direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stichtsekant Noord, 1e partiële herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer Digital Netherlands 13 BV (DN13) is van plan om op het bedrijventerrein Stichtsekant aan de Brigitten 2 een datacentercomplex te realiseren. Gezien de omvang van de benodigde kavel, past de onderhavige locatie uitstekend bij het voornemen. Een datacenter is opgenomen in de lijst van toegestane bedrijfsactiviteiten opgenomen bij het geldende betemmingsplan Stichtsekant Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0001.png"

Afbeelding: vogelvlucht datacenter

Gezien het opgesteld elektronisch vermogen is het datacenter vanuit de Wet geluidhinder een 'zoneringsplichtig' bedrijf. Omdat de zonering planologisch vastgelegd moet worden is vestiging van het datacenter niet rechtstreeks mogelijk. Omdat de geluidszone zowel over het plangebied van bestemmingsplan Stichtsekant Noord (2016) loopt als over het plangebied van bestemmingsplan Bedrijvenpark Stichtsekant (2006), dient voor beide plannen een partiële herziening te worden doorlopen.

Met een geluidzone rondom het datacenter wordt enerzijds beoogd om het te vestigen datacenter op het bedrijventerrein een passende geluidruimte te bieden om zijn vergunde activiteiten te kunnen uitvoeren en om anderzijds de woonbebouwing of andere geluidgevoelige gebouwen in de directe nabijheid voldoende bescherming te bieden voor een goed woon- en leefklimaat. De zone is het gebied rondom een terrein, de zogenoemde 50 dB(A)-contour. Deze contour wordt de zonegrens genoemd waarbuiten de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan (artikel 40 Wet geluidhinder).

In de praktijk vormt het datacenter geen probleem, omdat de geluidproductie niet zeer hoog is en omdat zich in de nabijheid van het bedrijventerrein geen geluidgevoelige functies zoals woningen bevinden. Om het voornemen te kunnen realiseren is het noodzakelijk om de geluidszone uit de geldende bestemmingsplan te herzien. Dit kan alleen door de partiële herziening van het bestemmingsplan. Het nu voorliggende plan voorziet in deze herziening.

Coördinatieregeling

Voor vergunningverlening wordt hier de coördinatieregeling toegepast. De coördinatieregeling is een instrument om verschillende procedures die noodzakelijk zijn voor vergunningverlening gezamenlijk te doorlopen. In artikel 3.30 Wro is de mogelijkheid opgenomen om de voorbereiding en bekendmaking ter ondersteuning van ruimtelijk beleid van de gemeente gecoördineerd te behandelen. De coördinatieregeling maakt het mogelijk dat diverse vergunningenprocedures gelijktijdig worden doorlopen. Zo kan bijv. de procedure voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen gelijktijdig meegenomen in de procedure voor een daartoe benodigde bestemmingsplanherziening.

De besluiten voor het bestemmingsplan en de benodigde vergunningen worden gelijktijdig voorbereid en bekendgemaakt. Ook vindt bundeling van rechtsbescherming plaats. Een belanghebbende kan volstaan met het indienen van één beroep tegen één of meer van de gecoördineerde besluiten.

Het college van burgemeester en wethouders verzorgt de coördinatie van de procedure tot de vaststelling van het bestemmingsplan en het verlenen van de besluiten. De bevoegdheid van het bestemmingsplan blijft in handen van de gemeenteraad.

1.2 Ligging en begrenzing

Het plangebied bevindt zich op het adres Brigitten 2 op bedrijventerrein Stichtsekant ten zuidoosten van de kern van Almere (binnen Almere Haven). Ten oosten/zuidoosten bevindt zich de snelweg A27 met afrit 36 ter hoogte van het bedrijventerrein. Ten zuiden grenst het bedrijventerrein aan het Gooimeer. Aan de overkant ligt de gemeente Huizen. In de volgende afbeelding is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0002.png"

Afbeelding: ligging en begrenzing plangebied 1e herziening indicatief (bron: google earth)

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied van deze herziening blijft het bestemmingsplan 'Stichtsekant Noord', vastgesteld op 19 mei 2016, gelden. Het bestemmingsplan is onherroepelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0003.png"

Afbeelding: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Stichtsekant Noord, plangebied 1e herziening rood omrand

De onderhavige projectlocatie is bestemd voor 'Bedrijventerrein'. Daarnaast ligt er op een klein deel aan de noordwestrand de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 5'.

Gebruik

Op grond van de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn hier bedrijven tot en met categorie 4.2 van de bij het bestemmingsplan horende staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan, inclusief bijbehorende en ondergeschikte detailhandel, horeca en workshops. Op de deellocatie aan de westrand van het plangebied zijn bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan. Ondergeschikte functies mogen maximaal 10% van de gronden van de bedrijven in beslag nemen.

