkt niet waarvoor gekozen wordt. Graag ontvangen wij uitsluitsel hierover.
  • Uit het bijgaande onderzoek van Van der Goes & Groot is niet op te maken hoe vaak en met welke intensiteit het plangebied is onderzocht. Ten aanzien van vleermuizen lijkt het dat aandacht vooral is uitgegaan naar gebouwbewonende soorten. Er moet in elk geval nog onderzocht worden of er bomen met geschikte holten aanwezig zijn in het plangebied. Onduidelijk is verder of het plan van invloed is op belangrijke vliegroutes of essentiële foerageergebieden van vleermuizen. Houdt het plan rekening met foerageermogelijkheden van vleermuizen bijvoorbeeld door verlichting hier ook op aan te passen?
  • Met betrekking tot jaarrond beschermde nesten is ook onduidelijk of het plangebied voldoende is onderzocht. Ons advies is om voor de zekerheid hier nog een check te doen specifiek voor het plangebied.
  • Niet goed is onderbouwd waarom aanwezigheid van de rugstreeppad in het plangebied kan worden uitgesloten.

Reactie gemeente

  • Het onderzoek naar het effect op stikstofdepositie wordt geactualiseerd en als bijlage toegevoegd aan het ontwerp uitwerkingsplan.
  • Wezel en hermelijn: op advies van de gemeentelijke ecoloog wordt een mitigatieplan opgesteld en een ontheffing aangevraagd.
  • De opmerking van de provincie dat alleen naar gebouwbewonende soorten wordt gekeken is niet juist. Ook vliegroutes en foerageergebieden worden onderzocht. Dit jaar wordt weer (vleermuis)onderzoek gedaan. Op basis van deze bevindingen zal adequaat gehandeld worden.
  • Jaarrond beschermde nesten worden steevast goed meegenomen in de inventarisaties. Het staat duidelijk in het rapport hoe het onderzoek heeft plaatsgevonden.
  • Zoals in de rapportages duidelijk aangegeven zit de rugstreeppad alleen in de vallei en dus niet in het onderhavige plangebied.

Brandweer Flevoland

Het advies van de brandweer is verwerkt in paragraaf 5.5 van deze toelichting.

ProRail

ProRail geeft aan dat in de paragraaf 'externe veiligheid nog het advies van de Brandweer Flevoland ontbreekt. Voor een goede beoordeling heeft men dit advies nodig. ProRail behoudt zich het recht voor, om in een volgende fase alsnog aanvullende c.q. nieuwe opmerkingen/zienswijzen in te dienen.

Reactie gemeente

Het advies van de Brandweer Flevoland is inmiddels ontvangen en doorgestuurd naar ProRail. Het advies is ook verwerkt in paragraaf 5.5 'Externe veiligheid' van deze toelichting. Pro Rail heeft aangegeven geen opmerkingen op het concept-ontwerpplan te hebben.

Omgevingsdienst Flevoland, Gooi en Vechtstreek

Geadviseerd wordt om het uitwerkingsplan op volgende punten aan te passen:

Opmerking Omgevingsdienst

In hoofdstuk 5.3 "Geluid" is op pagina 41 het volgende aangegeven "voor wegverkeer 83 woningen beschikbaar in de categorie 48-53 dB. Bij uitzondering is als maximale afwijking op de tweede woonlaag 57 dB en op de 3e woonlaag 58 dB is toegestaan. Genoemd wordt een percentage van 5% van de woningen. Deze hogere waarden kunnen uit de post onvoorzien worden toegekend." Opgemerkt moet worden dat een geluidsbelasting ten gevolge van rijksweg A6 niet hoger kan zijn dan 53 dB. De categorie moet zijn 49-53 dB. Eventueel verduidelijken in de tekst.

Reactie gemeente

Tekst is aangepast.

Opmerking Omgevingsdienst

Op pagina 41 is het volgende aangegeven "Voor rai/verkeerslawaai zijn 67 woningen in de categorie 55-60 dB beschikbaar. In de Beleidsnota geluid wordt voor rai/verkeerslawaai wordt als maximale afwijking op de 3e woonlaag 63 dB aangegeven. Boven de 3e woonlaag zijn waarden tot 68 dB mogelijk, die uit de post onvoorzien kunnen worden toegekend." Opgemerkt moet worden dat de categorie "56-58 dB" moet zijn en niet "55-60 dB". In dit advies wordt het hogere waarde besluit gevolgd en niet de geluidnota. Eventueel verduidelijken in de tekst. Verder kan worden opgemerkt dat de post onvoorzien geen onuitputtelijke post is. Nu is er geen grens aangegeven.

