direct naar inhoud van Artikel 9 Verkeer
Plan: Markerkant 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2T05-vg02

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, busbanen, fiets- en voetpaden;
  • b. ongebouwde parkeervoorzieningen, haltevoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • c. water;
  • d. kunstwerken, zoals bruggen, sluizen, keermuren, duikers, steigers en (strek)dammen, welke mede ten dienste mogen zijn van de aangrenzende bestemming;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. kunstobjecten;
  • g. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer' verbonden voorzieningen;

een en ander met dien verstande dat:

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geen kwetsbare objecten zijn toegestaan;
  • i. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor 'Leiding-Gas', ze mede bestemd zijn voor de aanleg en het instandhouden van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en het bepaalde in artikel 12 van toepassing is.
  • j. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor 'Leiding-Leidingstrook', ze mede bestemd zijn voor de aanleg en het instandhouden van een ondergrondse leidingen en het bepaalde in artikel 13 van toepassing is.
  • k. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor 'Waarde-Archeologie 1', ze mede bestemd zijn voor de bescherming van de archeologische waarde van het gebied en het bepaalde in artikel 14 van toepassing is.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van de gebouwen als bedoeld onder a, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 14 van deze regels, waarbij zijn toegestaan:

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximale hoogte van één bouwlaag van maximaal 5 meter met een maximum brutovloeroppervlakte (BVO) van 50 m2 per gebouw ;
  • b. lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten, waarvan de hoogte maximaal 12 meter mag bedragen;
  • c. antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, waarvan de hoogte maximaal 15 meter mag bedragen;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 onder c (antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie) tot een hoogte van maximaal 40 meter;