Daarnaast zijn perifere detailhandel in de branches auto's, boten en caravans, groenvoorzieningen, water, waterberging, watergangen, waterpartijen, windmolens, zonnecollectoren, zonnepanelen, (ondergrondse) afvalinzameling, geluidwerende voorzieningen, antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, verhardingen, wegen, ruiter-, fiets- en voetpaden, bermen, parkeervoorzieningen en verblijfsgebied, toegangspaden, in- en uitritten en reclameobjecten en overige functioneel met bedrijfsmatige activiteiten verbonden voorzieningen toegestaan.

Voorwaarde bij het verlenen van een omgevingsvergunning is dat laden, lossen en parkeren (medewerkers en bezoekers) op eigen terrein wordt opgelost, waarbij de parkeernormen uit bijlage 3 van het bestemmingsplan in acht moeten worden genomen. Dat is nu geregeld in het paraplubestemmingsplan 'Parkeren', waarin een dynamische verwijzing naar het parkeerbeleid van de gemeente is opgenomen. Recentelijk heeft het ontwerp van de parapluherziening ter inzage gelegen. Op grond van de in het bestemmingsplan opgenomen norm voor opslag/loods (meest passend bij een datacenter) zal er sprake zijn van een parkeerbehoefte van 0,7 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto voeroppervlakte. Op grond van het parkeerbeleid van de gemeente, waarnaar de parapluherziening van het bestemmingsplan 'Parkeren' verwijst, is dat 1 parkeerplaats per 100 m2 (zie verder paragraaf 5.2 voor de parkeerbalans).

Risicovolle inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan. Dat geldt ook voor seksinrichtingen en het gebruik van onbebouwde gronden ten behoeve van de opslag van goederen die niet tot de functionele werkvoorraad behoren.

Per bedrijf mag ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak worden gebruikt ten behoeve van aan de hoofdactiviteit gelieerde kantooractiviteiten.

Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 5' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarde van het gebied.

Bebouwing

Voor de projectlocatie geldt een maximum bouwhoogte van 20 meter. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 4 meter, tenzij gebouwen aaneen zijn gebouwd of een zijdelingse perceelsgrens niet gedeeld wordt met een ander bouwperceel.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijken bouwhoogte' (sba-abh) kan met toepassing van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid afgeweken worden van de maximum bouwhoogte tot maximaal 40 meter, indien in verband met de bedrijfsvoering een hogere bouwhoogte dan 20 meter wenselijk is. Aan de zijde van de zuidwestelijke plangrens dienen deze gebouwdelen hoger dan 20 meter met een blinde gevel worden uitgevoerd.

Terreinafscheidingen mogen maximaal 3 meter hoog worden. Voor overkappingen is dat 8 meter en voor installaties ten behoeve van de bedrijfsvoering/bedrijfsveiligheid is dat maximaal 10 meter. Voor lichtmasten geldt een bouwhoogte van 9 meter, voor antennes en masten 15 meter, voor schotelantennes 6 meter en voor vlaggenmasten 10 meter. Kunstobjecten mogen een maximale bouwhoogte van 15 meter en een oppervlakte van maximaal 10 m2 hebben.

Gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen zijn toegestaan aan de gevel van het hoofdgebouw en mogen de gevel van het hoofdgebouw niet overschrijden. Voor overige reclameobjecten geldt een bouwhoogte van maximaal 10 meter en een oppervlakte van maximaal 10 m2.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen een bouwhoogte van maximaal 5 meter hebben.

Afwijkingsbevoegdheden

Naast een afwijkingsbevoegdheid voor het toelaten van bedrijven uit een hogere milieucategorie of bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten van het bestemmingsplan zijn opgenomen en het toelaten van horeca uit een hogere categorie, bestaat ook de mogelijkheid om parkeernormen vast te stellen voor bedrijven die niet voorkomen in de bij het bestemmingsplan horende Staat van bedrijfsactiviteiten. Ook bestaat de mogelijkheid om van een parkeernorm af te wijken, indien uit een parkeerbalans blijkt, dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor de gevraagde functie.

Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de Staat van Bedrijfsactiviteiten, de Staat van Horeca-activiteiten en de bij de lijst van parkeernormen te wijzigen.

Burgemeester en wethouders zijn ook bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van een risicovolle inrichting en de aanduiding 'risicovolle inrichting' toe te voegen aan de bestemming, met dien verstande dat de bij de risicovolle inrichting behorende PR 10-6-contour binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting is gelegen of op gronden met de bestemmingen Verkeer, Groen of Water en de wijziging van het bestemmingsplan gepaard gaat met een verantwoording van het groepsrisico.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt eerst een beschrijving gegeven van het plan. Daarna wordt de inhoud van de bestemmingsplanherziening beschreven en volgt in het hoofdstuk 4 de uiteenzetting van de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente.

