direct naar inhoud van Regels
Plan: De Realiteit
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2X07-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aan-recreatiewoning-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een recreatiewoning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de recreatiewoning als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de recreatiewoning in overeenstemming is.

1.2 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 archeologisch waardevol terrein

terrein met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang.

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage

een in de regels genoemd percentage dat aangeeft hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd.

1.8 bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.9 bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerk(en) worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.10 bedrijfsmatige activiteiten bij de recreatiewoning

Het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, die in een gedeelte van een recreatiewoning en de daarbij behorende bijbehorend bouwwerk(en) worden uitgeoefend, waarbij de recreatiewoning als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de recreatiewoning in overeenstemming is.

1.11 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

de totale vloeroppervlakte van bedrijven, kantoren, winkels en gebouwen die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.12 bestaand
  • a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • b. bij gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel en supermarkt.

1.24 dove gevel

onder het begrip dove gevel wordt in dit bestemmingsplan verstaan:

  • a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanweizg zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidelijk 33 dB(A), alsmede;
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.25 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.26 gebied met mogelijk archeologische waarde

gebied waar naar verwachting terreinen met behoudenswaardige oudheidkundige resten van (inter)nationaal belang voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidbelasting vanwege het wegverkeer

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB Lden op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (laatstelijk gewijzigd op 20 december 2012, gepubliceerd in Staatsblad 2012, 682, in werking getreden op 1 januari 2013) .

1.29 geluidsgevoelige functie

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals deze laatstelijk is gewijzigd op 20 december 2012, gepubliceerd in Staatsblad 2012, 682, in werking getreden op 1 januari 2013.

1.30 geluidsgevoelige ruimte

een verblijfsruimte zoals bepaald in het Besluit geluidhinder (laatstelijk gewijzigd op 14 september 2012, gepubliceerd in staatsblad 2012, 441, in werking getreden op 1 januari 2013), waarin staan opgenomen:

1°. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;

2°. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

3°. onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;

4°. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;

5°. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.

1.31 gemeentelijk Bureau Archeologie en Monumentenzorg

het gemeentelijk bureau belast met de uitvoering en advisering van de Monumentenwet 1988 (zoals laatstelijk gewijzigd op 7 februari 2013, Staatsblad 2013, 88).

1.32 gevel

Bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

1.33 hogere waarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder (laatstelijk gewijzigd op 20 december 2012, gepubliceerd in Staatsblad 2012, 682, in werking getreden op 1 januari 2013) en het Besluit geluidhinder (laatstelijk gewijzigd op 14 september 2012, gepubliceerd in staatsblad 2012, 441, in werking getreden op 1 januari 2013).

1.34 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.36 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.37 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.38 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.39 monumentenzorgadvies

advies inzake de monumentenzorg

1.40 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen voor stadsverwarming.

1.41 ondergeschikte detailhandel

detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie, een en ander tot een maximum van 20% van de totale omzet of maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum verkoopvloeroppervlak van 100 m2.

1.42 ondergeschikte horeca

een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/ functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, in oppervlakte maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlakof maximaal 20% van de totale omzet.

1.43 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.44 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.45 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.46 plan

het bestemmingsplan De Realiteit met identificatienummer NL.IMRO.0034.BP2X07-vg01 van de gemeente Almere.

1.47 reclameobjecten

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.

1.48 recreatieve voorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding, met uitzondering van seksinrichtingen, detailhandelsbedrijven en horecabedrijven.

1.49 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw of stacaravan, dat of die bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, niet zijnde een woonkeet, caravan of andere constructie op wielen.

1.50 Rijksbouwmeester

eerste adviseur van de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst. Het atelier Rijksbouwmeester is onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

1.51 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan.

1.52 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen, abri's.

1.53 Vereniging van eigenaars De Realiteit

Vereniging als genoemd in artikel 26 van de akte van Splitsing in Appartementen d.d. 13 april 2006. Artikel 26 van deze akte luidt: “Bij deze wordt opgericht een vereniging van eigenaars als bedoeld in artikel 5:112 eerste lid onder e van het Burgerlijk wetboek, welke is genaamd: VERENIGING VAN EIGENAARS “De Realiteit”, gelegen aan De Realiteit nummers 7 tot en met 27 en 8 tot en met 18, en is gevestigd in de gemeente Almere.”

1.54 verkoopvloeroppervlak (vvo)

de voor winkelend publiek toegankelijke verkoopruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbank en kassa's.

