direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kruidenwijk en Beatrixpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat de geldigheidsduur van bestemmingsplannen een periode van 10 jaar bedraagt. Als deze periode afloopt moet een nieuw bestemmingsplan of een nieuwe beheersverordening de regeling voor gebruik en bebouwing van gronden overnemen of een verlengingsbesluit genomen worden door de gemeenteraad. Het is overigens niet zo dat na tien jaar het bestemmingsplan vervalt: het blijft gewoon gelden en er moet aan worden getoetst.

In het kader van deze wettelijk voorgeschreven actualisatieplicht voor bestemmingsplannen is besloten een nieuw bestemmingsplan op te starten voor de Kruidenwijk en het Beatrixpark. Dit plan is gelegen in het noord-west hoek van Almere Stad en in onderstaande afbeelding globaal met de rode cirkel aangegeven. Uitgangspunt van dit conserverend plan is dat in beginsel in de bestaande, feitelijke en vergunde situatie (rechtszekerheid) wordt voorzien en dus percelen als zodanig worden bestemd. Op grond van gewijzigde planologische inzichten, afweging van belangen of onbenutte bouwmogelijkheden kunnen de bestaande planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden afwijken van de nieuwe bestemmingsregeling. Ook omdat er in het plan een aantal nieuwe ontwikkelingen is verwerkt, is het bestemmingsplan anders dan het vorige. Het is vanwege deze wijzigingen niet mogelijk om een beheersverordening op te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0002.jpg"

Afbeelding 1: De rode cirkel geeft locatie aan van het plangebied bestemmingsplan Kruidenwijk-Beatrixpark

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied van het nieuwe plan Kruidenwijk Beatrixpark omvat de woonwijk en het bijbehorende bedrijventerrein Frezersplaats, sportvelden, stadsweiden, volkstuinen, Beatrixpark en de begraafplaats aan de Kruidenweg. Grenzend aan het plangebied liggen de Muziekdreef met daarachter de Muziekwijk (in het westen), de Hogering (in het noorden) en in het oosten bedrijventerrein Markerkant en de Staatsliedenwijk. Aan de zuidzijde grenst het aan de Flevolijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0003.jpg"

Afbeelding 2: Plangrens plangebied Kruidenwijk-Beatrixpark

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

In het plangebied van Kruidenwijk-Beatrixpark gelden momenteel 13 bestemmingsplannen. In dit plan wordt een aantal snippers van oudere bestemmingsplannen meegenomen, zodat er één plan gaat gelden. In het onderstaande overzicht (Tabel I-1) zijn de bestemmingsplannen, het jaar van vaststelling en goedkeuring aangegeven en is aangegeven of de plannen geheel of gedeeltelijk worden vervangen.

nr.   Bestemmingsplan   belangrijkste bestemmingen   Vastgesteld op   Goedgekeurd op   vervalt na inwerkingtreding nieuw bestemmingsplan  
1   Kruidenwijk   Woondoeleinden, sportdoeleinden, groenvoorzieningen en bedrijventerrein   17-04-1997   19-08-1997   geheel  
2.   Geluidzone Markerkant   Aanpassing plankaart en bestemmingen Sportdoeleinden en Groenvoorzieningen van bestemmingplan Kruidenwijk   16-2-2012   nvt.   gedeeltelijk  
3.   Markerkant 1e herziening   Groendoeleinden   30-11-1983   29-12-1983   gedeeltelijk  
4.   Markerkant   Groendoeleinden   29-1-1981   30-12-1981   gedeeltelijk  
5.   Kruidenwijk 1983   Groendoeleinden   11-02-1983   27-07-1983   geheel  
6.   Beatrixpark   Groen en recreatieve doeleinden   14-12-2000   29-03-2001   geheel  
7.   Ebenezer Howardpark   Groendoeleinden en recreatie   03-04-1981   30-12-1981   gedeeltelijk  
8.   Beatrixpark Vlielandlaan   Groendoeleinden en verkeersdoeleinden   18-04-1996   27-11-1996   geheel  
9.   Hoofdwegen   Verkeer   09-08-1983   22-11-1983   gedeeltelijk  
10.   Staatsliedenwijk Midden   Verblijfsgebied en Water   09-07-2005   22-11-2005   gedeeltelijk  
11.   2Z   Groendoeleinden en Uit te werken bestemming voor woondoeleinden   07-02-1983   17-10-1983   gedeeltelijk  
12.   Uitwerkingsplan Kruidenwijk   Groendoeleinden        
13.   Flevolijn 1   Verkeersdoeleinden   04-03-1982   07-10-1982   gedeeltelijk  

Tabel I-1: overzicht vigerende bestemmingsplannen

In de onderstaande afbeeldingen (afbeeldingen 3 en 4) staan de verschillende plangebieden aangegeven. In afbeelding 3 staan de verschillende plannen aangegeven. In de daaronder staande afbeelding (afbeelding 4) is een overzicht van de ligging van de diverse plannen opgenomen. In afbeelding 4 staat met nummers aangegeven waar de verschillende bestemmingsplannen en de snippers zijn gelegen. De nummering in deze afbeelding komt overeen met de nummering als aangehouden in bovenstaande tabel I-1

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0004.jpg"

Afbeelding 3: plangebied Kruidenwijk-Beatrixpark en de begrenzing van de vigerende bestemmingsplannen

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0005.jpg" Afbeelding 4: overzicht ligging vigerende plannen in het plangebied Kruidenwijk-Beatrixpark. De nummers verwijzen naar de nummers als opgenomen in bovenstaande tabel I--1

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende beleidskader (hoofdstuk 4) en de omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

2.1.1 Stedenbouwkundige structuur

Verkavelingsrichtingen

De woonwijk Kruidenwijk ligt in het noordelijk deel van Almere Stad. De wijk is gebouwd in de tweede helft van de tachtiger jaren. De wijken van Almere Stad zijn opgespannen rond het Weerwater. Met name in Stad-West is dit uitgangspunt herkenbaar in de verkavelingsrichtingen van de wijken. In de Kruidenwijk is dit terug te zien in een hoekverdraaiing van 45 graden tussen het westelijk en oostelijk deel, waarbij de scheidingslijn ligt over de lijn Struisgrasstraat – Lavendelplantsoen. Op kleinere schaal heeft de Mosbuurt nogmaals een verdraaiing van de verkavelingsrichting, aansluitend bij de Markerkant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0006.jpg"

Afbeelding 5: Stedenbouwkundige structuur plangebied

Kruidenwijk heeft een gridstructuur. Binnen dit grid is de oost-west richting de hoofdrichting. De belangrijkste assen in oost-westrichting zijn de Gipskruidweg – Distelweg en de Koolzaadweg – Basilicumweg. Deze straten kenmerken zich door steviger bebouwing en inrichting met dubbele bomenrijen. Andere belangrijke oost-westassen zijn Weidegrasveld – Hooigrasveld, de busbaan en de zuidelijke Singel. De begeleiding door bebouwing is bij deze assen minder aanwezig dan bij de vorige twee. In noord-zuidrichting is het fietspad Zuringstraat – Zoutgrasstraat beeldbepalend. Voor het overige zijn er in noord-zuidrichting vooral woonstraten met een smaller profiel. Doordat de gridstructuur over de hele wijk is doorgezet hebben de straten lange zichtlijnen, die de Kruidenwijk op veel plekken een weids karakter geven. In de onderstaande afbeelding 6 zijn de verkavelingsrichtingen aangegeven. In de daaronder opgenomen afbeelding 7 is de stedenbouwkundige hoofdstructuur van de wijk aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0007.jpg"

Afbeelding 6: Verkavelingsrichtingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0008.jpg"

Afbeelding 7: Stedenbouwkundige hoofdstructuur

Verkavelingtypen

Bijna heel Kruidenwijk is opgebouwd uit slechts twee verkavelingstypen.

  • I. Het centrale deel bestaat uit een blokverkaveling met een maat van 93 meter. Bij deze verkaveling zijn de woningen gebouwd rond een gemeenschappelijk hofje. In onderstaande afbeelding 8 is een voorbeeld van een blokverkaveling opgenomen.
  • II. Het tweede type bestaat uit een strokenverkaveling met een maat van 62 meter. Dit type is aan de randen van Kruidenwijk toegepast. Het komt in twee vormen voor: de pure strokenverkaveling waarbij de voorzijde van de ene strook grenst aan de achtertuin van de volgende strook, en het meer traditionele type waarbij achtertuinen aan elkaar grenzen en aan weerszijden van de straat voorkanten van de woningen liggen. Voor een voorbeeld van strokenverkaveling in de wijk wordt verwezen naar de hieronder opgenomen afbeelding 9.

Afwijking van de standaardtypen zijn de Specerij, een buurtje met vrijstaande woningen, en het bedrijventerrein Frezersplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0009.jpg"

Afbeelding 8: voorbeeld blokverkaveling in Kruidenwijk

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0010.jpg"

Afbeelding 9: voorbeeld strokenverkaveling in Kruidenwijk

Groen en water

Kruidenwijk is een groene woonwijk die aan de randen grenst aan groengebieden: het Beatrixpark, stadsweiden, volkstuinen en een sportpark. Binnen de wijk liggen langs de hoofdstructuur zowel in oost – westrichting als in noordzuidrichting belangrijke groengebieden. Aan de oost-, zuid- en westzijde lopen singels door of langs het woongebied. Naast deze groene en blauwe lijnen liggen verspreid over de wijk een aantal groene pleinen. Een groot gedeelte van het openbaar groen ligt in de binnenterreinen van de bouwblokken, de zogenaamde groene hofjes. Door hun ligging hebben zij een semi-openbaar karakter. Dit zijn vooral speelplekken voor de jongste kinderen. Hieronder is een afbeelding opgenomen van de groen en waterstructuur in de woonwijk Kruidenwijk (zie afbeelding 10).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0011.jpg"

Afbeelding 10: Groen en waterstructuur woonwijk Kruidenwijk

Belangrijke bestaande groenstructuren zijn de entrees van de wijk (aan de oostzijde bij de Distelweg / Spoordreef en aan de westzijde bij de Kruidenweg), de groene as in zuid - noordelijke richting van het Beatrixpark naar het Koggepark en het Rie Mastenbroek sportpark (het Tuinkruidenpad) en haaks daarop in oost - westelijke richting de groene zone langs het Bergklaverpad, Helmgrasveld en de Weidekruidveld. Deze groene assen zijn in het oude bestemmingsplan met de bestemming 'Groenvoorzieningen' aangewezen. In het voorliggende nieuwe bestemmingsplan worden dit overgenomen en worden deze gronden aangewezen met de bestemming 'Groen'. De groenstructuur van de Stadsweiden, volkstuinen krijgen in voorliggend plan een recreatieve bestemming met een specifieke aanduiding. Het Rie Mastenbroek Sportpark krijgt evenals in het oude bestemmingsplan een sportbestemming. Het terrein van de zorgboerderij van Triade in het Rie Mastenbroeksportpark heeft in het oude plan de bestemming 'bijzondere doeleinden'. In het nieuwe voorliggende bestemmingsplan krijgt deze locatie een vergelijkbare bestemming 'Gemengd-4'. De openbare ruimte van de Kruidenwijk functioneert over het algemeen goed. In de periode 2013-2017 is in Kruidenwijk groot onderhoud verricht, waarmee de gehele openbare ruimte weer op orde is gebracht.

2.1.2 Beeldkwaliteit

Het grootste deel van de bebouwing bestaat uit rijenwoningen met een hoogte van 2 lagen plus een kap. In de oorspronkelijke randvoorwaarden was voorgeschreven dat in de hele Kruidenwijk zandkleurige steen met rode pannen zou worden toegepast. Voor grote delen van Kruidenwijk is dit inderdaad zo uitgevoerd. Daarnaast zijn op een aantal plekken ook (gedeeltelijk) houten gevels gemaakt en sommige gevels zijn in rode baksteen uitgevoerd. Op sommige plaatsen zijn platte daken in plaats van kappen gemaakt. In onderstaande afbeelding 11 is een overzicht opgenomen van het aantal bouwlagen van de woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0012.jpg"

Afbeelding 11: woningen en aantal bouwlagen

Karakteristiek voor de meeste woningen in Kruidenwijk is dat ze voorzien zijn van een kap (i.p.v. een plat dak). In voorliggend bestemmingsplan worden alleen bouwhoogten opgenomen en is afgezien om ook maximale goot- en nokhoogten vast te leggen. Het vasthouden aan het planologisch vastleggen van de kapwoningen is daarmee losgelaten. Dit is in lijn met het uitgangspunt dat voorliggend plan een conserverend karakter heeft maar wel voldoende ruimte biedt voor flexibiliteit en verruiming waar mogelijk. Daarnaast sluit dit ook aan op de laatstelijke herzieningen van bestemmingsplannen in Almere.

2.1.3 Het Beatrixpark

Het Beatrixpark is het grootste en belangrijkste stadspark van Almere. Het bestaat uit bosgebieden, open grasweiden, waterlopen, fiets- en wandelpaden, horeca en een aantal voorzieningen voor sport en spel. Het park heeft door haar dichte randen en open middengebied een enigszins naar binnen gekeerde uitstraling. De randen langs de Waddendreef en Muziekdreef bestaan uit bospercelen met geen tot weinig doorzicht het park in. De rand van het park langs Muziekwijk, Staatsliedenwijk en Kruidenwijk is sinds de in 2002 afgeronde herinrichting van het park transparanter en vanuit de buurt beter beleefbaar geworden. Toch is de volle impact van het park nog onvoldoende beleefbaar vanuit de wijken. Het Beatrixpark is de verbindende schakel tussen het stadscentrum en de wijk Noorderplassen West. Hieronder is een afbeelding opgenomen van de structuur van het Beatrixpark en het gebied bij de begraafplaats in het noordwestelijk gedeelte (afbeelding 12).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0013.jpg"

Afbeelding 12: Structuur Beatrixpark en de begraafplaats

In het Beatrixpark is het zuidelijke deel natuurlijk ingericht en het noordelijk deel voor de activiteiten (cultuur). In het karakter van het park komt dit tot uiting in een intensief en extensief deel. Het noordelijk deel wordt intensief gebruikt. In dit parkachtig deel zijn veel voorzieningen, verlichte routes en plekken. De open plekken zijn ingevuld met onder andere tuinen in het bos, een grote weide met taluds, een skatebaan en een speeltuin. Het zuidelijk wordt extensief gebruikt. Dit is een natuurlijk rustig deel. In dit deel van het park zijn open plekken ingericht met o.a. zeldzame bloemen en planten en een speeleiland voor de jeugd. De natuur heeft hier veel aandacht. Daarnaast is er de mogelijkheid om te wandelen en te joggen.

In januari 2014 is een gemeentebreed atelier georganiseerd over het functioneren van het Beatrixpark. Aanleiding was een verminderd functioneren van voorzieningen in het park. De opzet van het park, waarbij een natuurlijk en cultureel deel wordt onderscheiden, werkt in principe goed. Hier zijn echter wel een aantal knelpunten gesignaleerd, die samenhangen met de zichtbaarheid en de herkenbaarheid van het park. In het atelier is duidelijk geworden dat oplossingen voor de knelpunten opgenomen zijn in het Integraal plan Beatrixpark en via het participatietraject verder kunnen worden uitgewerkt. Daarnaast functioneert het huidige parkeren niet, onder andere door de beperkte veiligheid en zichtbaarheid. Ter verbetering wordt onderzocht of de bestaande parkeerplaatsen uitgebreid kunnen worden en op welke wijze de zichtbaarheid en herkenbaarheid kan worden verbeterd. Een voorstel is om extra parkeerplaatsen te realiseren ten behoeve van het park en allerlei andere voorzieningen. Deze ideeën zijn meegenomen in een participatietraject over het Beatrixpark in het najaar van 2015, begin 2016. Uitkomst hiervan is dat op dit moment nog diverse ideeën en initiatieven bestaan voor aanpassingen in het park, die nog uitgewerkt en verder besproken dienen te worden. Een groot deel van de ideeën kan worden gerealiseerd op basis van het huidige bestemmingplan. In voorliggend bestemmingsplan wordt daarom de huidige planologische regeling zoveel mogelijk overgenomen, waarbij de uitbreiding van de golfcentrum (waarvoor op 1 september 2010 een vergunning is verleend (kenmerk 101550)) en de plaatsing van de zeecontainer ten behoeve voor de opslag van de Beheergroep Buurtbewoners Beatrixpark van gereedschap voor het onderhoud in het park, waarvoor eveneens een vergunning is verleend op 9 januari 2014 (kenmerk besluit 133841), positief zijn bestemd.

Voor plannen en initiatieven in de toekomst ter verbetering van de levendigheid, herkenbaarheid en sociale veiligheid van het stadspark Beatrixpark, zoals aangegeven in de beleidsnotitie 'Uitkomsten Participatietraject Beatrixpark', die niet in overeenstemming zijn met het geldende planologisch regime, moeten separate planologische procedures worden doorlopen.

De reservering voor de IJmeerlijn in het plangebied (waarover meer in bijlage Hoofdstuk 1 Rijksbeleid en dan onder de kop Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013) (RAAM)) lijkt in tegenspraak te zijn met de uitkomsten van het atelier. Het tracé van de IJmeerlijn ligt aan de zijde van de Muziekdreef van het Beatrixpark en zal –zonder bijzondere maatregelen- het park weer afsluiten. Bij de uitwerking moet onderzocht worden of deze IJmeerlijn op een viaduct kan worden geplaatst.

Het plan voor een horecavoorziening is inmiddels gerealiseerd. Het vigerend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor deze voorziening met een beheerderswoning. Begin 2014 is de onderneming failliet verklaard en inmiddels is de horecavoorziening door een andere ondernemer overgenomen.

In het park was een sauna aanwezig aan de Beatrixlaan 1 en 3. In het vigerend bestemmingsplan heeft deze voorziening de bestemming 'Dienstverlening'. Op grond van deze bestemming zijn zakelijke dienstverlening en een sauna toegestaan. In het nieuwe voorliggende bestemmingsplan wordt dit overgenomen. De locatie is hierin aangewezen met de aanduiding 'gemengd' waarin dienstverlenende functies, cultuur en ontspanning (zoals een sauna) en sportvoorzieningen (zoals fitness) zijn toegelaten tot maximaal categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Hierbij is ondergeschikte horeca behorende bij de hoofdactiviteit toegestaan (horeca tot categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten). Voor de schutting van de sauna is destijds een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) gevoerd voor het plaatsen van een schutting van circa 2,65 m hoog (bouwdossier 50888, besluit van 4 april 2006). In het nieuwe bestemmingsplan wordt dit overgenomen.

2.1.4 Functionele structuur

De woonwijk Kruidenwijk is ontworpen in het begin van de tachtiger jaren. De Kruidenwijk is in de eerste plaats een woonwijk met de daarbij behorende voorzieningen. Er zijn twee supermarkten; één in de oostelijke en één in de westelijke helft van Kruidenwijk. Verder zijn er vier scholen, kinderopvang, een buurthuis en een gezondheidscentrum. Bijzonder voor Almere Stad is de aanwezigheid van een aantal stedelijke bedrijventerreinen, waardoor er op de schaal van het stadsdeel toch een menging van wonen en werken is ontstaan. In de Kruidenwijk ligt het bedrijventerrein Frezersplaats en de wijk grenst aan Markerkant. Daarnaast ligt aan de randen van de wijk nog een aantal belangrijke voorzieningen. Tegen de Hogering aan liggen het sportpark Rie Mastenbroek, twee stadsweiden en een volkstuinencomplex. Aan de zuid- en westzijde grenst de woonwijk direct aan het Beatrixpark, het belangrijkste stadspark van Almere. Op de kop van dit park liggen een begraafplaats en een crematorium. In de afbeelding hieronder (afbeelding 13) zijn met pictogrammen de meeste voorzieningen in het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0015.jpg"

Afbeelding 13: voorzieningenstructuur Kruidenwijk-Beatrixpark (Bron: Almere In Kaart 2017)

Wonen

Kruidenwijk omvat 3.295 woningen en is daarmee een grote wijk. In het Kaderplan Bestaande Stad uit 2004 wordt Kruidenwijk in zijn geheel getypeerd als een 'jaren-80 woonmilieu'. Dit woonmilieu wordt omschreven als een “monofunctionele woonwijk met rechte woonstraten, gemengd verkeer, zakelijk en sober qua architectuur, groen en ruim met behoorlijk veel voorzieningen”. Van de bijna 3.300 woningen is 33% een sociale huurwoning van corporaties. Dit percentage ligt hoger dan het percentage sociale huur van corporaties in Almere-Stad als geheel (25%). Het aandeel koopwoningen is met 62% onder gemiddeld (Almere-Stad 66%). Kruidenwijk bestaat overwegend uit rijenwoningen (80%). Andere woningtypes zijn ondervertegenwoordigd. Dit geldt met name voor (half)vrijstaande woningen en appartementen. De gemiddelde transactieprijs van de 58 woningen, die in 2013 verkocht zijn in Kruidenwijk, bedraagt €142.776. Hiermee ligt dit onder de koopprijs van alle verkochte woningen in 2013 in Almere; deze is namelijk €179.296. Hieronder is een uitsnede opgenomen voor Kruidenwijk-Beatrixpark van de corporatiekaart (afbeelding 14).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0016.jpg"

Afbeelding 14: Corporatiekaart uitsnede van de Kruidenwijk. oranje = GoedeStede; groen = De Alliantie; rood en Bordeauxrood = Ymere. Bron: Stadsbeheer, Gebouwen en Gegevensmanagement (Gemeente Almere, 2016)

  • Het gemiddelde perceel oppervlak bedraagt 152 m2, in Almere gemiddeld 201 m2 (bron: Sociale Atlas 2013);
  • Gemiddelde woningbezetting is 2,48. Dit is iets minder dan het Almeerse gemiddelde van 2,52 (bron: Sociale Atlas 2013);
  • Kijken we naar de economische waarde van de woningen (WOZ), dan blijkt dat in Kruidenwijk 48% tot het lage segment behoort (tot €154.000), 42% tot het middensegment (€154.000 - €187.000) en 10% tot het hoge segment. In geheel Almere bedragen de percentages respectievelijk 34%, 33% en 33%. Hiermee zijn het lage en middensegment in de wijk (rijwoningen) oververtegenwoordigd (bron: Sociale Atlas 2013);
  • De verhuisgeneigdheid in de Kruidenwijk is redelijk gemiddeld: 12% wil beslist binnen twee jaar verhuizen, terwijl 23% misschien in deze periode wil verhuizen. Gemiddeld zijn deze percentages in Almere respectievelijk 10% en 26% (bron: Woononderzoek Almere 2011).;
  • Meer dan zes van de tien wijkbewoners in de Kruidenwijk heeft zich van buiten de stad in de huidige woning gevestigd. Dit is relatief veel. Doorstromers zijn er minder dan gemiddeld. Van de huishoudens met een verhuiswens geeft 21% aan een voorkeur te hebben voor een woning in de eigen (Kruiden)wijk. Gemiddeld in Almere ligt dit percentage op 22%. Er wonen verder relatief veel jongeren in de wijk die het ouderlijk huis willen verlaten. Dat men op zichzelf wil gaan wonen staat dan ook in de verhuisreden top drie, en wordt in deze wijk veel vaker genoemd dan gemiddeld (bron: Woononderzoek Almere 2011);
  • Gemiddeld geeft de Kruidenwijker het rapportcijfer 6,7 aan de buurt. Het Almeers gemiddelde ligt op 7,0 (bron: Wijkpeiling 2013).

Detailhandel

Aan het Lavendelplantsoen is een solitaire supermarkt (Albert Heijn, 1.539 m2 verkoopvloeroppervlak), een slijterij, een apotheek en een postagentschap gevestigd. De Albert Heijn is in 2016 verbouwd en heeft een andere gevel en berging gekregen. Het aantal m² verkoopvloeroppervlak is niet uitgebreid. In het kader van het groot onderhoud zijn in 2016 in de noord-oosthoek van het Lavendelplantsoen (ter hoogte van de Basilicumstraat) extra parkeerplaatsen aangelegd. Op het Saffraanplein ligt een tweede supermarkt (Lidl, met circa 762 m² verkoopvloeroppervlak).

Onderwijsvoorzieningen

In Kruidenwijk zijn vier basisscholen aanwezig: De Kaardebol, De Peperbus, De Marionet en De Kruidenwijzer. Er is geen voortgezet onderwijs voorziening in de wijk aanwezig.

Zorg, welzijn en cultuur

De gezondheidszorg in het gebied is geconcentreerd op één punt: gezondheidscentrum de Boog. Dit centrum van Zorggroep Almere biedt een compleet pakket eerstelijnszorg inclusief apotheek. In Kruidenwijk is één tiener- en kindercentrum gevestigd, Het Karwij, gerund door de Schoor. Aan het Rie Mastenbroeksportpark 8 is een zorgboerderij gevestigd.

Sport en recreatie

In het plangebied zijn diverse sportvoorzieningen aanwezig: het sportpark Rie Mastenbroek, een sportzaal aan de Basilicumweg, een tenniscomplex, dierenweiden, een kinderboerderij en volkstuinen. Het Rie Mastenbroeksportpark ligt in het noordoosten van het plangebied nabij het bedrijventerrein Markerkant. In dit park bevindt zich een voetbalvereniging (Voetbalvereniging Waterwijk), een tenniscomplex (tennisvereniging Koriander) en een sportschool (Van Rheenen). Ten westen van het bedrijventerrein Frezersplaats liggen het volkstuincomplex 'de Kruidentuinen' (oppervlakte circa 15.000 m²) en de stadsweiden. Een ander volkstuincomplex ligt oostelijk in het plangebied aan de Moesdistelstraat nabij bedrijventerrein Markerkant en heeft een oppervlakte van circa 1.800 m². De ligging van het sportpark en de stadsweiden zijn in onderstaande afbeelding gearceerd aangegeven.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0017.jpg"

Afbeelding 15: Gearceerde gedeelte ligging Sportpark en Stadsweiden

Koggepark

In het gedeelte van de Cyprusgrasweg en de Dadelklaverstraat zijn restanten van een kogge (schip) gevonden (zie hierover meer in de paragraaf Archeologische waarden). Voor dit gebied is samen met bewoners een inrichtingsplan ontwikkeld rondom deze vondst. Dit gedeelte is inmiddels ingericht en draagt de naam 'het Koggepark'. Momenteel heeft het terrein de bestemming 'groenvoorzieningen'. Het is ingericht met gras en een weide. Volgens het huidige schetsontwerp van dit park is hier een ruiterpad aangelegd, zijn enkele gebieden waar scholieren een eigen tuintje kunnen onderhouden, speeltoestellen, waterpartij(en), dukdalf palen ter markering, speelweiden en speelvoorzieningen, schuurtjes en bijbehorende voorzieningen.

Begraafplaats en crematorium

In de noordwest hoek van het plangebied ligt de begraafplaats en het crematorium. Deze begraafplaats is circa 70.000 m² groot. Delen van de begraafplaats zijn gemengde Islamitische en Joodse begraafplaatsen waarvoor specifieke bouwwerken kunnen worden geplaatst. De graven zijn gesitueerd op een terp. Er zijn bovendien twee uitstrooiveldjes. De begraafplaats is bereikbaar met het openbaar vervoer (bus), fiets en met de auto. De afwatering van het terrein loopt op de watergang evenwijdig aan het Clauspad en komt via de sluis onder de Hogering uit op de Noorderplassen. Op termijn wordt de drainage van de terpen aangesloten op het riool. Ten zuiden van de Kruidenweg is een gedeelte van circa 5.300 m² dat als uitbreiding voor de begraafplaats is gereserveerd. Om de inrichting van dit gedeelte te realiseren en hiervoor de Kruidenweg te kunnen verleggen is in het zuidelijk gedeelte de aanduiding 'verkeer' opgenomen en is een wijzigingsbevoegdheid voor de weg opgenomen. Op basis van het vigerend bestemmingsplan voor de begraafplaats (het oude bestemmingsplan Ebenezer Howardpark) is het mogelijk om gebouwen met een totale grondoppervlakte van 3.000 m² te realiseren (waaronder een aula en een crematorium en dienstgebouwen) met een maximum bouwhoogte van 7,50 meter. Inmiddels is 1500 m² aan aula en crematorium gerealiseerd, en circa 100 m² aan bijbehorende bebouwing. De bestaande bebouwingsmogelijkheden uit het vigerend plan voor het terrein worden overgenomen in het nieuwe plan.

Werken in de wijk (horeca, dienstverlening, beroep- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis en Winkel aan huis)

Het huidige bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor bedrijvigheid in hoeksituaties en staat beperkte dienstverlenende functies toe in de woonwijk. Daarnaast maakt de detailhandelsvisie 25 m² detailhandel aan huis mogelijk. In het nieuwe plan wordt daaraan toegevoegd de regeling van beroep- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals deze in het beleid (nota Kleine Bouw (2008) en de GVW (2016)) is vastgelegd. In het nieuwe bestemmingsplan zijn, net als in het oude bestemmingsplan, de bestaande zelfstandige horecafuncties met een aanduiding op de verbeelding aangegeven.


Vanillestraat/Melissepad

Bij de hoek Vanillestraat-Melissepad is een aantal eenlaagse bedrijfsruimten gerealiseerd (Vanillestraat nummers 21 t/m 29). Onder het oude vigerende bestemmingsplan zijn hier gemengde doeleinden toegestaan. Daarnaast is op de kavels Vanillestraat 25 en 27 een horeca-aanduiding opgenomen. Volgens de huidige planologische regeling is hier alleen lichte horeca (cafetaria, lunchroom, restaurant) toegestaan, dus geen café, bar, disco of bar-dancing'. Dat is vergelijkbaar met horeca in categorie 1 en 3 van de staat van horeca-activiteiten. Deze vorm van lichte horeca is op grond van beleid (GVW 2016) toegestaan in woonwijken. In het voorliggende nieuwe bestemmingsplan worden deze planologische regelingen om lichte horeca toe te staan overgenomen. In het verleden waren er overlastervaringen in de wijk van het café aan de Vanillestraat 27 (café Arabica). Het gebruik als café valt onder horeca categorie 4 van de Staat van Horeca-activiteiten en is volgens het nieuwe bestemmingsplan niet meer mogelijk.

Bedrijventerrein Frezersplaats

In het noorden van het plangebied ligt het bedrijventerrein Frezersplaats. Het terrein is ontsloten via de Grasstraat op de Hoge Ring en sluit aan op de woonwijk via de Kweekgrastraat, Doddegrasweg en de Cypergrasweg. Vanuit de woonwijk is het bedrijventerrein ook met de fiets bereikbaar. Hieronder is een topografische afbeelding opgenomen van de ligging van het bedrijventerrein Frezersplaats tussen de woonwijk en de Hoge Ring (afbeelding 16).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0018.jpg"

Afbeelding 16: bedrijventerrein Frezersplaats

Op het bedrijventerrein is een LPG-tankstation inclusief wasstraat gevestigd en zijn clusters woonwerkunits gerealiseerd aan de Kweekgrasstraat en de Fioringrasstraat. Daarnaast komen bedrijfswoningen voor aan de Cypergrasweg en ten noorden van de Kweekgrasstraat. Voorts zijn er hoofdzakelijk dienstverlenende bedrijven gevestigd en maatschappelijke voorzieningen zoals tandartspraktijk of huisartsvestiging. Aan de Zwenkgrasstraat is een kringloopwinkel gevestigd. Achter de kringloopwinkels is nog een kavel uitgeefbaar door de gemeente van ca 3.181 m². Opvallend is dat er geen autoreparatiebedrijven zijn, wel een bedrijf dat gericht is op handel in auto's. Er is sprake van een vloeiende overgang tussen woonwijk en het bedrijventerrein. Het is gunstig gelegen aan de belangrijke Hogering. Vanuit de brede opvatting van wijkeconomie biedt deze binnenstedelijke werklocatie goede perspectieven voor kleinschalige en dienstverlenende bedrijfsactiviteiten.

In het gemeentelijk beleid (de Gemeentelijke Visie Werklocaties in Almere, GVW 2016) is dit terrein aangewezen als een binnenstedelijk bedrijventerrein, waar functiemenging mogelijk is. Dit betekent dat de zittende dienstverlenende bedrijven zijn toegestaan, evenals de bedrijfswoningen, en dat de functiemengingslijst uit de publicatie van de "VNG Bedrijven en milieuzonering" gemotiveerd kan worden toegepast. Dit sluit aan bij het bestaand feitelijk gebruik van het terrein en is opgesteld voor compact ruimtegebruik van verschillende functies. In het beleid is aangegeven dat wonen aan randen van binnenstedelijke bedrijventerreinen onder voorwaarden mogelijk is evenals nieuwe bedrijfswoningen. Voor nieuwe woningen aan de rand van het terrein en nieuwe bedrijfswoningen dient per initiatief een aparte (buitenplanse) planologische procedure te worden doorlopen en concreet te worden onderzocht of de nieuwe (bedrijfs)woning aan de vestigingsvoorwaarden genoemd in het beleid kan worden voldaan, en passend is op het terrein. Voor een nadere toelichting van de functiemengingslijst op het bedrijventerrein wordt verwezen naar paragraaf 5.6 Functiemenging en milieuzonering bestemmingsplan Kruidenwijk Beatrixpark.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

2.2.1 Woningbouwontwikkeling Pimpernelstraat

Tussen de Korianderweg en de Pimpernelstraat heeft tot begin 2012 een noodgebouw voor een basisschool gestaan. Door de veranderde bevolkingsopbouw van de wijk was er geen behoefte meer aan deze school en is het gebouw gesloopt. Sindsdien is het terrein leeg en met gras ingezaaid. Vanaf medio 2014 is voor deze locatie een woningbouwplan ontwikkeld voor de bouw van 38 appartementen en 12 rug-aan-rug woningen. De locatie van de woningbouwontwikkeling wordt aan de zuidkant begrensd door de Korianderweg, de ontsluiting voor autoverkeer naar het centrum van almere-Stad. Langs de oost- en noordkant van de locatie ligt een doorgaande fietsverbinding. Het fietspad heet aan de oostkant Dillepad en sluit aan in de noordzijde op het Specerijpad. In de onderstaande afbeelding is met de rode cirkel de globale ligging van het woningbouwplan aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0019.jpg"

Afbeelding 17: locatie woningbouwontwikkeling Pimpernelstraat

Deze ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan "Kruidenwijk" uit 1997, onder meer omdat het perceel bestemd is voor "Bijzondere doeleinden" en omdat de toegestane maximale bouwhoogte wordt overschreden. Om het bouwplan planologisch mogelijk te maken is besloten om het mee te nemen in deze algemene actualisatie van de bestemmingsplannen voor het gebied Kruidenwijk en Beatrixpark.

Geldend bestemmingsplan

Voor deze locatie geldt nu het bestemmingsplan "Kruidenwijk", dat op 17 april 1997 door de gemeenteraad van Almere is vastgesteld en op 19 augustus 1997 door Gedeputeerde Staten van Flevoland is goedgekeurd. Het gebied heeft hierin de bestemmingen "Bijzondere doeleinden" en "Doeleinden van verkeer en verblijf". In de afbeelding hieronder (afbeelding 18) is een fragment opgenomen van de plankaart van het bestemmingsplan uit 1997. De locatie voor de woningbouwontwikkeling is met rode lijnen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0020.jpg"

Afbeelding 18: Fragment plankaart (verbeelding) uit het vigerend bestemmingsplan Kruidenwijk 1997

De voor "Bijzondere doeleinden" aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor gebouwen ten behoeve van onderwijsdoeleinden, sportdoeleinden, religieuze doeleinden, sociaal- culturele doeleinden, sociaal-medische doeleinden, dienstwoningen met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Woningbouw past niet binnen deze bestemming. Bovendien is door middel van een aanduiding 'bouwklasse' aangegeven dat de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen en dat gebouwen plat afgedekt dienen te worden. Op de plankaart is een bouwvlak aangegeven, waarvoor de bebouwing vanaf een afstand van 6 respectievelijk 8 m ten opzichte van de naastgelegen tuinen en bebouwing mogelijk is.

De woningbouwontwikkeling bestaat uit 2-4 bouwlagen. Bovendien is een deel van de woningbouw in het plandeel met de bestemming "Doeleinden van verkeer en verblijf" geprojecteerd. Deze bestemming staat geen woningbouw toe. Hieronder zijn in drie afbeeldingen de bijbehorende legenda van de plankaart opgenomen. De eerstvolgende afbeelding (afbeelding 19) geeft de bestemming 'Bijzondere doeleinden' aan. Daaronder is een afbeelding (afbeelding 20) opgenomen van de verklaring, waaruit de omvang van het bouwvlak kan worden afgeleid en afbeelding 21, waarin de maximum goothoogte is aangegeven met het platte dak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0021.jpg"

Afbeelding 19: detail legenda plankaart bestemmingsplan Kruidenwijk 1997. Aanwijzing bestemming Bijzondere doeleinden

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0022.jpg"

Afbeelding 20: Detail uit de legenda plankaart bestemmingsplan Kruidenwijk 1997. Hierop is het bouwvlak aangegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0023.jpg"

Afbeelding 21: Het Bouwschema uit de legenda van de plankaart van het bestemmingsplan Kruidenwijk 1997. Hierop is de maximum bouwhoogte aangegeven.

Beschrijving woningbouwontwikkeling

Bestaande situatie
De Kruidenwijk wordt gekenmerkt door relatief veel openbaar groen. Het woningaanbod bestaat grotendeels uit rijenwoningen, waarvan het merendeel koopwoningen. Bij de ontwikkeling van de wijk zijn destijds ook locaties opgenomen voor voorzieningen, zoals winkels, scholen, sportvoorzieningen, een buurthuis en overige voorzieningen ten behoeve van recreatieve, maatschappelijke en educatieve functies. In afbeelding 22 hieronder is een plattegrond opgenomen van de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0024.jpg"

Afbeelding 22: bestaande situatie

De planlocatie ligt ten noorden van de Korianderweg, één van de hoofdontsluitingswegen van de Kruidenwijk. In het onderhavig plangebied heeft tot begin 2012 een noodgebouw voor een basisschool gestaan. Sinds de sloop van dit noodgebouw ligt het plangebied braak en is ingezaaid met gras. Vanaf de Korianderweg kijkt men over dit grasveld tegen de achtererven van de woningen aan de Pimpernelstraat aan. Aan de oostzijde van de planlocatie ligt een doorgaande fietsroute langs het water. Uitgangspunt is dat deze route blijft gehandhaafd.