Hierna wordt aandacht besteed aan de verschillende sectorale aspecten, zoals geluid, luchtkwaliteit, flora en fauna en archeologie.

Tenslotte wordt aandacht besteed aan de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Kenmerken van het bedrijventerrein in de huidige situatie

Het bedrijventerrein ligt tussen de autosnelweg A27, de Waterlandseweg, de Gooimeerdijk en het Cirkelbos. De directe omgeving wordt gekenmerkt door bos (zoals het Cirkelbos en het Kathedralenbos), water (o.m. het Gooimeer) en wegen. Aan de noordzijde grenst het gebied aan de Waterlandseweg (verbindingsweg van Almere Stad naar A27 en richting Zeewolde) de Hoge Vaart en het gebied Oosterwold. De zuidzijde van het bedrijventerrein grenst aan het Gooimeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0004.png"

Afbeelding: bedrijventerrein Stichtsekant

Fasen 1A en 1B van het bedrijventerrein, het gebied aan de noordrand, tussen de Waterlandseweg en de Lijsterweg, zijn bouwrijp gemaakt en in ontwikkeling. Fase 1A is ontwikkeld als logistiek bedrijvenpark en Fase 1B als gemengd bedrijvenpark. Het overige plangebied is nog niet ontwikkeld en worden gebruikt voor tijdelijke landbouw. Hier bevindt zich ook de onderhavige projectlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0005.png"

Afbeelding: eerste ontwikkelingen ten noorden van de Lijsterweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0006.png"

Afbeelding: huidige situatie projectlocatie ten zuiden van de Lijsterweg

2.2 Bouwplan Datacenter

Het nu voorliggende bouwplan voorziet in de ontwikkeling van een datacenter. De projectlocatie bestaat uit twee kavels. Het hoofdkavel heeft een omvang van rond 67.500 m2. Hier wordt het datacenter voorzien. Daarnaast is er nog een tweede kavel met een omvang van rond 13.360 m2. Hier komt een onderstation voor het datacenter. De totale omvang van het plangebied is dus rond 81.000 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0007.png"

Het datacenter wordt vanuit het zuiden vanuit de weg Brigitten ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0008.png"

Afbeelding: situatieschets nieuwe situatie

De hallen van het datacenter bestaan uit twee bouwlagen en zijn rond 13 meter hoog. Op het dak bevinden zich diverse installaties. Deze zijn uit het zicht vanuit de omgeving geplaatst. De totale bouwhoogte bedraagt met installatie en afscherming 17,2 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0009.png"

Afbeelding: dwarsdoorsnede hal

Het datacenter heeft een omvang van rond 81.000 m2 en is ontworpen om tot 108MW aan IT-capaciteit te ondersteunen. Het complex bestaat uit twee hallen, waarin zich de IT-servers bevinden. Direct naast de datahallen bevinden zich de ‘switch rooms’.

Het westelijke blok (datahal A) zal als eerste worden gebouwd en zal bestaan uit 4 datahallen per verdieping met een totale IT-capaciteit van 40 of 48MW. De hal is rond 168 meter lang met een oppervlak van rond 14.500 m2 en een bruto vloeroppervlak van rond 29.000 m2.

Datahal B bestaat uit 5 datahallen per verdieping met een IT-capaciteit van 50MW of 60MW. De hal is rond 210 meter lang met een oppervlak van rond 18.000 m2 en een bruto vloeroppervlak van rond 36.000 m2. Tussen de hallen bevindt zich een gebouw van drie verdiepingen met ondersteunende functies als kantoren, vergaderruimten, pauze-ruimtes, opslag en andere facilitaire ruimten. Het kantoordeel heeft een oppervlak van rond 1.200 m2 met een bruto vloeroppervlak van rond 3.600 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0010.png"

Afbeelding: plattegrond begane grond datahal A

 afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0011.png"

Afbeelding: plattegrond begane grond kantoordeel

Rond het kantoor bevinden zich ook de parkeerplaatsen, de fietsenstalling en de loadingdocks voor vrachtwagens. In totaal komen hier aan de voor en achterkant 52 reguliere parkeerplaatsen en 4 parkeerplaatsen voor gehandicapten. Daarnaast bevinden zich ook nog 54 parkeerplaatsen ten westen van datahal A.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0012.png"

Afbeeldingen: parkeerplaatsen rond kantoordeel en ten westen van datahal A

De bijhorende ondersteunende elektotechnische en werktuigbouwkundige koelapparatuur in het datacenter zijn geconfigureerd in zogenaamde 'fundamental blocks' met elk een maximale capaciteit van 12MW aan kritische IT-load (maximaal 3MW per datahal). Deze 'fundamental blocks' werken onafhankelijk van elkaar en worden daarom beschouwd als losstaande systemen. Er zijn in totaal 9 fundamental blocks in het datacenter. De koelapparatuur voor de datahallen zal op het dak van het gebouw worden geplaatst, met stand-by noodgeneratoren aan de noordzijde op maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0013.png"

Afbeelding: vogelvlucht datacenter

Ten behoeve van het datacenter wordt ten westen van het datacentercomplex nog een separaat onderstation gerealiseerd waar de transformatoren ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening van het datacenter zullen worden opgesteld. In totaal worden vier transformatoren geplaatst, die elk 60MVA aan vermogen zullen leveren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0014.png"

Afbeelding: vogelvlucht onderstation met transformatoren

Hier bevinden zich 32 parkeerplaatsen op eigen terrein.