Reactie gemeente

Tekst is aangepast.

Opmerking Omgevingsdienst

Op pagina 41 is het volgende aangegeven "Tenslotte zijn voor combinatie van zowel weg- als railverkeerslawaai in de genoemde categorieën 28 woningen beschikbaar". Duidelijker zou zijn als hier ook de categorieën worden aangegeven, dus als volgt: "Tenslotte zijn voor combinatie van zowel weg- als railverkeerslawaai in de genoemde categorieën (wegverkeer 49-53 dB en railverkeer 56-58 dB) 28 woningen beschikbaar".

Reactie gemeente

De tekst wordt niet gewijzigd. In de beschikking hogere waarden zijn de gecombineerde categoriën weg- en rail voor meerdere uitleg vatbaar. Om verdere onduidelijkheden te voorkomen is ervoor gekozen enkel hiernaar te verwijzen.

Opmerking Omgevingsdienst

De hiervoor gemaakte opmerkingen gelden ook voor het akoestisch onderzoek (kenmerk DSO/SBL/2021/AO00l d.d. 12 oktober 2021).

Reactie gemeente

Het akoestisch onderzoek is aangepast.

Opmerking Omgevingsdienst

Opgemerkt moet worden dat in het uitwerkingsplan wordt verwezen naar de Geluidnota 2002 en het hogere waarden besluit met de hogere waarden en de post onvoorzien. Echter in 2003 zou dit gebied worden uitgewerkt als een stedelijk kantorengebied met een grootschalig en stedelijk karakter. Hierbij was de motivering voor hogere waarden geluid niet onredelijk. Uit het uitwerkingsplan blijkt nu dat het gebied wordt ontwikkeld als een woonwijk in een bosgebied. In een dergelijk woongebied verwacht je geen hogere waarden en het is dan ook raadzaam om geen gebruik te maken van de post onvoorzien om in ieder geval te zorgen voor een woon- en leekklimaat dat past bij de omgeving of in ieder geval maatregelen te nemen zodat de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde blijft.

Reactie gemeente

In het akoestisch onderzoek zijn maatregelen beschreven om zorg te dragen voor een voldoende woon- en leefklimaat. Daarnaast zijn optionele maatregelen beschreven die het woon- en leefklimaat verder verbeteren. Op moment van schrijven staat niet vast of deze maatregelen worden uitgevoerd.

Opmerking Omgevingsdienst

De basis voor het beoordelen van het geluid is het akoestisch onderzoek (kenmerk DSO/SBL/2021/A O0Ol d.d.12 oktober 2021). In paragraaf 3.2 van het akoestisch onderzoek is aangegeven waarmee rekening is gehouden in de berekeningen. Rekening is gehouden met de volgende geluidmaatregelen:

  • Geluidswal langs de poortdreef (zoals getekend in plankaart MD4G1B+CDOVP Muiderduin van 9 februari 2021 met de aangegeven hoogtes)
  • Geluidsscherm op fietstunneltje (hoogte +2.00 NAP)
  • Doorgetrokken geluidsscherm 300 m langs de westzijde van het spoor tussen het viaduct met de Poortdreef tot aan het einde van het aanwezige scherm (hoogte +2,5 m BS).

Opgemerkt moet worden dat deze maatregelen niet geborgd zijn in het uitwerkingsplan. De maatregelen zijn niet aangegeven op de plankaart (ligging en hoogte) en onduidelijk is ook welke maatregelen nu daadwerkelijk worden genomen. Het toetsen van geluid, zonder de garantie dat maatregelen worden gerealiseerd, is niet mogelijk. Er zal toch een beoordeling moeten plaatsvinden van de situatie wanneer alles gerealiseerd is en dus ook de maatregelen waarmee is gerekend in het akoestisch onderzoek.

Reactie gemeente

In resp. artikel 4.1, onder h, en in artikel 5.1, onder h, wordt verwezen naar de bijlage 4, bij de regels, de Borgingsregels Geluid waarin is geborgd dat maatregelen ter voldoening aan de uitgangspunten zoals opgenomenin de "Geluidregeling Almere Poort - Muiderbos" op de bouwtekening bij de omgevingsvergunning zijn aangegeven.

Opmerking Omgevingsdienst

Gevraagd wordt om in de regels van het uitwerkingsplan op te nemen dat wonen niet is toegestaan, zolang de in het akoestisch onderzoek aangegeven maatregelen niet zijn gerealiseerd.