Toekomstige situatie
In het stedenbouwkundig plan dat voor de locatie is ontwikkeld, zijn de nieuw te bouwen woningen georiënteerd op de Korianderweg en op de watergang ten oosten van de locatie. Het plan bestaat uit 38 appartementen langs het water en twee blokken met ieder zes rug-aan-rugwoningen langs de Korianderweg. Op het binnenterrein dat hierdoor ontstaat zijn parkeervoorzieningen voor het plan geprojecteerd. Langs de Korianderweg worden de parkeervoorzieningen uitgebreid. Hieronder is een afbeelding opgenomen van de toekomstige situatie (afbeelding 23)

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0025.jpg"

Afbeelding 23: Toekomstige situatie
Het appartementenblok zal evenwijdig aan het fietspad en de watergang aan de oostzijde van de planlocatie worden gebouwd. De rooilijn bij de kop van het gebouw aan de noordzijde volgt het fietspad en de watergang, waardoor het gebouw de hoekverdraaiing in de openbare ruimte begeleidt. Aan deze zijde van het appartementencomplex ontstaat een bijzondere en herkenbare kopgevel. Het bouwblok bestaat uit drie bouwlagen met een bebouwingsaccent van vier lagen bij de entree van de buurt, aan de Korianderweg. Op de begane grond van het complex worden gemeenschappelijke bergingen gerealiseerd. De beide blokken rug-aan-rugwoningen bestaan elk uit zes woningen met bergingen op de koppen van de blokken. De rug-aan-rug-woningen bestaan grotendeels uit twee bouwlagen, maar krijgen elk een bebouwingsaccent met een derde bouwlaag. Deze accenten vormen ruimtelijk gezien de overgang naar het appartementencomplex aan de oostzijde en de bestaande woningen aan de westzijde. De rug-aan-rug- woningen, die met hun voorzijde grenzen aan het binnenterrein, zorgen voor extra sociale controle.

Voor de appartementen is uitgegaan van een parkeernorm van één parkeerplaats per appartement (38), en voor de rug-aan-rug-woningen (12) wordt per woning 1,5 parkeerplaats aangelegd. Op basis van deze normering zijn 56 parkeerplaatsen noodzakelijk. De zes langsparkeerplaatsen langs de Korianderweg die komen te vervallen, dienen te worden gecompenseerd. In totaal zijn derhalve 62 parkeerplaatsen noodzakelijk. Om in de parkeerbehoefte te voorzien krijgen vijf van de rug-aan-rug-woningen een parkeerplaats op eigen terrein. Op basis van de gemeentelijke parkeernormering mogen deze voor 0,75 parkeerplaats worden meegerekend; dat wil zeggen dat deze voor 3,75 parkeerplaatsen meetellen. Daarnaast worden 36 parkeerplaatsen op het binnenterrein en 22 parkeerplaatsen door middel van haaksparkeren langs de Korianderweg aangelegd. In totaal zijn er derhalve 62 parkeerplaatsen beschikbaar en wordt voldaan aan de parkeernormen. In paragraaf 5.2 Verkeer wordt ingegaan op de verkeersstructuur in het hele gebied waar de locatie Pimpernelstraat een onderdeel van uitmaakt.

Het grotendeels verharde binnenterrein krijgt een groene aankleding. De parkeerplekken worden zo veel mogelijk omzoomd met hagen en er worden kleine bomen aangeplant. Om voor de bewoners van de begane grond van het appartementencomplex voldoende privacy te creëren wordt langs het complex een brede zone ingepland met dichte, bij voorkeur groenblijvende, struiken. In de afbeelding hieronder (afbeelding 24) is een tekening van de toekomstige situatie opgenomen. In maart 2015 is een ruimtelijke verkenning gemaakt van het bouwplan. Deze is als bijlage 9 bij de toelichting opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0026.jpg"

Afbeelding 24: Isometrie bouwplan

De omgevingstoets voor deze ontwikkeling is in de diverse paragrafen opgenomen in hoofdstuk 5 Omgevingstoets. In hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en de daarbij behorende bijlage 1 Beleidskader zijn de beleidsmatige aspecten van het bestemmingsplan en daarmee ook van dit bouwplan opgenomen. Zo is in paragraaf 1.1 Hoofdstuk 1 Rijksbeleid van bijlage 1 de verantwoording aan de Ladder van duurzame verstedelijking opgenomen.

2.2.2 Transformatie bestaand vastgoed, Pepermuntstraat 3

In juni 2017 (na de ter inzage legging van dit bestemmingsplan) is het pand Pepermuntstraat 3 verkocht aan een ontwikkelaar. Deze is voornemens om dit pand te verbouwen en daarmee te transformeren naar 16 woningen. Momenteel staat het pand al enige tijd leeg. De ontwikkelaar is voornemens om daartoe een aanvraag omgevingsvergunning voor in te dienen en een aparte informatiebijeenkomst te organiseren voor de buurt. Voor de gronden op deze locatie geldt, net als voor de woningbouwontwikkeling Pimpernelstraat uit paragraaf 2.2.1 het bestemmingsplan "Kruidenwijk" uit 1997 en dezelfde bestemming "Bijzondere doeleinden". In de onderstaande afbeelding is het fragment van de plankaart uit het oude bestemmingsplan uit 1997 opgenomen, waarin met rode lijnen de locatie van de Pepermuntstraat 3 is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0027.jpg"

Op gronden met de bestemming 'Bijzondere doeleinden' zijn, als gezegd in de vorige paragraaf, woningen niet toegestaan. Een dergelijk initiatief past echter in het streven van de gemeente om bestaand leegstaand vastgoed te transformeren (zie Programmabegroting 2017, p. 153 ev. van de gemeenteraad en de raadsbrief stimulering kantoortransformaties van 12 juli 2016, beide te vinden via almere.notubiz.nl). Bovendien worden met dit initiatief 16 kleine en betaalbare sociale huurwoningen, met name geschikt voor starters, aan de woningvoorraad toegevoegd. Dit draagt bij aan een 'betaalbare en voor een ieder toegankelijke woningmarkt. Om deze reden is de gemeente ook bereid om mee te werken aan het initiatief. Vooruitlopend op de vergunningverlening wordt in voorliggend bestemmingsplan dan ook de ontwikkeling bij de vaststelling meegenomen.

De verbouw naar 16 appartementen genereert volgens een uitgevoerde parkeerbalans, een extra parkeerbehoefte van 6 parkeerplaatsen. Circa vijf parkeerplaatsen zijn inpasbaar in de openbare ruimte evenwijdig aan de Korianderweg, ter hoogte van de Pepermuntstraat 1 (vestiging Triade) en één parkeerplaats kan in de bestaande parkeerkoffer aan de Pepermuntstraat extra worden aangelegd. De aanleg van de extra parkeerplaatsen zijn gedeeltelijk verdisconteerd in de gronduitgifte, en worden deels voorzien uit de algemene middelen.

De locatie is gelegen aan de ontsluiting van de woonwijk, en het gaat met name om kleine gebouwen, waar kleinschalige voorzieningen mogelijk zijn. Het is een losstaand cluster kleine gebouwtjes bij de entree van woonwijk. Hier zijn met name maatschappelijke functies zijn toegestaan. In het verleden hebben hier scholen en een kinderdagverblijf gezeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0028.png"

afbeelding: impressie transformatie voormalige kdv/ school naar woningen

In het nieuwe voorliggende bestemmingsplan wordt deze lijn voortgezet. Het gaat in het voorliggend plan om functies, vallend in de bestemming 'Gemengd 4', zoals maatschappelijke functies, cultuur en ontspanning en sportvoorzieningen (zoals een sportschool). Met de transformatie aan de Pepermuntstraat 3 wordt beoogd om hier, naast de toegelaten functies, ook wonen op de locatie Pepermuntstraat toe te voegen.

De gemeente Almere streeft in het algemeen en ook op deze locatie, meer levendigheid in de wijk en compact ruimtegebruik van de verschillende functies na. In het ontwerp bestemmingsplan is daarom de functiemengingslijst van toepassing verklaard, ook voor de locatie Pepermuntstraat. Een gevoelige functie, zoals wonen, is inpasbaar als wordt uitgegaan van functiemenging. Een bouwkundige afscheiding tussen een gevoelige functie en een milieubelastende functie (Pepermuntstraat 1 waar maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan, volstaat): het gebouw aan de Pepermuntstraat 3 is vrijstaand en is bouwkundig afgescheiden van de naastgelegen functies. Daarmee is de (gevoelige) woonfunctie op deze locatie verenigbaar met functies als toegelaten in de bestemming Gemengd 4.

2.2.3 Uitbreiding kantine Rie Mastenbroeksportpark

De bestaande kantine van de voetbalvereniging Waterwijk wordt uitgebreid. Reden is dat de grootte van de kantine niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd en dus vergroot moet worden. Deze uitbreiding is opgenomen in dit plan. De uitbreiding leidt niet tot onevenredige effecten op de omgeving, gezien de ligging middenin het sportpark. Het leidt ook niet tot toename van bezoekers of parkeren.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering.


Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd. Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming. Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

Uitgangspunt van dit conserverend plan is dat in beginsel de bestaande, feitelijke en vergunde situatie op grond van de rechtszekerheid is overgenomen en percelen als zodanig worden bestemd. Dit kan anders zijn bijvoorbeeld op grond van gewijzigde planologische inzichten, na afweging van alle ruimtelijk relevante belangen of onbenutte bouwmogelijkheden die in de nieuwe regeling zijn geschrapt. Ook als gevolg van nieuw beleid of nieuwe wet- en regelgeving is het bestemmingsplan gewijzigd ten opzichte van de vorige bestemmingsplannen. Verder zijn alleen concrete plannen in het nieuwe plan als zodanig bestemd, mits deze tijdig zijn ingediend en de planologische aanvaardbaarheid ervan kan worden beoordeeld. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

3.2.1 Centrum (buurtwinkelcentra)

Functionele mogelijkheden

Deze bestemming is aangewezen voor de buurtcentra aan het Lavendelplantsoen en aan het Saffraanplein. Op deze locaties zijn elk een supermarkt gevestigd (AH respectievelijk de Lidl). Op het Saffraanplein zijn vanaf de tweede bouwlaag woonappartementen aanwezig. De bestemming voorziet in lichte bedrijvigheid tot en met categorie B van de bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Verder zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk, zoals een huisartsenpost (Lavendelplantsoen) of apotheek. De omvang van de detailhandel is begrensd tot maximaal 1500 m² voor de supermarkt aan het Lavendelplantsoen en maximaal 1000 m² voor de supermarkt aan het Saffraanplein. Opslag en verkoop van vuurwerk is hier niet toegestaan.

Bebouwing

Voor de bestemmingen zijn de maximale bouwhoogten en bebouwingspercentages op de verbeelding aangegeven.

In artikel 3 zijn de planregels van de bestemming Centrum opgenomen.

3.2.2 Gemengd - 1 (bedrijventerrein Frezersplaats)

Deze bestemming geldt voor het binnenstedelijke bedrijventerrein Frezersplaats. Op grond van het oude bestemmingsplan zijn hier bedrijven behorende tot maximaal categorie 3 van de staat van bedrijfsactiviteiten aan de zijde bij de Hogering en maximaal categorie 2 voor de rest van het terrein. Op het terrein is een kringloopwinkel gevestigd, een kinderdagverblijf, een benzineverkooppunt met lpg en bedrijfswoningen. Ook zijn er maatschappelijke en dienstverlenende functies gevestigd, zoals dierenarts en fysiotherapie en sportscholen. Op basis van de Gemeentelijke Visie Werklocaties vestigingsvisie is hier functiemenging toegestaan. Dit sluit aan bij de feitelijke inrichting van het terrein. In het voorliggend plan wordt dan ook gewerkt met de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging, waarin uit wordt gegaan van menging van functies. Parkeren op eigen terrein is hier voorgeschreven. De parkeernormen zijn in de bijlage 3 bij de regels opgenomen.

Functionele mogelijkheden

De functies genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn hier toegestaan. Het gaat hier om de functie tot en met categorie B. De bestaande bedrijfswoningen zijn via aanduidingen op de verbeelding (plankaart) aangegeven en mogelijk gemaakt. Het beleid staat onder voorwaarden woningen aan randen van binnenstedelijke bedrijventerreinen toe. Voor deze nieuwe geluidgevoelige functies, en nieuwe bedrijfswoningen, wordt per initiatief een aparte planologische procedure doorlopen en concreet onderzocht of de nieuwe (bedrijfs)woning aan de vestigingsvoorwaarden genoemd in het beleid kan voldoen.

Bebouwing

Voor het noordelijk gedeelte (Kweekgrasstraat evenwijdig aan de Hogering) en de Zwenkgrasstraat geldt een maximum bouwhoogte van 15 meter en een bebouwingspercentage van 70%. Voor het overige gedeelte van het terrein geldt een maximum bouwhoogte van 10 meter en een bebouwingspercentage van 70%.

In artikel 4 zijn de planregels van de bestemming Gemengd - 1 opgenomen.

3.2.3 Gemengd - 2 (bedrijfsunits Vanillestraat)

De gronden ter plaatse van de bedrijfsgebouwen aan de Vanillestraat zijn aangewezen met de bestemming 'Gemengd - 2'. Deze regeling sluit nauw aan bij de regeling uit het oude bestemmingsplan. Op basis van het oude plan zijn hier voornamelijk dienstverlenende functies gedacht, sociaal culturele doeleinden en sociaal medische doeleinden en ook detailhandel. In het voorliggende bestemmingsplan wordt dat voortgezet. Aangezien deze bedrijfsgebouwen omsloten zijn met rijwoningen, is er voor dit gedeelte voor gekozen om de toegelaten activiteiten te begrenzen tot maximaal categorie A van de Staat van. Op deze locatie geldt op twee panden een horeca-aanduiding voor lichte horeca, niet zijnde bars of bar-/dancings. Dit komt overeen met categorie 3 uit de Staat van Horeca-activiteiten behorende bij de Gemeentelijke Vestigingsvisie Werklocaties (GVW), onderdeel Horecavisie 2016. In het nieuwe plan worden de aanduidingen uit het huidige plan overgenomen.

De planregels voor deze bestemming staan in Artikel 5.

3.2.4 Gemengd - 3 (kleinschalige bedrijfsunits in de wijk)

Functionele mogelijkheden

De bestemming 'Gemengd - 3' is van toepassing op diverse (kleinschalige) bedrijfsruimten die verspreid over het plangebied liggen. Deze waren en zijn bedoeld voor kleinschalige (bedrijfsmatige) activiteiten in de wijk: kantoor, maatschappelijke functies, zoals een kinderdagverblijf, dienstverlening, detailhandel en bedrijven tot maximaal milieucategorie 2. In dit nieuwe bestemmingsplan is dit vertaald via de functiemengingslijst in de maximale categorie A. Detailhandelsvestigingen zijn op grond van deze bestemming toegestaan. Webwinkels (geen fysiek klantcontact, alleen verzending van goederen) die onder het begrip 'bedrijf' vallen zijn ook toegestaan. Horeca is alleen toegestaan waar het op de verbeelding met de aanduiding is aangegeven tot categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten. Deze bedrijfsruimten zijn opgericht met het doel de wijken te verlevendigen en jonge bedrijvigheid aan te trekken. In deze bestemming is opslag en verkoop van vuurwerk niet toegestaan.

Bebouwing

De maximale bouwhoogten en bebouwingspercentages zijn conform de huidige en/of vergunde situatie.

In artikel 6 zijn de planregels van de bestemming Gemengd - 3 opgenomen.

3.2.5 Gemengd - 4 (maatschappelijke functies)

De bestemming 'Gemengd - 4' is aangewezen voor de gronden met maatschappelijke functies, zoals kerken, kinderdagverblijven en (sport)scholen. Deze bestemming komt overeen en is een voortzetting van de bestemming "Bijzondere doeleinden" als opgenomen artikel 6 van het bestemmingsplan Kruidenwijk 1997. Op de locatie Pepermuntstraat 3 is om transformatie van een leegstaand pand naar woningen mogelijk te maken ook het gebruik 'wonen' toegestaan. Deze is met een gelijknamige aanduiding aangegeven.

Bebouwing 

Voor de bouwmogelijkheden geldt het maximale bebouwingspercentage en de maximum bouwhoogte in het bouwvlak.

In artikel 7 zijn de planregels van de bestemming 'Gemengd - 4' opgenomen.

3.2.6 Groen

Functionele mogelijkheden

De bestemming 'Groen' is alleen toegewezen aan de structurele groengebieden in dit plan. Dit zijn de randen van het plangebied, structurele groene gebieden in de wijken en groengebieden langs de busbaan en dreven. Binnen deze bestemming zijn ten behoeve van de openbare inrichting meerdere bouwwerken toegestaan, zoals bruggen, sluizen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, maar ook verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden. Het is belangrijk dat gronden met een groenbestemming ook, indien nodig, voor waterberging gebruikt kunnen worden. Daarom is deze functie aan de bestemming toegevoegd. Verder is het mede op grond van de gemeentelijke Sportnota (zie bijlage 1 beleidskader, paragraaf 1.9 Sociale structuur, onderwijs en cultuur) wenselijk dat bewoners dichtbij huis laagdrempelige sportmogelijkheden hebben. In de bestemmingsomschrijving is dan ook opgenomen dat het plaatsen van sport- en speelvoorzieningen (alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde) is toegestaan. In gebieden aangewezen met de bestemming 'Groen' geldt in het noorden van het plangebied tevens de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook'. Deze dubbelbestemming geldt op het gedeelte waaronder een leidingenstrook ligt (onder meer een hoofdaardgasleiding). Door middel van de dubbelbestemming gelden er gebruiks- en bouwbeperkingen ten behoeve van deze leidingenstrook.

Nota Kleur aan Groen

In Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders en bijlage 1 Beleidskader, paragraaf 1.7 Groene stad zijn de consequenties van de beleidsnota Kleur aan Groen voor dit bestemmingsplan beschreven. Omdat het gewenst is eventuele nieuwe initiatieven goed te toetsen aan de nota Kleur aan Groen alvorens medewerking te verlenen, is ervoor gekozen de bestemming 'Groen' niet op voorhand uit te breiden met mogelijke nieuwe functies. Eventuele initiatieven die niet passen binnen de bestemming 'Groen' worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.

Bebouwing

Artikel 8.3 bevat een afwijkingsbevoegdheid om onder voorwaarden een jongerenontmoetingsplaats (= JOP) te kunnen realiseren. Voorwaarde is bijvoorbeeld dat de afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) minimaal 50 m bedraagt.

In artikel 8 zijn de planregels van de bestemming 'Groen' opgenomen.

3.2.7 Groen - Recreatie (Beatrixpark)

De gronden met de bestemming 'Groen - Recreatie' hebben betrekking op het Beatrixpark. Deze bestemming is hoofdzakelijk een voortzetting van het huidige planologisch regime. De omgevingsvergunning voor restaurant de Diner is in dit plan vastgelegd, net als de skatepark in het noordelijk gedeelte en de inmiddels aangelegde parkeerplaatsen aan de zuidzijde. In het oude bestemmingsplan was de realisering van een uitzichttoren opgenomen in het zuidelijk gedeelte van het park. In het nieuwe voorliggende bestemmingsplan is deze mogelijkheid overgenomen. De bebouwing aan de Beatrixlaan 1 en 3 is aangewezen met de aanduiding 'gemengd'. Hierin zijn de kantoorachtige functies en de mogelijkheid van een sauna uit het oude bestemmingsplan grotendeels overgenomen en uitgebreid met sportfuncties (bijvoorbeeld fitness) en cultuur en ontspanningsfuncties (zoals dansschool) tot maximaal categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Ondergeschikte horeca en bijbehorende workshops maken hier onderdeel vanuit en zijn als zodanig ook in de planregels verwoord. Tot op heden werden tijdelijke toiletvoorzieningen in het park geplaatst. Het plan maakt de realisering van permanente toiletvoorzieningen in het park mogelijk.

In artikel 9 zijn de planregels van de bestemming 'Groen - Recreatie' opgenomen.

3.2.8 Maatschappelijk - Begraafplaats

In het plangebied ligt een begraafplaats. Deze gronden zijn in het plan aangewezen met de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats'. Binnen de bouwvlakken zijn hier de bestaande aula en de bloemenkiosk aangegeven. Uitbreidingen zijn beperkt mogelijk. Naast deze bestaande gebouwen is de mogelijkheid in de regels opgenomen voor toiletvoorzieningen en voor gebouwde voorzieningen voor begrafenisrituelen (onder andere lijkwassen of inzegenen) en gebouwen voor het opbergen voor onderhouds- en tuingereedschap. In het gebied is rondom de propaantank een veiligheidscirkel opgenomen. Nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn in deze veiligheidscirkel niet toegestaan. Dit onderdeel Externe Veiligheid is nader toegelicht in paragraaf 5.5 Externe veiligheid. Voor het gedeelte van de begraafplaats ten zuiden van de Kruidenweg is de aanduiding 'Verkeer' opgenomen. Op basis van deze aanduiding is het mogelijk om de Kruidenweg meer in zuidelijke richting te verleggen voor het geval dit nodig is voor de uitbreiding van de begraafplaats. Op dit gedeelte van de Kruidenweg is daarom een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats'. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in de algemene wijzigingsregels van artikel 25.

In artikel 10 zijn de planregels van de bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats opgenomen.

3.2.9 Recreatie

De bestemming 'Recreatie' geldt voor de stadsweiden bij de groenstrook tussen de Hogering en de Weidekruidveld en de twee volkstuincomplexen in het plangebied (één bij de Kruidentuinen en één aan de oostzijde van het plangebied bij de Moesdistelstraat). De bebouwingsmogelijkheden zijn overgenomen uit het vorige bestemmingsplan.

In artikel 11 zijn de planregels van de bestemming 'Recreatie' opgenomen.

3.2.10 Sport

Functionele mogelijkheden

De bestemming 'Sport' geldt voor het Rie Mastenbroeksportpark. Hierin zijn tennis-, voetbalverenigingen en een sportschool gevestigd. Binnen deze bestemming zijn sportvoorzieningen toegestaan. Ook is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals bijvoorbeeld een kantine. Zelfstandige horeca is niet toegestaan.

Bebouwing

Er is een bebouwingspercentage en maximale bouwhoogte opgenomen voor het bouwen van bouwwerken. Overige bouwwerken zoals erf- en terreinafscheidingen, tribunes, ballenvangers, licht- en vlaggenmasten zijn ook toegestaan, maar zijn wel gebonden aan een maximum maatvoering.

In artikel 12 zijn de regels van de bestemming 'Sport' opgenomen.

3.2.11 Tuin

Functionele mogelijkheden

De bestemming 'Tuin' is gegeven aan voor- en/ of zijtuinen bij met name woningen, maar soms ook bij andere bestemmingen, indien dit ruimtelijk wenselijk is. Deze gronden zijn bestemd voor een gebruik als tuin, die behoort bij het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.

Bebouwing

Het is niet de bedoeling dat de gronden worden volgebouwd met schuurtjes of andere bouwwerken. Daarom zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 1 meter hoog toegestaan. Ook zijn trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers en overstekken mogelijk. Voor deze bouwwerken gelden beperkingen qua omvang. Daar waar overkappingen in de bestemming Tuin zijn gerealiseerd zijn deze met de specifieke bouwaanduiding 'overkapping' op de verbeelding aangegeven.

In artikel 13 staan alle regels voor het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden binnen de bestemming 'Tuin'.

3.2.12 Verkeer

Functionele mogelijkheden

Voor wegen die primair bedoeld zijn voor de afwikkeling van het (auto)verkeer is de bestemming Verkeer opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, busbanen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeersgebieden. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals, haltevoorzieningen, fietsenstallingen en geluidwerende voorzieningen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals groenvoorzieningen, kunstobjecten en water.

Bebouwing

In de bouwregels zijn mogelijkheden opgenomen voor het oprichten van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter een oppervlakte van maximaal 25 m². Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfafscheidingen, kunstobjecten en geluidwerende voorzieningen is een maximum maatvoering opgenomen. Voor de realisatie van een groter nutsgebouw is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Nutsgebouwen mogen een maximum bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 50 m² hebben.

In artikel 14 zijn de planregels van de bestemming Verkeer opgenomen.

3.2.13 Verkeer-Verblijfsgebied

Functionele mogelijkheden

Voor straten die naast een verkeersfunctie ook een verblijfsfunctie hebben, is de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen, fiets- en voetpaden en bermen toegestaan. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan zoals groenvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen. Verder zijn functies uit de openbare ruimte toegestaan zoals straatmeubilair, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling, geluidwerende voorzieningen, reclameobjecten en water. Almere wil zoals beschreven in de Sportnota (Bijlage 1 Beleidskader bij paragraaf Sociale structuur, onderwijs en cultuur) laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis. Daartoe is in de bestemmingsomschrijving de mogelijkheid voor sport- en speelvoorzieningen (uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde) opgenomen.

Deze globale bestemming biedt flexibiliteit ten aanzien van de inrichting van de verkeers- en verblijfsgebieden.

Voor een deel van de Kruidenweg geldt de wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' om daarmee de verlegging van de Kruidenweg te realiseren en de uitbreiding van de begraafplaats mogelijk te maken. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in de algemene wijzigingsregels van artikel 25.

Bebouwing

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen en via afwijking een jongerenontmoetingsplaats (JOP). Voor het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid moet aan een aantal voorwaarden zijn voldoen. De afstand van de JOP (bouwwerk) tot aan de woonbestemming (grens van het bestemmingsvlak) moet bijvoorbeeld minimaal 50 m bedragen. Binnen de bestemming zijn gebouwen voor nutsvoorzieningen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 3,5 meter en een oppervlakte van maximaal 25 m². Overige bouwwerken zoals terras-, erf- en terreinafscheidingen, kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten zijn ook toegestaan, maar zijn wel gebonden aan een maximum maatvoering.

In artikel 15 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen.

3.2.14 Water

Functionele mogelijkheden

In het plangebied ligt een watergang, die van het Weerwater naar de Noorderplassen loopt. Deze vaart is in de Nota Kleur aan Groen aangewezen als een identiteitsdrager. Het water heeft ook een recreatieve functie. Deze watergang heeft naast een structuurbepalende en recreatieve functie ook een functie ten behoeve van afwatering. In paragraaf 5.9 Waterparagraaf van de toelichting wordt nader ingegaan op de aspecten ten aanzien van waterhuishouding (onder andere de kwaliteit en kwantiteit).

Bebouwing

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals kunstwerken, straatmeubilair en kunstobjecten is een maximum maatvoering opgenomen.

In artikel 16 zijn de planregels van de bestemming Water opgenomen.

3.2.15 Wonen - 1

Functionele mogelijkheden

De gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook de bij woningen behorende erven, toegangspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen e.d. zijn toegestaan op deze bestemming. De bestemming 'wonen' is gelegd op de woningen in het plangebied met uitzondering van woningen binnen een gemengde bestemming en bedrijfswoningen. In het huidige bestemmingsplan zijn in de bestemming Woondoeleinden woningen toegestaan die bestemd zijn voor de huisvesting van één huishouden. In het voorliggend bestemmingsplan wordt dit voortgezet.

Werken binnen de bestemming wonen

De maatschappij wijzigt continu, waaronder ook de manier van werken. Was het vroeger gebruikelijk om naar een kantoor of bedrijf te gaan om te gaan werken (scheiding van functies), is er naar de huidige maatschappelijke inzichten meer behoefte aan flexibiliteit en thuiswerken (functiemenging). Redenen voor deze verschuiving zijn de betere communicatiemiddelen (mobiel, internet), fileproblemen, meer tweeverdieners en de meer flexibele combinatie van werken en zorg voor het gezin. Almere wil hierin meegaan en ruimte bieden aan het uitoefenen van een beroep of bedrijf in de eigen woning, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De ambitie is om Almere te ontwikkelen tot een aantrekkelijke, vitale stad met voldoende werkgelegenheid voor alle inwoners, met krachtige economische activiteiten en ontwikkelingsruimte voor nieuwe initiatieven. Bedrijvigheid aan huis levert ook een bijdrage aan de leefbaarheid in een woonomgeving. Beroepen en bedrijven aan huis kunnen in twee categorieën worden onderverdeeld.

1. Vrije beroepen

Volgens vaste jurisprudentie is het uitoefenen van vrije beroepen in een woning in overeenstemming met de bestemming "Wonen". Dit is dus bij recht toegestaan, zodat een afwijkingsprocedure niet nodig is. Reden is dat het uitoefenen van een vrij beroep in een woning niet ongebruikelijk is en dat daardoor aan het woonkarakter geen afbreuk wordt gedaan, zolang de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt, dat wil zeggen dat de woning voor minimaal 2/3 deel voor wonen wordt gebruikt en dus maximaal 1/3 voor het beroepsmatig gebruik. Het gaat om de traditionele beroepspraktijken aan huis: dienstverlening, geleverd door professionals met een academische of vergelijkbare hogere beroepsopleiding, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een dierenarts, makelaar, accountant of psycholoog. De in de bestemming "Wonen" opgenomen bouwmogelijkheden zijn ook van toepassing bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep.

2. Aan-huis-verbonden-beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn volgens vaste jurisprudentie niet gelijk te stellen met vrije beroepen. Gelet op de inleiding hierboven zijn ook deze activiteiten tot een bepaalde omvang passend binnen de woonbestemming. Bepalend is in hoeverre een beroep of bedrijf aan huis nog te rijmen valt met de woonfunctie. Daarbij is de ruimtelijke uitstraling van dat gebruik van belang gelet op de aard, omvang en intensiteit van dat gebruik. In de begripsbepalingen van de planregels is opgenomen dat bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis de woonfunctie primair moet blijven en de ruimtelijke uitstraling van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in overeenstemming dient te zijn met die woonfunctie. Verder is in de planregels opgenomen dat de omvang van het beroep of bedrijf is beperkt tot maximaal 33% van het oppervlak van de woning (net als bij een vrij beroep), moet er zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dient het beroep of bedrijf door de bewoner van die woning te worden uitgeoefend. Bepaalde vormen van beroep of bedrijf die niet passend zijn binnen de woonbestemming zijn expliciet uitgesloten in de planregels: horeca, catering, seksinrichtingen en munitie- of vuurwerkopslag. Onder deze concrete voorwaarden is het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis ruimtelijk aanvaardbaar en passend binnen de woonbestemming. Deze voorwaarden waarborgen namelijk het kleinschalig houden van deze activiteiten (ondergeschikt aan de woonfunctie en geen overlast voor de omgeving), zodat deze verenigbaar zijn in een woonmilieu. Met een omgevingsvergunning binnenplanse afwijking bestemmingsplan kan meegewerkt worden aan een verruiming van het oppervlak voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis tot maximaal 50%, mits dit niet leidt tot afbreuk van het woonkarakter in de buurt en er geen nadelige invloed is op de normale afwikkeling van het verkeer.

In de onderstaande niet limitatieve lijst is een aantal voorbeelden van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis opgesomd, waaraan kan worden gedacht:

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn  
Meubel- en woningstoffeerderijen    
Cursussen    
Workshops    
Internetbedrijven / e-commerce   Max 25 m2 v.v.o. verkoop aan huis c.q. afhaalpunt  
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed&breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een (bedrijfs)woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij ook ontbijt mogelijk is. De (bedrijfs)woning moet wel een woning blijven; er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen. In beginsel zijn ten hoogste 5 gasten tegelijk mogelijk om nog ondergeschikt aan de woonfunctie te zijn.  
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding  
Kappers    
Detailhandel   Maximaal 25 m² v.v.o.  
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels en de afwijkingsregels van de bestemming "Wonen - 1" en 'Wonen - 2'.

Tuinvergrotingen

In het plangebied hebben de afgelopen jaren wijzigingen plaatsgevonden in de grenzen tussen openbare ruimte en particulier terrein bij woningen. Stukjes openbaar groen zijn door verkoop overgedragen aan bewoners, ter vergroting van hun tuin. Zo zijn onrechtmatige tuinvergrotingen onderzocht en ofwel teruggebracht naar de formele eigendomsgrenzen of door verkoop gelegaliseerd.

Gronden die zijn verkocht, hebben in het nieuwe bestemmingsplan een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen. Gronden waarvoor een bruikleenovereenkomst geldt, maar die in principe ook verkocht kunnen worden, hebben eveneens een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen. Gronden die in bruikleen zijn gegeven, omdat ze vanwege de aanwezigheid van kabels of leidingen niet kunnen worden verkocht, hebben een bestemming 'Groen' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' gehouden. Om de aanwezige kabels en leidingen te beschermen, mogen deze gronden niet worden gebouwd met bijvoorbeeld schuurtjes. Als de bewoner die gronden in bruikleen heeft, wordt bij verhuizing met een volgende bewoner in principe geen nieuwe overeenkomst gesloten.

Mogelijk worden de komende jaren nog meer gronden verkocht aan bewoners. Daarvoor zal dan een aparte planologische procedure gevoerd moeten worden om bebouwing en gebruik als tuin of erf bij de woning mogelijk te maken.

Bebouwing

Verruiming van de bouwmogelijkheden

De woonbestemming is ruimer bestemd dan in de vorige bestemmingsplannen. In die plannen waren de dakhelling, goot- en bouwhoogten gedetailleerd geregeld. Van iedere woning is in het nieuwe voorliggende bestemmingsplan alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans vier meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen zeven meter en voor drie bouwlagen tien meter. Voor veel bouwblokken is een hoogtemaat genomen, waarbij het hoogste deel bepalend is. Ook is bij woningrijen, waar in het verleden meerdere vergunningen zijn verleend voor een extra bouwlaag, dit nu bij recht voor de hele rij toegestaan. Dat betekent dat voor een flink aantal woningen nog een extra laag/dakopbouw mogelijk is. Het nieuwe bestemmingsplan Kruidenwijk-Beatrixpark is dus globaler en flexibeler van opzet dan de oude plannen.

Bebouwing in voortuinen

In de voortuinen loopt de grens van het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe strak om de aanwezige bebouwing, waardoor er geen uitbreiding aan de voorzijde mogelijk is. Uitbouwen aan de voorzijde van de woningen vallen qua hoogte niet onder de basisregel van één bouwhoogte per bouwblok en zijn qua hoogte en omvang bestemd zoals ze zijn.

Bebouwingsmogelijkheden aan de achterzijde van woningen

Bij het bepalen van het bouwvlak van het hoofdgebouw is aan de achterzijde van de hoofdgebouwen in principe een rechte lijn getrokken langs de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw. Later gebouwde uitbouwen vallen daardoor onder de regeling voor bijbehorende bouwwerken. Voor de mogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken is aangesloten bij de erfbebouwingsregeling uit de Nota Kleine Bouw 2008. Deze regeling is van toepassing op bijvoorbeeld schuurtjes en garages. Om te voorkomen dat het erf wordt volgebouwd is een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan (60 m²) en mag maximaal 50% van het erf worden bebouwd. Qua maatvoering en positionering moet het bijbehorende bouwwerk ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing. De diepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter. De maximale bouwhoogte van aanbouwen is 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 5 meter. Vrijstaande erfbebouwing heeft een goothoogte van maximaal 3 meter. Boven op de aanbouwen mag onder voorwaarden een dakterras worden gebouwd.

Bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant van woningen

Aan de zijkant van woningen is in principe uitbreidingsgelegenheid geboden tot op de grens van het bouwperceel. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is hier dus doorgetrokken tot de zijdelingse perceelsgrens. Uitbreidingsgelegenheid is niet geboden, waar dit leidt tot parkeerproblemen, tot verminderd zicht in bochten voor langsrijdend verkeer of als omwonenden hier onevenredige hinder van hebben doordat de zijgevel van de woning dan dichter bij hun perceel komt te liggen. Overigens zijn hierbij zoveel mogelijk de rechten uit de nog geldende bestemmingsplannen aangehouden.

In artikel 17 zijn de planregels van de bestemming 'Wonen - 1' opgenomen.

3.2.16 Wonen - 2

Deze bestemming bevat een regeling voor de vrijstaande woningen. Bij vrijstaande woningen wordt geen bouwvlak aangegeven, maar slechts een bestemmingsvlak bestemd dus voor 'Wonen - 2'. Conform het beleid uit de nota Kleine Bouw is een bebouwingspercentage van 50% toegestaan en zijn de regels rond erfbebouwing iets anders dan in de hiervoor geldende bestemmingsplannen. De voortuinen van de vrijstaande woningen hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Qua functionele en bouwmogelijkheden geldt verder hetzelfde als bij de bestemming 'Wonen - 1' (zie paragraaf 3.2.15 Wonen - 1).

In artikel 18 zijn de regels van de bestemming Wonen - 2 opgenomen.

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen:

3.3.1 Waarde-Archeologie 1

Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Ter bescherming van deze gebieden is een zogenaamde dubbelbestemming opgenomen. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming voor bijvoorbeeld groen of water, ook een bestemming voor archeologie geldt. Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld (op dekzand en Oude Getijden-afzettingen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van "Waarde - Archeologie 1". Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'. In de volgende paragraaf is beschreven wat een bestemming Waarde-Archeologie 5 zou inhouden.

In artikel 20 zijn de planregels van de bestemming Waarde-Archeologie 1 opgenomen.

3.3.2 Waarde-Archeologie 5

Een archeologische vindplaats bestaat uit twee onderdelen, te weten een kern met aangetoonde behoudenswaardige archeologische resten, en een 10 meter brede zone rondom de kern die wordt aangeduid als buffer, die op grond van onderzoek elders verspreide archeologische resten kan bevatten (zoals begravingen en depots). Deze buffer dient ter fysieke bescherming van de vindplaatskern en om de toegankelijkheid daarvan voor de toekomst te garanderen. Voor beide onderdelen van een vindplaats (kern en buffer) geldt de bestemming Waarde-Archeologie 5. Roering van de bodem van de buffer is in principe en onder voorwaarden mogelijk, met dien verstande dat dit sowieso geen (risico op) schadelijke effecten mag hebben op de archeologische resten in de kern van de vindplaats. Aan deze bestemming (Waarde-Archeologie 5) is een bouwverbod gekoppeld met ontheffingsmogelijkheden. Aan deze bestemming is, net als bij de bestemming Waarde-Archeologie 1, een bouwverbod gekoppeld met ontheffingsmogelijkheden. De ontheffingsmogelijkheden zijn opgenomen om toch bebouwing c.q. grondroering in de bufferzone mogelijk te maken, op voorwaarde dat de archeologische waarden die in de daarnaast gelegen kern van de vindplaats zijn gelegen niet aangetast worden, dan wel door middel van een archeologische opgraving voorafgaand aan het bouwen, ex situ veilig gesteld zijn (in een archeologisch depot of een museum). Daarnaast geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor de activiteit 'aanleggen' ter bescherming van de archeologische waarden. Tevens geldt een verplichting tot inpassing van de vindplaats.

In bijlage 4 bij de regels zijn de planregels van de bestemming Waarde - Archeologie 5 opgenomen.

3.3.3 Leiding-Leidingstrook

Aan de zuidzijde van de Hogering ligt een leidingstrook met daarin een leiding ten behoeve van transport van gas. Binnen de strook zijn alleen bouwwerken ten behoeve van de leidingstrook toegestaan. Met een afwijking en advies van de leidingbeheerder zijn bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen mogelijk. Aanleg van werken en werkzaamheden zijn in beginsel omgevingsvergunningsplichtig.

In artikel 19 zijn de planregels van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' opgenomen.

3.4 Overige regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met maatschappelijke voorzieningen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden gemeten.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In artikel 21 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikel 22.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel 22.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 23 zijn de algemene regels opgenomen behorende bij de veiligheidszones zoals deze op de verbeelding zijn aangegeven. Het gaat hier om de veiligheidszone lpg, - effectafstand fakkelbrand, - effectafstand Bleve; - propaan en - vervoer gevaarlijke stoffen. In het plan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om deze veiligheidsaanduidingen aan te passen dan wel te verwijderen indien daartoe aanleiding is. Er zijn ook twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor het onder voorwaarden gemotiveerd toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare of nieuwe kwetsbare objecten (voor de veiligheidszone effectafstand Fakkelbrand) en het toestaan van nieuwe zeer kwetsbare objecten (voor de veiligheidszone effectafstand Bleve). In de paragraaf 5.5 Externe veiligheid worden deze veiligheidszones en de voorwaarden voor het afwijken nader toegelicht.