1.55 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasing, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder (laatstelijk gewijzigd op 20 december 2012, gepubliceerd in Staatsblad 2012, 682, in werking getreden op 1 januari 2013) en het Besluit geluidhinder (laatstelijk gewijzigd op 14 september 2012, gepubliceerd in staatsblad 2012, 441, in werking getreden op 1 januari 2013).

1.56 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstanden tussen bouwwerk en de zijdelingse bouwperceelgrens

de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de bouwperceelgrens gelegen punt van dat bouwwerk, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard van het bouwwerk tot maximaal 0,5 m. buiten beschouwing blijven, en haaks op de bouwperceelgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. waterberging;
  • c. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden,
  • d. speelvoorzieningen,
  • e. kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, keermuren, duikers, steigers en (strek)dammen, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
  • f. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen,
  • g. kunstobjecten
  • h. geluidwerende voorzieningen,
  • i. overige functioneel met de bestemming Groen verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat

  • j. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor Waarde-Archeologie 1, ze mede bestemd zijn voor de bescherming van archeologische waarde van het gebied en het bepaalde in artikel 8 van toepassing is.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. nutsvoorzieningen met een maximale hoogte van één bouwlaag van maximaal 3,5 meter met een maximum brutovloeroppervlakte van 25m² per gebouw;
  • b. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 1 m;
  • c. speelvoorzieningen, lichtmasten en overig straatmeubilair: bouwhoogte maximaal 4,5 m;
  • d. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  • e. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, oppervlakte maximaal 10 m2;
  • f. overige bouwwerken: bouwhoogte maximaal 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.1 van deze regels is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:
    • 1. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    • 2. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    • 3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

  • b. Het bepaalde in lid 3.3 onder a. is niet van toepassing op:
    • 1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    • 2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van oppervlakteverhardingen mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve voorzieningen waaronder recreatiewoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor uitoefening van aan de recreatiewoning verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten, en verblijfrecreatie;

met de daarbij behorende:

  • b. erven;
  • c. parkeervoorzieningen,
  • d. toegangspaden, in- en uitritten;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. overige functioneel met de bestemming Recreatie verbonden voorzieningen.

een en ander met dien verstande dat:

  • h. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen met de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding wordt nagestreefd van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken zoals deze is beschreven in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek van de regels en het bepaalde in lid 4.2;
  • i. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor Waarde-Archeologie 1, ze mede bestemd zijn voor de bescherming van de archeologische waarde van het gebied en het bepaalde in artikel 8 van toepassing is.

4.2 Gronden met de aanduiding 'Karakteristiek'
4.2.1 Bouwverbod

Ter plaatse van de aanduiding karakteristiek is het niet toegestaan gebruik te maken van de bouwmogelijkheden zoals die zijn opgenomen in lid 4.3;

4.2.2 Uitzondering bouwverbod

Het bouwverbod genoemd onder lid 4.2.1 geldt niet voor bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken zijnde op een afstand van 2,5 meter vanaf de in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek beschreven hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken zijnde.

 

4.2.3 Afwijken van het bouwverbod

Van het verbod onder lid 4.2.1 kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken mits:

  • a. de karakteristieke verschijningsvorm van de beeldbepalende gebouwen, zoals deze zijn beschreven in de bij deze regels behorende bijlage 1 Beschrijving karakteristiek door het bouwplan niet wordt aangetast,
  • b. vooraf een schriftelijk advies inzake de monumentenzorg over het bouwplan wordt ingewonnen, waarin wordt geadviseerd omtrent het onder a. bepaalde;
  • c. vooraf een advies wordt ingewonnen van de Rijksbouwmeester die over het bouwplan adviseert aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in bijlagen 2 en 3 bij deze regels, en;
  • d. het gemeentelijk Bureau Archeologie en Monumentenzorg advies geeft over het onder b. genoemde advies inzake de monumentenzorg, in samenhang met het onder c. genoemde advies van de Rijksbouwmeester;

een en ander met dien verstande dat het bouwplan vooraf is voorgelegd aan (de leden van) de Vereniging van eigenaars De Realiteit.