Reactie gemeente

In resp. artikel 4.1, onder h, en in artikel 5.1, onder h, wordt verwezen naar de bijlage 4, bij de regels, de Borgingsregels Geluid waarin is geborgd dat maatregelen ter voldoening aan de uitgangspunten zoals opgenomenin de "Geluidregeling Almere Poort - Muiderbos" op de bouwtekening bij de omgevingsvergunning zijn aangegeven.

Opmerking Omgevingsdienst

Op pagina 42 van het uitwerkingsplan staat een opsomming van de resultaten van het akoestisch onderzoek. In het tweede punt is aangegeven hoeveel kavels een hogere geluidsbelasting hebben dan 48 dB. Ook blijkt dat meer kavels een geluidsbelasting hebben die valt onder de kop "onvoorzien" in het besluit hogere waarde. Dit sluit waarschijnlijk niet aan bij de aangegeven 5% van de woningen die onder de post onvoorzien konden vallen. Verder is de aangegeven opsomming niet duidelijk aangezien niet duidelijk is hoeveel woningen nu een hogere waarde dan 48 dB hebben. Svp laten toelichten.

Reactie gemeente

In de Geluidsnota Almere Poort is als streefwaarde 56 dB aangegeven. Als maximale afwijking is voor 5% van de woningen op de tweede woonlaag 57 dB en op de 3e woonlaag 58 dB toegestaan. Voor 15 kavels liggen de geluidsbelastingen vanwege de Poortdreef tussen 54 en 57 dB. De hoogste geluidsbelasting is 57 dB op twee kavels. In het gebied Muiderbos zijn 104 en in Muiderduin 110 woningen voorzien. Er wordt voldaan aan het percentage van 5%. De tekst van de toelichting is aangepast.

Opmerking Omgevingsdienst

Pagina 42 - in punt 3 wordt verwezen naar plankaarten met een geluidwal. Deze geluidwal is niet op de plankaart aangegeven en dus is niet duidelijk waar deze zou moeten liggen. Verder worden eerst resultaten gegeven en daarna wordt aangegeven om er geen rekening mee te houden in verband met borging van de maatregel. Niet duidelijk wat nu de bedoeling is van dit punt.

Reactie gemeente

De tekst is overgenomen uit de het akoestisch onderzoek. Hierin is in bijlage 4 de plankaart MD4G1B+C Plankaart DOVP Muiderduin van 9 januari 2021 opgenomen. Deze kaart is niet als zodanig bij de toelichting gevoegd. De tekst is gewijzigd. Er wordt verwezen naar de plankaart in bijlage 4 van het akoestisch onderzoek. Vanuit akoestisch oogpunt wordt deze maatregel bij voorkeur toegepast. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt zijn hier echter bezwaren tegen. Een definitief besluit over deze maatregel is nog niet genomen.

Opmerking Omgevingsdienst

Pagina 42 - in punt 6 is wordt rekening gehouden met de klasse 56-60 dB terwijl dit waarschijnlijk 56-58 dB moet zijn volgens het hogere waarde besluit geluid. Svp laten toelichten.

Reactie gemeente

Vanwege de Flevolijn ligt de geluidsbelasting op 30 kavels tussen 56 dB en 61 dB. Twaalf woningen kunnen uit de categorie 56-58 dB worden toegekend. De 18 woningen met een geluidsbelasting hoger dan 58 dB kunnen uit de categorie onvoorzien. Tekst is aangepast.

Opmerking Omgevingsdienst

Pagina 42- punt 7 - ook hier worden resultaten beschreven van een scherm waarvan niet duidelijk is of dit gerealiseerd wordt. In het akoestisch onderzoek/uitwerkingsplan zal een keuze moeten worden gemaakt op basis van de berekeningsresultaten. De benodigde maatregelen hiervoor moeten dan geborgd worden of in een voorschrift worden opgenomen. Bij gebruik van bv. dove gevels zal dit in het uitwerkingsplan moeten worden aangegeven. Het hebben van een geluidsluwe gevel kan eveneens in het uitwerkingsplan geborgd worden.

Reactie gemeente

In het akoestisch onderzoek aangegeven zijn de zekere maatregelen aangegeven. De maatregelen die de akoestische situatie verder kunnen verbeteren zijn het ophogen van de wal langs de Poortdreef en het verlengen van het scherm naar de Gooimeerdijk. De effecten zijn beschreven maar een definitief besluit tot aanleg is niet genomen en kan dus ook niet in de planregels of op de verbeelding worden vastgelegd. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning bouwen dient dan ook te worden uitgegaan van de zekere maatregelen.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat er geen kavels zijn waar maatregelen zoals dove gevels hoeven te worden toegepast. In de Geluidregeling uitwerkingsplan Almere Poort-Muiderbos is geregeld dat er per woning minimaal één geluidluwe gevel dient te zijn.