In de noord-oost hoek, grenzend aan het bestemmingsplan Markerkant is een gebiedsaanduiding geluidszone-industrie opgenomen ten behoeve van de elektriciteitscentrale op de Markerkant. Op grond van deze aanduiding zijn hier geen nieuwe geluidgevoelige objecten toegestaan (zie artikel 23.4).

Algemene Afwijkingsregels

In artikel 24 zijn afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;
  • het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte of een lager bebouwingspercentage dan is voorgeschreven;
  • het oprichten van kleinschalige windmolens op of aan het hoofdgebouw.

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

De kleinschalige windmolens zijn te beschouwen als 'overige functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen'.

Voor het toestaan van dergelijke windmolens moet worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:

  • de windmolens mogen op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd:
  • de maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden;
  • de rotordiameter van de windmolens mag maximaal 2 meter bedragen.

Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in de onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0029.png"

HAT VAT

Algemene wijzigingsregels

In artikel 25 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag, indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein. Verder kan de Lijst van parkeernormen worden gewijzigd, indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven. Ook kunnen de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging en de Staat van Horeca-activiteiten worden aangepast. Verder is bij de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsbevoegdheid 1' de mogelijkheid opgenomen om op deze locatie de Kruidenweg te verleggen en de begraafplaats uit te breiden.

Overige regelingen

In artikel 26.1 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In artikel 27 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In artikel 28 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In onderstaande tabel staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In die bijlage worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden.

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
 
Drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam - Almere - Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw)
Ladder voor duurzame verstedelijking
 
Nieuwe ontwikkelingen zijn beperkt, kleinschalig en lokaal gericht. Op terrein Pimpernelstraat wordt de bestemming herzien om de bouw van 50 woningen mogelijk te maken. Deze ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied en voorziet in een actuele regionale behoefte.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (20212)  
Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.
Kleinschalige windmolens op gebouwen onder voorwaarden toestaan.  
Europese Kaderrichtlijn Water (2000)   Inzichtelijk maken wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.   Het bestemmingsplan bevat geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, met uitzondering voor de woningbouwontwikkeling aan de Pimpernelstraat / Korianderweg. Hiervoor is een watertoets doorlopen en in paragraaf 5.9 Waterparagraaf aangegeven.  
RAAM-brief   Schaalsprong Almere   Het bestemmingsplan maakt de komst van de IJmeerverbinding niet onmogelijk.
De actuele regionale behoefte aan de woningbouw ontwikkeling Pimpernelstraat is onder andere gebaseerd op de RAAM-brief.  
Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013)
Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)
Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)  
Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. De ambitie is 100.000 arbeidsplaatsen.
Een adaptieve aanpak staat centraal: vraagafhankelijk realiseren van woningen, infrastructuur, economische activiteiten en voorzieningen.  
Aan de zuid en westzijde van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan loopt een tracévariant voor een mogelijke IJmeerverbinding. Deze loopt evenwijdig aan het spoor en de Waddendreef en evenwijdig aan de Muziekdreef aan de westzijde van het park. Het tracé loopt over bestemmingen en locaties waar geen bouwvlakken of substantiële bouwmogelijkheden voor permanente gebouwen mogelijk worden gemaakt. Het tracé van de raillijn wordt hiermee vrijgehouden zodat de komst van de raillijn in de toekomst niet onmogelijk wordt gemaakt.

De actuele regionale behoefte aan de woningbouw ontwikkeling Pimpernelstraat is onder andere gebaseerd op de Rijksstructuurvisie, Bestuursovereenkomst RRAAM(2013) en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2).  
Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)   Robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem.   Grote waterpartijen bestemmen voor water en waterberging.  
Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden   Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed.   Er is een dubbelbestemming opgenomen voor de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.  
Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsplan Flevoland (2006)   Stedelijk gebied: evenwichtige ontwikkeling met ruimte voor wonen, bedrijven en voorzieningen. Bijzondere archeologische, gebieden verdienen bescherming.   Het bestemmingsplan bestemt de bestaande woningen en voorzieningen zo flexibel mogelijk. In het plan worden verder de bestaande waarden op gebied van archeologie beschermd.  
RO-visie werklocaties Flevoland 2016 en Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)   Locatiebeleid   Het bestemmingsplan biedt ruimte voor werken, kantoren en voorzieningen. Deze voorzieningen zijn al mogelijk op basis van de voorgaande plannen.  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Archeologisch aandachtsgebied   Opnemen van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1 zoals aangegeven op de laatst vastgestelde versie van de Archeologische Beleidskader Almere (ABA).  
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016 - 2021 (2015)   Bevat lange termijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het Waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaan voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema 'water en ruimte'. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkeling.   Het bestemmingsplan bevat geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, met uitzondering voor de woningbouwontwikkeling aan de Pimpernelstraat / Korianderweg. Hiervoor is een watertoets doorlopen en in paragraaf 5.9 Waterparagraaf aangegeven.

 
Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht Eindbalans 2015-2030 (2009)   Tekort aan ruimte voor woningen   Ruimte bieden aan de opgave om 15.000 woningen te bouwen.  
Gemeentelijk beleid  
Ruimtelijke ontwikkeling  
Structuurplan Almere 2010 (2003)   Bevat de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen van Almere   Het bestemmingsplan is een actualisatie van de vigerende bestemmingsplannen in het gebied Kruidenwijk Beatrixpark, waarin een woningbouwontwikkeling aan de Pimpernelstraat / Korianderweg is meegenomen; het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Structuurplan Almere.  
Concept Structuurvisie Almere 2.0 (2009)   Uitwerking van het IAK: Integraal richtinggevend beleidskader voor de schaalsprong Almere (60.000 inwoners extra en 100.000 arbeidsplaatsen).: meerkernige opzet benutten, verkleuren naar diverse samenleving, sterke en gedifferentieerde economie.   Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid tot verbetering en uitbreiding van woningen, voorzieningen en bedrijven. Dit draagt bij aan versterking van de bestaande stad en een sterkere economie. Inzet op verdere sociale differentiatie zodat iedereen een goed woon- en leefklimaat heeft.  
Energie Werkt! (2015)   Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen   Kleine windmolens op de hoofdgebouw of aan de gevel toegestaan. De landschappelijke effecten zijn beperkt tot stedelijk niveau: zichtbaarheid is nauwelijks. Bovendien moeten voor deze molens vergunningen worden aangevraagd, waardoor toetsing aan een goede ruimtelijke ordening, veiligheidseisen, Wet Geluidhinder, en Wet milieubeheer zal plaatsvinden.  
Woonvisie Almere 2.0 (2009)   Beleid ten aanzien van wonen   Het plangebied is onderdeel van de bestaande stad en heeft geen ontwikkeltaak. De geformuleerde ambities kunnen in principe in de bestaande bestemmingen en binnen de planregels worden gerealiseerd.  
Kadernota grondbeleid (2009)   Kader voor gronduitgiften.   Het bestemmingsplan, waaronder de ontwikkeling Pimpernelstraat, voldoet aan de uitgangspunten van deze nota.  
Welstandsnota Almere 2014 (2015)   Welstandstoezicht voor:
- het groenblauwe raamwerk
- de hoofdstructuur
- de centrumgebieden
- bijzondere gebieden
- reclame.  
Het plangebied is welstandsvrij met uitzondering van het groenblauwe raamwerk (Beatrixpark, begraafplaats, stadsweiden en Rie Mastenbroeksportpark), hoofdinfrastructuur en beeldbepalende elementen langs deze hoofdinfrastructuur. De hoofdinfrastructuur is met rode lijnen op de welstandskaart aangegeven. In woonwijken is niet-bewegende, onverlichte gevelreclame is toegestaan. Verlichte reclame is toegestaan op of aan een gezondheidscentrum, apotheek of dierenartspraktijk.
Op bedrijventerreinen of kantoorlocaties zijn maximaal twee reclames op de gevel mogelijk; een daarvan bij de entree en 1 vrijstaande reclame op eigen terrein.  
Beleidsnota kleine bouw 2008 (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader uit de nota overnemen voor de functie wonen.  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is niet mogelijk in woonwijken, wel aan randen van hoofdontsluiting in groen gebied   In Rie Mastenbroek sportpark en nabij de Kruidentuinen, beide aan de Hoge Ring zijn zendmasten geplaatst in overeenstemming met deze beleidslijn.  
Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)   Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten.   In het plangebied heeft geen projectmatige aanpak van tuinvergrotingen plaatsgevonden. Verkochte gronden hebben wel de bestemming Wonen - 1, Wonen - 2 of 'Tuin' gekregen. Bij nieuwe tuinvergrotingen kan de bestemming van de gronden worden gewijzigd door toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.  
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)   Ligplaatsen voor woonschepen en
vaste ligplaatsen en afmeeroevers.  
Binnen de bestemming 'Water' zijn mogelijkheid opgenomen voor aanleggelegenheid, maar niet voor woonschepen.  
Prostitutiebeleid Almere (2000)   Vestigingsbeleid seksinrichtingen   Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)   Vestigingsbeleid coffeeshops   Geen ruimte voor de vestiging van een coffeeshop in het plangebied.  
Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)   Vestigingsbeleid benzineverkooppunten   Geen ruimte bieden aan nieuwe benzineverkooppunten in het plangebied.  
Bereikbaarheid en mobiliteit  
Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)   Gemeentelijk beleid over verkeer en vervoer; inpassing van infrastructuur in het stedelijk gebied; openbaar vervoer; verkeersveilige schoolomgeving; parkeren; parkeernormen (zie bijlage 1 Beleidskader); reservering voor IJmeerverbinding.   Het bestaande verkeerssysteem voldoet aan de uitgangspunten van deze nota.
Vooralsnog is een reservering voor de IJmeerverbinding niet nodig.
Parkeernormen in bestemmingsplan opnemen.  
Verkeersveiligheid rond basisscholen (2001)   Beleid om verkeersdrukte rond scholen via maatregelen veilig in te passen in stedenbouwkundige plannen en woonwijken.   Voor de bestaande scholen is rekening gehouden met deze nota.  
Werk in de stad  
Gemeentelijke Visie Werklocaties (2016)   Gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en voldoende werkgelegenheid bieden.

Het beleid beschrijft het gebruik wat op binnenstedelijke bedrijventerreinen wordt voorgestaan.

Daarnaast bevat dit beleid een aantal verruimingen voor gebruiksmogelijkheden op binnenstedelijke bedrijventerreinen en in woonwijken waarvan het niet de bedoeling is om zonder concrete initiatieven al de mogelijkheid voor dat gebruik in het bestemmingsplan op te nemen. Dit betreft:
- de mogelijkheid om aan de rand eventueel burgerwoningen toe te staan.
- de mogelijkheid voor horeca anders dan ondergeschikt.

Uitgangspunt is om horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin en daar te mengen met andere activiteiten. In andere milieus is horeca alleen toegestaan mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening. Concrete initiatieven zullen aan de hand van het beleid worden beoordeeld

 

 
Op het binnenstedelijke bedrijven- terrein indien mogelijk de volgende functies toestaan:
- bedrijvigheid t/m milieucategorie B;
- woon-werkeenheden en aan de rand eventueel burgerwoningen;
- zelfstandige kantoren, toestaan tot een oppervlak van maximaal 1500 m² bvo per vestiging; in totaal mag 25% van het bebouwd grondoppervlak per bedrijventerrein gebruikt worden voor kantoren;
- maatschappelijke voorzieningen, mits passend naar aard en schaal en niet geluidgevoelig;
- overige voorzieningen; hieronder wordt verstaan voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (muziek-, ballet-, dans- en sportscholen, ateliers e.d.) ;
-ABC branches van Perifere detailhandel (PDV);
- Webwinkels en afhaalpunten;
- Kringloopwinkels ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- parkeren op eigen terrein;


Nieuwe horeca in de woonwijken is in beginsel alleen beperkt tot in de wijk aanwezige kleinschalige zelfstandige bedrijfspanden en in de buurt(winkel)centra. Dit gaat om de lichtste horecacategorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten.
Onder voorwaarde dat het initiatief passend is bij de schaal en aard van de wijk kan horeca in de categorie 2,3 of 4 via een buitenplanse afwijking worden toegestaan.
De aanwezige horeca in de woonwijk met aanduiding toestaan (Vanillestraat 25 (snackbar G&B Roti's Palace, 2e Erno's Snackcorner), Basilicumweg 335 (snackbar Teddy Snack).
De mogelijkheid in het oude bestemmingsplan voor alleen lichte horeca (niet zijnde café of Bars- Bar/dancing) aan de Vanillestraat 27 wordt overgenomen in het nieuwe plan. In het nieuwe horecabeleid is dit vergelijkbaar met horeca categorie 3.
In Beatrixpark (Beatrixpromenade 7) is een restaurant gevestigd. Op deze locatie is Horeca uit categorie 4 toegestaan.  
Detailhandelsvisie Almere (2014)   Uitgangspunten voor detailhandelsvestigingen in de stad.   In de Kruidenwijk zijn supermarkten aan het Lavendelplantsoen en aan het Saffraanplein gevestigd. Hier is detailhandel toegestaan, waarvan een supermarkt met een max van 1500 m²
In de woonwijk: winkel aan huis max. 25 m2 wvo onder voorwaarden; detailhandel in bedrijfsruimten toegestaan.

Op binnenstedelijke bedrijfsterreinen: ondergeschikte detailhandel, webwinkels en afhaalpunten, geen internetwinkel,
wel aanwezige kringloopwinkel, ABC-branches van perifere detailhandel.

Niet toestaan: doelgerichte detailhandel (pdv).  
Afhaalpunten (2014)   Afhaalpunten toestaan op alle bedrijven- terreinen met uitzondering van De Vaart en Buitenvaart. Afhaalpunten ook mogelijk in wijk- en buurtwinkelcentra.   Op het binnenstedelijk bedrijventerrein Frezersplaats afhaalpunten toestaan.
Afhaalpunten zijn ook toegestaan in de buurtwinkelcentra Lavendelplantsoen en Saffraanplein.  
Kringloopwinkels (2014)   Uitgangspunten voor kringloopwinkels in de stad.   De bestaande kringloopvestiging aan de Zwenkgrasstraat is mogelijk gemaakt in het plan.  
Werken in de wijk (2005)   Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
mogen onder voorwaarden maximaal 50% van het woonoppervlak in beslag nemen.
Kleinschalige bedrijfsruimten in woonwijken opnemen bedoeld voor verschillende kleinschalige activiteiten en bedrijvigheid.

 
Opnemen in woonbestemming aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, incl. criteria uit de nota Werken in de wijk en de nota Kleine Bouw in
woonbestemming.
In Kruidenwijk zijn op verschillende locaties bedrijfsruimten gerealiseerd waar lichte bedrijvigheid mogelijk is. Deze panden krijgen in dit bestemmingsplan de bestemming Gemengd-2 (voor Vanillestraat) of Gemengd-3 (elders in de wijk).
Lichte horeca met aanduiding aangeven op locaties waar horeca gevestigd is.

 
Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015)   De kansen voor vrijetijdseconomie in Almere zijn groot en Almere wil deze kansen benutten door 16 locaties te benoemen als kansrijk voor toeristisch recreatieve ontwikkeling.   Het Beatrixpark is niet benoemd als locatie. Echter wordt in de kansenkaart expliciet aangegeven initiatieven op gebied van recreatie ook op andere locaties bespreekbaar zijn. Stadspark Beatrixpark biedt hiervoor mogelijkheden.  
Groene stad  
Waterplan, stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)   De ambitie is om Almere verder te ontwikkelen tot een ondernemende, veelzijdige waterstad. Doelstellingen zijn: slim waterbeheer, aantrekkelijke waterstad, biodiversiteit versterken en een stad zonder afvalwater.   In paragraaf 5.9 Waterparagraaf zijn de wateraspecten aangegeven. De Watertoets voor de woningbouwontwikkeling Pimpernelstraat/Korianderweg is hierin opgenomen.  
Agenda Toerisme en recreatie 2016 – 2022   De vrijetijdssector is een groeiende sector in Nederland en biedt kansen voor Almere. Niet alleen voor Almeerders maar ook voor bezoekers uit Flevoland, inwoners uit de Metropoolregio Amsterdam en bezoekers uit het buitenland. In de agenda zijn vier kerngebieden aangewezen: Almere Centrum, Kustzone Poort, Boswachterij Almeerderhout/De Kemphaan en Oostvaardersplassen. Daarnaast zijn vijf thema's benoemd: shoppen, architectuur, waterrecreatie, (nieuwe) natuurbeleving en evenementen. Per gebied en thema worden acties voorgesteld op te pakken door een klein team.   Twee acties die zijn benoemd onder het thema waterrecreatie zijn relevant voor het Beatrixpark: faciliteer bij het verder versterken van de Blauwe As en ontwikkel samen met stakeholders een programma langs en op het water.
Het Beatrixpark ligt op de route van de Blauwe As en is een interessante hotspot voor pleziervaart. De diner als horecapunt voorziet in een deel van het programma.  
Kleur aan groen (2014)   Deze nota is bedoeld als eerste stap in het kunnen realiseren van meer initiatieven en participatie in de groene ruimte van Almere. Het heeft een uitnodigend karakter en gaat uit van mogelijkheden en kansen. Het geeft daarbij de principes voor een zorgvuldige inpassing. Almere kan zo verder ontwikkelen in de richting van een Green City. Door ruimte te bieden.   In Kruidenwijk en het Beatrixpark is het water een identiteitsdragende waterverbinding. Bestemmingen 'Recreatie', 'Groen-Recreatie', 'Groen' en 'Water' maken nieuwe initiatieven niet rechtstreeks mogelijk. Initiatieven worden eerst getoetst aan de nota Kleur en Groen. Medewerking vindt plaats door (partiële) herziening van het plan of een buitenplanse afwijkingsprocedure.  
Ecologisch Masterplan (2005)   Beleid gericht op de natuur in Almere. Formuleert een achttal uitgangspunten.   Het Koningin Beatrixpark maakt geen onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur van Almere maar draagt wel bij aan de ecologische structuur van de stad. Het park vormt een onderdeel van de stedelijke brongebieden en ecologische structuur voor flora en fauna welke in en om de stad zijn gelegen.  
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 (2003)   De doelstelling van dit plan is het in kaart brengen van de huidige mogelijkheden voor wandelen en hardlopen. Indien noodzakelijk worden vervolgens voorstellen gedaan om deze mogelijkheden
uit te breiden, te verbeteren en het gebruik ervan te stimuleren.  
In Beatrixpark zijn skate- en wandelroutes opgenomen.  
Veiligheid  
Veiligheid gebouwde omgeving (checklist
veiligheid in ruimtelijke planvormingsprocessen) (2003)  
Checklist voor ontwikkelingen in het openbare en semi-openbare gebied   Bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met de veiligheidsaandachtspunten voor woongebieden, bedrijventerreinen, uitgaansgebieden, verkeersveiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid.  
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)   Vuurwerkopslag en -verkoop is niet mogelijk in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven   Op het bedrijventerrein is onder voorwaarden de opslag en verkoop van vuurwerk toegestaan.  
Sociale structuur, onderwijs en cultuur  
Toekomstvisie vrije tijd (2008)   De toekomstvisie geeft richting aan de gewenste ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes tot 2030. Het integrale vrijetijdsbeleid treedt niet in de plaats van sport- of cultuurbeleid, maar zoekt op een hoger abstractieniveau naar prioriteiten, raakvlakken, combinaties en synergie. De tijd van je leven! formuleert twee hoofddoelen: het creëren van een hechte, leefbare samenleving en het versterken van de identiteit van de stad.   Dit bestemmingsplan sluit aan op de in de visie beschreven doelen.  
Sportief in beweging, Almeers sportbeleid 2017-2020 (2017)   Sport en bewegen is een gezonde en leuke vrijetijdsbesteding, maar draagt bij aan de identiteit van de stad en de maatschappelijke opgaven. Doelen: sportclubs versterken, sportgebouwen toegankelijker maken, ontwikkeling van talent centraal stellen en extra aandacht voor focussporten.   Opnemen binnen de bestemmingen 'Groen', Groen-Recreatie, Recreatie en Sport van de mogelijkheid voor sport- en spelvoorzieningen.
Het plangebied biedt met zijn fiets- en wandelroutes, speel- en sportvoorzieningen meer diverse mogelijkheden om de sport- en bewegingsactiviteiten van de bewoners van Almere te stimuleren en speelt daarom in op de hoofddoelstelling van de sportnota.  
Inrichting schoolpleinen (1999)   Schoolpleinen dienen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school te zijn.   Het begrip speelterrein wordt expliciet toegevoegd aan de bestemmings-omschrijving van de bestemming Maatschappelijk.  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2016)   Beschermen van archeologische waarden.   Onderzoeksplicht opnemen bij de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1'  
Archeologieverordening (2016)   Bescherming archeologisch waardevolle terreinen overeenkomstig de verordening.   In het plan is de bevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-1' voor nieuwe behoudenswaardige vindplaatsen in het plangebied te wijzigen in de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 5  
Overig gemeentelijk beleid  
Nota Evenementen in Almere (2015)   De nota heeft alleen betrekking op het vergunningenbeleid en richt zich voornamelijk op evenementen in de openbare ruimte. Deze activiteiten vinden vooral plaats op 18 evenementenlocaties die in de nota zijn benoemd.   Het Beatrixpark is in de Nota aangewezen als Evenemententerrein. In de Nota is aangegeven dat het totaal aantal geluiddagen voor geluiddragende evenementen niet meer mag bedragen dan 3 per jaar. Deze geluiddragende evenementen mogen maximaal één dag duren.
In het bestemmingsplan is geen specifieke regeling voor evenementen opgenomen.  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).

De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht.

De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EU-richtlijn 'betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten' [noot: Richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, PbEU 25.4.201, L 124/1] niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:

  • 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
  • 2. de locatie van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
  • 3. de soort en kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).

Voor de volgende gevallen geldt een mer-beoordelingsplicht:

  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer (D 11.2).

In het bestemmingsplan wordt de realisatie van maximaal 38 appartementen en 12 woningen aan de Pimpernelstraat mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling is daarmee niet mer-beoordelingsplichtig. Het blijft ver onder de drempelwaarden genoemd in categorie D 11.2 van het Besluit mer.

Daarnaast kan worden uitgesloten dat de ontwikkeling belangrijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling Pimpernelstraat en de grote afstand tot de natuurgebieden en de zeer geringe milieueffecten, is het niet nodig nader onderzoek naar de milieueffecten uit te voeren.

Berekeningen op basis van het Aerius stikstofdepositiemodel geven aan dat voor de ontwikkeling Pimpernelstraat geen depositie is te verwachten op stikstofgevoelige gebieden. Hiervoor verwijzen we naar de in bijlage 2 Berekening Aerius Pimpernelstraat - Korianderweg opgenomen berekeningen Aerius stikstofdepositie van 8 juni 2016. Deze uitkomst vormt geen aanleiding voor een nader natuuronderzoek waarin de milieueffecten in kaart moeten worden gebracht (in de vorm van een verkennend onderzoek, of in de vorm van een passende beoordeling dan wel een MER).

Voorliggend bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan waarmee de bestaande bestemmingsplannen voor een in de jaren '80 ontwikkeld woongebied, worden geactualiseerd. Gelet op de beperkte omvang van ontwikkelingen in het bestemmingsplan en het feit dat het plangebied niet in of nabij bijzondere gebieden ligt, kan worden uitgesloten dat de ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Een nader onderzoek naar milieueffecten of een mer-beoordelingsbesluit is daarom niet nodig.

5.2 Verkeer

Openbaar vervoer

Bus

Door Kruidenwijk loopt een vrije busbaan die de wijk verbindt met o.a. het Stadscentrum en het Centraal Station. Hier kan men overstappen op de trein. Er bevinden zich bushalten bij de begraafplaats Beatrixpark en bij de winkelcentra aan het Lavendelplantsoen en aan het Saffraanplein. Hierdoor liggen de meeste woningen binnen een loopafstand van 600 meter tot de dichtstbijzijnde bushalte. Vanaf halte begraafplaats splitst de busbaan zich: een doorgaande richting naar Muziekwijk en een tracé naar de Noorderplassen –west, parallel aan de Muziekdreef.

Tracé Raillijn Pampus

In de studies voor Almere Pampus wordt voorzien in een raillijn van Amsterdam via Almere Pampus naar het centraal station van Almere Stad, IJmeerlijn genaamd. In deze plannen wordt er vanuit gegaan dat het tracé voor deze raillijn door het Beatrixpark komt te lopen en wel direct aan de oostzijde van de Muziekdreef. In de nieuwe structuurvisie wordt de raillijn voor Pampus (en verder) als reservering aangegeven in het Beatrixpark. In het nieuwe bestemmingsplan wordt rekening gehouden met het tracé voor de raillijn. Het tracé loopt via gebieden waar groen- en recreatieve bestemmingen en de bestemming verkeers- en verblijfsgebied gelden. In het tracé zijn geen bouwvlakken opgenomen of locaties waar permanente gebouwen kunnen worden gerealiseerd zoals bedrijfspanden of woningen; het tracé wordt op deze manier in het nieuwe bestemmingsplan vrij gelaten, zodat de komst van de raillijn voor Pampus niet onmogelijk wordt gemaakt. Het bestemmingsplan staat dus niet de realisering van de IJmeerlijn toe, maar zorgt er voor dat er geen belemmeringen gebouwd kunnen worden voor de mogelijke realisering ervan.

Langzaam verkeer

Fietser

Binnen Almere worden verschillende gradaties van fietsroutes onderscheiden, te weten: hoofdfietsroutes, basisfietsroutes en overige routes. De hoofdfietsroutes zijn de routes met de hoogste kwaliteit: vrij liggende brede fietspaden met voorrang op de kruispunten, in rood asfalt en vier meter breed uitgevoerd. De basisfietsroutes zijn vaak ook vrij liggend maar wat minder breed, soms gaan ze samen met woonstraten, daar waar ze woonstraten kruisen hebben ze voorrang op het kruisend verkeer. De overige routes kunnen vrij liggend zijn, maar hebben geen speciale status. In Kruidenwijk/Beatrixpark fungeert het Specerijpad en het Clauspad als hoofdfietsroute tussen centrum stad en Noorderplassen.

Basisfietsroutes voor de fiets zijn het Tuinkruidenpad en Dillepad/Sinkelklaverpad en het fietspad westelijk van het Clauspad door het Beatrixpark. Verder ligt in het noordelijk deel van de Kruidenwijk via Weidekruidveld, Kweldergrasveld, Hooigrasveld, Helmgrasveld en Bergklaverpad een basisfietsroute over een woonstraat. Vooral het Tuinkruidenpad staat bekend als een route waar overlast heerst, daar waar het fietspad het skatepark doorkruist.

In het Beatrixpark zijn nabij het skatepark een aantal fietsklemmen geplaatst. In de Kruidenwijk is alleen bij het winkelcentrum aan het Lavendelplantsoen een groter cluster fietsklemmen gemaakt. Ook is een cluster fietsklemmen gerealiseerd bij het Saffraanplein. Voor de rest is het fietsparkeren op eigen erf geregeld.

Voetganger

Voor de voetgangers zijn in de Kruidenwijk voetpaden in de woonstraten. In het Beatrixpark zijn wandelpaden aangelegd voor voetgangers en als hondenuitlaatplaatsen. Ook is er een in-line skateparcours, een skatepark en een boulevard aangelegd.

Autoverkeer

Passend binnen duurzaam veilig is er in Almere sprake van een zelf verklarende infrastructuur voor het autoverkeer:

  • stroomwegen=verkeersader (A6,A27,Hogering/Buitenring/Tussenring/Waterlandseweg)
  • gebiedsontsluitingswegen (dreven)
  • erftoegangswegen (buurtwegen/woonstraten) = verblijfsgebied

De Kruidenwijk wordt via vier verschillende zijden ontsloten. Aan de noordzijde heeft de Kruidenwijk via de Grasweg een rechtstreekse aansluiting op de Hogering. Aan de oostzijde wordt het gebied ontsloten via de Mosweg op de Markerdreef, die aansluit op de Hogering. De westzijde van de Kruidenwijk wordt langs de begraafplaats ontsloten via de Kruidenweg op de Muziekdreef, die ook weer aansluit op de Hogering. Het zuidelijke deel van de wijk wordt ontsloten via de Oreganoweg en de Distelweg op de Spoordreef, die een directe verbinding met het centrum van Almere heeft. Er is geen doorgaande verbinding voor het autoverkeer door de wijk. Dit geeft een rustig verkeersbeeld in de woonstraten. Bevoorradend vrachtverkeer rijdt via de zogenaamde buurtstraten, deze zijn iets breder dan de woonstraten. Bij groot onderhoud is het laatste deel van de route naar de supermarkt aan het Saffraanplein aangepast, waardoor dit weer redelijk functioneert. Het Beatrixpark grenst aan de zuid-westzijde aan de Muziekdreef. Het park is alleen aan de Muziekdreef voor het autoverkeer toegankelijk. Aan de noordzijde grenzend aan Kruidenwijk kan men alleen per fiets of te voet het park betreden.

Snelheid

In Almere kennen de verblijfsgebieden, passend binnen duurzaam-veilig, een maximum snelheid van 30 km/h. Dit geldt ook voor de Kruidenwijk. Direct komend vanaf de ring en dreven passeert men een 30 km/u poort. In de woonwijk wordt middels verkeersmaatregelen het gewenste snelheidsgedrag afgedwongen. Op de dreven geldt een maximum snelheid 50 km/h. Op de Hogering geldt een maximum snelheid van 80 km/u.

Parkeren

De Kruidenwijk is een woonwijk met voornamelijk grondgebonden woningen. Afhankelijk van het type woning is er een bijbehorende parkeernorm. In de lijst met parkeernormen zijn deze normen opgenomen. Vanuit het verleden kent het gebied voor reeds bestaande woningen een parkeernorm van minimaal 1,25 pp/won. Voor nieuwe ontwikkelingen binnen de Kruidenwijk gelden de normen zoals opgenomen in de parkeernormenlijst. Aan de rand van de wijk aan de Grasweg ligt een klein bedrijventerrein. Het parkeren hier is deels in het openbaar gebied en deels op eigen terrein (alleen voor de grotere bedrijven) opgelost. Het overige parkeren van het bedrijventerrein vindt plaats in het openbaar gebied. Op dit bedrijventerrein is aan de Kweekgrasstraat 20 een synagoge gevestigd. De parkeerplaatsen op eigen terrein zijn niet voldoende om de parkeervraag op te vangen. Echter ten tijde van de parkeerbehoefte van de synagoge zijn voldoende parkeervoorzieningen op het bedrijventerrein beschikbaar. Vanuit de wijk zijn geen meldingen bekend van overlast met betrekking tot parkeren.

Op dit moment wordt groot onderhoud in Kruidenwijk uitgevoerd. Bij de voorbereiding zijn de parkeerknelpunten geïnventariseerd en worden zo goed mogelijk opgelost bij de uitvoering van dit groot onderhoud (afgerond in 2016).

Bij het voormalige saunacomplex langs de Muziekdreef is een parkeerterrein voor eigen gebruik aanwezig. In het verlengde van deze insteek ligt een kleine openbare parkeerplaats. De sociale veiligheid laat echter te wensen over. Elders in het park is geen parkeergelegenheid. Door het geringe aantal parkeerplaatsen in en in de directe nabijheid van het park is het park voor niet omwonenden slecht bereikbaar.

Het parkeerterrein bij de begraafplaats is niet altijd voldoende groot. Incidenteel is de parkeervraag groter dan het aantal beschikbare parkeerplaatsen. Deze piekbelasting treedt echter maar voor een korte duur op, waardoor aanvullende parkeervoorzieningen niet gerealiseerd zullen worden; de parkeerpiek wordt op een andere manier opgelost.

In het Rie Mastenbroek Sportpark is 's avonds en op de zaterdag sprake van parkeeroverlast en doorstromingsproblemen. Bezoekers voor zowel de voetbalvereniging Waterwijk als voor de sportschool Van Rheenen parkeren in de bermen van fietspaden, wegen en op de koppen van parkeerhavens. De aanvoerroute voor Van Rheenen is te smal en de parkeerplaatsen zouden moeten worden uitgebreid.

Om deze problematiek aan te kunnen pakken wordt gekeken naar mogelijke uitbreidingen van de parkeervoorzieningen bij de sportvelden. Door het instellen van een éénrichtingscircuit dat via bedrijventerrein Markerkant wordt geleid, kan zowel een stuk uitbreiding als een stuk veiligheid worden gerealiseerd.

In vigerend bestemmingsplan geldt hier de bestemming Sportdoeleinden. Op grond van deze bestemming zijn parkeervoorzieningen, wegen en paden en verhardingen toegestaan. In het nieuwe bestemmingsplan wordt dit overgenomen.

Verkeersgeneratie

In de hoek bij de Pimpernelstraat is een nieuwe ontwikkeling van 38 appartementen en 12 grondgebonden woningen gepland. Ook worden 16 kleine woningen gerealiseerd in de voormalige school/ kinderdagverblijf op de Pepermuntstraat 3. Voor deze plannen wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen volgens de parkeernormenlijst, zoals deze is opgenomen in de bijlage. Het aantal woningen genereert een dusdanig kleine hoeveelheid verkeer dat deze zonder problemen kan worden afgewikkeld op de bestaande verkeersstructuur van de wijk.

Parkeren

In dit bestemmingsplan is voor het woongebied en voor de buurtvoorzieningen aan het Lavendelplantsoen en het Saffraanplein evenals bij de bestemmingen Gemengd- 2 en Gemengd-3 een parkeertoets voorgeschreven als voorwaardelijke verplichting bij de omgevingsvergunning voor bouwen. Voor het bedrijventerrein Frezersplaats, maatschappelijke -, recreatieve - en sportfuncties is parkeren als voorwaarde bij het gebruik opgenomen. In de onderstaande afbeelding is de verkeersstructuur van het plangebied Kruidenwijk-Beatrixpark aangegeven (afbeelding: 25). De bushaltes zijn in een gele stip aangegeven. De busbaan in gele lijnen. Auto-ontsluiting is met de rode lijnen aangegeven en groen zijn de fietsroutes en de blauwe lijnen de hoofdfietsroutes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0030.jpg"

Afbeelding 25: Verkeersstructuur plangebied Kruidenwijk Beatrixpark

5.3 Geluid

Het plangebied Kruidenwijk en het Beatrixpark worden omringd door de provinciale weg de Hogering (2x2, zonebreedte 400 m) aan de noordzijde, de Spoordreef (2x2, zonebreedte 350 m) aan de Oostzijde, de Waddendreef (2x2, zonebreedte 350 m) aan de zuidzijde en de Muziekdreef (2x1, zonebreedte 200 m) aan de westzijde. Door het gebied is een busbaan (2x1, zonebreedte 200 m) aanwezig. De zuidkant van het plangebied is gelegen binnen de zone van de Flevospoorlijn. De overige wegen zijn ingericht als 30 km-gebied en hebben op basis van artikel 74 van de Wgh geen wettelijke zone.

De geluidgevoelige bestemmingen (woningen, scholen etc..) binnen deze zones zijn ten tijde van het vaststellen van het vigerende bestemmingsplan getoetst aan de grenswaarde uit de Wet geluidhinder van destijds. Bij de onderhavige herziening van het bestemmingsplan hoeft er voor de bestaande gevoelige bestemmingen niet opnieuw te worden getoetst. Bij nieuwe bouwaanvragen vindt er wel een toets aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder plaats. Hierbij wordt er uitgegaan van een geactualiseerd akoestisch onderzoek waarbij verkeersprognoses minimaal 10 jaar in de toekomst kijken.

Voor de locaties in het bestemmingsplan die nog niet gerealiseerd zijn, dient akoestisch geactualiseerd te worden. De geluidsbelasting in het gebied Frezersplaats is sinds het oude bestemmingsplan uit 1997 veranderd en moet worden herzien. Daarbij moet worden nagegaan of een nieuwe hogere waardebesluit moet worden genomen. De herziening is ook nodig omdat het gehele stelsel van de Wet geluidhinder en de koppeling met het Bouwbesluit anno 2014 sterk is veranderd. Aan de noord- en oostzijde zijn de bedrijventerreinen Frezersplaats en Markerkant gelegen. Frezersplaats en Markerkant bevatten veel kleine bedrijven. Ook binnen Kruidenwijk zijn meerdere kleine bedrijven aanwezig. De geluiduitstraling van deze bedrijven zijn beperkt in het kader van de Wet Milieubeheer. Naast deze kleine bedrijven is op de Markerkant een Warmtekrachtcentrale gevestigd. Deze centrale valt onder verantwoordelijkheid van de provincie Flevoland en rond de warmtekrachtcentrale is een wettelijke geluidscontour vastgesteld. Het onderhavige bestemmingsplan Kruidenwijk en Beatrixpark is gelegen buiten deze geluidscontour.

De woningbouwontwikkeling aan de Pimpernelstraat en de Pepermuntstraat valt zowel voor het wegverkeer als het spoorweg beneden de grenswaarden. Aanvullende maatregelen of een te verlenen hogere waarde voor weg- dan wel spoorverkeer is hiervoor niet noodzakelijk.
 

5.4 Luchtkwaliteit

In Europees verband zijn normen opgesteld voor (de mate van) luchtverontreiniging. Luchtverontreinigende stoffen kunnen schade veroorzaken aan de gezondheid van mensen en dieren en aan planten en gebouwen. Stikstofdioxide, zwaveldioxide en zwevende deeltjes (PM10, fijn stof) veroorzaken schade aan luchtwegen en versterken hooikoorts, allergische en astmatische problemen. Lood beschadigt de inwendige organen van mensen en dieren en benzeen is kankerverwekkend.

Bij nieuwe ontwikkelingen langs (nieuwe) wegen mag er geen sprake zijn van een overschrijding van de luchtkwaliteit. Ook mogen nieuwe belastende activiteiten (toename van de verkeersintensiteit) niet lijden tot een overschrijding van de luchtkwaliteit. Onze inschatting is dat de luchtkwaliteit voor het gebied ruim binnen de grenswaarden valt. Hiervoor baseren we ons op de landelijke NSL-monitoringstool. Dit is een database waarin de luchtkwaliteit van alle gemeenten in Nederland is opgenomen. Almere is ook opgenomen in deze tool.

5.5 Externe veiligheid

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn onderstaande documenten opgesteld:

De conclusies zijn als volgt :

Plaatsgebonden risico:

Er wordt voor alle risicobronnen voldaan aan de grens- en richtwaarden ter plaatse van beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten en daarmee aan het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers. De basisnetafstand van 6 m, te meten uit het midden tussen de buitenste sporen van de spoorbundel, ligt binnen de spoorbundelbreedte van minimaal circa 15 m en daarmee buiten het plangebied. Hiermee voldoet dit bestemmingsplan (automatisch) aan de toe te passen basisnetafstand, conform artikel 3 van het Besluit externe veiligheid transportroutes.