 

4.2.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek beschreven hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen of te laten slopen.

b Uitzondering

Het bepaalde in artikellid 4.2.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van in werking treding van het plan;
  • c. gelegen zijn op een afstand van tenminste 2,5 meter vanaf de in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek omschreven hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken.

c Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing als beschreven in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek van de regels, en/of
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld, en/of;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, en/of;
  • d. het delen van een gebouw of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt, en
  • e. naar het oordeel van het bevoegd gezag aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd;

een en ander met dien verstande dat

  • f. vooraf een schriftelijk advies inzake de monumentenzorg over het slopen wordt ingewonnen waarin wordt geadviseerd omtrent het onder a. bepaalde, en
  • g. vooraf een advies wordt ingewonnen van de Rijksbouwmeester die over het slopen adviseert aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in bijlagen 2 en 3 bij deze regels, en
  • h. het gemeentelijk Bureau Archeologie en Monumentenzorg advies geeft over het onder f. genoemde advies inzake de monumentenzorg, in samenhang met het onder g. genoemde advies van de Rijksbouwmeester;

een en ander met dien verstande dat het slopen vooraf is voorgelegd aan (de leden van) de Vereniging van eigenaars De Realiteit.

4.3 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving, met in acht neming van het bepaalde in lid 4.1 onder h, bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

ten aanzien van gebouwen (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken):

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. bijbehorende bouwwerken;
    • 3. overige bouwwerken;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overige bouwwerken' is tevens een overig bouwwerk, niet zijnde een overkapping toegestaan, met een maximumoppervlakte van 130m² en een maximum bouwhoogte van 4 meter, en is tevens een gebouw toegestaan met een maximumoppervlakte van 30m² en een maximum bouwhoogte van 3,5 meter;
  • c. per bouwperceel ten hoogste 50% van de gronden mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • d. per bouwperceel is ten hoogste 1 hoofdgebouw toegestaan, tenzij anders is aangegeven in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek;
  • e. per bouwperceel de maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw in acht worden genomen zoals deze zijn opgenomen in van bijlage 4 Bouwkundige maatvoering;
  • f. hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, vrijstaand dienen te worden gebouwd;
  • g. de afstand tussen hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, dient ten minste 2,5 m te bedragen, gemeten vanuit enig deel van het hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • h. indien gebouwen niet in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd, dient de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 1 m te bedragen.

Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken:

  • i. het gezamenlijke grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel bedraagt ten hoogste 20m², tenzij per bouwperceel anders is aangegeven in bijlage 4 Bouwkundige maatvoering;
  • j. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 meter;

ten aanzien van overige bouwwerken:

  • k. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 1 m;
  • l. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  • m. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  • n. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, (oppervlakte maximaal 10 m²);
  • o. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  • p. andere bouwwerken: bouwhoogte maximaal 3 m, (oppervlakte maximaal 20 m²).

4.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan-recreatiewoning-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten bij de recreatiewoning wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag voor een aan-recreatiewoning-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten bij de recreatiewoning worden gebruikt;
  • b. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woon-/recreatieve karakter van de wijk of buurt;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • e. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed&breakfast;
  • f. er wordt geen detailhandel uitgeoefend met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
  • g. het beroep of de activiteit wordt door de gebruiker van de recreatiewoning uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
  • h. een kinderdagverblijf, catering, seksinrichting en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Recreatie voor een of meer bouwperce(e)l(en) te wijzigen in de bestemming Wonen als bedoeld in bijlage 7 bij deze regels, een en ander met dien verstande dat:

  • 1. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op een gevel van het bouwwerk niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een te verlenen hogere waarde ten aanzien van het wegverkeerslawaai;
  • 2. indien vereist, tevens een hogere waarde voor het wegverkeer wordt verleend tot maximaal 53 dB(Lden) (bepaald inclusief 2 dB aftrek) of hoger mits dit bij of krachtens een wettelijke regeling mogelijk is en mits deze hogere waarde verenigbaar is met een goede ruimtelijke ordening en een goed woon-leefklimaat;
  • 3. uit akoestisch onderzoek van het desbetreffende gebouw blijkt dat de bouwkundige staat van het object een goed woon- leefklimaat en een goed binnenklimaat (zie onder 6.) waarborgt ten aanzien van de geluidbelasting vanwege het wegverkeerslawaai;
  • 4. bij het akoestisch onderzoek genoemd onder 3. wordt uitgegaan van de verkeersprognosecijfers voor het jaar 2030 zoals die worden gehanteerd door de gemeente Almere bij ruimtelijke planvorming;
  • 5. dat voorzover de geluidbelasting vanwege het wegverkeer hoger is dan het gestelde onder 1, de desbetreffende gevel van geluidsgevoelige ruimten worden uitgevoerd als dove gevel;
  • 6. voor een goed woon- en leefklimaat en goed akoestisch binnenklimaat dient een waarborg te worden opgenomen om de gerealiseerde bouwkundige maatregelen ter voldoening aan de binnenwaarde van 33 dB(Lden) volgens het Bouwbesluit 2012 in stand wordt gelaten, danwel dat de gerealiseerde dove gevel of andere bouwkundige maatregel ter voldoening van het gestelde onder 1., in stand wordt gelaten;
  • 7. een bevoegdheid voor het college wordt opgenomen in het wijzigingsplan tot het stellen van nadere eisen omtrent de situering van geluidgevoelige ruimten in woningen in verband met de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen

met de daarbij behorende

  • a. (ongebouwde) parkeervoorzieningen, toegangspaden, in- en uitritten;
  • b. groenvoorzieningen en water;
  • c. overige functioneel met de bestemming 'Tuin' verbonden voorzieningen,

een en ander met dien verstande dat:

  • d. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor Waarde-Archeologie 1, ze mede bestemd zijn voor de bescherming van de archeologische waarde van het plangebied en het bepaalde in artikel 8 van toepassing is.
5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd, met een maximum bouwhoogte van 1 m.

Artikel 6 Verkeer-Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende bestemmingen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. parkeerplaatsen, fietsenstallingen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, en geluidswerende voorzieningen;
  • e. overige functioneel met de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" verbonden voorzieningen.

een en ander met dien verstande dat:

  • f. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor Waarde-Archeologie 1, ze mede bestemd zijn voor de bescherming van de archeologische waarde van het plangebied en het bepaalde in artikel 8 van toepassing is.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving uitsluitend bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en overige bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de volgende maximale maten gelden:

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter en met een maximum bruto vloeroppervlakte van oppervlakte 25 m2 per gebouw;
  • b. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, bouwhoogte 15 m;
  • c. lichtmasten, bouwhoogte 9 m;
  • d. straatmeubilair, bouwhoogte 6 m;
  • e. kunstobjecten, bouwhoogte 6 m, (oppervlakte 10 m²);
  • f. speeltoestellen, bouwhoogte 5 m;
  • g. erf- en terreinafscheidingen, bouwhoogte 2 m;
  • h. overige bouwwerken, bouwhoogte 3 m.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, oever, oevervoorzieningen, vijver, waterberging, waterkering;
  • b. (extensief) recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • c. kunstwerken, zoals bruggen, tunnels, sluizen, stuwen, keermuren, duikers, steigers en (strek)dammen, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
  • d. straatmeubilair en kunstobjecten;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. overige functioneel met de bestemming Water verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  • h. ligplaatsen voor (woon)schepen niet zijn toegestaan;
  • i. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor Waarde-Archeologie 1, ze mede bestemd zijn voor de bescherming van de archeologische waarde van het plangebied en het bepaalde in artikel 8 van toepassing is.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd, met een maximum bouwhoogte van 3 meter.

Artikel 8 Waarde-Archeologie 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie 1' bouwwerken te bouwen.
  • b. Het in lid a bedoelde verbod is niet van toepassing op:
    • 1. die delen van de gronden die reeds bebouwd zijn of zijn geweest met onderheide bouwwerken;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m².
8.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 8.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 100 m².
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    • 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. De archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.

  • c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a. kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;

  • d. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de ontheffing te stellen kwalificaties en eisen.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie 1', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. Het ophogen van de bodem;
    • 2. Het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
    • 3. Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
    • 4. Het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 5. Het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 6. Het wijzigen van het waterpeil;
    • 7. Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 8. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 9. Het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren.

  • b. Het verbod als bedoeld in lid 8.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. Het normale onderhoud van de gronden betreffen;
    • 2. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
    • 4. Betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
    • 5. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

  • c. Een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    • 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. Er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. De archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.