Opmerking Omgevingsdienst

Pagina 43 - punt 2 - In de laatste zin wordt waarschijnlijk bedoeld dat bij de bepaling van de benodigde geluidwering moet worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting.

Reactie gemeente

Tekst is aangepast.

Opmerking Omgevingsdienst

Hoofstuk 5.6 - Bedrijven en milieuzonering. Op pagina 49 is aangegeven dat de voorstelling in het restaurant plaats vinden tot 23.00 uur en dat de geluiduitstraling van het openluchttheater maatgevend is. Dat is juist echter er is ook een maatwerkvoorschrift vastgesteld voor het houden van voorstellingen binnen in het horeca gedeelte die eveneens een ruime geluidsuitstraling kent maar ook in de nachtperiode plaats kan vinden. Deze geluiduitstraling van het restaurant is hier niet meegenomen.

Reactie gemeente

Inmiddels is uit onderzoek van de OFGV gebleken dat het maatwerkvoorschrift voor het theaterrestaurant te ruim is geformuleerd. Dit heeft echter geen gevolgen voor zowel de toelaatbaarheid van woningen zoals voorzien in het Uitwerkingsplan Muiderbos als voor de bedrijfsvoering van Vis à Vis. In de nabije toekomst wordt het speelveld van Vis à Vis verplaatst. Dat is ook het moment dat de maatwerkvoorschriften aangepast moeten worden.

De tekst wordt in hoofdstuk 5.6aangevuld met de constatering dat ook voor het theaterrestaurant een maatwerkvoorschrift is vastgesteld waardoor in de avond- en nachtperiode hogere geluidswaarden zijn toegestaan tot 5 boven het standaard langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT).

Opmerking Omgevingsdienst

In het uitwerkingsplan is verder aangegeven dat de voorstellingen in het restaurant plaatsvinden tot uiterlijk 23.00 uur. Dit is niet juist aangezien een dergelijk voorschrift niet is opgenomen in het maatwerkbesluit dat behoort bij Vis a Vis. De voorstellingen in het restaurant mogen ook plaatsvinden na 23.00 uur zodat er ook in de nachtperiode sprake is van een hogere vastgestelde geluidsnormering. Dit zal nog moeten worden verwerkt in de teksten van het uitwerkingsplan aangezien deze nog uitgaat van enkel avondvoorstellingen.

Reactie gemeente

Zie vorig punt.

Opmerking Omgevingsdienst

Op bladzijde 50 wordt verwezen naar figuur 3 met contouren, dit moet waarschijnlijk figuur 13 zijn.

Reactie gemeente

De verwijzing is aangepast.

Opmerking Omgevingsdienst

In Artikel 2 Bos is aangegeven wat gerealiseerd mag worden in dat gebied. Uit de regels blijkt niet dat een geluidswal mogelijk is. Nog belangrijker wordt het dus om op de plankaart dergelijke maatregelen qua locatie en hoogte aan te geven op de plankaart zodat geborgd is waar deze worden gerealiseerd.

Reactie gemeente

In de bestemming Bos was inderdaad nog niet de mogelijkheid opgenomen om geluidwerende voorzieningen te realiseren. Dat is aangepast zodat deze mogelijkheid er nu wel is.

Opmerking Omgevingsdienst

Mocht de geluidswal worden gerealiseerd in een gebied dat is aangeduid als "verkeer" dan geldt hetzelfde als aangegeven in punt 1. Verder blijkt dat onder de bestemming verkeer een geluidwerende voorziening niet hoger mag zijn dan 5 meter terwijl in het akoestisch onderzoek wordt uitgegaan van een hoogte van 1 meter +NAP. Niet duidelijk of dat met elkaar overeen stemt.

Reactie gemeente

Het uitwerkingsplan maakt nu een hogere geluidwerende voorziening mogelijk dan in het onderzoek wordt benoemd. Dat is geen probleem en geeft meer flexibiliteit.

Opmerking Omgevingsdienst

Op digitale pagina 392/396 is Bijlage 1: Muiderduin aangegeven. Niet duidelijk is nu wat met deze bijlage wordt bedoeld. Niet duidelijk is waar in de tekst naar deze bijlage wordt verwezen. Ook de bedoeling van pagina 393/396 is niet duidelijk.