Verantwoording groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied:

De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige groepsrisico's als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit op de weg/spoor/buis en bij de betrokken risicovolle inrichtingen en de zelfredzaamheid van de personen in de omgeving van deze risicobronnen. Incidenten kunnen nu eenmaal bij de aanwezige risicobronnen gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar. Conform advies van de Brandweer Flevoland is, gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan, het niet opportuun nadere ruimtelijke maatregelen te nemen, om in het geval van een incident de effecten in het plangebied te beperken. Verder kent het plangebied volgens de Brandweer voldoende mogelijkheden om van de verschillende risicobronnen af te vluchten en is de bestrijdbaarheid voldoende qua bereikbaarheid en beschikbaarheid van bluswater. In aanvulling op het concept ontwerp bestemmingsplan heeft het gevoegd gezag conform de recent inwerking getreden Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstation voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval, rekening gehouden met de effectafstanden van de belangrijke ongevalsscenario's bij een LPG-tankstation.

De volgende ruimtelijke maatregelen worden getroffen:

  • 1. de PR-10-6/jaar contour en/of daarmee overeenkomende vaste afstand van het LPG-tankstation en het crematorium worden als aanduiding op de verbeelding (plankaart) opgenomen (50 meter voor de propaantank en 40 meter voor de LPG), met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan;
  • 2. het plasbrandaandachtsgebied van de Flevolijn wordt als aanduiding op de plankaart opgenomen, met daaraan verbonden de planregel aan welke voorwaarden de motivering van het ruimtelijke besluit moet voldoen, bij voorgenomen vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in deze zone. Aanvullend hierop gelden bouwkundige eisen uit het Bouwbesluit;
  • 3. een aanduiding 'Veiligheidszone-effectafstand fakkelbrand' op de verbeelding, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan; Voor beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken met een omgevingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarde wordt voldaan: afwijkingen worden onderbouwd met veiligheidsgeoriënteerde argumenten, waarbij slachtoffers als gevolg van een fakkelbrand worden voorkomen. Deze argumenten zijn gericht op het behoud van de veiligheid en kunnen betrekking hebben op het gebruik dat van een object gemaakt wordt. Ook kan in de maatregelensfeer gedacht worden aan het slim positioneren van vluchtwegen in gebouwen en in de omgeving van gebouwen, om zo de vluchtmogelijkheden optimaal te faciliteren. Ook een gedegen risicocommunicatie en snelle alarmering kunnen een rol spelen;
  • 4. een aanduiding 'Veiligheidszone-effectafstand Bleve' op de verbeelding, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe zeer kwetsbare objecten zijn toegestaan. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken met een omgevingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarde wordt voldaan: afwijkingen worden onderbouwd met veiligheidsgeoriënteerde argumenten, waarbij slachtoffers als gevolg van een warme Bleve worden voorkomen. Daarbij gaat het om behoud van de veiligheid van de groep zeer kwetsbare personen in geval zich een warme Bleve voordoet. In de praktijk kunnen maatregelen een rol spelen zoals het hanteren van venstertijden voor het aanleveren van LPG. Verder kan bijv. eerder een kleine school worden toegelaten dan een ziekenhuis of gevangenis.

Verder is een belangrijk onderdeel van deze verantwoording, dat op 23 juli 2015 een omgevingsvergunning Milieu voor milieuneutraal veranderen van het LPG-tankstation aan de Kweekgrasstraat, is verleend. Onderdeel hiervan is dat de doorzet worden begrensd tot 2.000 m3/jaar LPG en dat - conform aanvraag - het tankstation alleen mag worden bevoorraad door LPG-tankwagens die zijn voorzien van een hittewerende coating. Hiermee wordt een mogelijk toekomstige overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico voorkomen en nog belangrijker worden de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid verhoogd.

Toelichting juridische regeling:

'Veiligheidszone - lpg' en 'Veiligheidszone - propaan'

Om voor de toekomst te borgen dat wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden ter plaatse van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, is de betreffende PR-10-6 contour en/of daarmee overeenkomende vaste afstand op de plankaart opgenomen. Tevens is een gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' of 'Veiligheidszone - propaan' opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en/of kwetsbare objecten toegestaan.

'Veiligheidszone-effectafstand fakkelbrand' en Veiligheidszone-effectafstand Bleve'

Op 29 juni 2016 is een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (verder Revi) in werking getreden. Tegelijk met deze wijzing is de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval (verder Circulaire) in werking getreden. Op basis hiervan is het noodzakelijk om naast de reguliere risicobenadering in het kader van Bevi/Revi ook een effectbenadering toe te passen bij de beoordeling van besluitvorming rondom LPG-tankstations. Dit leidt tot de volgende ruimtelijke maatregelen:

  • een aanduiding 'Veiligheidszone-effectafstand fakkelbrand' op de verbeelding, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan; Voor beperkt kwetsbare objecten kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken met een omgevingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarde wordt voldaan: afwijkingen worden onderbouwd met veiligheidsgeoriënteerde argumenten, waarbij slachtoffers als gevolg van een fakkelbrand worden voorkomen. Deze argumenten zijn gericht op het behoud van de veiligheid en kunnen betrekking hebben op het gebruik dat van een object gemaakt wordt. Ook kan in de maatregelensfeer gedacht worden aan het slim positioneren van vluchtwegen in gebouwen en in de omgeving van gebouwen, om zo de vluchtmogelijkheden optimaal te faciliteren. Ook een gedegen risicocommunicatie en snelle alarmering kunnen een rol spelen.
  • een aanduiding 'Veiligheidszone-effectafstand Bleve' op de verbeelding, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe zeer kwetsbare objecten zijn toegestaan. Het gaat om objecten waar groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten. Bv. ziekenhuizen en andere zorginstellingen, gebouwen voor onderwijs voor minderjarigen of buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, justitiële inrichtingen en asielzoekerscentra.

Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

In het plasbrandaandachtsgebied dient rekening te worden gehouden met de effecten van een incident met brandbare vloeistoffen. Bij een incident kan deze stof uit de ketelwagen vrijkomen en ontbranden (plasbrand). Dit kan in een gebied tot circa 30 meter langs de spoorbaan tot slachtoffers leiden. Voor het plasbrandaandachtsgebied geldt volgens artikel 10 van het Besluit externe veiligheid transportroutes een bijzondere verantwoordingsplicht bij het toelaten van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, speciaal gericht op het effect van een eventuele plasbrand. Verder worden in dit gebied via het Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling aanvullende bouweisen opgelegd met het oog op het veilig kunnen vluchten bij een brand, ontploffing of een drukgolf in een dergelijk gebied.

Het plasbrandaandachtsgebied heeft de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' gekregen. De vestiging van een nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is hier toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er geen sprake is van functies voor zeer kwetsbare objecten;
  • er is sprake van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies om de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk te maken binnen een plasbrandaandachtsgebied;
  • er is rekening gehouden met de mogelijkheden om het object buiten het plasbrand-aandachtsgebied te vestigen;
  • de bestrijdbaarheid van een plasbrand is voldoende gemotiveerd (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

Voor deze nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelden verder aanvullende bouweisen (via Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling). In dit besluit zijn in artikel 2.132 en 2.133 voorschriften opgenomen voor het bouwen in zogenoemde veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden. Die voorschriften zullen tegelijk in werking treden met de wijziging van de Wet Basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid.

Wijzigingsbevoegdheid Veiligheidszones

Door nieuwe technische inzichten, verandering van wetgeving en nieuwe rekenmodellen kan de omvang van risicocontouren en/of vaste afstanden fluctueren zonder dat de risicovolle activiteit verandert. Om deze reden is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze veiligheidszones te kunnen verschuiven of te laten vervallen indien het risico is beperkt dan wel opgeheven.

5.6 Functiemenging en milieuzonering bestemmingsplan Kruidenwijk Beatrixpark

Algemeen

Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' (= bedrijven en overige milieubelastende functies zoals cultuur, sport, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' (woningen, ziekenhuizen, scholen, kinderdagverblijf en verblijfsrecreatie) in de omgeving hiervan. De in dit bestemmingsplan aangebrachte functiemenging en milieuzonering, is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG [Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, VNG, editie 2009] (hierna: publicatie). In dit geval is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan van een bestaand gebied, waarin slechts in beperkte mate ontwikkelingen worden toegestaan. Het bestaat overwegend uit een woongebied met bijbehorende wijkgebonden voorzieningen en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid. Verder is een binnenstedelijke werklocatie (Frezersplaats) in het plangebied gelegen. Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van eerder genoemde publicatie.

Uitgangspunten

Functiemenging Frezersplaats

Op deze werklocatie hebben zich steeds meer andere functies dan traditionele bedrijvigheid gevestigd, zoals (persoonlijke) dienstverlening, een kringloopwinkel, maatschappelijke voorzieningen zoals een kinderdagverblijf en enkele vestigingen op het gebied van gezondheidszorg, sport, recreatie en religie. Verder zijn op deze werklocatie bewust een groot aantal bedrijfswoningen (ca. 37 stuks) gesitueerd. In een deel van deze panden wordt alleen nog gewoond en is de bedrijfsfunctie in de loop der tijd komen te vervallen. Er is sprake van een gebied met een sterke mate van functiemenging. In bijlage 8 is een inventarisatie van het bedrijventerrein en van enkele voorzieningen elders in het plangebied opgenomen.

In het gemeentelijk beleid (de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid 2016) is dit terrein ook aangewezen als een binnenstedelijk bedrijventerrein waar functiemenging mogelijk is. Daarom wordt niet uitgegaan van functiescheiding, maar van functiemenging, en is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gemotiveerd toegepast. Zie bijlage 11 voor een algemene toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

In deze Staat worden niet alleen 'bedrijven', maar ook (maatschappelijke) voorzieningen, kantoren, bedrijven in de cultuur-, sport en recreatiesector etc. genoemd. Categorie A , B en C activiteiten zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan binnen de bestemming: Gemengd-1. Categorie C is niet toegestaan op Frezersplaats, omdat dit kan leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat van de woningen die direct aan Frezersplaats grenzen langs de Doddegrasweg en Scherpgrasweg. Bij de totstandkoming van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging is verder gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen. De functies horeca en detailhandel zijn niet opgenomen in de lijst. Verhuur aan particulieren is weer een uitzondering op het verbod op detailhandel; dit is wel toegestaan.

Uit een inventarisatie van de bestaande bedrijven (zie bijlage 8 Inventarisatie Kruidenwijk Beatrixpark, blijkt dat de bestaande bedrijven binnen de toelaatbare activiteiten uit de categorieën A en B vallen. Dit met uitzondering van het LPG-tankstation. Om te waarborgen dat deze bedrijfsactiviteit blijvend kan worden uitgevoerd is een specifieke aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' op de verbeelding (plankaart) aangebracht .


Functiemenging woongebied

Het woongebied bestaat naast woningen uit wijkgebonden voorzieningen en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid. Rondom deze voorzieningen en bedrijven liggen soms op korte afstand woningen, te karakteriseren als een '(deel)gebied met functiemenging'. De richtafstanden uit bijlage 1 van de publicatie zijn dan niet toepasbaar. Deze vorm van functiemenging dient te worden gefaciliteerd en gestimuleerd. Daarom wordt ook hier uitgegaan van functiemenging, en is de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gemotiveerd toegepast. Categorie A en B activiteiten zoals bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging zijn toegestaan binnen de bestemmingen: Gemengd-1, Gemengd-2, Gemengd-3 en Gemengd-4. Categorie C is alleen in de strook ten noorden van de Kweekgrasstraat en de Zwenkgrasstraat toegestaan. Dit gedeelte heeft een relatief goede ontsluiting op de hoge ring. Voor het overige is categorie C van de functiemengingslijst niet toegestaan, vanwege het ontbreken van een goede ontsluiting op de verkeershoofdinfrastructuur (zonder dat er woningen worden gepasseerd). De hieraan verbonden relatief grote verkeersaantrekkende werking is in dit geval ongewenst en zou kunnen leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Uit een inventarisatie via 'deskresearch' en 'veldonderzoek' van de bestaande wijkgebonden voorzieningen en verspreid liggende kleinschalige bedrijvigheid (zie bijlage 8 Inventarisatie Kruidenwijk Beatrixpark Inventarisatie (bedrijfs)activiteiten), blijkt dat deze allen binnen de toelaatbare activiteiten uit de categorieën A, B dan wel C vallen. Het is dus niet nodig om een specifieke aanduiding of maatbestemming op te nemen.


Milieuzonering

De onderstaande milieubelastende activiteiten dienen van milieugevoelige gebieden en functies gescheiden te worden. De belangrijkste bouwsteen hiervoor zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de publicatie. Deze zijn sturend voor nieuwe situaties, hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken. Per omgevingstype gelden onderstaande richtafstanden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0031.jpg"
Rie Mastenbroekpark:

In het park is een voetbalvereniging (Voetbalvereniging Waterwijk), een tenniscomplex (tennisvereniging Koriander) en een sportcentrum (Van Rheenen Sport)) inclusief zwembad gevestigd. Een sporthal en/of overdekt zwembad vallen beide volgens de publicatie onder milieucategorie 3.1. De afstand van het sportcentrum tot de dichtstbij gelegen woningen aan het Takmospad (qua omgevingstype een gemengd gebied vanwege het hiernaast gelegen bedrijventerrein Markerkant) bedraagt bijna 150 m. Aan de richtafstand van 30 m wordt voldaan. Een veldsportcomplex (met verlichting) valt volgens de publicatie onder milieucategorie 3.1. De afstand van de dichtstbij gelegen velden (overigens, zonder verlichting) van het veldsportcomplex tot de dichtstbij gelegen woningen aan de Mosweg (qua omgevingstype een gemengd gebied vanwege het ontsluitingsverkeer over de Mosweg) bedraagt circa 30 m. Aan de richtafstand van 30 m wordt net voldaan. Een tennisbaan (met verlichting) valt volgens de publicatie onder milieucategorie 3.1. De afstand van de dichtstbij gelegen tennisvelden tot de dichtstbij gelegen woningen aan de Mosweg (qua omgevingstype een gemengd gebied vanwege het ontsluitingsverkeer over de Mosweg) bedraagt bijna 200 m. Aan de richtafstand van 30 m wordt voldaan.

Stadsweiden en volkstuincomplex

Ten westen van het Rie Mastenbroekpark ligt een stadsweide, waar een kinderboerderij en (kleinschalige) manege (De Stek) is gevestigd. Hier wordt ook aan mensen met een beperking een werkbelevingsplek geboden. Een kinderboerderij valt volgens de publicatie onder milieucategorie 2 en een manege onder milieucategorie 3.1. De afstand van de dichtstbij gelegen dierenverblijven tot de dichtstbij gelegen woningen aan de Mosweg (qua omgevingstype nu een 'rustige woonwijk' omdat geur de bepalende afstand is) bedraagt circa 100 m. Aan de richtafstand van 50 m wordt voldaan. Ten westen van het bedrijventerrein Frezersplaats ligt het volkstuincomplex de Kruidentuinen en de overige Stadsweiden. Een ander volkstuincomplex ligt oostelijk in het plangebied aan de Moesdistelstraat nabij bedrijventerrein Markerkant. Voor volkstuinencomplexen gelden volgens de publicatie geen richtafstanden. Stadsweiden zijn volgens het bestemmingsplan uit 1997 gedefinieerd als: percelen grasland die in de recreatieve sfeer worden gebruikt voor het houden van grote huisdieren zoals paarden, pony's, geiten en schapen. De milieubelasting van een aantal stadsweiden bij elkaar, is 'worstcase' te vergelijken met een kinderboerderij. De afstand van de dichtstbijgelegen stadsweiden tot de woonbebouwing aan de Ebbekruidstraat en aan de Weidekruidveld (qua omgevingstype een 'rustige woonwijk' omdat geur de bepalende afstand is) is circa 30 m. Aan de richtafstand van 30 m wordt net voldaan.

Crematorium (en begraafplaats):

Een crematorium valt volgens de publicatie onder milieucategorie 3.2. Een begraafplaats onder milieucategorie 1. De afstand van het crematorium tot de dichtstbij gelegen woningen aan het Weidekruidveld (qua omgevingstype een rustige woonwijk omdat geur de bepalende afstand is) ongeveer 290 m. Aan de richtafstand van 100 m wordt voldaan.


Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde functiemenging en milieuzonering, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en andere milieugevoelige functies en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

5.7 Kabels en leidingen

Nutsvoorzieningen en leidingen

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing worden geleverd via kabels en leidingen die liggen in de gemeentelijke ondergrond. Dit is met name langs de belangrijkste autowegen, busbanen en fietspaden. Dit is belangrijk voor met name nutsbedrijven, omdat er dan een gegarandeerde toegang is en de capaciteitsaanpassing of onderhoud zijn gewaarborgd. Aan de noordzijde van het plangebied, evenwijdig aan de Hogering en door de begraafplaats loopt een leidingenstraat, waaronder een hoofd aardgasleiding voor Almere. Voor deze leidingenstraat is een strook van circa 23 meter breed nodig die vrij toegankelijk moet zijn voor onderhoudsverkeer en netbeheerders. In paragraaf 5.5 Externe veiligheid wordt nader op de veiligheidsaspecten ingegaan. In het gebied is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. In paragraaf Waterparagraaf wordt nader op het aspect water ingegaan.

5.8 Ecologie

Groen

Algemeen

Het plangebied wordt gekenmerkt door een voor de stad zeer waardevolle groenstructuur, het Koningin Beatrixpark. Dit park is van grote waarde vanwege de structuurrijke natuur enerzijds en anderzijds vanwege de hoge gebruik- en belevingswaarde. Doordat het park in het noorden verbonden is met de bosgebieden van Pampushout en de Noorderplassen vormt het park een verbindingszone voor de uitwisseling van flora- en fauna tussen deze brongebieden en de stad. Daarnaast fungeert het Beatrixpark zelf ook als brongebied voor de op het park aansluitende groenstructuren. Deze aansluitende groenstructuren betreffen met name de dichtbegroeide bosstrook ten zuiden van de Hogering en het bomenlint langs het Tuinkruidenpad. Beide structuren vormen een verbinding tussen het Koningin Beatrixpark en het Rie Mastenbroeksportpark. Het overige groen binnen het plan wordt gevormd door buurtplantsoenen, tuinen en laanbeplantingen. Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Wel komen de onderwerpen uit deze wetten in de Wet natuurbescherming terug, respectievelijk in de hoofdstukken “houtopstanden”, “soortbescherming” en “gebiedsbescherming”.

Houtopstanden

Een deel van het gebied (het Beatrixpark) ligt buiten de bij besluit van de gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde komt (inzake houtopstanden). Dit betekent dat hoofdstuk 4 van de Wnb op dat deel van het gebied van toepassing is. De Wnb heeft tot doel het areaal aan bos in Nederland in stand te houden. In de wet zijn de verplichtingen ten aanzien van velling en herplant van houtopstanden omschreven. Voor het vellen van houtopstanden (behoudens enkele boomsoorten en typen opstanden) geldt op basis van de wet een plicht tot kennisgeving. Voor Almere is in 2013 de bebouwde komgrens inzake Boswet vastgesteld. Voor bospercelen die buiten de bebouwde komgrens vallen vormt herplant binnen drie jaar na kap het uitgangspunt. Als herplant niet ter plaatse kan plaatsvinden, maar elders zal gebeuren op gronden waar voorheen geen houtopstanden stonden, is sprake van compensatie. Hieronder is een afbeelding opgenomen van de komgrenzen in het kader van de Boswet en de Wnb.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0032.jpg"
Afbeelding 26: Het gebied licht-groen gearceerd is het gedeelte vallend binnen de vastgestelde komgrens op basis van de Boswet en de Wnb. Voor de kap van houtopstanden buiten dit gebied (zoals het Beatrixpark) geldt een herplantplicht.

Soortbescherming

Hoofdstuk 3 van de Wnb heeft tot doel de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling te waarborgen van een zo groot mogelijke verscheidenheid aan in het wild levende plant- en diersoorten als functionele elementen van het ecosysteem waarvan zij deel uitmaken. De bescherming bestaat met name uit de volgende verboden:
- het verbod om beschermde dieren opzettelijk te verontrusten of te doden;
- het verbod tot het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van nesten, holen etc.;
- het verbod tot het verwijderen van beschermde planten van hun groeiplaats.
In de meeste gevallen kan voor de verbodsbepalingen een ontheffing worden aangevraagd voor de in het gebied voorkomende beschermde soorten.
Bepaalde algemeen voorkomende soorten vallen onder de vrijstellingsregeling, indien het werk te omschrijven is als bestendig beheer of onderhoud, of een ruimtelijke ontwikkeling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. In 2009 is een deel van de stad, waaronder het Beatrixpark, geïnventariseerd op beschermde planten en dieren. In 2010 is het deel van de stad geïnventariseerd waarin de Kruidenwijk is gelegen. De inventarisatie is herhaald in 2014. In het plangebied zijn de volgende beschermde soorten aangetroffen: brede wespenorchis, grote kaardenbol, wilde marjolein, prachtklokje, ruig klokje, bruine kikker, bastaardkikker, meerkikker, kleine watersalamander, bittervoorn, kleine modderkruiper, ijsvogel, boerenzwaluw, bever, watervleermuis, meervleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis, en laatvlieger. Een deel van deze soorten is onder de Wet natuurbescherming niet langer beschermd (wel geldt overigens voor alle plant –en diersoorten een zorgplicht). De bescherming is vervallen voor alle genoemde plantsoorten. Een deel van de aangetroffen beschermde dieren alsook vleermuizen en de nesten van vogels vallen niet onder de vrijstellingsregeling. Voor vogels geldt dat ze niet mogen worden verstoord tijdens het broedseizoen. Daarnaast zijn van een aantal vogelsoorten de nesten jaarrond beschermd. Deze nesten mogen dus ook niet buiten het broedseizoen worden vernield of verwijderd. Het gaat hierbij vooral om roofvogels en uilen die van jaar op jaar hetzelfde nest gebruiken. Met de beschikbare kennis kan geoordeeld worden dat de Wnb de beoogde ontwikkelingen in het gebied niet zullen belemmeren. Voor de aangetroffen beschermde soorten geldt dat ofwel een vrijstelling vigeert, ofwel een ontheffing kan worden aangevraagd. Dit laat niet onverlet dat tussen vaststelling van het bestemmingsplan en een daarmee mogelijk gemaakte uit te voeren ruimtelijke ontwikkeling een beschermde soort zich kan vestigen. Om deze reden zal altijd voorafgaand aan een ruimtelijke ontwikkeling een veldscan en eventueel een effectanalyse gemaakt worden. Indien nodig zal voor die ontwikkeling een ontheffing Wnb worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van een natuurgebied dat op basis van de Wnb wettelijke bescherming geniet (Natura 2000). Ook wordt het gebied niet (of niet in betekenisvolle mate) gebruikt door soorten waarvoor in de nabijheid Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Een effect op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden kan op voorhand worden uitgesloten.

Nationaal Natuurnetwerk

In het plangebied liggen geen structuren welke onderdeel uitmaken van het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische HoofdStructuur). Op lokaal niveau is de groenblauwe invulling vastgelegd in het Ecologisch Masterplan Almere (2006)( zie afbeelding hieronder: Afbeelding 27 Ecologisch structuur Almere). Het Koningin Beatrixpark vormt een belangrijk onderdeel van deze structuur. Het park vormt een onderdeel van de stedelijke brongebieden en ecologische structuur voor flora en fauna welke in en om de stad zijn gelegen. Een effect op het Nationaal Natuurnetwerk (EHS) kan op voorhand worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0033.jpg"

Afbeelding 27:afbeelding ecologische structuur Almere: de groene streep zijn de bestaande ecologische verbindingszones, geel zijn de aan te vullen ecologische verbindingszones; de rode cirkels geven de knelgebieden aan; groen met groene stippels geven de droge brongebieden aan (zoals het Beatrixpark en de Begraafplaats). De groen gestippelde pijlen geven de indicatieve gewenste aanvulling van het groen blauw casco aan. Bron: Ecologisch masterplan, Gemeente Almere, 2006, p. 9.

Woningbouw Pimpernelstraat en Pepermuntstraat

De woningbouwontwikkeling aan de Pimpernelstraat (nieuwbouw) en de Pepermuntstraat (verbouw bestaand pand) liggen in de woonwijk, even buiten het Beatrixpark. Deze ontwikkelingen zijn beschreven in paragraaf 2.2 Nieuwe ontwikkelingen. Bij de ecologische toets voor dit project is alleen de Wnb- hoofdstuk soortbescherming van toepassing. Uit recente inventarisaties blijkt dat er geen beschermde planten voorkomen op beide gebiedsdelen. Verder zijn er ook geen vaste nest- of verblijfplaatsen van beschermde dieren aanwezig. Wel worden de gebieden gebruikt door (wettelijk zwaar beschermde) vleermuizen. Het valt echter niet te verwachten  dat hier de gunstige staat van instandhouding van deze soorten in het geding is. Wel verdient het aanbeveling om bij realisatie ecologische faciliteiten aan te brengen (neststenen gierzwaluw, vogelvides voor huismussen en spouwruimtes/koloniekasten voor vleermuizen). De ervaring leert dat dit nauwelijks tot hogere realisatiekosten leidt. De gemeentelijke ecoloog kan daarover advies geven.

5.9 Waterparagraaf

5.9.1 Watertoets

Algemeen

Overeenkomstig artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Besluit ruimtelijke ordening geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets, zoals beschreven in de Bestuurlijke Notitie Watertoets (bijlage bij Kamerstukken II 2001/02, 27 625, nr. 4) te volgen. Dat zal in veel gevallen leiden tot overleg met de waterbeheerder in het betreffende gebied. Waterhuishoudkundige aspecten zijn in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in deze Waterparagraaf. Aangezien het plan voornamelijk van conserverende aard is, is het voor de onderhavige watertoets voldoende om te verwijzen naar hetgeen in deze paragraaf is toegelicht.

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water. Dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. De huidige waterhuishouding van het plangebied wordt beschreven middels de bodemopbouw, het watersysteem, als onderdeel van het watersysteem van Almere-Stad, en de waterketen. Vervolgens wordt onder de toekomstige situatie beschreven of het watersysteem ook in de 21e eeuw, bij de voorspelde bodemdaling en klimaatverandering, blijft voldoen. Aspecten van zowel oppervlaktewater als geohydrologie hebben een belangrijke rol gespeeld bij het ontwerp van het watersysteem van Almere-Stad.

Voor de ontwikkeling Pimpernelstraat is de watertoets doorlopen. Daarvoor wordt verwezen naar paragraaf 5.9.4. Voor de ontwikkeling van de locatie Pepermuntstraat 3 is het waterschapsbelang niet aanwezig (zie Bijlage 18).

Bodemopbouw en maaiveldligging

Het oorspronkelijke maaiveld, is tussen -4.5 en -4.0 m NAP gelegen. Dit is met name van toepassing op de niet met zand opgehoogde groenzones, zoals het Beatrixpark, in het plangebied. De bodem bestaat uit lichte klei. Deze klei behoort tot de holocene deklaag, die op pleistocene zandlagen (het watervoerende pakket) is gelegen. De begin diepte van het pleistoceen is in onderstaande afbeelding aangegeven (afbeelding 28) en ligt tussen – 9 m NAP en 12 m –NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0034.jpg"

Afbeelding 28 begin diepte van het pleistoceen ligt tussen - 9 m NAP en -12 m NAP

Het stedelijk gebied is met uitzondering van de parken zoals het Beatrixpark integraal opgehoogd met ca. 1m zand. De maaiveldhoogte ligt hier tussen – 3.30 m NAP en -3.80 m NAP. De bodem in het gehele gebied van Almere zal naar verwachting nog verder dalen. Deze daling wordt met name veroorzaakt door de verdere inklinking en zetting van de holocene lagen. De verwachting is dat tot 2050 de bodem nog ongeveer 30-35 cm is gedaald.

Grondwatersysteem

Als gevolg van de lage ligging van het “Nieuwe Land” te midden van de hoge waterpeilen in het Markermeer en de randmeren staat het gebied onder invloed van kwel. Na neerslag (ca. 60%) vormt kwel (ca. 30%) de grootste waterbron in de omgeving van Almere. De kwelintensiteit is het hoogste nabij het Markermeer en de randmeren. In het plangebied heerst een lichte kweldruk. Door het graven van de waterpartijen wordt de holocene laag verstoord, waardoor de kwelintensiteit hier aanzienlijk hoger ligt dan in de overige delen van het plangebied. Het ijzerhoudende grondwater varieert van zuid naar noord van zoet naar brak en wordt in deze richting ook nutriëntrijker. Dit is van invloed op de kwaliteit van het kwellende water.

Oppervlaktewatersysteem

In het plangebied liggen verschillende waterpartijen. De Parkwetering die het Weerwater verbindt met de Noorderplassen heeft een functie voor de recreatievaart en wordt als zodanig onderhouden conform het Waterplan Almere. Middels een sluis sluit de Parkwetering aan op de Noorderplassen. Een grachten stelsel verbindt de Parkwetering met de Leeghwaterplas. Het watersysteem in het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van geheel Almere-Stad. Het watersysteem van Almere-Stad (streefpeil = -5.50 NAP) is voor de afwatering afhankelijk van de Hoge Vaart en wordt middels het vijzelgemaal (3 m3/s) Leeghwater op de Hoge Vaart (streefpeil – 5.20 m NAP) uitgemalen. In onderstaande afbeelding is in blauw de loop van het oppervlaktewater aangegeven (afbeelding 29).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0035.jpg"

Afbeelding 29: weergave oppervlaktewatersystemen plangebied

Bij het ontwerpen van het oppervlaktewater zijn voor Almere-Stad de volgende normen gehanteerd:

  • 7% open water;
  • 0.4 a 0.5 m peil peiloverschrijding in de grachten bij een frequentie van 1 x per 10 jaar;
  • De toelaatbare grachtafstanden lopen uiteen van 400 tot 1100 m;
  • De stroomsnelheid in de watergangen bedraagt onder maatgevende omstandigheden maximaal 0.3 m/s;
  • De maximale afvoer vanuit het stedelijk gebied is gesteld op 1.5 l/s/ha.

Het beheer is gericht op het bergen en afvoeren van overtollige neerslag en kwel, het zonodig aanvoeren van water en het zorgen voor een goede stadswaterkwaliteit en voorkomen van wateroverlast Door de berging en vertraging van afstromend water in de wijken van Almere-Stad kan grotendeels worden voorkomen dat grote hoeveelheden water binnen een korte periode moeten worden uitgemalen. Door vertraging worden de overschotten verspreid, waardoor het gemaal Leeghwater voldoende capaciteit blijft houden en peilstijgingen kunnen worden voorkomen. Het peil van -5.50 m NAP is vastgelegd in “Peilbesluit stedelijk gebied gemeente Almere”. Het peil in de grachten en Weerwater is bepaald volgens ontwateringsnormen en de noodzaak om bepaalde verkeersaders dieper te leggen.

Drooglegging

De drooglegging moet zodanig zijn dat een piekbui in het gebied kan worden geborgen zonder dat er wateroverlast optreedt en tevens dat vastgestelde ontwateringsdiepten realiseerbaar zijn. Gezien de grote drooglegging in het bebouwde deel wordt voldoende afwateringsmogelijkheid van de drainage verkregen. In het Beatrixpark is deze drooglegging aanmerkelijk minder. Hier kan dus water op maaiveld voorkomen.

Profielen

In het watersysteem kan onderscheid gemaakt worden in grachten in de hoofdvaarroute (Parkwetering) en overige grachten. De grachten in de hoofdvaarroute zijn 15 tot 25 m breed en hebben een ontwerpdiepte van 1.5 m. Bij deze grachten ligt conform het Waterplan Almere de nadruk op de recreatiefunctie. De overige grachten zijn in het algemeen tot 15 m breed en hebben een ontwerpdiepte van 1.2 m. De sloten en greppels hebben als functie de afvoer van overtollige neerslag naar het grachtensysteem.

Oeverinrichting

Het grootste deel van de oevers is voorzien van beschoeiing. Het aandeel natuurvriendelijke oevers is gering (ca. 7%).

Hoge verblijftijden

Door de ruime dimensionering van het watersysteem zijn de verblijftijden in het water met name in de zomer hoog.

Wateroverlast

Wateroverlast wordt dus met name in de parken, langs het Beatrixpark, geconstateerd.

Natte perioden

Uit de berekeningen uitgevoerd voor het Waterplan Almere, bleek dat bij extreme neerslag situaties (Westlandbui) peilstijgingen voorkomen van net boven de 0.5 m eens per 10 jaar. Voor de toekomst wordt verwacht dat de neerslag toeneemt, zowel in hoeveelheid als in intensiteit. Dit betekent dat er vaker hoge peilstijgingen zullen optreden en dat het langer duurt voordat dit water is weggepompt. Uit berekeningen van een neerslagsituatie met een herhalingstijd van meer dan 100 jaar bleek dat de peilstijgingen aanzienlijk zijn, maar beperkt blijven tot onder het maaiveld en derhalve niet onacceptabel zijn.

Droge perioden

In de praktijk zijn vanaf 1998 tot heden, in langdurige droge perioden, peildalingen gemeten tot 0.15 m In toekomstige drogere perioden kan de uitzakking nog groter worden en kan het inlaten van water noodzakelijk zijn. Bij de voor de toekomst voorspelde grotere verdampingsoverschotten in de zomer zal het watertekort groter worden. In het waterplan Almere is de maatregel opgenomen om te onderzoeken of water uit Almere-Haven is te gebruiken om naar Almere Stad te laten stromen. Door de ruime dimensionering van het watersysteem zijn de verblijftijden in het water met name in de zomer hoog. Wanneer water van een matige kwaliteit lange tijd stilstaat kan overlast optreden in de vorm van stankoverlast, zuurstofloosheid, opeenhoping van drijfvuil, algengroei etc.

Waterkwaliteit

Het water is van een relatief goede kwaliteit en het doorzicht voldoet veelal aan de norm. De watergangen zijn in 2003/2004 gebaggerd, hierdoor is de waterkwaliteit verbeterd. Ook het beheer conform het Rietbeheerplan, het niet gebruiken van onkruidbestrijdingsmiddelen en het onderhoud van de uitstroombakken van het hemelwaterriool (zie onder waterketen), hebben een positief effect op de waterhuishouding.

Ecologie

De vegetatie op de oevers is soortenarm; riet is (vrijwel) de enige soort die voorkomt. Door steile onderwatertaluds in combinatie met het feit dat circa 90 % van de oevers verhard is, is de vegetatie op en langs de oevers slecht ontwikkeld. De onvoldoende ontwikkeling van water- en oeverplanten vertaalt zich door in de macrofauna- en vissamenstelling. Macrofaunasoorten van kale bodems en vissoorten van open water overheersen. Waterplantminnende soorten ontbreken nagenoeg.

5.9.2 Waterketen

Er is in het plangebied een gescheiden stelsel, een vuilwaterriolering (DWA) en een hemelwaterriolering (HWA) aangelegd.

Hemelwaterriolering (HWA)

De ontwerp neerslag voor het hemelwaterriool, waarop ook de drainage is aangesloten, bedraagt 50 l/s/ha. Bij een gescheiden stelsel stroomt zowel het schone als het verontreinigde hemelwater af naar het oppervlaktewater. In de afbeelding hieronder is het Hemelwaterriolering (HWA) aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0036.jpg"

Afbeelding 30 de loop van de Hemelwaterriolering (HWA) in het plangebied Kruidenwijk-Beatrixpark

Conform de huidige inzichten, het Waterbeheerplan van het waterschap, dient het verontreinigde hemelwater, dat afstroomt van drukke (met een intensiteit van meer dan 1000 voertuigbewegingen per dag) wegen of van grote parkeerplaatsen (meer dan 50), eerst een lokale zuivering te passeren alvorens het uitstroomt in het oppervlaktewater. Het hemelwater stroomt via uitstroombakken in het oppervlaktewater. Deze bakken vangen slib en daarmee verontreinigingen af.

Afvalwaterriolering (DWA)

Het vuilwater (huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater) wordt via een stelsel van rioolgemalen en persleidingen afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) op de Vaart. In de onderstaande afbeelding is de afwaterriolering (DWA) in het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0037.jpg"

Afbeelding 31: loop afvalwaterriolering (DWA) in plangebied Kruidenwijk Beatrixpark

5.9.3 Toekomstige situatie

Duurzaam stedelijk waterbeheer is een van de speerpunten van het waterbeleid. Naast de traditionele aspecten van het waterkwaliteit- en –kwantiteitbeheer wordt tevens aandacht besteed aan “het waarborgen en ontwikkelen van esthetische, ecologische en recreatieve functies van het oppervlaktewater” (Provinciaal Omgevingsplan). Mede in het licht van de verwachte klimaatverandering (nattere winters, drogere zomers, hevigere buien) wordt gestreefd naar robuuste veerkrachtige en meer zelfvoorzienende watersystemen. Waterkwaliteit- en kwantiteitsproblemen moeten in principe niet langer worden afgewenteld op omliggende gebieden, maar worden opgelost binnen het (peil)gebied zelf. In het Waterbeheerplan van het waterschap en in het Waterplan Almere wordt gepleit voor het zoveel mogelijk vasthouden en (tijdelijk) bergen van water en het minimaliseren van de water aan- en afvoer van en naar elders. Om na te gaan of in het gebied door een toenemende verharding geen wateroverlast kan gaan ontstaan worden er regelmatig in overleg met het waterschap modelberekeningen gedaan. Wanneer er op basis van deze berekening extra waterberging noodzakelijk is zal conform het Waterkader worden gecompenseerd.

Functies van water in het gebied

Gestreefd wordt om oevers in de Almeerse watergangen een gedifferentieerd aanzien te geven, zodanig dat aan de gebruiksbelangen recht wordt gedaan en er ook ruimte is voor natuur en recreatie. Grachten en plassen kunnen zo een meer eigen karakter krijgen. Het grootste deel van de oevers in de wijken zijn voorzien van beschoeiing en vormen zo een saai beeld. Door het maken van natuurvriendelijke oevers kan de eenvormigheid van de watergangen worden omgezet naar veelvormigheid en variatie. Een deel van de watergangen in het plangebied zou een dergelijke inrichting kunnen krijgen met een afgestemd beheer en onderhoud. Dit met het oog op het toewerken naar een duurzaam waterbeheer en de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Knelpunten en mogelijke oplossingen

Door de ruime dimensionering van het watersysteem zijn de verblijftijden in het water met name in de zomer hoog. Wanneer water van een matige kwaliteit lange tijd stilstaat kan overlast optreden in de vorm van stank, zuurstofloosheid, opeenhoping van drijfvuil, algengroei etc. De waterkwaliteit van het Weerwater is goed te noemen en daardoor zou dit gebruikt kunnen worden om de waterkwaliteit in de grachten te verbeteren. Door stroming te creëren zou overlast door lange verblijftijden van water kunnen worden voorkomen. Stroming heeft een beperkende werking op algengroei en zorgt voor een gunstige zuurstofhuishouding. Door de toename van verharding in Almere Stad is de snelheid waarmee hemelwater afstroomt groter geworden. Het modelonderzoek dat in het kader van het Waterplan Almere is uitgevoerd, gaf al aan dat het peil zeer snel kon stijgen in de grachten van Kruidenwijk, echter er bleek geen wateroverlast te kunnen ontstaan. Met een significante toename aan verharding, dient in overleg met het Waterschap berekend te worden of dit nog steeds het geval is. De oevers van de wateren in het Beatrixpark bieden kansen voor een natuurvriendelijke inrichting en krijgen daardoor meer een eigen karakter en functie. Een deel van de watergangen in het plangebied zou ook een dergelijke inrichting kunnen krijgen met een afgestemd beheer en onderhoud.