  • d. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;

  • e. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

  • a. De bestemming 'Waarde-Archeologie 1' wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie geen archeologische waarden zijn vastgesteld;
  • b. De bestemming 'Waarde-Archeologie 1' wordt veranderd in de bestemming 'Waarde-Archeologie 2' of 'Waarde-Archeologie 3', voor gronden waar door middel van archeologisch onderzoek dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie een of meer archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken - tenzij op grond van hoofdstuk 2 terzake reeds kan worden afgeweken - van de bepalingen van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, dan wel voorzover uit het advies inzake de monumentenzorg genoemd in artikel 4.2.3 blijkt dat hiermee niet de karakteristieke verschijningsvorm van de beeldbepalende gebouwen, zoals deze is beschreven bij deze regels behorende bijlage 1 Beschrijving karakteristiek wordt aangetast; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. het oprichten van ondergrondse pompgemalen ten behoeve van riooltransportleidingen;
  • d. het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte en/of een lager bebouwingspercentage dan op grond van de bepalingen van het plan minimaal is voorgeschreven.
9.2 Voorwaarden voor de afwijking

Er wordt niet afgeweken van de bepalingen van het plan, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 11 Algemene bouwregels

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken van gebouwen
Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw, als zijnde ondergeschikt, voorzover het bouwverbod van artikel 4.2.1 Bouwverbod niet van toepassing is danwel is afgeweken van het bouwverbod en mits:

  • a. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 3,5 meter bedraagt, en
  • b. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.

 

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van de bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technische betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer meer dan 10% mag worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 13.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.6 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Realiteit.

 

Bijlagen

Bijlage 2 Criteria toets Rijksbouwmeester

Criteria toets Rijksbouwmeester

  • a. Iedere op-, aan of onderbouw of verbouwing of vervanging van een opstal of verplaatsbaar object (zoals deze zijn gerealiseerd op grond van de prijsvraag “tijdelijk wonen 2”) op een individuele kavel, dient te worden uitgevoerd in de geest van de prijsvraag “tijdelijk wonen”, uitgeschreven door de stichting “De Fantastie in 1985, danwel de prijsvraag “tijdelijk wonen 2” door de stichting De Fantasie of diens opvolger en conform de bijbehorende prijsvraagreglementen waarvan een kopie is bijgevoegd als bijlage 3 bij deze regels;
  • b. Elke aanpassing moet een architectonische kwaliteit hebben en passen bij het karakter zoals omschreven in de prijsvraagreglementen, danwel kwalitatief gelijkwaardig zijn aan het gerealiseerd bouwwerk, conform lid a.

Bijlage 4 Bouwkundige maatvoering

Bouwperceel   Maximum bouwhoogte hoofdgebouw   Aanvullende regel maximum bouwhoogte
hoofdgebouw  
Aanvullende regel bijbehorend bouwwerk groter dan 20m² grondoppervlakte  
       
De Realiteit 8   7 meter   Maximum bouwhoogte van 13 meter toegestaan voor een grondoppervlakte van maximaal 7 m²   bijbehorende bouwwerken toegestaan met een totale grondoppvervlakte van maximaal 30 m².  
De Realiteit 10   6 meter   geen   geen  
De Realiteit 12   11 meter   geen   geen  
De Realiteit 14   8 meter   geen   geen  
De Realiteit 16   3 meter   geen   geen  
De Realiteit 18   8 meter   geen   geen  
De Realiteit 7   8 meter   geen   geen  
De Realiteit 9   7 meter   geen   geen  
De Realiteit 11   12 meter   geen   geen  
De Realiteit 13   10 meter   geen   geen  
De Realiteit 15   3 meter   geen   geen  
De Realiteit 17   9 meter   geen   geen  
De Realiteit 19   4 meter   geen   geen  
De Realiteit 21   6 meter   geen   geen  
De Realiteit 23   5 meter   geen   geen  
De Realiteit 25   4 meter   geen   bijbehorende bouwwerken toegestaan met een totale grondoppvervlakte van maximaal 32 m².  
De Realiteit 27   6 meter   maximum bouwhoogte van 8 meter toegestaan voor een grondoppervlakte van maximaal 3 m²   geen  

Bijlage 5 Waarde-Archeologie 2

X.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in het aangrenzende gebied met de bestemming 'Waarde-Archeologie 3'.

X.2 Bouwregels

Op de in lid X.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in dat lid genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

X.3 Afwijken van de bouwregels

  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid X.2 bedoelde verbod voor bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    • 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. De archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.

  • c. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. De verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. De verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;

  • d. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de ontheffing te stellen kwalificaties en eisen.