Reactie gemeente

Bijlage 1, waar deze opmerking betrekking op heeft, is onderdeel van bijlage 3 behorend bij de regels. Onder artikel 4.1 onder h en artikel 5.1 onder h wordt hiernaar verwezen.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

Opmerking LVNL

In het verleden heeft LVNL de gemeente Almere gevraagd rekening te houden met het toetsingsvlak behorend bij DME Pampus en VOR Pampus, bij beoogde ruimtelijke plannen. Dit in verband met de bescherming van de correcte werking van de VOR/DME.

Een VOR (VHF Omni-Directional Radiorange) geeft een vliegtuig koersinformatie en een DME (Distance Measuring Equipment) geeft een vliegtuig afstandsinformatie. Deze twee installaties kunnen gecombineerd worden zoals voor het baken Pampus momenteel het geval is en stelt een vliegtuig in staat positie te bepalen en te navigeren.

LVNL is bezig met de uitwerking van een nieuwe inrichting van haar navigatie infrastructuur waarbij VOR Pampus geen onderdeel meer van uitmaakt. Het gebruik van VOR Pampus is onlangs komen te vervallen en hiermee is dan ook het bijbehorende toetsingsvlak komen te vervallen.

Het gebruik van DME Pampus zal wel gehandhaafd blijven. In de nieuwe situatie zal dan ook enkel dit toetsingsvlak van toepassing zijn.

Het toetsingsvlak van de DME kent een 300 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Binnen deze straal van 300 meter geldt een toetsingshoogte van 0 meter; elk op te richten object, binnen dit gebied kan verstoring veroorzaken. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51.56 m (NAP) op een afstand van 3 km.

Objecten, zowel permanent als tijdelijk, die het toetsingsvlak doorsnijden kunnen verstoring veroorzaken. In dit kader toetst en beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed is op de correcte werking van cns-apparatuur en brengt hierover (desgevraagd) advies uit. De beoordeling vindt plaats aan de hand van onder andere internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO), in het bijzonder Annex 10 van ICAO.

LVNL verzoek om voortaan enkel met het belang van DME Pampus rekening te houden bij beoogde (bouw)plannen en het thans geldige toetsingsvlak van VOR/DME te vervangen door het nieuwe toetsingsvlak. Voor het concept ontwerp uitwerkingsplan "Muiderbos" betekent dit dat het plangebied buiten het toetsingsvlak valt van DME Pampus en derhalve geen aanleiding geeft LVNL om advies te vragen.

Het toetsingsvlak behorende bij VOR Pampus is nog wel opgenomen in het traject voor de nieuwe Omgevingswet. In dit stadium is het niet meer mogelijk wijzigingen door te voeren in de procedure naar de inwerkingtreding van de Nieuwe Omgevingswet. Na de invoering van de Nieuwe Omgevingswet zal LVNL het vervallen van het toetsingsvlak van de VOR aanmelden voor het wijzigingstraject voor dit onderdeel van de (toekomstige) Omgevingswet.

Reactie gemeente

In paragraaf 5.13 is het vervallen toetsingsvlak vervangen met het nieuwe.

Waterschap Zuiderzeeland

Opmerking Waterschap

Het waterschap Zuiderzeeland geeft aan dat de gewenste ontwikkeling gevolgen heeft voor de waterhuishouding en waterstaatswerken. De beleidsthema's Waterveiligheid, Voldoende water en Schoon water zijn van toepassing. De waterparagraaf dient de relevante streefbeelden, uitgangspunten en randvoorwaarden te beschrijven, aangevuld met een concrete uitwerking van de gevolgen voor de waterhuishouding.

In de verbeelding dient de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering te worden aangeduid als vrijwaringszone-dijk en in de regels dient de aanduiding vrijwaringszone-dijk opgenomen te worden.

Reactie gemeente

Het uitwerkingsplan wordt aangepast, zoals door het waterschap is aangegeven.

6.2.2 Zienswijzen

Volgt na terinzagelegging ontwerp uitwerkingsplan.

6.2.3 Participatie

Op 7 februari 2022 heeft een digitale inloopavond plaatsgevonden. Hierbij waren rond 350 personen aanwezig. Tijdens deze inloopavond informeerde de gemeente Almere de deelnemers over alle actuele ontwikkelingen in DUIN. Als onderdeel van de bijeenkomst zijn ook de plannen voor Muiderbos nader toegelicht en is ook de procedure van het uitwerkingsplan toegelicht.