Riolering

De gemeente blijft voorlopig de voorkeur geven aan een gescheiden stelsel, omdat op die manier onder andere de zuiveringsinstallatie kan worden ontlast en schoon regenwater de oppervlaktewaterkwaliteit kan verbeteren.

Afstroming van hemelwater

Om te voorkomen dat verontreinigingen die met het regenwater afspoelen in het oppervlaktewater terechtkomen, zijn zuiverende voorzieningen nodig. Deze kunnen bestaan uit meer technische maatregelen (o.a. lamellenfilters, waterzuiverende bestrating, zoals aquaflow) en/of meer natuurlijke maatregelen als infiltratiebermen en helofytenfilters. Om verontreiniging van afstromend regenwater te voorkomen is toepassing van duurzame, niet-uitloogbare, bouwmaterialen en straatmeubilair een vereiste. Voor toekomstige plannen voor grotere parkeerplaatsen binnen het plangebied dient conform het Waterbeheerplan van het Waterschap, hemelwater eerst een lokale zuivering te passeren alvorens het uitstroomt in het oppervlaktewater. Ook bij situaties waarbij regenwater afstroomt van drukke wegen moet rekening worden gehouden met lokale zuivering. Herinrichting van de oevers bijvoorbeeld langs de Wisselweg biedt o.a. mogelijkheden om de benodigde zuiveringsvoorzieningen te realiseren. De mogelijkheden zullen in samenwerking met het waterschap verder worden verkend. Het ligt hierbij voor de hand dat de realisatie van de benodigde voorzieningen waar mogelijk worden gecombineerd met het vergroten van de ecologische potenties.

5.9.4 Onwikkeling woningbouw Pimpernelstraat

Algemeen

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijn de waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan. De watertoetsprocedure kan op drie manieren gevolgd worden: de procedure geen waterbelang, de korte procedure en de normale procedure. Welke procedure gevolgd moet worden hangt af van de implicaties van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. De procedure geen waterbelang en de korte procedure zijn bedoeld voor ruimtelijke plannen met beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. Bij deze twee procedures kan de watertoets volledig digitaal doorlopen worden. Op 26 mei 2016 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Hieruit blijkt dat de normale procedure van toepassing is. De normale procedure is gericht op ruimtelijke plannen met relatief vergaande consequenties voor de waterhuishouding. In dit geval is actieve betrokkenheid van Waterschap Zuiderzeeland nodig. De digitale watertoets heeft geresulteerd in een uitgangspuntennotitie, die als goede basis dient voor het overleg en is gebruikt voor de redactie van deze waterparagraaf. De relevante randvoorwaarden voor het plan zijn gerangschikt onder zeven streefbeelden ingedeeld op basis van de drie waterthema's Veiligheid, Voldoende Water en Schoon Water.

Thema veiligheid

Veiligheid primaire waterkeringen op orde

Streefbeeld

Het buitenwater is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. Het waterschap wil de veiligheid ook in de toekomst blijven waarborgen. Door te werken aan veilige, robuuste en duurzame waterkeringen anticipeert het waterschap op sociale ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Regionale keringen kunnen zowel binnen als buitendijks liggen. De binnendijkse Knardijk, een zogeheten compartimenteringsdijk, scheidt Zuidelijk en Oostelijk Flevoland, om de gevolgen van een overstroming te beperken. Buitendijkse regionale keringen beschermen buitendijkse gebieden tegen hoog water.

Uitgangspunten

Het plangebied ligt niet buitendijks. Het plangebied ligt niet in een keurzone van de waterkering. Op basis van de ingevoerde gegevens over het plangebied zijn er geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.

Thema Voldoende Water

Wateroverlast

Streefbeeld

Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebeid, is in 2015 op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.

Uitgangspunt wateroverlast

Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaat- veranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Hieronder zijn twee afbeeldingen opgenomen waaruit de toename van de verhardingen voor de woningbouwontwikkeling staat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0038.jpg"

Afbeelding 32: Verharding oude situatie ca 3.248 m²

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0039.jpg"

Afbeelding 33: verharding nieuwe situatie ca 3.980 m²

Ontwerprichtlijnen compensatie toename verharding

De oppervlakte te realiseren waterberging is gerelateerd aan de maximaal toelaatbare peilstijging in het peilvak en de netto oppervlakte nieuw te realiseren verharding. De toename van het verhard oppervlak is bepaald op basis van een luchtfoto ten tijde van het voormalige schoolgebouw en op een tekening van het stedenbouwkundig ontwerp. Daarbij is er van uitgegaan dat gemiddeld 50% van de tuinen wordt verhard en dat in beide situaties het snippergroen niet is meegenomen, omdat dit met name uit de luchtfoto niet is af te leiden. Uit de berekening blijkt dat het verhard oppervlak in de bestaande situatie 3.248 m² was en in de toekomstig situatie 3.980 m² zal zijn (zie afbeeldingen 32 en 33 hierboven). De locatie ligt in een peilgebied waarbij 5,5% van de toename van het verhard oppervlak (732 m²) gecompenseerd dient te worden. Voor het plangebied betekent dit een compensatie van 40 m². Gelet op de geringe omvang van de benodigde compensatie zou dit in stedenbouwkundig opzicht resulteren in een 'marginale' waterpartij. Mede gelet op het robuuste watersysteem van het peilgebied Almere-Stad is er daarom voor gekozen om geen compenserend wateroppervlak in het plangebied aan te leggen. In overleg met het Waterschap zal bij de definitieve planuitwerking worden bepaald hoe de afvoer vertraagd kan plaatsvinden, bijvoorbeeld via een bodempassage.

Goed functionerend watersysteem

Streefbeeld

Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste gronden oppervlaktewater waterregime (GGOR) mogelijk. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties.

Randvoorwaarde(n) goed functionerend watersysteem

Het waterschap streeft naar grote peilvakken. Versnippering van het watersysteem is een ongewenste situatie. Nieuwe ontwikkelingen sluiten aan op bestaande peilvakken en de inrichting wordt afgestemd op de functie van het water. In nieuwe watersystemen wordt gestreefd naar aaneengesloten waterelementen met een minimum aantal duikers en/of andere kunstwerken en zonder doodlopende einden. Het watersysteem wordt dusdanig ingericht dat het goed controleerbaar en beheersbaar is. Met het oog op de uiteindelijke overname van het beheer en onderhoud van nieuw stedelijk water is het nodig dat het waterschap betrokken wordt bij de uitwerking van een plangebied naar een definitieve ontwerp van het watersysteem. Dit definitieve ontwerp behoeft de ambtelijke goedkeuring van het waterschap om overname uiteindelijk mogelijk te maken.

Anticiperen op watertekort
Streefbeeld

Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Tot nu toe ligt de nadruk bij klimaatveranderingen met name op meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen. Ten behoeve van de planontwikkeling is geen bronnering van grondwater nodig. Er wordt in het plan geen gebruikt gemaakt van bodemenergie, ofwel warmte koude opslag. Bij deze planontwikkeling zal geen grondwater worden onttrokken ten behoeve van beregening, veedrenking of bedrijfsmatige toepassingen.

Thema Schoon Water

Goede structuurdiversiteit

Streefbeeld

Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied.

Goede oppervlaktewaterkwaliteit

Streefbeeld

Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor. In het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe 'schoon houden, scheiden, zuiveren'.

Randvoorwaarde(n)

Conform de Waterwet (Ww) is het verboden om zonder vergunning afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in welke vorm dan ook te brengen in oppervlaktewateren. Schoon regenwater mag zonder waterstaatswerk direct geloosd worden op oppervlaktewater. Indien hiervoor een voorziening zoals een drain of buis wordt aangebracht is hiervoor een vergunning nodig. Lozingen op oppervlaktewater als gevolg van uitlogende materialen verwerkt in bouwwerken (bijv. zinken of koperen daken) zijn vergunningplichtig. Lozingen op kwetsbaar water van alle typen oppervlakken gemaakt van uitlogende materialen worden verboden door het waterschap.

Goed omgaan met afvalwater

Streefbeeld

Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.

Uitgangspunt(en)

Voor nieuw te ontwikkelen terreinen geldt dat het hemelwater niet naar een centrale rioolwaterzuivering wordt afgevoerd maar in of in de nabijheid van het plangebied wordt verwerkt. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak. Het ombouwen van bestaande stelsels naar 'zuiverend' gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen.

Randvoorwaarde(n)

Bij nieuwbouwgebieden is de aanleg van een "zuiverend" gescheiden rioolstelsel een voor-waarde. In bestaand gebied wordt ernaar gestreefd om schoon regenwater af te koppelen van het rioolstelsel. Onder schoon hemelwater wordt verstaan:

  • hemelwater van verhardingen met een verkeersintensiteit lager dan 1000 voertuigen per dag;
  • hemelwater vanaf parkeerplaatsen met minder dan 50 plaatsen;
  • hemelwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt;
  • hemelwater van onverhard terrein;
  • hemelwater van centrumgebieden (met uitzondering van marktterreinen).

Het hemelwater stroomt onder vrij verval af, direct of indirect (eventueel via een lokale zuivering) richting open water. Het afstromend hemelwater wordt vanaf de erfgrens, en waar mogelijk, bovengronds aangeboden. Vuil hemelwater is afstromend hemelwater dat niet onder schoon is vermeld. Verharde oppervlakken die vervuild zijn of waar de kans op vervuiling groot is worden afgevoerd via een (in)filtratievoorziening, (in)filtratieberm en/of slibafscheider. Een bodempassage wordt gedimensioneerd volgens de Leidraad Riolering. De afvoer van minder schone verharde oppervlakken via het rioolstelsel vindt plaats op basis van expert-judgement.

5.10 Bodemkwaliteit

De bodem van het plangebied Kruidenwijk-Beatrixpark, bestaat uit holocene klei-, zavel en veenlagen, gelegen op een pleistoceen zandpakket. Voorafgaande aan de bouwactiviteiten, is het gebied opgehoogd met circa 1 meter zand, afkomstig uit de vaargeul Lemmer-Amsterdam in het IJsselmeer. In het zand en de oorspronkelijke zeebodem (klei) zijn historisch geen bodemverontreinigingen te verwachten.

In het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd voor specifieke locaties. In deze onderzoeken worden ten hoogste lichte verontreinigingen aangetroffen, en dan met name voor van nature aanwezige stoffen in het grondwater. Het gaat hierbij om plaatselijk lichte overschrijdingen die geen bezwaar geven voor de huidige of voorgenomen bestemmingen:

  • bij de aanleg van de infrastructuur van de nieuwe polder en bij de ontginning van de polder op diverse locaties van de voormalige Rijksdienst IJsselmeer Polders is bodemverontreiniging ontstaan; dit zijn voormalige landbouwschuren en tank- en onderhoudsplaatsen. Van dergelijke locaties is in het plangebied geen sprake.
  • in het verleden zijn de wegen ten behoeve van het droogmaken en de ontsluiting van het nieuwe land over het algemeen aangelegd op een laag zand met sterke bijmengingen van puin, sintels en PAK-houdend freesasfalt. De gemeente Almere heeft wegen met PAK-houdend asfalt in kaart gebracht. Zulke wegen zijn niet aanwezig in het plangebied.
  • ter plaatse van het gebied 2E2, is in juni 1994 in het kader van de overdracht van de locatie van Rijkswaterstaat aan de Gemeente Almere een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat op het zuidoostelijk deel van de locatie een puinverharding aanwezig is geweest, welke verontreinigingen met PAK bevatte. In 1996 is de puinverharding met verontreiniging geheel verwijderd.
  • in het Beatrixpark is in 2008 een bodemsanering uitgevoerd. Het resultaat van de sanering is dat de bodem ter plaatse geen verontreinigingen boven de achtergrondwaarde meer bevat en geschikt is voor elk gewenst gebruik.
  • over de begraafplaats en het bijbehorende strooiveld zijn geen bodemgegevens aangetroffen. Als op deze locatie ontwikkelingen plaatsvinden dan moet eerst een bodemonderzoek worden uitgevoerd om vast te stellen wat de lokale bodemkwaliteit is.
  • ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de gemeente Almere een termijn aangehouden van drie tot uiterlijk vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Gelet op de datum van de diverse in het verleden uitgevoerde verkennende bodemonderzoeken, kan gesteld worden dat de gegevens uit die onderzoeken gedateerd zijn en mogelijk niet meer representatief zijn voor de bodemkwaliteit op de locatie. Voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden de resultaten verlangd van een recent verkennend bodemonderzoek. Een nieuw verkennend bodemonderzoek voorafgaande aan de uitgifte en nieuwbouw wordt derhalve noodzakelijk geacht. Ook bij uitgifte is bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden is de verzamelnaam voor het geheel aan waarden die een historische, en menselijke oorsprong hebben. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen historisch-geografische waarden, (steden)bouwkundige waarden en archeologische waarden worden onderscheiden.

Historische-geografische waarden en (Steden)bouwkundige waarden

In het plangebied Kruidenwijk Beatrixpark zijn geen bovengronds beschermde bouwkundige monumenten of stads- of dorpsgezichten aangewezen. Het Koningin Beatrixpark zelf kan wel als waardevolle structuur worden aangemerkt. In het park bevinden zich diverse kunstwerken en de Beatrixboom (1981).

Archeologische waarden

In de bodem van plangebied Kruidenwijk Beatrixpark kunnen zich archeologische resten uit de steentijd bevinden, specifiek de periode vanaf het einde van de Oude Steentijd tot en met de Midden Steentijd (10.000 – 4.900 v. Chr.). Aanvankelijk na het einde van de laatste ijstijd was het klimaat nog erg koud. Het grondgebied van Almere bestond uit een open dekzandlandschap waarin vooral rendierjagers actief waren. Met het stijgen van de temperatuur veranderde ook het landschap, en daarmee ook het landschapsgebruik. In de Midden Steentijd (8.800-4.900 v. Chr.) transformeerde het dekzandlandschap eerst in een bos met hoofdzakelijk berken- en dennenbomen (circa 7.000 v. Chr.) en vervolgens in een gemengd loofbos. In dat veranderende landschap leefden mobiele jagers- en verzamelaarsgroepen voor wie seizoensvariaties in het aanbod van voedsel en grondstoffen een belangrijke motor waren achter de dynamiek in hun samenlevingen. Als gevolg van de zeespiegelstijging begonnen rond 6.000 v. Chr. de lagere delen van het Almeerse landschap te vernatten. De zeespiegelstijging zette zich gestaag door totdat Almere rond 3.800 v. Chr. was veranderd in een uitgestrekt moerasgebied dat onder invloed was komen te staan van de getijden van de zee. Hiermee kwam een einde aan circa 5.000 jaar steentijdbewoning in dit deel van Flevoland. Rond het jaar nul was ter hoogte van het huidige Almere één groot meer ontstaan, dat in de Romeinse tijd het Lacus Flevum werd genoemd. Hieruit vormde zich het latere Aelmere dat vanaf de 14e eeuw de Zuiderzee werd genoemd. De Zuiderzee vormde lange tijd het economisch hart van Nederland. In heel Flevoland zijn 450 scheepswrakken aangetroffen uit de Zuiderzeetijd. Momenteel zijn in Almere 26 locaties met scheepsresten bekend, waarvan 22 scheepswrakken. Hiervan liggen er nog 17 bewaard in de bodem.

Kogge

Op het perceel tussen de Cypergras straat en Dadelklaverstraat is in 1986 de Almeerse kogge ontdekt. De archeologen besloten tot een noodonderzoek, demontage en herbegraving op het scheepswrakkerkhof bij de Nijkerkerbrug in Zeewolde. Uit het onderzoek bleek dat het koggeschip rond 1430 moet zijn vergaan. Het is daarmee het oudste scheepswrak dat in Almere is gevonden. Helaas was er op de vindplaats van het schip weinig meer te zien. In 2011 werd door de gemeente al een informatiekubus geplaatst. De omwonenden vonden dat dit nog beter kon. Ze vormden het wat saaie grasveld om tot een plek die leuk en leerzaam is. Er is een speelobject in de vorm van een schip, een erfgoedmarker, speelveldjes, wandel- en ruiterroutes en leuke beplanting. De ontwerper heeft zich laten inspireren door de vorm van de vroegere Zuiderzee. De naam voor dit gebied is het Koggepark.

In het plangebied is in het verleden verder slechts zeer beperkt archeologisch onderzoek uitgevoerd (Busbaan Muziekdreef, 2010-2011). Er zijn in het plangebied nog geen behoudenswaardige vindplaatsen uit de prehistorie bekend. Deze mogen op basis van onderzoek in de directe omgeving wel verwacht worden.

Woningbouw Pimpernelsstraat en Pepermuntstraat

Voor de woningbouwontwikkeling aan de Pimpernelstraat is archeologisch onderzoek verricht. Bij dit onderzoek zijn geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aangetroffen. Voor de functiewijziging van het bestaande gebouw van maatschappelijk naar wonen is geen archeologisch onderzoek nodig, omdat er geen nieuwbouw in de grond plaatsvindt.

Veranderingen in inrichting van vergunningsplichtige gebieden

Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016.

Veranderingen in inrichting van behoudenswaardige vindplaatsen

Overeenkomstig de vastgestelde beleidsuitgangspunten moeten vastgestelde behoudenswaardige archeologische vindplaatsen beleidsconform worden ingepast, dat wil zeggen, de vindplaats moet herkenbaar, beleefbaar en recht doend aan de aangetroffen archeologische waarden worden ingericht. Inrichtingsplannen, gecombineerd met monitoring- en beheerplannen, moeten ter goedkeuring aan de stadsarcheoloog worden voorgelegd. Binnen terreinen met behoudenswaardige vindplaatsen zijn bodemingrepen zonder vergunning niet toegestaan. Voor ingrepen op het beschermde rijksmonumenten is op grond van artikel 9.1 Erfgoedwet altijd een monumentenvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig.

Toevalsvondsten

Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform de Erfgoedwet gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere. Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.

 

5.12 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Bijlage 1 Beleidskader, Beleidskader) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen, Herwijnen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Herwijnen 90 m, Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0040.png"

Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk en voldoet aan de regels uit het Barro voor radarverstoringsgebieden.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015). In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0041.png"

Afbeelding 34: Hoogteradialen luchtvaartverkeer

Binnen een toetsingsvlak moet, indien de maximaal aangegeven hoogte dit vlak doorsnijdt, advies worden ingewonnen bij LVNL over het effect hiervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines.

Voor het plangebied zou dit toetsingsvlak dus alleen gelden voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Dit plan maakt dergelijke nieuwe windturbines niet mogelijk.

Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad

Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het Luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het Luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingengebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogelaantrekkende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0042.png"

Zoals uit de bovenstaande figuur blijkt, is het laserstraalvrije gebied niet van toepassing op het plangebied. Dit behoeft dus geen verdere regeling in het plan.

5.13 Overig

Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft o.a. de volgende aspecten:

  • trillingen
  • geurhinder
  • ammoniak en veehouderij
  • energie
  • windhinder
  • bezonning
  • uitzicht.

Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.

Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.

Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of

bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  • d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.


Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt.

Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

Voor voorliggend plan is geen noodzaak om een exploitatieplan vast te stellen. Het plan is economisch uitvoerbaar. Het is in grote lijnen een voortzetting van het bestaande planologisch regime. Het plangebied ligt in de bestaande stad en is ontwikkeld en ingericht. Er zijn nagenoeg geen verhaalbare kosten (als bedoeld in artikel 6.2.4 onderdelen b tot en met f, van het Besluit ruimtelijke ordening) aanwezig. Daarnaast hoeven er geen locatie-eisen of eisen aan de fasering te worden gesteld. De kosten van de grondexploitatie voor de woningbouwontwikkeling Pimpernelstraat is via privaatrechtelijke weg via de uitgifte van de grond verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

De gemeente Almere hanteert bij het maken van bestemmingsplannen als uitgangspunt de beleidslijn, zoals die is neergelegd in de inspraakverordening. Inspraak vindt plaats indien sprake is van nieuw beleid en/of nieuwe ontwikkelingen. Dit nieuwe bestemmingsplan voor Kruidenwijk Beatrixpark is een actualisatie van de vorige, geldende bestemmingsplannen. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet in dit plan opgenomen, met uitzondering van de woningbouwontwikkeling aan de Pimpernelstraat. Voor deze ontwikkeling heeft de ontwikkelaar in oktober 2016 een informatiebijeenkomst georganiseerd. Alvorens in te gaan op de vooroverlegreacties wordt hieronder eerst deze informatiebijeenkomst beschreven.

Informatiebijeenkomst ontwikkeling Pimpernelstraat

Op 11 oktober 2016 heeft de ontwikkelaar van de woningbouw ontwikkeling aan de Pimpernelstraat een informatiebijeenkomst georganiseerd in het buurtcentrum 't Kardoes, J.G. Suurhofstraat 45 (Staatsliedenwijk). De informatiebijeenkomst duurde van 17.00 - 19.00 uur en bestond uit een korte presentatie van het project en dat er gelegenheid was voor aanwezigen om vragen te stellen met vertegenwoordigers van de ontwikkelaar en de gemeente. De direct omwonenden, evenals de Woningcorporatie Goede Stede en Triade Flevoland, zijn per brief uitgenodigd voor deze bijeenkomst. In bijlage 13 Uitnodigingsbrief inloopavond oktober 2017 is de standaardbrief zoals deze bij de omwonenden is gepost bijgevoegd. In totaal zijn ongeveer 200 omwonenden voor deze bijeenkomst uitgenodigd. Tijdens de informatiebijeenkomst is er verschillend gereageerd op de ontwikkeling. De bewoners en ontwikkelaar zijn in gesprek gegaan. De mensen die op de inloopbijeenkomst schriftelijke vragen hebben achtergelaten, zijn beantwoord door het toesturen van een verslag van de inloopavond, waarop in is gegaan van de gestelde vragen. Dit verslag is als bijlage 14 Verslag inloopavond 11 oktober 2016 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Informatiebijeenkomst ontwikkeling Pepermuntstraat

Op 19 oktober 2017 heeft de initiatiefnemer samen met de gemeente een avond georganiseerd over de voorgenomen ontwikkeling van het pand aan de Pepermuntstraat 3 tot 16 kleine woningen. Daar zijn in totaal zo'n 20 mensen op afgekomen. De reacties van omwonenden waren overwegend positief: men was blij dat er wat ging gebeuren met al enige tijd leegstaande gebouw. Er zijn vragen gesteld over hoe het parkeren gaat plaatsvinden en de verlichting van het naastgelegen pad. Verlichting kan niet via het bestemmingsplan worden opgelost, maar zal door de gemeente in het kader van beheer worden bekeken. Ten aanzien van parkeren dient de ontwikkeling te voldoen aan de parkeernormen, zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Dat is het geval.

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro zijn onderstaande instanties gevraagd om een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan. Het plan is hen op 23 juli 2016 toegestuurd, waarbij is aangegeven dat zij gedurende zes weken de gelegenheid hebben om een vooroverlegreactie kenbaar te maken. In de onderstaande tabel staat aangegeven welke instanties een vooroverlegreactie hebben gegeven en de reactie van de gemeente daarop. Een aantal vooroverleginstanties hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben. Dit is met 'geen opmerkingen' in de tabel aangegeven.

Vooroverleginstantie   vooroverlegreactie   reactie gemeente  
Brandweer Flevoland   Er wordt een uiteenzetting gegeven van de risicobronnen in het plangebied en de beperking van het effect en de bestrijdbaarheid.

Reactie ontvangen op 15 augustus 2016, opgenomen als bijlage 15 bij de toelichting van dit plan.  
De risicobronnen zijn verwerkt en verantwoord in het plan.

In de bijlage 15 is de vooroverlegreactie van de Brandweer Flevoland bijgevoegd. In paragraaf 5.5 en in het document Verantwoording groepsrisico, hulpverlening, september 2016, als opgenomen in bijlage 6 bij de toelichting, is de beantwoording van de vooroverlegreactie van de Brandweer Flevoland verwerkt.  
GGD Flevoland   Geen reactie ontvangen    
Liander   Geen reactie ontvangen    
Luchtverkeersleiding Nederland   Ter completering van de toelichting wordt aangegeven dat de toetsingsvlakken zijn geactualiseerd.
Reactie ontvangen op 26 juli 2016. De vooroverlegreactie is opgenomen als bijlage 16 bij de toelichting van dit plan.  
De toelichting van het bestemmingsplan is hierop aangepast.  
Gasunie   De ligging van de gastransportleiding kunnen niet worden gecontroleerd omdat de verbeelding in PDF is opgestuurd. Er dient in het plan de wettelijke belemmeringenstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding te worden aangehouden. Reactie ontvangen op 31 augustus 2016. De vooroverlegreactie is opgenomen als bijlage 17 bij de toelichting van dit plan.   De ligging van de gasleiding is bij ons bekend en in de leidingenstrook aan de noordzijde van het plangebied opgenomen. Daarin is de belemmeringsstrook opgenomen. Deze gronden zijn aangewezen met de dubbelbestemming Leiding - Leidingstrook als opgenomen in artikel 19 van de regels. Onder deze tabel is de beantwoording van de vooroverlegreactie van de Gasunie opgenomen.  
Politie Flevoland   Geen reactie ontvangen    
ProRail   Geen opmerkingen    
Recron   Geen reactie ontvangen    
Rijkswaterstaat   Geen reactie ontvangen    
Kamer van Koophandel (KvK)   Geen reactie ontvangen    
Vereniging Bedrijfskring Almere (VBA)   Geen reactie ontvangen    
Stichting Beveiliging Bedrijfsterreinen Almere (SBBA)   Geen reactie ontvangen    
KPN   Geen reactie ontvangen    
Tennet   Geen opmerkingen    
Vitens   Geen reactie ontvangen    
Provincie Flevoland   Geen opmerkingen.    
Waterschap Zuiderzeeland   Het plan betreft een actualisatie van de huidige vigerende bestemmingsplannen. De relevante aspecten van de Waterhuishouding zijn goed verwerkt op de verbeelding toelichting en de regels van het plan. Verzoek om in de toelichting te verwijzen naar het Waterbeheerplan 2016 - 2021 in plaats van het oude Waterbeheerplan.
Reactie ontvangen op 5 september 2016.  
De toelichting van het bestemmingsplan is hierop aangepast.  

Beantwoording vooroverlegreactie Gasunie

De Gasunie heeft bij brief van 31 augustus 2016 een vooroverlegreactie ingediend. Deze vooroverlegreactie is als bijlage 17 bij deze toelichting bijgevoegd. Hieronder volgt eerst een korte samenvatting van de vooroverlegreactie. Daaronder volgt de beantwoording van de gemeente.

Gasunie:

In het plangebied ligt een gastransportleiding, de N533-20, die bij Gasunie in beheer is. Buiten het plangebied is een drietal gastransportleidingen (K-585, N-522-21 en N-522-20) en een gasontvangststation (N-452) aanwezig, waarvan de invloedssfeer tot binnen dit plangebied reikt.

Reactie gemeente:

In het plangebied ligt gastransportleiding N-533-20. Daar is ook in het Onderzoek externe veiligheid ten behoeve van dit bestemmingsplan (bijlage 3) vanuit gegaan. Bijlage 6 bevat de uitgevoerde kwantitatieve risico-analyse van deze buisleiding. De buiten het plangebied gelegen gastransportleiding K-585, gastransportleiding N-533-21 en het gasontvangststation op het terrein van de Warmtekrachtcentrale Almere Markerkant 12-10 zijn niet beschouwd in het hiervoor genoemde onderzoek. Het blijkt dat het om onderstaande leidingen gaat:

Leidingnummer   Diameter in inch   Ontwerpdruk in bar   Afstand tot 100%-letaliteitsgrens (GR-rekengebied)   Afstand tot 1%-letaliteitsgrens (invloedsgebied)  
N-533-21   8"   40 bar   50 m   95 m  
K-585   6½   40 bar   40 m   70 m  

Uit onderstaande door Gasunie geleverde grafische informatie blijkt dat de leiding K-585 op ca. 150 m van het plangebied ligt en daarmee buiten het invloedsgebied van 70 m. Leiding N-533-21 ligt op ca. 37 m afstand van de plangrens en daarmee binnen het invloedsgebied en het groepsrisicorekengebied. Binnen deze gebieden wordt geen nieuwe bebouwing toegestaan dus de rekenkundige toename van het GR is verwaarloosbaar. De verantwoording groepsrisico kan daarmee (net als voor leiding N-533-20) beperkt blijven tot de elementen rampenbestrijding, hulpverlening en zelfredzaamheid. Het door Gasunie bedoelde gasontvangststation betreft Gasreduceerstation WKC Markerkant 12-10. Dit station is volgens eerder door Gasunie verstrekte gegevens (bestemmingsplan Markerkant), eigendom van de firma Electrabel, maar in beheer bij de Gasunie. En valt deze onder de werkingssfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder Barim) en gelden in dit geval (categorie C minder dan 40.000 normaal m3 per uur aardgas) een veiligheidsafstand van 15 t.o.v.  buiten de inrichting gelegen kwetsbare- en beperkt kwetsbare objecten. Deze afstand ligt buiten de plangrens. Op deze risicobron is de verantwoordingsplicht groepsrisico en hulpverlening niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0043.jpg"

Gasunie:

De belemmeringenstrook voor regionale gastransportleidingen dient wettelijk 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding te bedragen. Wij verzoeken u om een belemmeringenstrook te hanteren van minimaal 4 meter ter weerszijden van de gastransportleiding.

Reactie gemeente:

De gemeente gaat ook van deze breedte uit. De belemmeringenstrook ligt geheel in de gronden met de bestemming Leiding-leidingstrook (artikel 19 Leiding - Leidingstrook van de regels).

Zienswijzen

In totaal zijn vijf zienswijzen ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan. Eén van de zienswijzen is per brief ingetrokken. Een andere zienswijze is te laat ingediend. In de bijgevoegde Nota van zienswijzen zijn alle zienswijzen samengevat en is de gemeentelijke reactie erop weergegeven.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

1.1 Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.

Almere maakt onderdeel uit van het MIRT-gebied Noordwest-Nederland. Het MIRT-gebied Noordwest-Nederland beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropoolregio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. Een opgave van nationaal belang in dit gebied is onder meer het mogelijk maken van de drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam-Almere-Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) samen met betrokken overheden (RRAAM).

Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 vraag naar bijna 290.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien. Tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen (tot 2040 ruim 140.000 woningen).

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Verder is in de SVIR de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie ervan vraaggerichte programmering bevorderen. De Ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De Ladder is als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (=Bro). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de Laddertoets moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.1.1 onder i Bro als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Woningbouwontwikkeling Pepermuntstraat 3

De nieuwe ontwikkeling Pepermuntstraat 3 (transformatie van bestaand vastgoed in 16 kleine appartementen), zoals deze in paragraaf 2.2.2 is opgenomen, is niet beschouwd als een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro. De ontwikkeling wordt gerealiseerd in het bestaande vastgoed. De bebouwde ruimte neemt door de ontwikkeling dus niet toe. Alleen sprake is van een functiewijziging en geen nieuw planologisch ruimtebeslag. De Ladder is op voor deze ontwikkeling daarom niet van toepassing, mede gelet op de aard en omvang van de functiewijziging. Overigens is int onderstaand Ladderonderzoek bij de woningbouw Pimpernelstraat aangetoond dat er grote behoefte is aan dergelijke kleine woningen en de ontwikkeling dus voldoet aan de uitgangspunten van de Ladder.

Woningbouwontwikkeling Pimpernelstraat/Korianderweg

Door de beoogde verandering van functie naar wonen en de toename van het bouwvolume wordt ervan uitgegaan dat het complex kan worden aangemerkt als een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Volgens dit artikel dient de toelichting van het plan een beschrijving te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. 'Bestaand stedelijk gebied' is in artikel 1.1.1 onder h Bro omschreven als een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. De woningbouwontwikkeling Pimpernelstraat/ Korianderweg vindt gelet op deze definitie plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Voor wat betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking kan dus worden volstaan met een beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling.

Het passende regionale schaalniveau wordt in het algemeen vooral bepaald door het woon-werkverkeer. Een lokale behoefte aan een stedelijke ontwikkeling kan door de regio ook onderdeel worden gemaakt van de regionale behoefte. Hierbij kan gedacht worden aan kleinschalige woningbouw die vanwege leefbaarheid en vitaliteit van een kern noodzakelijk is, bijvoorbeeld om woonruimte in de eigen kern te kunnen bieden voor natuurlijke bevolkingsgroei.

Woningbehoefte

Regionaal

De komende decennia maakt Almere nog een sterke, maar enigszins vertraagde groei door. Terwijl in veel (krimp)gemeenten sprake zal zijn van een afnemende vraag naar woningen, wordt voor Almere op termijn een nog groeiende vraag verwacht. Almere is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam en behoort zeker niet tot de krimpgebieden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0044.jpg"

Afbeelding 1: Behoefte aan woningbouwcapaciteit voor Almere. In totaal is er behoefte aan 60.000 woningen voor Almere. Hiervan zijn 20.000 woningen voor de eigen autonome groei van Almere, 15.000 woningen ten behoeve van de trek uit de regio Utrecht en 25.000 woningen ten behoeve van de trek uit de regio Amsterdam. Bron: Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013) RAAM

Op 13 november 2013 is de Bestuursovereenkomst Amsterdam Almere Markermeer ondertekend door het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de stadsregio Amsterdam en de gemeenten Amsterdam en Almere. In de bijbehorende uitvoeringsovereenkomst wordt overwogen dat de lange termijn woningbehoefteprognoses voor de Noordvleugel (2040) in het onderzoek 'Houdbaarheid Woningbehoefteprognoses Noordvleugel'(2011) voor de woningmarkten in de noordelijke Randstad als houdbaar en robuust zijn beschreven. De behoefte aan woningbouwcapaciteit van 60.000 woningen in Almere blijft op basis van deze prognose uitgangspunt. Rijk en de overheden in de Noordvleugel hebben geconcludeerd dat Almere goede mogelijkheden biedt om een aanzienlijk deel van de woningbehoefte van de Noordvleugel te accommoderen: richtpunt is 60.000 woningen: 25.000 woningen uit Noord-Holland, 15.000 uit de regio Utrecht en 20.000 woningen voor de autonome ontwikkeling van Almere (zie afbeelding 1 hieronder).

Aangegeven wordt verder dat Almere goede mogelijkheden biedt om een aanzienlijk deel van de geprognosticeerde lange termijn woningbehoefte van de Noordvleugel te accommoderen. Dit toekomstperspectief is in de Rijksstructuurvisie Amsterdam Almere Markermeer opgenomen en ook verwerkt in het Omgevingsplan 2006 – 2030 van de provincie Flevoland. De ontwikkeling van dit toekomstperspectief zal enkele decennia vergen.

Omgevingsplan Flevoland

Het plangebied van het bestemmingsplan 'Kruidenwijk-Beatrixpark' valt binnen de gebiedsaanduiding 'stedelijk gebied' van het Omgevingsplan Flevoland 2006 - 2030. In de onderstaande afbeelding 2 is de gebiedsaanduiding 'stedelijk gebied' uit het Provinciaal omgevingsplan opgenomen. Ook in de Ontwikkelingsvisie 2030 in het Omgevingsplan is het gebied aangeduid als stedelijk gebied. Hiervoor wordt verwezen naar afbeelding 3 . Het stedelijk gebied omvat zowel huidig als toekomstig bebouwd en onbebouwd gebied en biedt voldoende ruimte aan woongebieden, werklocaties, infrastructuur (recreatieve) voorzieningen, water, groengebieden en ecologische verbindingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0045.jpg"

Afbeelding 2: Aanduiding Stedelijk gebied in het Provinciaal Omgevingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0046.jpg"

Afbeelding 3: ontwikkelingsvisie provinciaal omgevingsplan

Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen en is gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van het stedelijk gebied. Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op een aantal algemene uitgangspunten, waaronder:

  • De specifieke ruimtelijke kenmerken van steden en dorpen worden benut door behoud en versterking van de kwaliteit van die kenmerken.
  • De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur.

De uitgangspunten zijn vertaald in stedelijke profielen. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij het provinciale bundelingsbeleid vertalen in lokaal beleid en in concrete (ruimtelijke) plannen. De gemeenten dienen bij de uitwerking van het bundelingsbeleid een evenwichtige ontwikkeling van het stedelijk gebied mogelijk te maken, waarbij tijdig voldoende ruimte voor wonen, bedrijven, voorzieningen en overige stedelijke functies wordt geboden. Daarbij dient optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande gebouwde gebied. Volgens het stedelijk profiel van Almere is de stedenbouwkundige ontwikkeling binnen Almere in hoofdzaak een gemeentelijke aangelegenheid.

De provincie rekent het tot haar taak te zorgen voor een goede regionale inbedding van de groei van Almere in al haar facetten, zowel in Flevoland zelf als op bovenregionaal niveau. Meerzijdige ontwikkeling blijft het uitgangspunt en is ook noodzakelijk voor de voorziene opvangtaak van Almere.

Het plangebied van het bestemmingsplan Kruidenwijk – Beatrixpark is gelegen in het 'stedelijk gebied' zoals opgenomen in het Omgevingsplan Flevoland.

Lokale behoefte

De lokale behoefte aan de ontwikkeling Pimpernelstraat (de uiteenzetting van de (te verwachte) vraag en de (te verwachte) aanbod) wordt hieronder aangegeven.

Volgens de prognoses van 2015 (bron: Provincie Flevoland, CBS en gemeenten Flevoland) ligt het aantal inwoners van Almere in 2025 rond de 223.000, nu is dat nog ruim 200.000, een groei van ongeveer 12%. Een groot gedeelte van de woningbehoefte wordt gerealiseerd in de nieuwe zogenaamde uitleggebieden als Poort, Hout, Pampus en Oosterwold. Daarnaast zal echter ook een deel van de uitbreiding plaatsvinden in bestaand stedelijk gebied, zowel in de nieuwbouw als in de transformatie.

Primos-prognose 2016

ABF Research heeft in 2016 een nieuwe Primos prognose opgeleverd. Opdrachtgevers hiervoor waren o.a. het Ministerie van BZK. De Primos-prognose levert informatie over het aantal inwoners, het aantal huishoudens, de daarbij behorende woningvoorraad en de woningbehoefte. De prognose geeft de meest waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen aan, op basis van de huidige inzichten.