X.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie 2', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. Het ophogen van de bodem;
    • 2. Het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
    • 3. Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
    • 4. Het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 5. Het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 6. Het wijzigen van het waterpeil;
    • 7. Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 8. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 9. Het graven, verbreden en dempen van grachten, vijvers en andere wateren;

  • b. Het verbod als bedoeld in lid X.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

  • c. Een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:
    • 1. De archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. De archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.

  • d. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;

  • e. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.

X.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde-Archeologie 2' wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.

Bijlage 6 Waarde-Archeologie 3

XX.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

XX.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid XX.1 genoemde bestemming en ten behoeve van samenvallende bestemmingen geen bouwwerken worden gebouwd.

XX.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie 3', zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. Het ophogen van de bodem;
    • 2. Het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
    • 3. Het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, woelen, mengen, diepploegen;
    • 4. Het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 5. Het beplanten en het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 6. Het wijzigen van het waterpeil;
    • 7. Het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 8. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen;
    • 9. Het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  • b. Het verbod als bedoeld in lid XX.3 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

  • c. Een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zal alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld.

  • d. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld:
    • 1. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 3. de verplichting de uitvoering van het werk c.q. de werkzaamheid te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;

  • e. De opgravingen, de te treffen maatregelen en de archeologische begeleiding dient c.q. dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en eisen.

43.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde-Archeologie 3' wordt verwijderd, indien het archeologisch waardevol terrein conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie voldoende is onderzocht door middel van een archeologische opgraving of begeleiding en de eventuele bodemvondsten elders zijn onder gebracht.

Bijlage 7 Bestemming Wonen

Artikel XXX Wonen

XXX.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis;

met de daarbij behorende:

  • b. erven;
  • c. groenvoorzieningen en water;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. toegangspaden, in- en uitritten en
  • f. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen.

een en ander met dien verstande dat:

  • g. voorzover deze gronden tevens zijn aangewezen met de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding wordt nagestreefd van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken zoals deze is beschreven in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek van de regels en het bepaalde in lid XX.2;
  • h. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor Waarde-Archeologie 1, ze mede bestemd zijn voor de bescherming van de archeologische waarde van het gebied en het bepaalde in artikel 8 van toepassing is.

XXX.2 Gronden met de aanduiding 'Karakteristiek'

XXX.2.1 Bouwverbod

Ter plaatse van de aanduiding karakteristiek is het niet toegestaan gebruik te maken van de bouwmogelijkheden zoals die zijn opgenomen in lid XX.3;

XXX.2.2 Uitzondering bouwverbod

Het bouwverbod genoemd onder lid XX.2.1 geldt niet voor bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken op een afstand van 2,5 meter vanaf de in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek beschreven hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwerken.

 

XXX.2.3 Afwijken van het bouwverbod

Van het verbod onder lid XXX.2.1 kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken mits:

  • a. de karakteristieke verschijningsvorm van de beeldbepalende gebouwen, zoals deze zijn beschreven in de bij deze regels behorende bijlage 1 Beschrijving karakteristiek door het bouwplan niet wordt aangetast,
  • b. vooraf een schriftelijk advies inzake de monumentenzorg over het bouwplan wordt ingewonnen, waarin wordt geadviseerd omtrent het onder a. bepaalde;
  • c. vooraf een advies wordt ingewonnen van de Rijksbouwmeester die over het bouwplan adviseert aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in bijlagen 2 en 3 bij deze regels, en;
  • d. het gemeentelijke Bureau Archeologie en Monumentenzorg beoordeelt het onder b. genoemde advies inzake de monumentenzorg, in samenhang met het onder c. genoemde advies van de Rijksbouwmeester;

een en ander met dien verstande dat het bouwplan vooraf is voorgelegd aan (de leden van) de Vereniging van eigenaars De Realiteit.

XXX.2.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek beschreven hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen of te laten slopen.

b Uitzondering

Het bepaalde in artikellid XXX.2.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van in werking treding van het plan;
  • c. gelegen zijn op op een afstand van 2,5 meter vanaf de in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek omschreven hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken.