In de onderstaande figuur wordt de jaarlijkse toename van het aantal huishoudens weergegeven (bron: Primos 2016).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0047.png"

Als specifiek naar de cijfers voor de gemeente Almere wordt gekeken (uit Primos 2013; specifieke gegevens voor Almere zijn nog niet beschikbaar over 2016), dan is te constateren dat het aantal huishoudens in Almere aanzienlijk groeit.

huishoudens   2012   2015   2020   2025   2030   2035   2040  
Almere   79.635   84.754   93.581   102.862   112.698   122.548   132.587  

Verder valt op (zie tabel hier onder) dat ook in Almere het tekort op de woningvoorraad oploopt. In de bovenste regel staat de huidige ontwikkeling van de woningvoorraad. Er worden de komende periode te weinig woningen toegevoegd om gelijke tred te houden met de groei van de bevolking / het aantal huishoudens (onderste regel).

  2012   2015   2020   2025   2030   2035   2040  
Woningvoorraad [woningen]   76.303   78.941   86.297   95.095   105.095   115.095   125.095  
Woningvoorraad [gewenst]   81.025   86.246   95.323   104.785   114.793   124.806   135.009  

Bron: http://www.abfresearch.nl/nieuws/primos-prognose-2013-afgerond.aspx

Bovenstaand tekort wordt ook onderschreven door onderstaande figuur uit Primos 2016. Hieronder staat de berekening van de ontwikkeling van het woningtekort in Almere / Lelystad. Zelfs bij een behoorlijk oplopende woningproductie (tot rond de 2.000 woningen per jaar) neemt het woningtekort in deze regio aanzienlijk toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0048.jpg"

Afbeelding 4: Overzicht woningtekort Almere/Lelystad Bron: Primos 2016, p. 35

Een gedeelte van de woningbehoefte komt voort uit de autonome groei van de verschillende stadskernen van Almere.

Bevolkingsontwikkeling

De sociale agenda is in het kader van de schaalsprong gericht op het verdergaand versterken van de bestaande stad door het toevoegen van kwaliteiten en het vergroten van diversiteit in de stad. Bij de verdere groei van Almere wordt ingezet om nieuwe bevolkingsgroepen aan te trekken. Zowel de ruimtelijke keuzes, het woningaanbod als het voorzieningenpakket wordt hierop afgestemd. Almere zet in op een volwaardig cultuuraanbod en voorzieningenniveau (o.a. hoger onderwijs) voor de inwoners van Almere dat bijdraagt aan de identiteit van Almere als 5e stad van Nederland. Ook worden nieuwe woonmilieus (met voor Almere nieuwe woningtypes) toegevoegd aan Almere. Het gaat om woonmilieus voor studenten, 55-plussers, hoger opgeleiden en creatieve beroepen.

In onderstaande tabel wordt duidelijk dat Almere steeds minder de gezinsstad is dan zij van “oudsher” was. In het jaar 2000 was bijna 40% van de huishoudens een gezin met kinderen. Dit loopt terug naar nog slechts 27% van alle huishoudens in 2025. Het aantal alleenstaande huishoudens neemt daarentegen fors toe. Was in 2000 nog een kwart van de huishoudens een alleenstaande, in 2025 is dat 38%.

Verder valt uit de tabel op te maken dat meer dan 60% van de huishoudens in Almere uit één of twee personen bestaat (alleenstaanden + gezin zonder kinderen en een deel van de eenoudergezinnen). Door de toenemende vergrijzing zal deze ontwikkeling zich ook de periode daarna voortzetten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0049.jpg"

Almere Stad

Uit de bevolkingsprognoses blijkt dat het aantal inwoners van Almere Stad niet veel zal groeien. Het aantal inwoners ligt de komende periode rond de 108.000 inwoners. Er vindt echter wel een verschuiving plaats binnen de verschillende leeftijdsgroepen. Het aantal “starters” (jongeren van 25 -34 jaar) neemt toe, net als het aantal senioren (60+ers). De overige leeftijdsgroepen (kinderen en 35-60 jarigen) nemen allemaal af.

Onderzoek

De gemeente Almere heeft recent geparticipeerd in een regionaal woningmarktonderzoek (Wonen in de regio Amsterdam 2015, in opdracht van Stadsregio Amsterdam, Platform Woningcorporaties Noordvleugel Randstad, gemeente Almere en woningcorporatie Ymere, maart 2016). Het onderzoek is uitgevoerd door Bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam.

De Metropoolregio Amsterdam functioneert als een samenhangende woningmarkt. Vanuit heel Nederland en daarbuiten stromen jonge huishoudens (studenten / jonge afgestudeerden), de regio in, vooral naar Amsterdam. Eenmaal daar gevestigd maken zij een inkomensontwikkeling door, nadat ze zijn afgestudeerd en een baan hebben gevonden. Dat is ook het moment dat een deel van de huishoudens, vaak in de gezinsfase, weer vertrekt naar de regio of daarbuiten.

Het aantal huishoudens in de regio is aanzienlijk toegenomen. Er wonen nu bijna 900.000 huishoudens, en dit aantal groeit: in 2008 ging het nog om 833.000 huishoudens. Een stijging met meer dan 7%. Een belangrijke conclusie uit het rapport is dat verhuisgeneigde huishoudens vaker in de eigen gemeente willen blijven. In 2013 was dit 63% terwijl dat in 2015 69% is. Het zijn vooral jongeren die vaker aangeven in de eigen gemeente te willen blijven, dit is toegenomen van ongeveer 60% van de jongeren tot 35 jaar naar ongeveer 70%. Ook ouderen (75+) willen bij voorkeur in de eigen gemeente blijven (van 73% naar 82%).

Een andere belangrijke conclusie is dat Almere nog steeds een behoorlijke “verhuisrelatie” heeft met Amsterdam, al is die wel wat minder dan enkele jaren geleden. In de jaren 2013 / 2014 kwamen er 1.250 huishoudens vanuit Amsterdam naar Almere.

De groei van Almere wordt op dit moment voornamelijk veroorzaakt door natuurlijke aanwas en migratie. Het binnenlandse migratiesaldo is momenteel negatief en blijft dat nog enkele jaren. Vanaf 2020 wordt weer een positief binnenlandse migratiesaldo verwacht.

Hieronder is een afbeelding opgenomen waarin de groei van het aantal inwoners in Almere is aangegeven (over de periode 1985 – 2015 en prognose vanaf 2016).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0050.jpg"

Afbeelding 5: Ontwikkeling groei aantal inwoners Almere. Bron: Ontwikkeling bevolking Almere 2015, Gemeente Almere – Onderzoek & Statistiek – www.osalmere.nl – februari 2016

In Almere wordt 30% van de huishoudens gevormd door een alleenstaande. Volgens de prognoses loopt dit percentage op naar bijna 40% in 2025. Het percentage gezinnen zonder kind blijft stabiel rond de 22%. Het percentage gezin met kinderen daalt juist van 34% nu naar circa 27% in 2025. Waar Almere voorheen een gezinsstad was, wordt zij nu meer en meer een stad voor alleenstaanden en stellen zonder kinderen.

Bijna een kwart (24%) van de huishoudens in Almere geeft aan verhuisgeneigd te zijn (zij beantwoorden de vraag of ze zeker binnen twee jaar willen verhuizen met ja). Nog eens 27% geeft aan misschien te willen verhuizen binnen twee jaar. Met name huishoudens met een laag inkomen en eenoudergezinnen geven vaak aan (misschien) te willen verhuizen.

De meeste verhuisgeneigden uit Almere (63%) geven aan dat zij in Almere willen blijven wonen. Het zijn vooral jongeren die vaker aangeven in de eigen gemeente te willen blijven, dit is toegenomen van ongeveer 60% van de jongeren tot 35 jaar naar ongeveer 70% [noot. Uit een recent onderzoek van de traineepool van de stadsregio Amsterdam onder hoog opgeleide Almeerse jongeren bleek dat zij bijna allemaal in Almere wilde blijven wonen (95%)]. Daarnaast zijn er ook huishoudens in de Stadsregio Amsterdam die aangeven interesse te hebben om te verhuizen naar Almere. Totaal bestaat deze groep uit ruim 28.000 huishoudens (dus alle Almeerders die binnen Almere willen verhuizen plus de huishoudens uit de Stadsregio die naar Almere willen verhuizen). Bijna de helft van deze groep is op zoek naar een appartement. Meer dan een kwart (27%) van alle verhuisgeneigden is op zoek naar een goedkope koopwoning (met een koopprijs tot € 249.000). Omgerekend gaat het in de ruime Stadsregio Amsterdam om ongeveer 7.600 huishoudens die in of naar Almere willen verhuizen met als voorkeur een goedkope koopwoning. Ongeveer 2.300 van hen heeft de voorkeur voor een appartement of benedenwoning.

Woningaanbod Almere

Dertig procent van de verhuisgeneigden geeft aan dat zij een voorkeur hebben voor een nieuwbouwwoning. Dit zijn ruim 8.000 huishoudens met een voorkeur voor een nieuwbouwwoning. Met de aantallen nieuwbouw-woningen die in de programmering van de gemeente Almere zijn opgenomen (circa 1.000 woningen per jaar, de komende periode van 5 jaar) (Bron: BVR Stedelijke Programmering 2015, Deel A1 p. 6) zal de druk op de nieuwbouw toenemen. Met name in de goedkope huur- en koopsegment (samen goed voor meer dan tweederde van de vraag).

Eventuele woningen die de komende periode worden aangeboden door middel van transformatie van bestaand leegstaand vastgoed vallen binnen deze verwachte raming van ca 1.000 woningen per jaar. Dit aanbod is incidenteel en te weinig om de vraag te kunnen beantwoorden.

De realisatie van de geprogrammeerde woningen is afhankelijk van investeerders en ontwikkelaars. Momenteel blijft het aantal gerealiseerde woningen achter bij de daadwerkelijke Almeerse autonome groei van het aantal huishoudens. Deze autonome groei ligt op ca 1000 huishoudens per jaar, voor de komende 5 jaar. De daadwerkelijk gerealiseerde woningen blijft de afgelopen tijd ruim achter om alleen al aan deze autonome Almeerse groei te kunnen voldoen. Geconstateerd kan worden dat in Almere dan ook niet gebouwd wordt om aan de behoefte vanuit Amsterdam of de regio Utrecht te kunnen voldoen. Voor zover dat wel het geval is gaat dit ten kosten van het aanbod voor de Almeerse markt. Het tekort aan bouwvolume blijkt ook uit bovenstaande afbeelding 4 voor de regio Almere en Lelystad opgenomen. Dit valt ook af te leiden uit de onderstaande tabel waarin de verwachte en gerealiseerde grondverkoop woningen per jaar, inclusief raming 2015 is opgenomen. De afgelopen jaren 2010-2013 is er ruim minder grond verkocht voor woningen dan de op voorhand geraamde aantallen. De verwachting is dat 2015 tot en met 2017 een heel eind komen met de daadwerkelijke realisatie in vergelijking met de geraamde aantallen. Vanaf 2018 is de verwachting dat we boven de 1000 woningen per jaar komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0051.jpg"

Tabel 2-2 Verwachte en gerealiseerde grondverkoop woningen per jaar, inclusief ramingen 2015. (Bron: BVR Stedelijke Programmering 2015, Deel A1 p. 17) 

In Almere en de MRA regio is geen leegstand van woningen bekend. Hooguit is er sprake van frictieleegstaand. Almere ligt niet in een krimpregio (Primos 2016, p. 30).

In het Woononderzoek 2011 (gehouden onder alleen Almeerders) is specifiek onderzoek gedaan naar de woonwensen per wijk, dus ook de Kruidenwijk. Daaruit kunnen ook een aantal interessante uitkomsten worden gefilterd. Ten eerste geeft 35% van de verhuisgeneigden aan voorkeur te hebben voor een nieuwbouwwoning. De populairste wijk bij de mensen met een verhuiswens is de eigen (Kruiden)wijk, met de Filmwijk op twee. De belangrijkste verhuisreden in de Kruidenwijk is “wil grotere woning” met 20%. Op de voet gevolgd (met 17%) door “ga op mezelf wonen”. Derde staat “wil gelijkvloers wonen” met 10%. Gezien het toegenomen aantal ouderen in Kruidenwijk sinds 2011 en het afgenomen aantal gezinnen met kinderen is te verwachten dat de verhuisreden “wil gelijkvloers wonen” in belang is toegenomen en de reden “wil een grotere woning” in belang is afgenomen.

De woningvoorraad in de Kruidenwijk bestaat voor een groot deel (bijna 90%) uit grondgebonden woningen. Slechts 11% bestaat uit appartementen. Van de verhuisgeneigde huishoudens die nu in een appartement wonen is 25% wederom op zoek naar een appartement. Bij de huidige bewoners van een rij-/hoekwoning ligt dit percentage nog hoger, namelijk 32%. Van de mensen die nu in een grondgebonden woning wonen, wil dus één op de drie naar een appartement.

Uit een ander onderzoek, WoON (2015) uitgevoerd in Almere komt naar voren dat ongeveer de helft van de verhuisgeneigde huishoudens die een appartement willen, zoeken in de prijsklasse tot circa € 150.000.

Verkoop en aanbod in de praktijk

In de onderstaand tabel staat het aantal verkopen naar prijsklasse in Almere. Uit de cijfers blijkt dat door de jaren heen steeds circa een derde van de woningen een verkoopprijs heeft onder de € 150.000. De behoefte aan woningen in deze prijsklasse is blijkbaar groot. Door de aantrekkende economie neemt het aantal verkopen in deze prijsklasse behoorlijk af, van een derde naar minder dan een kwart.

Prijsklasse   2011   2012   2013   2014   2015   2016  
tot 150.000   346   456   504   634   711   618  
150 tot 200.000   544   533   454   612   888   1.039  
200 tot 250.000   199   155   143   251   358   503  
250 tot 300.000   76   73   61   102   122   189  
boven 300.000   122   95   69   129   206   285  
totaal   1287   1312   1231   1728   2285   2634  
             
% tot € 150.000   26,9%   34,8%   40,9%   36,7%   31,1%   23,5%  

Het aanbod aan goedkope koopwoningen (op www.funda.nl)wordt ook steeds kleiner. Waar in mei 2016 van de ruim 2.000 woningen die te koop staan, een op de vijf een prijs had onder de € 150.000 (circa 8% had een vraagprijs onder de € 125.000) is dat momenteel (medio juli 2017) gedaald naar slechts 10% (woningen met een vraagprijs onder de € 150.000). Nog geen 4% van het aanbod had een vraagprijs onder de € 125.000.

Conclusies

Met de toevoeging van de woningbouw aan de Pimpernelstraat (kleine, betaalbare koopwoningen) wordt overduidelijk voorzien in een behoefte. Ook de transformatie van het bestaande vastgoed aan de Pepermuntstraat 3, waarin 16 kleine woningen worden gerealiseerd, voorziet in een behoefte.

Ten eerste door de grote groepen huishoudens die aangeven verhuisgeneigd te zijn, en een woning in Almere zoeken (de groep bestaat uit ruim 28.000 huishoudens).

Ten tweede door de wensen van deze grote groep (van ruim 28.000 huishoudens):

  • een aanzienlijk deel van hen (30%) zoekt een nieuwbouwwoning;
  • bijna de helft van de totale groep zoekt een appartement;
  • meer dan 25% zoekt een goedkope koopwoning.

Uit het onderzoek specifiek in de Kruidenwijk blijkt dat veel verhuisgeneigden belangstelling voor de eigen wijk hebben, en daarbinnen ook nog voor nieuwbouw. Een aanzienlijk deel van de huishoudens heeft de wens voor een appartement terwijl deze in de bestaande voorraad van de Kruidenwijk slechts beperkt aanwezig zijn.

Ten derde door de ontwikkeling van de verschillende huishoudens. Het percentage alleenstaanden in Almere is al best groot (30%) en neemt de komende tien jaar met ruim 8% toe. Voor deze doelgroep is, zeker als zij een niet al te hoog inkomen hebben, niet zo veel woonruimte beschikbaar.

Hiervoor (onder Woningbehoefte) is gemotiveerd dat er de komende planperiode juist behoefte is aan goedkope woningen in Almere. Deze ruimtebehoefte willen wij deels accommoderen in de bestaande woonwijk (Kruidenwijk) en nabij het centrum van Almere Stad.

Een ontwikkelaar is bereid om op deze locatie de woningen te realiseren. Deze locatie is goed passend in de bestaande structuur van de wijk. Er is op dit moment geen gelijkwaardige bouwlocatie in de Kruidenwijk beschikbaar of in te passen.

Het nieuwe bestemmingsplan maakt het mogelijk op de locatie waar voorheen een school stond, goedkope kleinere woningbouw te realiseren. Deze woningen, met name appartementen en goedkope rug aan rug woningen, vormen een aanvulling op het bestaande aanbod in de woonwijk die voornamelijk wordt gevormd door eengezinswoningen.

Door de concentratie van deze woningbouw in de bestaande woonwijk wordt zuinig omgegaan met de schaarse ruimte. Het aanbod via transformatie van bestaand vastgoed is echter te incidenteel en te weinig om de bestaande behoefte in deze goedkope koopsegment te kunnen opvangen. De al bestaande woonwijk wordt hiermee versterkt en herontwikkeld. De ontwikkeling voldoet daarmee aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Ladder.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR en het Barro.

Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in drie radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.12 Radarverstoringsgebied wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.

RAAM-Brief

Rijk en regio willen de internationale concurrentiekracht en de duurzaamheid van de Noordelijke Randstad een impuls geven. In het programma Randstad Urgent zijn vijf grote projecten aangewezen die daaraan moeten bijdragen:

  • schaalsprong Almere;
  • verbetering openbaar vervoer tussen Schiphol, Amsterdam, Almere en Lelystad;
  • verbetering van de ecologische kwaliteit van het Markermeer en het IJmeer (toekomstagenda Markermeer-IJmeer, TMIJ);
  • de ontwikkeling van de luchthaven Lelystad in relatie tot de ontwikkeling van Schiphol;
  • verbetering van de bereikbaarheid via de weg en het openbaar vervoer tussen Almere, 't Gooi en Utrecht.

Deze vijf projecten worden bij de uitwerking en besluitvorming in samenhang bezien. Als onderdeel van deze aanpak heeft het Kabinet een aantal principekeuzes vastgesteld voor de ontwikkeling van het gebied tussen Amsterdam, Almere en Markermeer. Deze keuzes zijn gepresenteerd in de RAAM-brief die het Kabinet op 6 november 2009 heeft gepubliceerd.

'RAAM' staat voor 'Randstad-besluiten Amsterdam – Almere – Markermeer'. De RAAM-brief geeft de koers voor de na te streven ontwikkelingen aan. In de RAAM-brief heeft het kabinet ingezet op een westelijke ontwikkeling van Almere en dus niet voor een dominante ontwikkeling in oostelijke richting. Hier is het principe ontstaan dat de stedelijke ontwikkeling aan de westzijde van Almere plaatsvindt. Oosterwold krijgt een meer landelijke invulling.

De actuele regionale behoefte aan de woningbouwontwikkeling Pimpernelstraat/Korianderweg is onder andere gebaseerd op de RAAM-brief.

Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013)

In het Rijk-regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer (verder: RRAAM) werken het Rijk, de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland en de gemeenten Almere en Amsterdam samen om de drievoudige ambitie op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid en ecologie in de Noordelijke Randstad vorm te geven. Binnen RRAAM is onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in november 2013 de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer vastgesteld.

De Noordvleugel van de Randstad is nationaal gezien één van de belangrijkste economische motoren en kan zich meten met andere topregio’s in Noordwest-Europa, zoals Londen, Parijs, het Ruhrgebied en Milaan. De Noordvleugel omvat het samenhangende stedelijke netwerk van het Noordzeekanaalgebied tot en met Utrecht, Amersfoort en Almere, met Amsterdam in het centrum. De regio kent aan de zuidkant een aaneenschakeling van grote functies als de Mainport Schiphol, het zakencentrum de Zuidas, de Jaarbeurs Utrecht en diverse grote woon- en werkgebieden. Met deze Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer wordt ingezet op versterking van de agglomeratiekracht van de Noordvleugel en daarmee op verbetering van de internationale concurrentiepositie van de Randstad als geheel.

Het toekomstperspectief van het Rijk voor de Noordvleugel is een sterke internationaal concurrerende regio, waarin een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt gecreëerd met een goede bereikbaarheid en unieke natuur- en recreatiegebieden in en rond het Markermeer-IJmeer. Daarbij kiest het Rijk ervoor om de verstedelijking in deze regio zoveel mogelijk te concentreren in bestaand stedelijk gebied en langs de bestaande infrastructuurcorridors op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Zodoende wordt de agglomeratiekracht versterkt. Het betekent een verdere groei van Almere met hieraan gekoppeld een verbetering van de bereikbaarheid tussen Amsterdam en Almere. Ook de infrastructuur tussen Almere en Utrecht dient op orde te zijn. Daarnaast zal er sprake zijn van een vooruitgang van de ecologische kwaliteit in het Markermeer-IJmeer.

Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. Het is hier prettig om te wonen, te werken en te recreëren. Almere is volwaardig onderdeel van het regionale mobiliteitsnetwerk van de Noordvleugel. Een IJmeerverbinding met een hoogstedelijke ontwikkeling van Almere Pampus is hierbij de stip op de horizon. Deze verbinding is een metroachtig systeem dat Almere, in het bijzonder de locatie Pampus en Diemen direct verbindt met Amsterdam. Een deel van de regionale behoefte aan nieuwe woningen kan in Almere worden opgevangen. Dit verbetert de leefomgeving in de Noordvleugel en daarmee het internationale vestigingsklimaat. Voor het Markermeer-IJmeer is het toekomstperspectief een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES), waardoor een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving ontstaat met aantrekkelijke natuur- en recreatiegebieden. Het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer is vitaal, gevarieerd, robuust en biedt, door natuurinvesteringen, juridische ruimte om de gewenste ruimtelijke en recreatieve ontwikkelingen mogelijk te maken.

In de Rijksstructuurvisie staat een adaptieve aanpak centraal. Deze aanpak is gericht op de toekomst: duurzaam en robuust. Daarmee is zij in staat om veranderingen op te vangen. De Rijksstructuurvisie geeft een beschrijving van het toekomstperspectief voor de drievoudige ambitie en hoe die kan worden bereikt. Dit toekomstperspectief met een westelijke ontwikkeling van Almere, een IJmeerverbinding en een TBES, is een gezamenlijk perspectief van het Rijk en de overheden in de Noordvleugel. Het gaat daarbij niet om een blauwdruk voor de toekomst, maar om een perspectief dat richting geeft aan de stappen die tussen nu en de lange termijn genomen moeten en kunnen worden. Ze verbindt daarmee de korte en (middel)lange termijn met elkaar zonder daar van te voren vaste termijnen of data aan te koppelen. De woningbehoefte kan lager of hoger uitvallen dan de huidige berekeningen, afhankelijk van de daadwerkelijke economische en demografische ontwikkelingen. De woningen en de bijbehorende infrastructuur komen daarom in stappen tot stand, reagerend op de behoefte op de woningmarkt en de mobiliteitsontwikkelingen. Ook voor natuur is een stapsgewijze aanpak op zijn plaats. Afhankelijk van het verloop van de ecologische processen zijn er minder of meer natuurmaatregelen nodig.

Overheden, maatschappelijke organisaties en private partijen zijn al volop bezig met het realiseren van het toekomstperspectief. Ter verbetering van de bereikbaarheid binnen de Noordvleugel wordt de komende jaren gewerkt aan de capaciteitsvergroting van de bestaande rijkswegen en spoorlijnen in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Voor het spoor wordt aanvullend daarop een investering voor de middellange termijn gedaan, waarmee een kwaliteitssprong naar hoogfrequent spoorvervoer wordt gerealiseerd. De woningbouwontwikkeling in Almere en het commitment van partijen hierop is een voorwaarde voor een succesvolle realisatie van OV SAAL en omgekeerd. Met de realisatie van deze uitbreidingen is de bereikbaarheid ook voor de langere termijn op orde. Verder wordt de bereikbaarheid tussen Almere en Utrecht verbeterd; dit betreft onder andere het verbreden van de A27 tussen Utrecht en knooppunt Eemnes en een pilot met een snelbus tussen Almere en Utrecht De Uithof.

Almere groeit in fasen en organisch op locaties langs de bestaande vervoersassen (A6, A27 en Flevolijn) volgens het bestaande meerkernige stadsconcept. De locaties Poort, Nobelhorst, Centrum Weerwater en Oosterwold bieden ruimte aan een aanzienlijk aantal woningen, voorzieningen en aan bedrijvigheid. De locatie Centrum Weerwater wordt ontwikkeld tot een locatie met (boven-)regionale centrumfuncties. De Floriade in 2022 is een eerste initiatief en hierdoor zal het imago van Almere als aantrekkelijke suburbane stad een internationale impuls krijgen.

Samen met de groei van Almere zal ook de stedelijke infrastructuur en groenblauwe structuur meegroeien. Tegelijkertijd wordt een volwaardig voorzieningenpakket op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, cultuur, sport en duurzaamheid ontwikkeld. Door de verstedelijking langs de bestaande vervoersassen te concentreren, wordt druk opgebouwd die nodig is voor een verdere westwaartse groei van Almere en worden de investeringen in deze vervoersassen maximaal benut.

Om het toekomstperspectief en de stappen daar naartoe te realiseren, hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel gezamenlijke afspraken gemaakt voor de komende jaren. Die afspraken staan in de realisatieparagraaf van de Rijksstructuurvisie en in de Bestuursovereenkomst RRAAM en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0. Tezamen vormen zij de agenda voor de komende jaren. De samenhang tussen de stapsgewijze ontwikkelingen naar het toekomstperspectief wordt geborgd door het monitoren van de voortgang van de maatregelen en de effecten van de ontwikkelingen. Zo kan door het Rijk en de overheden in de Noordvleugel tussentijds worden bijgestuurd.

Om de agglomeratiekracht en daarmee de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel te versterken, is het in lijn met de Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland de opgave om zoveel mogelijk woningen in bestaand stedelijk gebied in de regio's Amsterdam, Utrecht en Amersfoort en langs bestaande infrastructuurcorridors te bouwen op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Aanvullende verstedelijkingslocaties worden in de directe nabijheid daarvan gezocht. Daarnaast hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel geconcludeerd dat Almere goede mogelijkheden biedt om een aanzienlijk deel van de woningbehoefte van de Noordvleugel te accommoderen: richtpunt is 60.000 woningen: 25.000 woningen uit Noord-Holland, 15.000 uit de regio Utrecht en 20.000 woningen voor de autonome ontwikkeling van Almere.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0052.png"

Naast het grote aantal woningen dat in Almere wordt toegevoegd, is het van belang ook andere functies mogelijk te maken, zodat een sociale diverse, aantrekkelijke en leefbare stad ontstaat. Hierover wordt in de Structuurvisie aangegeven dat Almere, als 'new town', ruimte heeft voor nieuwe werk- en woonmilieus, experimenten, en vernieuwend ondernemerschap. Door dit mogelijk te maken en te stimuleren, wordt tevens bijgedragen aan de florerende economie van de Noordvleugel en aan een versterking van de internationale concurrentiepositie. De groei van Almere in de drie aangewezen kernen past bij de bestaande meerkernige structuur van de stad.

Met een gefaseerde aanpak wordt toegewerkt naar het toekomstperspectief voor de Noordvleugel, de stip op de horizon. Dit toekomstperspectief geeft invulling aan de drie samenhangende ambities op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid, natuur en recreatie ter versterking van deze regio. Het geeft richting aan het handelen van overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. Het is nu niet nodig om voor de lange termijn definitieve keuzes te maken ten aanzien van verstedelijking en bereikbaarheid. De beoogde woningbouwopgave is gebaseerd op de verwachte vraag naar woningen in de komende decennia. De woningbehoefte kan lager of hoger uitvallen dan de huidige berekeningen, afhankelijk van de daadwerkelijke economische en demografische ontwikkelingen. De woningen en de bijbehorende infrastructuur komen daarom in stappen tot stand in reactie op de behoefte op de woningmarkt en de mobiliteitsontwikkelingen. De aanpak van vraagafhankelijk bouwen geldt niet alleen voor woningen, maar ook voor economische activiteiten en voorzieningen. Zodra de markt of burgers initiatieven ontplooien, wordt hierop gereageerd vanuit de basishouding dat dit mogelijk is. De essentie van vraagafhankelijk bouwen is dat de vragers de ontwikkeling zelf bepalen. Overheden stellen alleen de hoognodige kaders op, waarbinnen initiatiefnemers bepalen wat op welk moment gebouwd wordt.

De economische structuur in Almere ontwikkelt zich verder. Om een vitale stad te ontwikkelen, is vooralsnog een ambitie van 100.000 arbeidsplaatsen gedefinieerd. Met haar jonge bevolking levert Almere human capital aan de economie van de Noordvleugel. Almere heeft als new town ruimte voor nieuwe werk- en woonmilieus, experimenten en vernieuwend ondernemerschap. Hierbij is excellent gastheerschap voor nieuwe en zittende ondernemers belangrijk. In de jonge economie van de stad zijn zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) en het midden- en kleinbedrijf (MKB) relatief sterk vertegenwoordigd. Zij krijgen alle ruimte om zich verder te ontplooien. Daarnaast ontstaat met de groei van de stad al een forse autonome groei van het aantal banen door bevolkingsvolgende groei. Naast de autonome groei is het de ambitie om banen te creëren in een aantal stuwende sectoren. Deze zijn in het economisch programma “Almere Werkt!” vastgelegd: Duurzaam bouwen & Gebiedsontwikkeling, Health, ICT & Media, Lelystad Airport en Wellness & Life Sciences.

Een goede, complete en kwalitatief hoogwaardige onderwijsinfrastructuur is een zeer belangrijke vestigingsfactor. De eerste kansen zijn al verzilverd door de investeringen van het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere met de komst van Hogeschool Windesheim en de Christelijke Agrarische Hogeschool Vilentum. In samenwerking met het bedrijfsleven moet vooral in het middelbaar en hoger onderwijs een aanbod ontstaan dat aansluit bij de toekomstige behoeften en waarmee bedrijven kunnen worden verleid om zich in Flevoland te vestigen.

Zowel de culturele als de sportieve infrastructuur is van eminent belang voor de sociale samenhang in nieuwe en oudere delen van Almere. Op cultureel gebied wordt ingezet op het koppelen van nationale voorzieningen aan Almeerse kwaliteiten (eigen profiel), het versterken van het cultureel middenveld, het ruimte bieden aan zelforganisatie en ondernemerschap en het besteden van aandacht aan cultuureducatie en talentontwikkeling. Op het terrein van sport ligt de focus op een wijkgericht aanbod aan breedtesport, sectoroverstijgende talentontwikkeling en een gericht aanbod aan topsportevenementen en -voorzieningen.

Aan de zuid en westzijde van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan loopt een tracévariant voor de IJmeerverbinding evenwijdig aan het spoor en de Waddendreef en evenwijdig aan de Muziekdreef aan de westzijde van het park. Het tracé loopt over bestemmingen en locaties waar geen bouwvlakken of substantiele bouwmogelijkheden voor permanente gebouwen mogelijk worden gemaakt. Het tracé van de raillijn wordt hiermee vrijgehouden zodat de komst van de raillijn in de toekomst niet onmogelijk wordt gemaakt.

Hieronder is een afbeelding opgenomen van het tracévariant langs het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Deze afbeelding is een bewerking van de studies zoals deze zijn opgenomen in het RAAM.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0053.jpg"

De actuele regionale behoefte aan de woningbouw ontwikkeling Pimpernelstraat is onder andere gebaseerd op de Rijksstructuurvisie, Bestuursovereenkomst RRAAM(2013) en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2).

Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)

Op 13 november 2013 is de Bestuursovereenkomst RRAAM ondertekend door het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de stadregio Amsterdam en de gemeenten Amsterdam en Almere (verder: RRAAM). De Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer is bindend voor het Rijk. Met deze bestuursovereenkomst leggen partijen de afspraken vast om tot uitvoering te komen van de drievoudige ambitie op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid en natuur & recreatie ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer.

Partijen hebben ten aanzien van de stedelijke ambitie afgesproken dat met de adaptieve aanpak de (markt)vraag naar woningen en bedrijfslocaties van doorslaggevend belang is voor het tempo en de invulling van het ontwikkelen van het toekomstperspectief. Partijen monitoren voor het gebied de Noordvleugel de kwantitatieve en kwalitatieve actuele vraag naar en het aanbod van woningen. Onder duovoorzitterschap van de provincie Noord-Holland en het Rijk (namens deze vertegenwoordigers van de minister voor Wonen en Rijksdienst), wordt deze monitoring vanaf 2014 uitgevoerd. Partijen brengen de gezamenlijke rapportage jaarlijks uit.

De actuele regionale behoefte aan de woningbouw ontwikkeling Pimpernelstraat is onder andere gebaseerd op de Rijksstructuurvisie, Bestuursovereenkomst RRAAM(2013) en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2).

Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)

Het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere hebben op 20 november 2013 in de Uitvoeringsovereenkomst de afspraken vastgelegd om tot uitvoering te komen van de stedelijke ambitie Almere, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer. Deze overeenkomst vervangt het eerdere Integraal Afsprakenkader (IAK) uit 2010. De afspraken in de uitvoeringsovereenkomst hebben betrekking op de integrale stedelijke ontwikkeling (Almere 2.0) en heeft betrekking op:

  • de gebieden: Almere Oosterwold, Almere Centrum Weerwater inclusief Floriade, Almere Pampus in samenhang met de IJmeerlijn, Almere Poort, Nobelhorst, alsmede de stedelijke ontwikkeling in het huidige stedelijke gebied van Almere;
  • de thema's stedelijke bereikbaarheid, groenblauw, duurzaamheid, onderwijs, cultuur, sport en economie;
  • het behoud van de concurrentiepositie van het huidige stedelijke gebied (Almere Tafel);
  • de samenwerking tussen het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere alsmede het gezamenlijk financieel kader ten behoeve van de realisatie.

In de overeenkomst hebben partijen afgesproken dat het realiseren van de stedelijke ambitie (60.000 woningen) is gestart op 1 januari 2010. De vraag van de markt is een bepalende factor voor het tempo waarop de gebiedsontwikkelingen in Almere plaatsvinden. De gebiedsontwikkeling Almere Centrum Weerwater kan op basis van de uitvoeringsovereenkomst door de gemeente Almere worden opgestart. De gemeente Almere voert de regie over de afstemming tussen de gebiedsontwikkelingen in Almere middels onder meer de gemeentelijke programmeringscyclus (Meerjaren Programmering Grondexploitatie Almere).

Ten behoeve van de realisatie van Almere 2.0 wordt één gezamenlijk Fonds Verstedelijking Almere ingesteld. Het fonds is bestemd voor investeringen in projecten ten behoeve van de integrale ontwikkeling van Almere 2.0. Het gaat daarbij om projecten op het gebied van de Almere Tafel, Onderwijsstructuur, Culturele infrastructuur, Sportinfrastructuur, Economie en Floriade, Duurzaamheid, Programma groenblauw en Stedelijke bereikbaarheid.

De actuele regionale behoefte aan de woningbouw ontwikkeling Pimpernelstraat is onder andere gebaseerd op de Rijksstructuurvisie, Bestuursovereenkomst RRAAM(2013) en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2).

Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • een goede toestand van het grondwater;
  • een duurzaam gebruik van water;
  • afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan uitvoerig behandeld paragraaf 5.9 Waterparagraaf . Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.
Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)

Het Nationaal Waterplan (NPW2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor 2016
tot 2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene
strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van
het NWP2. De verschillende NWP2 onderdelen met bijbehorende mijlpalen en onderlinge relaties zijn
samengevat in een routekaart.

Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw)
vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en
taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode
2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.

Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht
inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het
voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam
beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft de overheid naar een integrale benadering door economie, natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de
wateropgaven te ontwikkelen.

Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het
waterbewustzijn in Nederland.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is onder meer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidsstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Er is een dubbelbestemming opgenomen voor de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.

Overig rijksbeleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden.

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid.

1.2 Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid.

Het bestemmingsplangebied valt in het Provinciaal Omgevingsplan binnen de gebiedsaanduiding 'archeologisch aandachtsgebied'. Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. De inzet in deze gebieden beperkt zich tot het opsporen en het planologisch beschermen, dan wel – indien niet anders mogelijk – opgraven van individuele archeologische waarden. Terreinen die op de landelijke Archeologische MonumentenKaart (AMK) staan vallen onder de aandachtsgebieden, met dien verstande dat ze in principe altijd planologische bescherming moeten krijgen. De uitwerking van archeologische aandachtsgebieden is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.

Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008, 2009, 2015)

In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro. Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan op 2 november 2006 is bepaald dat het onderdeel waterhuishouding van het plan in 2009 op twee onderwerpen nader uitgewerkt wordt in een partiële herziening. Het eerste onderwerp is waterkwaliteit, naar aanleiding van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). In deze partiële herziening worden de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw of kortweg WB21. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan in 2009 was er nog onvoldoende duidelijkheid over de omvang van de wateropgave en de wijze waarop deze in onze zich nog sterk ontwikkelende provincie kan worden opgelost. In deze partiële herziening zijn de aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de partiële herzieningen van het Omgevingsplan.

Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)

In de Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland zijn in één verordening alle publiekrechtelijke regelingen voor Flevoland opgenomen. De verordening omvat de volgende onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwaterontrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, bescherming landschap en ecologische hoofdstructuur.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Verordening

RO-Visie Werklocaties (2016) en beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)

Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 28 juni 2016 de RO-visie Werklocaties Flevoland vastgesteld. Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Om dit te bereiken worden acht leidende principes gehanteerd:

  • 1. Ladder voor duurzame verstedelijking staat centraal. Aangezien de juridische borging van de ladder al sinds 1 oktober 2012 is geregeld in het Bro, gaat de provincie geen aanvullende juridische vereisten toevoegen. De provincie is verantwoordelijk voor het generiek toezicht op de toepassing van de ladder.
  • 2. Echte stappen zetten in creëren van marktspanning en deprogrammeren. Met de (samenwerkende) gemeenten in Flevoland zal de provincie de (regionale) behoefteraming voor bedrijventerreinen, kantoren en winkels uitwerken en confronteren met het aanwezige en toekomstige aanbod. Waar nodig zal de provincie met de gemeenten extra stappen zetten om te komen tot het deprogrammeren van plannen en locaties.
  • 3. Dynamisch voorraadbeheer: centraal hierin staan drie zaken: 1) werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, 2) waar mogelijk schrappen van plannen die niet de beoogde kwaliteit toevoegen en 3) onder voorwaarden toevoegen en goede, nieuwe voorraad.
  • 4. Aanpak herstructurering en duurzaam beheer: tot eind 2015 kunnen aanvragen voor de PHP-regeling worden ingediend. Verwacht wordt dat de middelen uit het PHP dan ook op zijn. Om de herstructureringsopgave in de toekomst ook aan te pakken ziet de provincie twee sporen: 1) terugbrengen van het overaanbod en 2) met (nieuw) instrumentarium meer private actie op bedrijventerrein stimuleren.
  • 5. Duurzaamheid: de provincie streeft naar energiezuinige en klimaatbestendige werklocaties. Dit wil de provincie bereiken door de energievraag te beperken, duurzame energiebronnen in te zetten en energiebronnen zuinig en efficiënt te gebruiken. Daarnaast streeft de provincie naar duurzame mobiliteit. Voor een goede bereikbaarheid dienen nieuwe werklocaties daarom geaccommodeerd te worden rond multimodale verkeersknooppunten.
  • 6. Grip op de bestaande voorraad en monitoring: doel is het verbreden van de ontwikkeling van het instrument van de kwaliteitskaart naar alle Flevolandse gemeenten en voor de overige segmenten. Mogelijk kan hierbij aangehaakt worden op systemen die in omliggende regio's zijn en worden ontwikkeld, zoals de monitor werklocaties van het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord.
  • 7. Meer ruimte aan het veld via uitnodigingsplanologie: de komende jaren ligt er een flink aantal opgaven ten aanzien van de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. Het is echter niet zo dat de provincie deze problemen alleen gaat oplossen. De rol van de provincie is voornamelijk regisserend en bovenlokaal. De daadwerkelijke aanpak geschiedt in cocreatie met gemeenten, marktpartijen en andere partners. De provincie gebruikt daarbij de 'Ladder van Overheidsparticipatie' om de precieze provinciale rol te bepalen.
  • 8. Stimuleren van pioniers en ruimte voor experiment: de voorliggende veranderopgave roept om creatieve oplossingen. De provincie wil daarom ruimte blijven bieden aan pioniers en 'het experiment'. Per gemeente of regio wil de provincie één of enkele experimenten of voorbeeld projecten starten.

Met het oog op de verschuivende behoefte van formele naar informele locaties neemt de provincie afscheid van de zeven locatietypen uit de beleidsregel 'Locatiebeleid stedelijk gebied 2011'. Voor Almere is er met name een opgave voor bedrijventerreinen (daar is sprake van een mismatch door afnemende en veranderende marktvraag, planvoorraad is te groot), kantoren (afnemende vraag, leegstand loopt op) en winkels (minder vraag, kansrijke en kansarme winkelgebieden onderscheiden). In het locatiebeleid worden voortaan twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden: formele en informele werklocaties.

a. Formele werklocaties zijn scherp afgebakend, monofunctioneel, bestemd voor handel, industrie en bedrijven in de hogere milieucategorieën. Enige (commerciële) dienstverlening is toegestaan. Beleid is schrappen en deprogrammeren en het tijdelijk anders bestemmen van gronden.

b. Informele werklocaties zijn locaties in milieucategorieën 1 tot en met 3, waarbij sprake is van een zekere menging met andere functies.

Kantorenlocaties: de opgave is een kwalitatieve groei zonder dat de kwantiteit toeneemt; keuze maken tussen locaties waar uitbreiding mag die echt iets toevoegt aan de bestaande voorraad en locaties waar het aantal kantoren verminderd moet worden; aanvalsplan voor de leegstand opstellen.

Winkels: gemeenten moeten aangeven welke winkelgebieden kansrijk zijn; nieuwe winkelgebieden of grote uitbreidingen worden getoetst aan de Ladder en mogen niet buiten 'stedelijk gebied'; detailhandel op bedrijventerreinen mag niet.

Leisure biedt kansen om de (be)leefbaarheid te vergroten; inspelen op kansrijke ontwikkelingen: kwaliteit toevoegen en toetsen aan de Ladder.

Maatschappelijk vastgoed en zorg: de ladder is bij nieuwe ontwikkelingen bepalend.

Landelijk gebied: zie bestaand beleid in Omgevingsplan 2006, beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008, agenda Vitaal Platteland 2015 en onderzoek ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland 2013.

De visie bevat een veranderagenda als aanzet voor het noodzakelijke transitieproces dat gemeenten de komende jaren moeten ondergaan bij werklocaties. Hierbij ligt de focus op elf agendapunten waaraan inhoudelijke en procesindicatoren zijn gekoppeld om de voortgang hiervan te monitoren. Gemeenten zijn in de 'lead' op de agendapunten die direct raken aan de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties. De provincie is in de 'lead' op de agendapunten met een bovenlokale impact. Het gaat om:

  • 1. Van ontwikkelaarsdenken naar beleggersdenken: toekomstbestendig werklocatiebeleid
  • 2. Bedrijventerreinen: minder en beter
  • 3. Naar kantoren met toekomstwaarde
  • 4. Borgen van levendige centra in Flevoland
  • 5. Meer aandacht en zorg voor maatschappelijk vastgoed
  • 6. Leisure als kans en smeermiddel
  • 7. Nieuwe economische dragers in het landelijk gebied/VAB's
  • 8. Meten is weten: grip op de bestaande voorraad
  • 9. Ruimte voor het experiment: Flevolands pionieren
  • 10. Financieel toezicht: reductie financiële risico's
  • 11. Actuele en realistische convenanten.

In de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011 hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De motivering die aan een ruimtelijk plan ten grondslag ligt dient opgenomen te worden in een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (in Almere de Gemeentelijke Visie op Werklocaties, de GVW) voor zover dit betrekking heeft op vestigingslocaties in het stedelijk gebied van de gemeente. In de GVW wordt voor een periode van telkens 4 jaar, met een doorkijk over 10 en 20 jaar, de concrete kwalitatieve en kwantitatieve uitbreidingsbehoefte vastgelegd voor de gemeente op het gebied van vestigingslocaties en wordt de inzet benoemd voor instandhouding en herstructurering van de bestaande voorraad. De kaders voor het opstellen van de GVW worden gevormd door het Omgevingsplan Flevoland 2006, de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 (is vervallen en vervangen door de RO-visie Werklocaties 2016 (zie hierboven)), de provinciale Visie Werklocaties Flevoland 2030+ (waarmee de gemeenten voor de komende tijd akkoord mee zijn gegaan), het Provinciaal Herstructureringprogramma (PHP), het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 en de beleidsregel. Gedeputeerde Staten zullen aan de hand van deze beleidskaders beoordelen of een GVW voldoet aan het provinciaal beleid. De beoordeling van een verzoek aan Gedeputeerde Staten om in te stemmen met de GVW zal plaatsvinden op basis van algemene criteria en inhoudelijke criteria.

Met betrekking tot algemene criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Voor de huidige en toekomstige werklocaties wordt in het plan beschreven tot welke provinciale locatietype(n) deze worden gerekend.
  • Per locatie wordt binnen het provinciale locatietype aangegeven welke typen bedrijven er gevestigd kunnen worden.
  • De voorgestelde locatietype(n) en de hierbinnen bestaande en geplande omvang van de
    bedrijvigheid passen binnen het Omgevingsplan Flevoland 2006 en Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en daarnaast binnen de herijking van het rapport Visie Werklocaties Flevoland dat een doorkijk geeft naar de komende 10 jaar en gemiddeld om de 3 à 4 jaar wordt herzien.
  • Als een gemeente voor een locatie geheel of gedeeltelijk wil overgaan tot een ander type bedrijvigheid dan in een eerder vastgestelde GVV is mogelijk gemaakt, dan wordt in het ruimtelijk plan ingegaan op de noodzaak, de gevolgen voor het aanbod voor het oorspronkelijke type bedrijvigheid en eventuele compensatie hiervan.
  • De GVW bevat een onderbouwde gemeentelijke opgave op het gebied van werklocaties voor de korte en de lange termijn.
  • Over de planning en programmering van werklocaties heeft afstemming plaats gevonden op
    regionaal niveau.

Met betrekking tot inhoudelijke criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Bij de aanwijzing van werklocaties dient de SER-ladder onverkort toegepast te worden zodat ligging, omvang en categorie van de locaties conform de SER-ladder wordt afgewogen door te toetsen aan:
    • 1. de behoefte als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag;
    • 2. de mogelijkheid om deze behoefte door herstructurering of intensivering van bestaande locaties te ondervangen;
    • 3. clustering binnen of in aansluiting op bestaand bebouwd gebied;
    • 4. de inpasbaarheid ten opzichte van woonbebouwing;
    • 5. het optimaliseren van bereikbaarheid en vervoersaspecten.
  • De herstructureringsopgave is afgestemd op de meest recente versie van het Provinciaal Herstructureringsprogramma (PHP).
  • Intergemeentelijke afstemming vindt plaats ten aanzien van de aanbodzijde (programmering en ontwikkeling van zowel bestaande als nieuwe bedrijven- en kantorenlocaties) en herstructurering van bestaande bedrijven- en kantoren locaties.
  • De GVW wordt bij voorkeur als structuurvisie (een thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie) vastgesteld. Indien de gemeente besluit de GVW niet vast te stellen als thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie dient zij dat nader te onderbouwen hoe het GVW-beleid is afgestemd op het beleid voor andere beleidsterreinen.

De provincie geeft in de beleidsregel aan welke zeven typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Deze visie heeft voor het plangebied weinig gevolgen. Het plan is flexibel (gemengde bestemmingen) waarin meerdere functies zijn toegestaan. In het gebied zijn de gemengde functies, voor zover bekend, al gerealiseerd. Uitwisseling tussen bedrijfs-, kleinschalige horeca- en detailhandelsvoorzieningen is daar mogelijk. Op grond van de beleidsregel kan het plangebied worden aangemerkt als een 'gemengd woonwerkmilieu'. Het bedrijventerrein De Frezersplaats betreft een 'specifiek werkmilieu'. In paragraaf 1.6 Werk in de stad ten aanzien van de Gemeentelijke Visie Werklocaties wordt hier nader op ingegaan.


Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot de archeologie. In de Beleidsregel zijn criteria vastgesteld die Gedeputeerde Staten hanteren bij de toetsing van gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het gaat om de volgende criteria:

  • Archeologische waarden en verwachtingen moeten gelokaliseerd, gewaardeerd en begrensd zijn.
  • Archeologisch onderzoek en de producten hiervan moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • Voor zover in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.
  • In bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigings- en uitwerkingsplannen moeten behoudenswaardige archeologische waarden en hoge archeologische verwachtingen zijn gekoppeld aan het bouwverbod en/of te zijn opgenomen in stelsels van omgevingsvergunningen, waarbij ingrepen die de archeologische waarde of verwachting kunnen beschadigen, vernietigen of ontoegankelijk maken, vergunningplichtig moeten zijn.

In het bestemmingsplan worden de behoudenswaardige archeologische waarden beschermd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening. In paragraaf 3.2.12 Waarde - Archeologie 1 wordt hier verder op ingegaan.

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016 - 2021 (2015)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2016-2021. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is.

Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte.

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water.

Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap mee aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan.

Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het waterschap ervoor dat zoveel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de eerste stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

 

Het bestemmingsplan bevat geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, met uitzondering voor de woningbouwontwikkeling aan de Pimpernelstraat / Korianderweg. Hiervoor is een watertoets doorlopen en in paragraaf 5.9 Waterparagraaf aangegeven. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader (2013)

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.

Het bestemmingsplan bevat geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, met uitzondering voor de woningbouwontwikkeling aan de Pimpernelstraat / Korianderweg. Hiervoor is een watertoets doorlopen en in paragraaf 5.9 Waterparagraaf aangegeven

Overig provinciaal en regionaal beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden.

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciaal en regionaal beleid.

1.3 Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid
1.4 Ruimtelijke ontwikkeling

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad en luiden als volgt:

1. Koester diversiteit

2. Verbind plaats en context

3. Combineer stad en natuur

4. Anticipeer op verandering

5. Blijf innoveren

6. Ontwerp gezonde systemen

7. Mensen maken de stad

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.

Structuurplan Almere 2010 (2003)

Met dit structuurplan zijn de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Almere tot 2010 weergegeven. Tevens wordt een doorkijk geboden tot 2030. Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners (met nieuwe stadsdelen zoals Almere Poort, Almere Hout en Almere Pampus (binnendijks, inclusief kustzone). De kwaliteitsimpuls voor de oorspronkelijke opgave leidt tot vier extra opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur. Dit zijn:

  • 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur;
  • 2. betere benutting water;
  • 3. inhaalslag externe bereikbaarheid;
  • 4. verbetering interne bereikbaarheid;

Verder zijn er de vijf extra opgaven die de verschillende stedelijke milieus betreffen:

  • 5. verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod;
  • 6. meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus;
  • 7. actief beheer bestaand stedelijk gebied;
  • 8. kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls;
  • 9. ruimte voor startende en groeiende ondernemingen.

Het structuurplan gaat uit van een westelijke oriëntatie voor Almere. Opgenomen is dat er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Almere Poort en aan het planvormingsproces voor het binnendijkse deel van Almere Pampus (inclusief kustzone). Tevens wordt er gewerkt aan Overgooi. Voor Almere Hout is er in het structuurplan in de periode tot 2010 een rol weggelegd in het kader van de kwaliteitsverbetering van de stad als geheel. De ontwikkeling van het westelijke deel van Almere Hout wordt hierbij voor de periode tot 2010 opgevoerd in het kader van de extra opgaven om in Almere meer verscheidenheid in woon- en werkmilieus te bewerkstelligen. Hier komen, naast suburbane wijken, zogenaamde woon- werklandschappen.

Het Structuurplan Almere 2010 vervangt het structuurplan uit 1983 en de recenter vastgestelde structuurplannen voor Overgooi (juli 1999), Almere Poort (december 1999) en Almere Hout (mei 2001). De ruimtelijke hoofdstructuur die in deze structuurplannen voor deelgebieden is vastgelegd, is in het structuurplan overgenomen.

Het bestemmingsplan is een actualisatie van de vigerende bestemmingsplannen in het gebied Kruidenwijk Beatrixpark, waarin een woningbouwontwikkeling aan de Pimpernelstraat / Korianderweg is meegenomen; het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Structuurplan Almere.

Concept structuurvisie Almere 2.0 (2010)

De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is vastgesteld als richtinggevend integraal beleidskader (ecologie, sociaal, economie, ruimtelijk) voor de uitwerking van het Integraal Afspraken Kader (IAK), waarbij de belangrijkste richtinggevende inhoudelijke kaders betreffen:

  • 1. Almere benut en versterkt de oorspronkelijke suburbane meerkernige opzet van Almere

De suburbane meerkernige opzet in een blauwgroene omgeving wordt verbreed en versterkt door het toevoegen van nieuwe milieus in Pampus, de Weerwaterzone en Oosterwold. Een klassieke grootschalige binnenstedelijke verdichting in kader van de schaalsprong past niet in de oorspronkelijk meerkernige suburbane opzet. De meerkernige opzet is tevens basis voor de diversiteit en leefbaarheid van de stad.

  • 2. De groenblauwe structuur is de drager van de huidige stad en de toekomstige ontwikkelingen

Verbondenheid van stad en natuur geeft Almere een onderscheidende kwaliteit ten opzichte van de metropoolregio. De waterlandschappen aan de westzijde en de groene landschappen aan de oostzijde en de ca. 40 km kustlengte vormen condities om de diversiteit te vergroten. De groenblauwe structuur blijft de drager van de nieuwe ontwikkelingen; zowel aan de westkant (ecologische impuls IJmeer en Markermeer) als aan de oostzijde (uitbreiding van het groenblauwe casco in het polderlandschap).

  • 3. Almere verkleurt van gezinsstad naar een diverse samenleving

De bevolkingssamenstelling in Almere is nog weinig gedifferentieerd. De bestaande stad moet versterkt worden door kwaliteiten toe te voegen en de diversiteit te vergroten. Bij de verdere groei van Almere moeten nieuwe bevolkingsgroepen (studenten, 55- plussers, hoger opgeleiden en creatieve beroepen, bevolkingsgroepen die belangrijke dragers zijn van een stedelijke cultuur) worden aangetrokken. De ruimtelijke keuzes, het woningaanbod en het voorzieningenpakket worden hierop afgestemd.

  • 4. In Almere ontwikkelt een sterke en gedifferentieerde economie

Meer en diversere werkgelegenheid is van belang voor een duurzame ontwikkeling van de stad. De ambitie is het creëren van 100.000 arbeidsplaatsen tot 2030. Dat leidt tot een sterkere positie in de regio en een evenwichtige woonwerkbalans. De brede groeistrategie is gericht op maximalisatie van bevolkingsvolgende en autonome groei werkgelegenheid, en de (door)groei van economische clusters in de kenniseconomie (logistiek en handel, ict en media, luchthaven Lelystad, health, welness en life sciences, duurzaamheid), deels in samenhang met de metropoolregio en regio Utrecht.

  • 5. De primaire westelijke groei van Almere versterkt de Noordelijke Randstad met de IJmeerlijn als nieuwe drager van de metropoolvorming

De groei met 60.000 woningen betekent per definitie een groei aan de oost- en westflank van de stad: versterkte oriëntatie op de metropoolregio Amsterdam en op de Utrechtse regio. Aan de westzijde van de stad komt het zwaartepunt te liggen van de nieuwe gebiedsontwikkelingen. De IJmeerlijn is de drager van de metropoolvorming en conditionerend voor de westelijke ontwikkeling van Almere.

  • 6. De grootschalige gebiedsontwikkelingen vinden plaats langs de schaalsprongas met dicht stedelijke ontwikkelingen aan de westzijde (Almere Pampus, eventueel Almere IJland), een nieuwe centrumontwikkeling (Almere Centrum Weerwater) en ruimte voor organische groei aan de oostkant (Almere Oosterwold)

De ontwikkeling van west - en oostzijde biedt mogelijkheden voor nieuwe en gedifferentieerde woon-, werk- en leefmilieus, van belang voor de metropoolregio en de diversiteit binnen Almere.

Met aanleg van de IJmeerlijn wordt binnendijks ruimte gecreëerd voor Almere Pampus, dat zo verbonden is met het centrum van Almere én het centrum van de metropoolregio. Mogelijkheden om in relatief hoge dichtheden te bouwen aan een boulevard.

Optioneel is de ontwikkeling van Almere IJland voor de kust van Almere Pampus (gekoppeld aan de IJmeerlijn). Hier doet zich de gelegenheid voor om unieke woon-, werk- en recreatiemilieus te koppelen aan de ecologische ambities voor het IJmeer.

De verbrede A6 wordt bij het Weerwater overkluisd, zodat midden in de stad een hoogwaardige ontwikkellocatie ontstaat. De uitstekende ontsluiting en centrale ligging bieden mogelijkheden voor grootschalige nieuwe woon- en werkconcepten voor de uitbreiding van het stadscentrum.

Almere Oosterwold biedt veel ruimte voor ontwikkeling van individuele woon- en werkidealen en organische groei in een groene omgeving; een voortzetting van de woonmilieus in de Gooi- en Vechtstreek, als tegenhanger van de meer geplande stedelijke westelijke ontwikkeling.

  • 7. Almere loopt voorop bij innovaties op het gebied van duurzame gebiedsontwikkeling

De omvang van de schaalsprong biedt kansen om tot fundamentele systeemkeuzes bij de opzet van een stad te komen, namelijk systemen voor energie, mobiliteit, water en grondstoffen. Almere moet de (inter)nationale duurzame stad van de 21e eeuw worden.
Het structuurplan `Almere 2010´ wordt vooralsnog gehandhaafd als ruimtelijke ordeningskader.

Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid tot verbetering en uitbreiding van woningen, voorzieningen en bedrijven. Dit draagt bij aan versterking van de bestaande stad en een sterkere economie. Inzet op verdere sociale differentiatie zodat iedereen een goed woon- en leefklimaat heeft.

Energie Werkt! (2015)

In Almere wordt vanaf 2008 gewerkt aan de ambitie om in 2025 energieneutraal te zijn. De Almere Principles (2008) vormen de basis van een aantal opvolgende afspraken. Met het Rijk en de Provincie Flevoland zijn energie afspraken vastgelegd in het Integraal Afspraken Kader (IAK Almere 2.0, 2010) en meer specifiek uitgewerkt in de Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014. Daarin is onder andere afgesproken dat de gemeente Almere streeft naar energieneutraliteit in 2025.

Almere heeft de ambitie om in 2022 al energieneutraal te zijn (exclusief mobiliteit). Om dit te bereiken is het noodzakelijk om focus te brengen in de vereiste gezamenlijke inspanning met, door en voor de stad, om een versnelling in hernieuwbare energievoorziening te realiseren. Dit is aanleiding geweest om te komen tot (en tevens het doel van) het Programmaplan Energie Werkt! Het programmaplan richt zich op de periode 2015 - 2018.

Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen:

  • Werklijn 1 Zon

In deze werklijn wordt langs vier speerpunten ingezet op het vergroten van hernieuwbare (elektrische) energieopwekking uit zon. Het stimuleren van extra panelen op particuliere daken en daken van gemeentelijk vastgoed, scholen en verenigingen wordt in deze werklijn vormgegeven. Ook wordt gekeken hoe we grootschalige panelen kunnen realiseren op huurwoningen en wordt onderzocht hoe en waar zonnevelden op (braakliggende) gronden kunnen ontstaan.

  • Werklijn 2 Warmte

Deze werklijn legt de focus op het verduurzamen van het bestaande warmtenet en het aanleggen en voeden van eventuele nieuwe warmtevoorziening op hernieuwbare energiebronnen. Voor het bestaande net wordt in het programma een beeld gegeven van de mogelijke opties om het net te verduurzamen en welke investeringen daarbij horen. Er wordt verkend of en hoe met partner Nuon samengewerkt gaat worden. Het bespreken van de hoogte en differentiatie in aansluittarieven maakt deel uit van deze verkenning. Voor nieuwe gebieden wordt ingezet op innovatieve technieken.

  • Werklijn 3 Wind

Windenergie kan zowel binnen als buiten Almere opgewekt worden. De keuze in deze werklijn is dat Almere binnen de gemeentegrenzen initiatieven faciliteert als bewoners of bedrijven daarom vragen. Binnen deze werklijn zijn hiervoor strikte criteria opgesteld en worden initiatieven daarin begeleid. Voor investeringen in windenergie buiten Almere wordt verkend hoe op passende wijze aangesloten kan worden op lopende ontwikkelingen binnen de Provincie Flevoland. In deze werklijn is opgenomen dat in elk nieuw bestemmingsplan kleinschalige windinstallaties mogelijk worden gemaakt via binnenplanse afwijking van de bouwregels, waarbij de windinstallatie op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw geplaatst moet worden. De toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden en de rotordiameter van de windinstallaties mag maximaal 2 meter bedragen (zie Programmaplan Energie werkt!, juli 2015, pagina 26).

  • Werklijn 4 Scholen en verenigingen

In deze werklijn worden Almeerse scholen en verenigingen aangezet tot het nemen van duurzame energiemaatregelen en worden deze brandpunten in de Almeerse wijken en buurten benut om de ambitie energieneutraal in 2022 onder de aandacht te brengen en zichtbaar vorm te geven. Door inzicht te verschaffen in mogelijke maatregelen en daarbij financieringsarrangementen aan te bieden wil deze werklijn in deze doelgroep hernieuwbare energie als standaard neerzetten.

  • Werklijn 5 Bewoners en bedrijven

Bewoners worden vanuit deze werklijn ondersteund om stappen te (blijven) zetten naar een energieneutraal Almere. Via diverse stimuleringsmaatregelen wordt hierop ingezet. Door inzicht en advies te verschaffen maar ook financieringsmogelijkheden te geven draagt deze werklijn binnen deze doelgroep bij aan een versnelling in de duurzame energietransitie. Voor bedrijven wordt ingezet op meer inzicht in rendabele investeringen en maatregelen die samenhangen met energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking.

In dit bestemmingsplan zijn kleine windmolens op de hoofdgebouw of aan de gevel toegestaan. De landschappelijke effecten zijn beperkt tot stedelijk niveau: zichtbaarheid is nauwelijks. Bovendien moeten voor deze molens vergunningen worden aangevraagd, waardoor toetsing aan een goede ruimtelijke ordening, veiligheidseisen, Wet Geluidhinder, en Wet milieubeheer zal plaatsvinden.

Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 (2009)

Deze visie geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer. In de Woonvisie wordt de opgave van 60.000 nieuwe woningen benoemd. De Woonvisie zet in op vijf ambities:

  • 1. Almere wordt de proeftuin van cradle-to-cradle bouwen: duurzaamheid wordt (nog meer dan voorheen) een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Het blauwgroene casco blijft een sturend element.
  • 2. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor 'nieuwe' doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers). Hierbij denken we onder meer aan woonmilieus 'centrum-stedelijk', 'centrumrand', 'villawijk' en 'landelijk'. Het woningbouwprogramma is gedifferentieerd naar prijs, type en eigendomsverhoudingen. Bovenstaande geldt voor de nieuwe en bestaande stadsdelen. Differentiatie in bestaande stadsdelen heeft tot doel het doorbreken van de eenzijdigheid, het versterken van de concurrentiekracht en het faciliteren van wooncarrières.
  • 3. Wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen: Almere blijft functioneren als een emancipatiemachine en biedt dus voldoende betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen. Uitgangspunt is een kernvoorraad van 30% sociale woningbouw per stadsdeel. Van alle nieuwbouw is 35% sociaal, waarvan 25% huur en 10% koop. Deze sociale woningbouw moet ook duurzaam sociaal blijven (bijvoorbeeld door middel van erfpacht). Dit thema wordt nog nader uitgewerkt. Daarnaast is het nieuwe beleid dat elke wijk voor tenminste 35% uit sociale woningbouw moet bestaan. Hoe we hierbij een wijk moeten definiëren is nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast moet elke wijk bestaan uit tenminste 30% huurwoningen.
  • 4. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen). Als dat niet meer lukt, zorgen voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen.
  • 5. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Doelstelling is 30% van de woningbouw in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente Almere wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken (zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch).

Het plangebied is onderdeel van de bestaande stad en heeft geen ontwikkeltaak. De geformuleerde ambities kunnen in principe in de bestaande bestemmingen en binnen de planregels worden gerealiseerd. De woningbouwontwikkeling aan de Pimpernelstraat / Korianderweg draagt bij aan een betaalbare en toegankelijke woningmarkt.

Kadernota Grondbeleid (2009)

Voor de periode 2009-2030 formuleert de gemeente Almere de volgende specifieke doelen van het grondbeleid:

  • 1. Het faciliteren van de realisatie van de Almere Principles. Het grondbeleid moet bijdragen aan het realiseren van diversiteit, ecologisch gezonde systemen en de participatie van duurzame stakeholders en met name eindgebruikers en eindbeheerders vanaf de allereerste stadia.
  • 2. Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit. Het grondbeleid moet de basis leggen voor ruimtelijke kwaliteit, aansluitend bij de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven.
  • 3. Het faciliteren van de stedelijke economie. Het grondbeleid dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stedelijke economie door het creëren van ruimte voor een gedifferentieerde bedrijvigheid en werkgelegenheid in het kader van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering.
  • 4. Het inspelen op de Schaalsprong. Dat omvat de bouw van 60.000 woningen in twintig jaar (gemiddeld 3.000 woningen per jaar) en de realisatie van de accommodatie voor 100.000 banen (gemiddeld 5.000 banen per jaar). Het grondbeleid moet er dus voor zorgen dat er tijdig aantrekkelijke en gedifferentieerde locaties worden aangeboden die aansluiten op de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven. Voorts moet het grondbeleid eraan bijdragen dat de gevolgen voor de Schaalsprong voor de gemeente positief zijn.
  • 5. Het faciliteren van het programma voor de bestaande stad. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan een gebiedsgerichte aanpak, gericht op een duurzame samenleving.
  • 6. Het veiligstellen van de betaalbaarheid van sociale woningen en maatschappelijk vastgoed. Een essentiële component van de stedelijke dynamiek is dat substantiële delen van de huur- en de koopwoningvoorraad betaalbaar en financieel bereikbaar zijn en blijven voor huishoudens met een bescheiden inkomen. De betaalbaarheid van sociale huur- en koopwoningen en maatschappelijk vastgoed is een punt van aandacht, niet alleen in de investeringsfase maar ook in de beheersfase. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het functionele grondprijsbeleid en gronduitgiftebeleid.
  • 7. Het faciliteren van particulier opdrachtgeverschap. Uit het vorige punt vloeit vooral dat het grondbeleid in een deel van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering gunstige condities schept voor individueel en collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap.
  • 8. Het beheersen van de financiële risico's en het benutten van financiële kansen. Het grondbeleid gaat noodzakelijkerwijze gepaard met financiële risico's voor de gemeente, marktpartijen en huishoudens. Het grondbeleid dient er mede op gericht te zijn dat de financiële risico's voor de gemeente adequaat worden beheerst, en voorts dat kansen op positieve exploitatieresultaten worden benut.

Naast deze doelen heeft de gemeenteraad ingestemd met een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.

Het bestemmingsplan, waaronder de ontwikkeling Pimpernelstraat, voldoet aan de uitgangspunten van deze nota.

Welstandsnota Almere 2014 (2015)

Met de Welstandsnota Almere 2015 heeft de gemeente Almere een ommezwaai gemaakt in het
welstandsbeleid. De woongebieden en bedrijventerreinen in Almere zijn met het nieuwe beleid
welstandsvrij geworden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te
worden op het welstandsaspect.

De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de volgende gebieden en thema's:

  • Het groenblauwe raamwerk

Het landschap in Almere vormt het groenblauwe raamwerk waarin de stadsdelen zijn gevat. Voor dit
groenblauwe raamwerk geldt een restrictief bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage
leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. In de nota 'Kleur aan groen'
(zie Groene stad) is dit beleid vastgelegd en uitgewerkt.

  • De hoofdinfrastructuur

Het stelsel van hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten vormt het raamwerk waarlangs mensen zich door
Almere voortbewegen. Het betreft zowel het aanzien van de gebouwde bestandsdelen van deze
hoofdinfrastructuur zoals bruggen, viaducten en geluidschermen als de beeldbepalende elementen van de bebouwing langs de hoofdinfrastructuur die het stadsbeeld mede bepalen.

  • De centrumgebieden

De bebouwing in de centra van de kernen Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten bepaalt in
belangrijke mate het beeld van deze gebieden, die als voorzieningencentra en ontmoetingsgebieden van collectief belang zijn.

  • Bijzondere gebieden

Een aantal gebieden is van bijzondere betekenis voor het stadsbeeld van Almere. Zij verdienen om die
reden extra bescherming. Het gaat dan onder andere om de Bouwrai-gebieden en de prijsvraaggebieden de Fantasie, de Realiteit en de Eenvoud.

  • Reclame

Met het aanbrengen van reclameborden in de openbare ruimte en aan gebouwen zijn grote financiële
belangen gemoeid. Het risico van wildgroei bij het vrijlaten van reclame in de openbare ruimte is groot.
Beperking is noodzakelijk, om te voorkomen dat de architectuur geheel ondergeschikt wordt aan
reclame. Een regulerend beleid beschermt bovendien winkels en bedrijven met een kwaliteitsuitstraling.

Op onderstaande kaart is aangegeven in welke gebieden het welstandsbeleid van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0054.png"

Wanneer een gebied welstandsvrij is wil dat overigens niet zeggen dat er geen regie is. Voor de
omvangrijkere (her)ontwikkelingsgebieden kan supervisie door kwaliteitsteams worden ingesteld en weer worden opgeheven. Ook kan bewonerswelstand worden ingesteld indien 2/3 meerderheid in een gebied aangeeft dat welstandstoetsing gewenst is. Voor het hele grondgebied van de gemeente geldt verder de excessenregeling. De excessenregeling is het instrument om bouwwerken, die in ernstige mate ontsierend zijn voor de omgeving, te laten aanpassen. De excessenregeling is gericht op het uiterlijk en is niet bedoeld om de plaatsing van bouwwerken tegen te gaan.

Het plangebied is welstandsvrij met uitzondering van het groenblauwe raamwerk (Beatrixpark, begraafplaats, stadsweiden en Rie Mastenbroeksportpark), hoofdinfrastructuur en beeldbepalende elementen langs deze hoofdinfrastructuur. De hoofdinfrastructuur is met rode lijnen op de welstandskaart aangegeven.

Beleidsnota kleine bouw 2008 (2009, 2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. oprichten van antenne-installaties.

Voor dit plangebied betekent dit dat de uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de regels en op de verbeelding.

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Dit beleid houdt in dat zendmasten niet in woonwijken en natuurgebieden mogen worden geplaatst. Wel is plaatsing mogelijk op bedrijventerreinen, sportparken en langs hoofdinfrastructuur.

In Rie Mastenbroek sportpark en nabij de Kruidentuinen, beide aan de Hoge Ring zijn zendmasten geplaatst in overeenstemming met deze beleidslijn.

Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)

Daar waar mogelijk zal tegemoet worden gekomen aan de wensen van bewoners om (kleine stukjes) gemeentegrond grenzend aan tuinen te verkopen aan de eigenaren van de tuinen. Anderzijds moeten stukken grond die ten onrechte door bewoners in gebruik zijn genomen, weer in gebruik komen als gemeentegrond. Het gaat hierbij immers om publiekbezit, dat de gemeenschap toekomt.

Er worden twee aanpakken gehanteerd: de projectmatige en de niet projectmatige aanpak.

Bij de projectmatige aanpak neemt de gemeente het initiatief om voor een hele wijk of buurt de mogelijkheden voor tuinvergrotingen te onderzoeken. Dit gaat vrijwel altijd in combinatie met een (groot)onderhoudsproject in hetzelfde gebied. De niet projectmatige aanpak wordt toegepast als een bewoner of een groep bewoners een verzoek tot tuinvergroting indient en er niet binnen een jaar gestart gaat worden met het voorbereiden van een projectmatige aanpak in hetzelfde gebied.

Uitgangspunt bij beide aanpakken is het uitgeven van gronden daar waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. Onder het algemeen belang worden in ieder geval de volgende zaken verstaan:

  • 1. (geplande)projecten/reserveringen waarvoor de gronden nodig zijn;
  • 2. Weigering van eigenaren van kabels of leidingen om in te stemmen met verkoop gecombineerd met het vestigen van zakelijk recht (recht van de eigenaar van kabel of leiding om te allen tijde bij de leiding te kunnen);
  • 3. Ontstaan van problemen voor het (gemeentelijk) onderhoud ten gevolge van de uitgifte;
  • 4. Veiligheid (vooral verkeersveiligheid en sociale veiligheid);
  • 5. Voorkomen van aantasting van ruimtelijke kwaliteit (groene kwaliteit en samenhang van de wijk).

In het plangebied heeft geen projectmatige aanpak van tuinvergrotingen plaatsgevonden. Verkochte gronden hebben wel de bestemming Wonen - 1, Wonen - 2 of 'Tuin' gekregen. Bij nieuwe tuinvergrotingen kan de bestemming van de gronden worden gewijzigd door toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.

Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)

De regels in de Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen zorgen ervoor dat de watergangen in de stad op een verantwoorde manier gebruikt kunnen blijven worden. In artikel 5:19, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2011 is een verbod opgenomen om met een vaartuig in openbaar water een ligplaats in te nemen, een ligplaats te hebben dan wel beschikbaar te stellen. In de aanwijzing en nadere regels ligplaatsen is geregeld dat dit verbod niet van toepassing is op de aangewezen gedeelten van het openbaar water die als ligplaatsen woonschepen zijn aangegeven op kaart die bij de aanwijzing hoort. Op de kaart bij de aanwijzing zijn ook vaste ligplaatsen, afmeeroevers, passantenligplaatsen, wachtplaatsen, particulier water en particuliere oevers aangegeven.

Binnen het plangebied zijn geen ligplaatsen voor woonschepen aangewezen. De oevers langs de watergangen zijn niet aangewezen als afmeeroever. In de bestemming 'Water' is in de bestemmingsomschrijving aanleggelegenheid opgenomen, waardoor het gebruik als afmeeroever op grond van het bestemmingsplan is toegestaan.

Prostitutiebeleid Almere (2000)

Het beleid is gericht op concentratie van bepaalde vormen van seksinrichtingen (in het uitgaanscentrum met bepaalde dominante functies zoals horeca en uitgaan, waar ruime mogelijkheden zijn m.b.t. sluitingstijden).

In de Nota Prostitutiebeleid wordt vestiging van een bedrijf in een woonwijk ontoelaatbaar geacht. Daarnaast wordt het buitengebied uitgesloten omdat dit óf een blijvend recreatiegebied óf een toekomstig woongebied is.

Er wordt afgezien van de aanwezigheid van raamprostitutie en straatprostitutie in Almere. Uitgangspunt is dat er enige concentratie is in de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten van de zichtbare prostitutie (seksclub, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal, erotheek en sekswinkel). Het vestigingsbeleid gaat uit van maximaal vijf seksclubs, maximaal vijf erotische massagesalons, maximaal vijf privé-huizen, maximaal vijf bedrijven in de seksbranche waar geen seksuele handelingen plaatsvinden, en maximaal drie parenclubs in de gemeente Almere. Deze kunnen verdeeld worden over de centrumgebieden van de stadskernen van Almere-Stad, Almere-Haven en Almere-Buiten. De mogelijkheid bestaat dat steeds één van de vijf bedrijven zich kan vestigen op een bedrijventerrein. Vestiging op een bedrijventerrein is gebonden aan extra voorwaarden.

Op grond van het bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere.

Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen.

Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie I “ lichte horeca”. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient minimaal 350 meter te zijn tussen een school (basis- en voortgezet onderwijs) en een coffeeshop (uitgezonderd Festivalplein)
  • dusdanig gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van bedrijventerreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.

Binnen het plangebied zijn geen coffeeshops toegestaan.

Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)

Op 19 mei 2000 heeft het college van B&W het 'uitgiftebeleid benzineverkoop' vastgesteld. Het beleid gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangegeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.

De bestaande benzineverkooppunt aan de Kweekgrasstraat is aangewezen in het Uitgiftebeleid. In het plan wordt geen ruimte geboden voor nieuwe benzineverkooppunten.

1.5 Bereikbaarheid en mobiliteit

Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.

Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging;
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (m.n. stations);
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur cq langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving;
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto);
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere;
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan. Vooralsnog is een reservering voor de IJmeerverbinding niet nodig. Het voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van de IJmeerverbinding niet onmogelijk. Zie onder 1.1 Hoofdstuk 1 Rijksbeleid en dan onder de kop Rijksstructuurvisie Amsterdam - Almere- Markermeer (2013) (RAAM) voor een afbeelding van het gedeelte van het tracé dat in het plangebied loopt. De parkeernormen zijn opgenomen als bijlage bij de planregels (Lijst van parkeernormen).

Verkeersveiligheid rond basisscholen   (2001)

De verkeersdrukte rond basisscholen door de auto's van de ouders/verzorgers is een algemeen probleem, dat de veiligheid van de kinderen in gevaar brengt.

De locatie van basisscholen en daarbij de verkeerssituatie rond de school moet daarom in een vroeg stadium in de stedenbouwkundige plannen opgenomen worden. Dit geldt in het bijzonder voor zgn. educatieve steunpunten c.q. de brede school.

Voor het plangebied betekent dit dat voor de bestaande scholen rekening is en wordt gehouden met deze nota.

1.6 Werk in de stad

De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019 (2015)

De Economische Kracht van Almere bevat de economische agenda, de programmalijnen en speerpunten, voor de periode 2015-2019. Almere maakt deel uit van de economische topregio Noordvleugel. Dit vraagt om een aantrekkelijk vestigingsmilieu. Almere richt zich op het doorontwikkelen van de eigenheid van Almere en de complementariteit van de stad in de Noordvleugel. De programmalijnen zijn:

  • Excellent gastheerschap via het faciliteren van bestaande en nieuwe bedrijven, door onder meer het contact houden met gevestigde bedrijven en het versterken van aanspreekpunten tussen gemeente en ondernemers;
  • Stimuleren van nieuwe kansen en mogelijkheden van ondernemers, door onder meer het mogelijk maken van bestemmingsverruiming van leegstaande (kantoor)gebouwen;
  • Inspannen om knelpunten op te lossen die ondernemers signaleren;
  • Dienstverlening aan ondernemers via het Ondernemersplein;
  • Inzetten voor heldere en soepele toepassing van regelgeving, door onder meer aanpassing en verruiming van het beleidskader over werklocaties (GVV);
  • Cultuurverandering van de gemeentelijke organisatie gericht op het adequaat en vlot bedienen van ondernemers met snelle en 'to-the-point' dienstverlening;
  • Doorontwikkelen van de clusteraanpak met EDBA 2.0, bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen, gericht op economische structuurversterking in Almere.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019.