 

c Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing als beschreven in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek van de regels, en/of;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld, en/of;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, en/of;
  • d. het delen van een gebouw of bijgebouw betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt, en
  • e. naar het oordeel van het bevoegd gezag aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd;

een en ander met dien verstande dat

  • f. vooraf een schriftelijk advies inzake de monumentenzorg over het slopen wordt ingewonnen waarin wordt geadviseerd omtrent het onder a. bepaalde, en
  • g. vooraf een advies wordt ingewonnen van de Rijksbouwmeester die over het slopen adviseert aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in bijlagen 2 en 3 bij deze regels, en;
  • h. het gemeentelijk Bureau Archeologie en Monumentenzorg advies geeft over het onder f. genoemde advies inzake de monumentenzorg, in samenhang met het onder g. genoemde advies van de Rijksbouwmeester;

een en ander met dien verstande dat het slopen vooraf is voorgelegd aan (de leden van) de Vereniging van eigenaars De Realiteit.

XXX.3 Bouwregels

Op de in lid XXX.1bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

Ten aanzien van gebouwen (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) geldt dat:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. bijbehorende bouwwerken;
    • 3. overige bouwwerken;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overige bouwwerken' is tevens een overig bouwwerk, niet zijnde een overkapping toegestaan, met een maximumoppervlakte van 130m2 en een maximum bouwhoogte van 4 meter, en is tevens een gebouw toegestaan met een maximumoppervlakte van 30m² en een maximum bouwhoogte van 3,5 meter;
  • c. per bouwperceel ten hoogste 50% van de gronden mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • d. per bouwperceel is ten hoogste 1 hoofdgebouw toegestaan, tenzij anders is aangegeven in bijlage 1 Beschrijving karakteristiek;
  • e. per bouwperceel de maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw in acht worden genomen zoals deze zijn opgenomen in van bijlage 4 Bouwkundige maatvoering;
  • f. hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, vrijstaand dienen te worden gebouwd;
  • g. de afstand tussen hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, dient ten minste 2,5 m te bedragen, gemeten vanuit enig deel van het hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • h. indien gebouwen niet in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd, dient de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 1 m te bedragen;
  • i. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van gebouwen met geluidgevoelige functies niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de verleende hogere waarde;
  • j. voorzover de geluidbelasting op gevel(s) vanwege het wegverkeer hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of vastgestelde hogere waarde, de desbetreffende gevel van geluidsgevoelige ruimten worden uitgevoerd als dove gevel.

Ten aanzien van bijbehorende bouwwerken geldt dat:

  • k. het gezamenlijke grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel bedraagt ten hoogste 20m², tenzij per bouwperceel anders is aangegeven in bijlage 4 Bouwkundige maatvoering;
  • l. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 meter;

Ten aanzien van overige bouwwerken

  • m. erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 1m;
  • n. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  • o. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast: bouwhoogte maximaal 15 m;
  • p. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, (oppervlakte maximaal 10 m²);
  • q. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 m;
  • r. reclameobjecten: bouwhoogte maximaal 6 m, (oppervlakte maximaal 10 m²);
  • s. andere bouwwerken: bouwhoogte maximaal 4 m.

XXX.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

Akoestische goede ruimtelijke ordening

  • a. de situering van geluidgevoelige ruimten in woningen in verband met de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer.

XXX.5 Specifieke gebruiksregels

  • a. Het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. tot 50% van het gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk mag voor een aan-huis-verbonden beroep en/ of bedrijfsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt;
    • 2. het gebruik leidt niet tot ernstige hinder voor het woonmilieu c.q. doet afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    • 3. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
    • 6. er wordt geen detailhandel uitgeoefend met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
    • 7. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend; er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
    • 8. een kinderdagverblijf, catering, seksinrichting en munitie -en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.

  • b. De in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige functies zijn toegestaan indien de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van een geluidsgevoelig terrein niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde.
  • c. Voorzover de geluidbelasting op gevel(s) vanwege het wegverkeer hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of vastgestelde hogere waarde, is de in deze bestemming toegelaten geluidgevoelige functies alleen toegestaan indien de desbetreffende gevel van geluidsgevoelige ruimten worden uitgevoerd als dove gevel.
  • d. De in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige functie is toegestaan op voorwaarde dat indien gevel(s) als dove gevel(s) is(zijn) uitgevoerd, deze in stand word(t)(en) gelaten en dat de gerealiseerde overige bouwwerken en maatregelen ter voldoening van het gestelde in artikel 4.5, aanhef en onder 1. van de regels, in stand worden gelaten.
  • e. De in deze bestemming toegelaten geluidgevoelige functie is toegestaan op voorwaarde dat indien bouwkundige maatregelen zijn genomen ter voldoening aan de binnenwaarde van 33 dB(Lden) (inclusief aftrek conform de Wet geluidhinder), deze in stand worden gelaten.