Gemeentelijke Visie op de Werklocaties (2016)

De Gemeentelijke Visie op Werklocaties (= GVW) vormt het beleidskader voor het vestigen van economische activiteiten. De dynamiek in de huisvesting van economische activiteiten is groot en de GVW geeft de kaders om te bepalen waar initiatieven kunnen komen en welke ruimtelijke randvoorwaarden daarbij gelden. Uitgangspunt is dat overal in Almere gewerkt kan worden. Daarbij passen een optimale flexibiliteit en functiemenging. De GVW bestaat uit een leidraad en kaartbeelden, de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 en het beleid voor Facilitypoints. De leidraad geeft op hoofdlijnen aan welke soorten economische activiteiten zich in welk soort milieu kunnen vestigen en vormt de basis voor bestemmingsplannen. Doel is om initiatieven zorgvuldig in te kunnen passen. De leidraad geeft richting aan waar wat is toegestaan, maar sluit tegelijk ook niets uit, mits dit geen afbreuk doet aan het milieu dat op die plek van toepassing is. In individuele gevallen kan afgeweken worden via een goede ruimtelijke onderbouwing.

  • 1. Centrummilieus: mix aan activiteiten met wonen in hoge dichtheid naast elkaar; alleen activiteiten in categorieën A, B of C: winkels, horeca, werken aan huis;
  • 2. Woonmilieus: werken aan huis en kleinschalige, zelfstandige werkplekken in de wijken met beperkte effecten; Indische buurt, Floriadegebied en Duin zijn woon-werkmilieus met mix van wonen en werken (en horeca) onder voorwaarden mogelijk;
  • 3. Werkmilieus:
    • a. Binnenstedelijk: ruimte voor verkleuren naar diverse activiteiten; binnen de kom van woonbebouwing; qua schaal en maat aansluitend op woonomgeving; vanwege ligging tegen woonmilieus alleen categorieën A, B of C; kantoor tot max 50% en/of 1500 m2 per bedrijf; voorzieningen en horeca mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel nee met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; wonen mag aan de randen van het terrein mits voldaan aan de goede ruimtelijke ordening.
    • b. Regulier: geschikt voor grotere bedrijven (categorie 1 t/m 3.2); voorzieningen en horeca mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel nee met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; wonen nee.
    • c. Industrie: alleen op De Vaart; grootschalige en zware bedrijven (t/m categorie 5.3); mogelijkheden voor andere functies zijn beperkt; wonen nee.
    • d. Kantoren: categorieën A, B of C; voorzieningen mogen; horeca en wonen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijk ordening); detailhandel mag alleen in Centrum Almere Stad.
    • e. Agrarisch: alleen op de Buitenvaart; voorzieningen, horeca (alleen categorie 1 toegestaan. Horeca uit categorie 2 en 3 alleen onder voorwaarden van de algemene uitgangspunten. en detailhandel alleen ondergeschikt; wonen alleen in bedrijfswoning of plattelandswoning.
  • 4. Groene milieus: recreëren is de hoofdfunctie; landschap geeft richting aan de vorm en type gebruik van nieuwe initiatieven zodat elke toevoeging het groene milieu versterkt; kleinschalige bedrijven, voorzieningen en horeca zijn mogelijk onder deze voorwaarden. Naast de GVW en de bestemmingsplannen zijn er andere instrumenten van toepassing voor het zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte: RRAAM 2013, de Ladder voor duurzame verstedelijking, stedelijk programma, regionale programma afspraken (metropoolregio Amsterdam), beheer bedrijventerreinen en aanpak leegstand/ taskforce wonen met welzijn en zorg. Groene milieus: recreëren is de hoofdfunctie; landschap geeft richting aan de vorm en type gebruik van nieuwe initiatieven zodat elke toevoeging het groene milieu versterkt; kleinschalige bedrijven, voorzieningen en horeca zijn mogelijk onder deze voorwaarden.

Naast de GVW en de bestemmingsplannen zijn er andere instrumenten van toepassing voor het zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte: RRAAM 2013, de Ladder voor duurzame verstedelijking, stedelijk programma, regionale programma afspraken (metropoolregio Amsterdam), beheer bedrijventerreinen en aanpak leegstand/ taskforce wonen met welzijn en zorg.

Hieronder is de kaartbeeld opgenomen van de werklocaties Almere

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0055.jpg"

Kaartbeeld werklocaties Almere (Bron: GVW 2016, p. 8)

Leidraad en Legenda voor werklocaties

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0056.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0057.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0058.png"

Facilitypoints 

Voor vestiging van Facilitypoints gelden de volgende uitgangspunten: (snel)weggebruikers als doelgroep, afslagen van A6 en A27 en minimale kavelgrootte is 3.000 m². Er zijn drie concepten: basisconcept (alleen horeca tbv kort doelgericht verblijf), plusconcept (horeca en aanvullende voorzieningen tbv kort en langer verblijf) en truckersconcept (parkeerplaats en voorzieningen voor vrachtwagens tbv kort en langer verblijf). Op negen locaties is een fp mogelijk:

  • 1. Al (min of meer) aanwezige fp (Basis en/ of plusconcept): Gooise Poort (Audioweg 2), Hollandsekant, Weerwater Zuid (Oorweg), Veluwsekant (Strubbenweg), Sallandsekant (Koningsbeltweg), De Vaart (Dukdalfweg). Doorgroei naar truckersconcept kan op Hollandsekant, Sallandsekant en De Vaart (Brugplein indien fp op Dukdalfweg is ontmanteld) . Doorgroei naar plusconcept kan op Veluwsekant, Weerwater Zuid en De Vaart (brugplein indien fp op Dukdalfweg is ontmanteld);
  • 2. Nieuwe fp kunnen op: Stichtsekant, Poort (Elementendreef) en Hout-Noord (A6-park).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0059.png"

Voor het plangebied geldt dat het voornamelijk uit woonmilieu bestaat en daarnaast een binnenstedelijk bedrijventerrein.

Voor het woonmilieu (woonwijk) geldt dat aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan. Daarvoor zijn in de regels voorwaarden opgenomen. Ook liggen verspreid over de wijk bedrijfsruimten die voor diverse functies gebruikt mogen worden, mits de effecten op de omliggende woningen beperkt zijn.

In het binnenstedelijk werkmilieu (bedrijventerrein Frezersplaats) zijn naast bedrijven ook andere functies toegestaan, zoals kantooractiviteiten, voorzieningen. Deze activiteiten zijn toegestaan tot maximaal categorie B uit de Staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging. De bestaande bedrijfswoningen / woonwerkeenheden zijn toegestaan en op de verbeelding met een specifieke aanduiding 'bedrijfswoning' aangegeven. Nieuwe geluidgevoelige woonfuncties (wonen of bedrijfswoningen / woonwerkeenheden) of andere geluidgevoelige functies kunnen alleen via een buitenplanse afwijking en mits passend naar schaal en omvang en de omliggende bedrijvigheid niet beperkt.

Per bedrijf mag tot maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak worden gebruikt voor bij het bedrijf behorende kantooractiviteiten. Zelfstandige kantoren zijn op de verbeelding met een aanduiding aangegeven. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan voor het toestaan van nieuwe zelfstandige kantoren mits de oppervlakte per vestiging niet meer bedraagt dan en mits maximaal 25% van het bebouwd gebied van de bestemming ten behoeve van zelfstandige kantoren wordt gebruikt.

In het plangebied is een bestaande benzineverkooppunt aanwezig en in het beleid als zodanig aangewezen. Er zijn geen nieuwe benzineverkooppunten of facilitypoints op basis van dit beleid danwel voorliggend bestemmingsplan mogelijk.

Per bedrijf mag tot maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak worden gebruikt voor bij het bedrijf behorende kantooractiviteiten. Zelfstandige kantoren zijn op de verbeelding met een aanduiding aangegeven. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan voor het toestaan van nieuwe zelfstandige kantoren mits de oppervlakte per vestiging niet meer bedraagt dan 1500 m² en mits maximaal 25% van het bebouwd gebied van de bestemming ten behoeve van zelfstandige kantoren wordt gebruikt.

Uitgangspunt is om horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteiten. In andere milieus is horeca alleen toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0060.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0061.png"

* Afweging voor 1 categorie hoger is mogelijk (B is hoger dan A, C is hoger dan B)

** Categorie 1 is mogelijk en categorie 2-5 is toegestaan onder voorwaarden van de algemene uitgangspunten

*** De Vaart is geen zelfstandige horeca mogelijk, behalve in combinatie met een eventueel business facility point en Bolderweg 1, 2 en 3.

**** kantoorlocaties buiten de centrumgebieden

Voor het plangebied betekent dit dat de bestaande horecavestiging een passende bestemming conform de huidige en/of vergunde situatie krijgt.

Aanwezige horeca in de woonwijk met aanduiding toestaan (Vanillestraat 25 (snackbar G&B Roti's Palace, 2e Erno's Snackcorner), Basilicumweg 335 (snackbar Teddy Snack).
De mogelijkheid in het oude bestemmingsplan voor alleen lichte horeca (niet zijnde café of Bars- Bar/dancing) aan de Vanillestraat 25 en 27 wordt overgenomen in het nieuwe plan. Onder nieuw horecabeleid is dit vergelijkbaar met horeca categorie 3.
In Beatrixpark (Beatrixpromenade 7) is een restaurant gevestigd (American Diner). Op deze locatie is conform de categorie-indeling van de toekomstige Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 Horeca 3 toegestaan.

Nieuwe horeca kan alleen indien dit voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en via een afwijking.

Detailhandelsvisie Almere 2014 (2014)

De Detailhandelsvisie Almere 2014 geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan.

De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn:

  • de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • ruimte bieden aan ondernemers;
  • e-commerce faciliteren.

Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie van dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra
  • Concentratie van niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra
  • Prioriteit voor kansrijke innoverende concepten
  • Verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden
  • Vergroten van de verzorgingsfunctie en complementariteit van warenmarkten
  • Behouden van ruime mogelijkheden winkelopening
  • Handhaven van regels
  • Programmering gericht op kwaliteit
  • Uitvoeringsparagraaf 'samenwerking markt en overheid'

De detailhandelsvisie bevat een aantal relevante begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader bevat een verdere vertaling van het beleid:

Economische segmenten   Dagelijks   Niet dagelijks   E-commerce  
    Recreatief   Doelgericht (PDV)   web- winkel   internet- winkel   afhaal-punten  
Milieus en Locaties              
stadscentrum en stadsdeelcentra   ja   ja   ja*   ja   ja   ja  
wijk- en buurtcentra   ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/**   ja   nee   ja   ja   ja  
retailcentra***   nee   ja, mits passend binnen het thema   ja, mits passend binnen het thema   ja   ja   ja  
woonwijken (inclusief bedrijfs- woningen op bedrijventerreinen)   ja, mits < 25 m² w.v.o. aan huis   ja, mits < 25 m² w.v.o.   nee   ja   ja*   ja****  
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   alleen daar waar het volgens de geldende bestemmings- plannen mogelijk is, met uitzondering van ABC goederen¹)   ja   nee   ja****  
hoogwaardige bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
logistieke bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
industrieterreinen (De Vaart 1-3 en 4)   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   nee  
agrarische bedrijventerreinen, zoals Buitenvaart   ja, mits < 25 m² w.v.o. in de bedrijfswoning ***** en m.b.t. ondergeschikte detailhandel maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. *****   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.*****   nee, met uitzondering van 1 tuincentrum   ja*****   ja*****   nee  

* Mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieu-eisen (5 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o.).

** In stadsdeel Haven maximaal 1.200 m² w.v.o.

*** Retailcentra vallen onder het locatietype 'voorzieningenmilieu' uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en Doemere is een voorzieningenmilieu voor PDV en het toekomstig retailpark Poort is een voorzieningenmilieu voor GDV. Ook de eventuele toekomstige detailhandelszone op Twentsekant is aangewezen als een voorzieningenmilieu voor PDV/GDV (pas op zijn vroegst na 2020 in ontwikkeling).

**** Op nog nader te bepalen locaties en onder nog nader te bepalen voorwaarden/criteria.

***** Gelieerd aan de hoofdbestemming (verbreed agrarisch) binnen het nieuwe bestemmingsplan Agrarisch gebied Buitenvaart.

¹) ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones.

De voorwaarden voor wijk-en buurtcentra zijn van toepassing op de buurtcentra Lavendelplantsoen en het Saffraanplein . Hier is zowel dagelijks als niet-dagelijkse detailhandel (niet zijnde PDV) mogelijk. Ook een supermarkt kan daar, mits het winkelvloeroppervlak niet groter is dan 1.500 m². In de centra zijn ook web- en internetwinkels en afhaalpunten mogelijk.

In de kleinschalige bedrijfsruimten, die verspreid liggen in de woonwijken, is detailhandel toegestaan. Ook is in een woning zelf onder voorwaarden maximaal 25 m2 verkoopvloeroppervlak aan detailhandel toegestaan. Dat is in dit bestemmingsplan geregeld in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Ook webwinkels en internetwinkels zijn daarbij toegestaan, voor zover wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot parkeren e.d. Deze eisen zijn opgenomen in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten.

Op het bedrijventerrein Frezersplaats is zelfstandige detailhandel niet toegestaan, wel ondergeschikte detailhandel. Tevens is verkoop van ABC goederen toegestaan. De bestaande kringloopwinkel aan de Zwenkgrasstraat 4 is met een specifieke aanduiding detailhandel mogelijk gemaakt.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het beleid.

Afhaalpunten (2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels.

Op basis van de Detailhandelsvisie Almere 2014 worden afhaalpunten bij voorkeur geïntegreerd in de bestaande winkelstructuur. Hoewel afhaalpunten in winkelgebieden kunnen worden opgezet, bestaat er behoefte om pure afhaalpunten ook buiten de winkelgebieden kansen te bieden.

Afhaalpunten worden in de Detailhandelsvisie Almere 2014 niet als detailhandel gezien, maar als een bedrijfsfunctie (logistiek). Een afhaalpunt wordt in de detailhandelsvisie daarom gedefinieerd als "een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten". Doordat pure afhaalpunten ook als een (logistiek) bedrijf gezien kunnen worden, dus niet als een winkelfunctie, ontstaat de mogelijkheid om deze te realiseren op locaties buiten de bestaande winkelstructuur. Afhaalpunten worden toegestaan op alle bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) worden hiervan uitgesloten.

Voorwaarden voor vestiging van een puur afhaalpunt op bedrijventerreinen zijn:

  • voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • de locatie van het afhaalpunt dient goed ontsloten te zijn: een directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.

Dit betekent voor het plangebied dat afhaalpunten mogelijk zijn op het bedrijventerrein Frezersplaats en in de buurtcentra aan het Lavendelplantsoen en het Saffraanplein.


Kringloopwinkels (2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels.

Volgens de Detailhandelsvisie is detailhandel toegestaan op locaties met een detailhandelsbestemming. Kringloopwinkels vestigen zich in de praktijk echter eerder op bedrijventerreinen vanwege het volumineuze karakter en de relatief lagere huurprijs dan in winkelcentra. Er zijn in Almere drie kringloopwinkels gevestigd: op De Steiger, op Markerkant en op Frezersplaats. De kringloopwinkel op Poldervlak is begin 2014 afgebrand.

In vergelijking met de definitie zoals die is opgenomen in de Detailhandelsvisie Almere 2014 zijn de termen 'breed assortiment' en 'om niet' toegevoegd, mede om het verschil te benadrukken met een 'gewone' tweedehandswinkel.

Door de brede opzet van deze specifieke bedrijfstak is het wenselijk dat hiervoor ook ruimte wordt geboden buiten de winkelcentra.

De typen bedrijventerreinen waar kringloopwinkels zich kunnen vestigen worden beperkt tot die bedrijventerreinen die voor consumenten goed bereikbaar zijn en die relatief dicht bij een woonwijk liggen. Daarnaast komen die bedrijventerreinen in aanmerking waar de bedrijven qua aard van de bedrijfsactiviteiten niet onnodig belemmerd worden in hun bedrijfsvoering met de komst van een kringloopwinkel. Kringloopwinkels moeten geen negatieve ruimtelijke effecten veroorzaken op de bedrijfsomgeving waar deze gevestigd zijn. Daarom komen de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen (zoals in de GVV van 2010 genoemd) hier voor in aanmerking. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) en de bedrijventerreinen Stichtsekant, Hollandsekant en Sallandsekant (logistiek) komen hiervoor niet in aanmerking. Elke vestiging dient fysiek en verkeerskundig inpasbaar te zijn. Parkeren, laden, lossen en manoeuvreren dient op eigen terrein plaats te vinden.

Dit betekent voor het plangebied dat de kringloopwinkel op het bedrijventerrein Frezersplaats met een aanduiding op de verbeelding (plankaart) is aangegeven.

Werken in de wijk (2005)

Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd.

Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt.

Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte.

Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.

Voor het plangebied betekent dit dat 50% van het oppervlak van een woning gebruikt mag worden voor aan huis gebonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Op grond van de Detailhandelsvisie Almere 2014 mag binnen deze 50% 25 m2 worden gebruikt voor detailhandel. In de kleine bedrijfsunits is de wijk is ook vestiging van dienstverlenende functies, sportvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen en lichte bedrijvigheid toegestaan (tot max. categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging).

Het bestemming is in overeenstemming met de nota werken in de wijk.

Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015)

Almere heeft de vrijetijdssector veel te bieden en wil de kansen niet laten liggen maar juist benutten. De vrijetijdssector is goed voor de kwaliteit van de stad en het imago. Bovendien trekken vrijetijdsvoorzieningen bezoekers en wordt met de ontwikkeling van de vrijetijdssector de werkgelegenheid vergroot en het investeringsklimaat verbeterd.

De kansenkaart is opgesteld in samenwerking met de Stichting Leisurebelang Almere (SLBA) en Almere City Marketing (ACM). In de kansenkaart zijn 16 locaties in de stad aangewezen waar kansen liggen voor de ontwikkeling van vrijetijdsvoorzieningen. De locaties zijn geen volledige opsomming. Op de kaart zijn met name de locaties in het groen en aan het water opgenomen.

Het Weerwater is één van de locaties die in de kansenkaart is opgenomen. Dit vanwege de komst van de Floriade en de verbreding van de A6. Mogelijke vestigingen of activiteiten die worden genoemd zijn: sportieve activiteiten, jachthaven en andere wateractiviteiten (bv. bootverhuur, waterfietsen, kano's) en horeca.

Het Beatrixpark is niet benoemd als locatie. Echter wordt in de kansenkaart expliciet aangegeven dat initiatieven op gebied van recreatie ook op andere locaties bespreekbaar zijn. Stadspark Beatrixpark biedt hiervoor mogelijkheden.

Agenda Toerisme en recreatie 2016 – 2022 (2016)

De vrijetijdssector is een groeiende sector in Nederland en biedt kansen voor Almere. Niet alleen voor Almeerders maar ook voor bezoekers uit Flevoland, inwoners uit de Metropoolregio Amsterdam en bezoekers uit het buitenland. In de agenda zijn vier kerngebieden aangewezen: Almere Centrum, Kustzone Poort, Boswachterij Almeerderhout/De Kemphaan en Oostvaardersplassen. Daarnaast zijn vijf thema's benoemd: shoppen, architectuur, waterrecreatie, (nieuwe) natuurbeleving en evenementen. Per gebied en thema worden acties voorgesteld op te pakken door een klein team.

Twee acties die zijn benoemd onder het thema waterrecreatie zijn relevant voor het Beatrixpark: faciliteer bij het verder versterken van de Blauwe As en ontwikkel samen met stakeholders een programma langs en op het water.

Het Beatrixpark ligt op de route van de Blauwe As en is een interessante hotspot voor pleziervaart. De Diner als horecapunt voorziet in een deel van het programma.

1.7 Groene stad

Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)

Dit plan is een samenhangende visie voor alle wateraspecten, opgesteld door gemeente en waterschap met meerdere betrokkenen. De ambitie is om Almere verder te versterken als een 'stad van het zuiverste water': een ondernemende, veelzijdige waterstad. Almere beschikt over een royaal, gezond watersysteem in een groene en waterrijke omgeving, dat door de inwoners wordt gewaardeerd. Maar door klimaatverandering is er vaker extreme neerslag, hitte en droogte, is er overlast door de overmatige waterplantengroei en de biodiversiteit blijft achter bij de potentie. Ook is er vraag naar innovaties op watergebied door de bodemdaling en grondstoffenschaarste. Bovendien biedt elk (bouw)project kansen voor duurzame oplossingen en een aantrekkelijke leefomgeving. Dit is een groeiende stad waardevol. Vanuit vier doelstellingen wordt daarom gewerkt aan:

  • I. Slim waterbeheer;
  • II. Een aantrekkelijke waterstad;
  • III. Levend water: biodiversiteit versterken in en langs het water, waterkwaliteit verbeteren ten behoeve van mens en dier;
  • IV. Een stad zonder afval(water).

Bij de uitvoering richt de gemeente zich op:

  • 1. wat we nu al doen: waterschap en gemeente spannen zich in voor het goed functioneren van alle waterketens middels het beheer en onderhoud van de blauwe infrastructuur (riolen, zuiveringsinstallaties, sloten en gemalen).
  • 2. wat we anders gaan doen: de wereld verandert snel en dat vraagt om nieuwe oplossingen:
  • Almeerders en hun water: activiteiten organiseren samen met inwoners, ondernemers en organisaties, betere dienstverlening, meer en gerichter contact over actuele onderwerpen en het sluiten van 'blue deals';
  • richtlijnen voor beheer en ontwikkeling: activiteiten om waterbeheer op orde te brengen en water optimaal te integreren in gebiedsontwikkelingen (water is een aantrekkelijk element en de leefomgeving verbetert door de aanwezigheid van water):
  • innovatietrajecten: samen met kennispartners werken aan drie toekomstopgaven: een toekomstbestendige blauwe infrastructuur (riool in een slappe bodem), het innoveren met nieuwe meren (monitoren gebruik) en het verwaarden van de waterkringlopen (vinden van afzetmarkten en experimenteren met nieuwe technologieën).

In paragraaf 5.9 Waterparagraaf zijn de wateraspecten aangegeven. De watertoets voor de woningbouwontwikkeling Pimpernelstraat/Korianderweg is hierin verwerkt.

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken. De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0062.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP2EM01-vg01_0063.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers.

Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie.

De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen:

Het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk. Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota kleur aan groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op de groenstructuur Beatrixpark en begraafplaats, en de groenstructuur evenwijdig aan de Hogering gevormd door de begraafplaats, de stadsweiden, het volkstuincomplex (de Kruidenwijktuinen), en ten oosten van de Frezersplaats door het Koggepark, de stadsweiden en het Rie Mastenbroek Sportpark. Verder is de Nota ook van toepassing voor de recreatieve verbinding tussen het Weerwater en de Noorderplassen. Deze verbinding loopt door het Beatrixpark en is in de Nota aangewezen als identiteitsdrager.

Deze gebieden zijn op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als Park (voor het Beatrixpark) en Voorzieningenpark' (voor andere delen van de groenstructuur in het plangebied). Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik bestaat uit wandelen, fietsen spel, tijdelijke activiteiten, eten en drinken en cultuur. Beheerderswoningen zijn mogelijk, maar in de parken wordt geen bebouwing met primair een woonfunctie gerealiseerd.

Voor de identiteitsdrager is aangegeven dat deze verbindingen van groot visueel belang zijn. Zij leiden dwars door wijken en geven structuur en identiteit. De waterlopen volgen de structuur van de stad. Initiatieven langs deze lijn zijn altijd goed zichtbaar. De recreatieve fiets, wandel of vaarroutes kunnen ondersteund worden met functies zoals eten en drinken, kunst en cultuur.

Het Beatrixpark heeft in dit bestemmingsplan de bestemming Groen-Recreatie gekregen. De Begraafplaats, de bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats, de Stadsweiden Recreatie met de aanduiding Stadsweiden en daaromheen Groen, de Volkstuinen hebben een recreatieve bestemming gekregen met een aanduiding volkstuinen. Het Koggepark heeft een groen bestemming, en het Rie Mastenbroek Sportpark heeft een Sport bestemming gekregen. De recreatieve verbinding heeft de bestemming Water.

Eventuele nieuwe initiatieven die niet passen binnen deze bestemming worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.


Ecologisch Masterplan (2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  • a. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  • b. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • c. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  • d. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijv. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad).
  • e. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  • f. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  • g. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  • h. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.


Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.

Het Koningin Beatrixpark maakt geen onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur van Almere maar draagt wel bij aan de ecologische structuur van de stad. Het park vormt een onderdeel van de stedelijke brongebieden en ecologische structuur voor flora en fauna welke in en om de stad zijn gelegen.

Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003)

Het beleidsplan 'wandelen en hardlopen 2003-2010' is vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juni 2003. Hierin staat aangegeven dat op de eerste plaats de wandelinfrastructuur dient te worden uitgebreid. Daarbij gaat het om het aanleggen van paden in gebieden waar ze ontbreken en in nieuw te ontwikkelen gebieden. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het verhogen van de kwaliteit van de paden. Door de groei van de stad neemt de druk op bestaande voorzieningen toe. Om de toegankelijkheid en de begaanbaarheid van de paden jaarrond te garanderen, is het van belang veel gebruikte graspaden te voorzien van (half)verharding. Tot slot is het wenselijk om gebruikersgroepen te scheiden. Op dit moment maken wandelaars op veel plaatsen gebruik van fietspaden. Dat komt noch de verkeersveiligheid, noch de belevingswaarde voor de recreant ten goede. Het aanleggen van specifieke voetpaden naast fietspaden moet nader uitgewerkt worden.

Verder is geconstateerd dat verschillende gebruikersgroepen uiteenlopende eisen stellen aan de belevings- en gebruikswaarde van routes en voorzieningen. Er wordt naar gestreefd meer variatie aan te brengen in de gebieden, zodat alle gebruikersgroepen bediend kunnen worden. Er moeten mogelijkheden gecreëerd worden voor liefhebbers van struinnatuur en voor fysiek beperkte wandelaars. Het aantal hardlooproutes kan uitgebreid worden in Buiten en Haven. Naast het realiseren van routes wordt in het plan aandacht besteed aan voorzieningen die hiermee samenhangen. Voorbeelden hiervan zijn horecagelegenheden en uitspanningen, rustpunten, informatievoorzieningen op parkeerplaatsen in buitengebieden etc.

Voor het plangebied betekent dit dat in het Beatrixpark skate- en wandelroutes zijn opgenomen

1.8 Veiligheid

Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces, 2003)

In de Kader Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere (structuurplan, ontwikkelingsplan, bestemmingsplan, verkavelingsplan, inrichtingsplan) altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk.

De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op afwijkingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland.

De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Voor het plangebied zijn vooral de veiligheidsaandachtspunten voor woongebieden en bedrijventerreinen met woonfunctie binnen 'stedelijk weefsel' van belang bij nieuwe ontwikkelingen. Bij de concrete invulling van nieuwe ontwikkelingen dient toepassing te worden gegeven aan de veiligheidschecklist. De woningbouwontwikkeling Pimpernelstraat / Korianderweg voldoet aan deze checklist.

Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk.

De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen.

Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.

Voor het plangebied betekent dit dat de opslag en verkoop van vuurwerk onder voorwaarden is toegestaan op het bedrijventerrein Frezersplaats. Het bestemmingsplan voldoet aan het beleid.

1.9 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)

De Toekomstvisie Vrije tijd Almere geeft richting aan de ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes naar 2030. De twee elkaar versterkende hoofddoelen van de voorliggende visie zijn:

  • 1. het creëren van een hechte, leefbare samenleving;
  • 2. het versterken van de identiteit van de stad.

De gekozen koers laat zich vertalen in drie speerpunten:

  • 1. Het huis uit, de wijk in;
  • 2. Verbinden en versterken;
  • 3. Volwaardige stad in de regio.

Om een hechte samenleving te bereiken, dient zonder aarzelen te worden gekozen voor het niveau van de wijk en woonomgeving. Het bevorderen van contact en ontmoeting zal in Almere de belangrijkste opgave zijn. Het verfraaien, verbeteren en verlevendigen van die omgeving is daarvoor een middel. Als het gaat om de identiteit van de stad zijn de sleutelwoorden 'versterken' en 'verbinden'. Dit houdt in het aantrekkelijker maken van bestaande voorzieningen, stadsparken en natuurgebieden en het realiseren van een netwerk voor wandelen, fietsen, skeeleren en varen. Daarnaast is op enkele punten een versterking van de stedelijke infrastructuur gewenst. Daarbij kunnen de kwaliteiten die de stad heeft verder worden uitgebouwd en benut. Vanuit een aantal thema's wordt een bovenregionale profilering voorgesteld die Almere op de kaart kan zetten.

Dit bestemmingsplan sluit aan op de in de visie beschreven doelen.

Sportief in beweging, Almeers sportbeleid 2017-2020 (2017)

Sport en bewegen is een belangrijk onderdeel van de stad. Niet alleen is het een leuke en gezonde vrijetijdsbesteding, maar het draagt ook bij aan de identiteit van de stad en de maatschappelijke opgaven die de stad heeft. We benadrukken de positieve impact van sport en bewegen op de stad en laten de buurtsportcoaches Almeerders op wijkniveau uitdagen en stimuleren om te sporten en bewegen. De openbare ruimte en sportgebouwen moeten toegankelijk zijn en uitdagen om te sporten. Ontwikkeling en herkenning van talent staan centraal, waarbij ervaring en kennis als vliegwiel dienen voor andere sectoren als onderwijs en cultuur. Daarnaast krijgen een aantal focussporten extra aandacht, omdat deze bij Almere passen (unique selling points) en tillen we die naar een hoger niveau.

Er zijn drie lagen in de Almeerse sportpiramide die de basis vormen van de visie en ambitie van het sportbeleid. Ambitie is om het percentage Almeerders dat maandelijks sport omhoog te brengen van 68% naar 70% en dat wekelijks sport van 51,5% naar 55%.

1. De stad als speelveld: sportclubs versterken (minder uitstroom jeugd, grotere bijdrage van clubs aan maatschappelijke vraagstukken), meer clubs gericht op studenten.

2. De stad van talent: Almeerders helpen bij het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten, meer regionale trainingscentra.

3. De stad die uitblinkt: focussporten (meer sporters, maatschappelijke waarde omhoog, topsportstructuur verbeteren), aantrekkelijke evenementen in de Topsporthal, verbinden sport en bedrijven.

Voor het plangebied betekent dit dat het bestemmingsplan binnen de bestemmingen 'Groen', 'Groen-Recreatie', 'Recreatie' en 'Sport' van mogelijkheden voor sport- en spelvoorzieningen zijn opgenomen.

Het plangebied biedt met zijn fiets- en wandelroutes, speel- en sportvoorzieningen meer diverse mogelijkheden om de sport- en bewegingsactiviteiten van de bewoners van Almere te stimuleren en speelt daarom in op de hoofddoelstelling van de Sportnota.

Inrichting schoolpleinen (1999)

Op 30 maart 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders kennis genomen van de "Rapportage Werkgroep schoolpleinen". Mede op basis van deze rapportage heeft het college besloten dat schoolpleinen zowel een wijkvoorziening als een voorziening voor de school dienen te zijn. Tevens is een regeling getroffen met de schoolbesturen over de verdeling van de kosten voor aanleg en onderhoud van de schoolpleinen.

Voor het plangebied betekent dit dat schoolpleinen expliciet als "speelterrein" worden toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming "Maatschappelijk".

Archeologienota 2016 (2016)

Almere voert een actief Archeologisch Monumentenzorg (AMZ) beleid, gericht op

  • Het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • Het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • Het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 21 april 2016 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op 29 april 2016 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988.

Het beleid richt zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). De vergunningsplichtige gebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde rijksmonumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de ABA aangegeven. Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden daartoe aangewezen gebieden beschermd via het bestemmingsplan (zie paragraaf Waarde-Archeologie 1 t/m 6)

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan twee condities is voldaan: 1. De voorgenomen bouw- en aanlegactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrijstelling, en 2. De betreffende gronden zijn niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen. De inzet van beschikbare middelen richt zich op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen.

Voor ingrepen of wijzingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden als de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.

Bij onderzoek kunnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden vastgesteld. De omgang met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is geregeld in de Archeologieverordening 2016 en behelst behoud in situ, door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer.

Voor de inpassing van behoudenswaardige vindplaatsen geldt dat op het terrein geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Voor deze terreinen geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein en de archeologische waarden niet schaden.

Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.

In de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan is een beschermende regeling opgenomen voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. In paragraaf 3.3.1 Waarde-Archeologie 1 wordt hier verder op ingegaan.

Gemeentelijke Archeologieverordening 2016 (2016)

In de gemeentelijke Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Daar buiten liggen gebieden waarbinnen archeologische vindplaatsen worden verwacht maar nog niet zijn vastgesteld.

In de Archeologieverordening 2016 wordt onderscheid gemaakt tussen “Waarde-Archeologie 1 t/m 6”. Deze waarden zijn gekoppeld aan gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen deze gebieden wordt gewerkt met een vergunningsplicht met vrijstellingen. De vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit te behouden in situ.

  Archeologisch relevante laag   Horizontale vrijstelling   Verticale vrijstelling  
Waarde 1   Wad-/Kwelderafzettingen / Dekzand   500 m²   150 cm  
Waarde 2   Dekzand   500 m²   100cm  
Waarde 3   Dekzand   500 m²   50 cm  
Waarde 4   Oeverwallen/rivierduinen   100 m²   50 cm  
Waarde 5   Behoudenswaardige vindplaats   geen   geen  
Waarde 6   Buitendijks   25.000 m²   geen  
Vrijgesteld   nvt   nvt   nvt  

In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat de gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming. In de regels voor bestemmingsplan Kruidenwijk en Beatrixpark is dit uitgewerkt in de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1" voor de terreinen waar behoudenswaardige archeologische kunnen worden aangetroffen.

1.10 Overig gemeentelijk beleid

Nota 'Evenementen in Almere 2015' (2015)

Deze nota heeft betrekking op het vergunningenbeleid voor evenementen in de openbare ruimte. Deze activiteiten vinden vooral plaats op 18 evenementenlocaties die in de nota zijn benoemd. De locaties zijn als evenementenlocatie benoemd in het bestemmingsplan, maar het gebruik van deze locaties wordt geregeld via het evenementenbeleid.

Bewoners ervaren de meeste overlast van geluiddragende evenementen. Daarom is in deze nota gekozen voor een systematiek die valt te kenmerken als: spreiding, normering en handhaving. De geluiddragende evenementen worden in tijd en plaats evenwichtig gespreid over de stad. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen evenementenlocaties en overige locaties. Het beleid voor evenementenlocaties is beschreven in een bijlage van de nota. Voor de overige locaties geldt: maximaal drie geluiddragende eendaagse evenementen per locatie per jaar.

Het Beatrixpark is in de Nota aangewezen als Evenemententerrein. In de Nota is aangegeven dat het totaal aantal geluiddagen voor geluiddragende evenementen niet meer mag bedragen dan 3 per jaar. Deze geluiddragende evenementen mogen maximaal één dag duren.

In het bestemmingsplan is geen specifieke regeling voor evenementen opgenomen.

Overig gemeentelijk beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Bijlage 11 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Inleiding

Voor functiemenggebieden geldt een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;

Inleiding

  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige cq. ambachtelijke bedrijvigheid.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengings- gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Categorie-indeling functiemenging

In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene lijst van de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:

  • Categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • Categorie B: activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
  • Categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen. Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
    • a. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
    • b. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
    • c. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
    • d. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

De Staat-van-bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 in de VNG-uitgave Bedrijven- en Milieuzonering (niet bijgevoegd). Naast de randvoorwaarden 1 tot en met 4 zijn bij de selectie van activiteiten de volgende criteria gehanteerd:

  • Voor categorie A gaat het om activiteiten in milieucategorie 1.
  • Voor categorie B gaat het om activiteiten:

- in categorie 1 voor het aspect gevaar;
- in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur;
- in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid;
- met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).

  • Voor categorie C gaat het om activiteiten zoals bij categorie B, echter met een index voor verkeer van maximaal 2G (goederen) en 3P (personen).

Bij de totstandkoming van de lijst is gekeken of bedrijfsactiviteiten al dan niet in het plangebied thuishoren. Bedrijfsactiviteiten die niet passend zijn voor het plangebied zijn niet in de lijst opgenomen.

Flexibiliteit

De lijst zoals opgenomen in dit plan, is bedoeld om in te spelen op actuele ontwikkelingen. Toch is het tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de lijst wordt verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsprocedure een categorie lager kunnen indelen (van C naar B). Om de afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf (of anderssoortige voorziening) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op maatgevende milieuaspecten zoals geluid, stof, geur en verkeer.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven, kantoren of voorzieningen zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de lijst. Wanneer deze bedrijven, kantoren of voorzieningen wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met wat volgens de bestemmingsregeling is toegelaten en (uiteraard) passen binnen de doeleindenomschrijving kan de vestiging van deze bedrijven, kantoren of voorzieningen eveneens via een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt.

Bijlage 12 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende categorieën onderscheiden:

Categorie 1 Ondergeschikte horeca

Een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20% bedraagt van de hoofdfunctie.

Het betreft horeca die plaatsvindt binnen een andere hoofdfunctie en die ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

Categorie 2 Logies en zaalaccommodatie

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en congresfaciliteiten. 

Het betreft horeca waarin de mogelijkheid voor nachtverblijf of zaalverhuur voor vergaderingen of congressen wordt geboden, of een combinatie daarvan.

Categorie 3 Lichte horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria/snackbar/afhaalrestaurant, lunchroom of koffie- of theehuis.

Het betreft horeca waarin vooral maaltijden of etenswaren kunnen worden gekocht en genuttigd en die vooral overdag en ’s avonds geopend zijn.

Categorie 4 Middelzware horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische)dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé.

Het betreft horeca waarin vooral (alcoholische) dranken kunnen worden genuttigd en die ook ’s nachts geopend kunnen zijn.

Categorie 5 Zware horeca

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alcoholische) dranken voor de consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking van etenswaren of maaltijden, zoals een discotheek/bar-dancing/danscafé of een partycentrum.

Het betreft horeca waarin vooral gelegenheid wordt geboden voor het luisteren naar muziek, dansbeoefening of het nuttigen van (alcoholische) dranken, etenswaren of maaltijden, of een combinatie daarvan.

Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 4 naar 3, maar ook van categorie 5 naar 4. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. In de planregels is daarom bepaald dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.

Verder is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om via een wijziging de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.