Hoofdstuk 3 Herziening bestemmingsplan

Voor de realisatie van een datacenter wordt een nieuwe geluidszone – industrie vastgelegd (zie volgende afbeelding). De geluidszone en de hierbij horende regels worden met de nu voorliggende eerste partiële herziening toegevoegd aan het bestemmingsplan Stichtsekant Noord. Daarnaast wordt de locatie van het datacenter voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone – industrieterrein'. Alle overige regels blijven van kracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0015.png"

Afbeelding: deel geluidszone binnen plangebied Bestemmingplan Stichtsekant Noord, 1e partiële herziening

Door de geluidszone – industrie, geldt ter plaatse van deze aanduiding, dat de gronden, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, primair bestemd zijn voor een zone als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. Dat betekent, dat hier geen geluidsgevoelige objecten, zoals woningen zijn toegestaan, tenzij voldaan wordt aan een maximale geluidgrenswaarde van 50 dB(A).

Een datacenter is qua functie reeds toegestaan. Ook het gebouw past binnen de regels van het moederplan. Alleen het vermogen van het datacenter past niet binnen het moederplan, omdat de hiervoor beschreven geluidszone conform de Wet geluidhinder ontbreekt.

Het bedrijventerrein ligt op afstand van woningen en is bedoeld voor grote overlast gevende bedrijvigheden. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat wordt voldaan aan 50 dB(A) etmaalwaarde. De 50 dB(A)-etmaalwaarde contour is gelegen binnen de grenzen van het bedrijventerrein Stichtsekant. Er hoeven geen Hogere Grenswaarden te worden aangevraagd. Uit akoestisch oogpunt bestaat er daarom geen bezwaar tegen deze herziening.

Stedenbouwkundig is er ook geen bezwaar tegen het datacenter. Het past qua bebouwing en qua functie binnen het bestemmingsplan.

Het beleid van de gemeente Almere voorziet niet in een aparte parkeernorm voor datacenters. De wel opgenomen normen passen niet goed bij datacenters. Deze hebben een grote omvang in m2's met in verhouding weinig werknemers. Hierdoor is het nodig oom aangepaste parkeernormen voor een datacenter in het bestemmingplan vast te leggen (zie paragraaf 5.2).

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Planologische kaders

Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen deze ruimtelijke onderbouwing wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Europa, Rijk en de provincie Flevoland worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede randvoorwaarden voor het lokale maatwerk voor de onderhavige vergunning zullen zijn.

4.2 Europees beleid

Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water is in december 2000 vastgesteld door het Europees Parlement en geïmplementeerd in de Wet op de Waterhuishouding. Het doel van deze richtlijn is het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van oppervlaktewateren en grondwater en bevorderen van duurzaam gebruik van water. In de Vierde Nota Waterhuishouding, de Nota Ruimte (2006), de Startovereenkomst 'Waterbeleid 21e eeuw' (WB21), de Bestuurlijke Notitie Watertoets en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), komt het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer naar voren. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten in het vigerende beleid beschreven. Basisprincipes van dit beleid zijn: 'meer ruimte voor water' en het 'voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd'. Dit resulteert in twee drietrapsstrategieën:

• Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren).

• Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).

4.3 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het in stand houden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke/infrastructurele plannen.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren hanteert het rijk een ladder voor duurzame verstedelijking:

  • beoordelen of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale vraag;
  • beoordelen of deze vraag ook binnen bestaand bebouwd gebied gerealiseerd kan worden;
  • een beoordeling of - indien het voorgaande niet het geval is - de locatie buiten bestaande bebouwd gebied wel multimodaal is of kan worden ontsloten.

Het Rijk neemt daarnaast verantwoordelijkheid voor de opgaven:

  • die nationale baten/lasten hebben en de provinciale of gemeentelijke doorzettingsmacht overstijgen (mainports Schiphol en Rotterdam, de greenports en brainport Eindhoven);
  • waarvoor internationale verplichtingen zijn aangegaan (Werelderfgoed, duurzame energie en biodiversiteitsdoelstellingen);
  • waarvan het onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is of een hoog afwentelingsrisico kent (hoofdnetwerk mobiliteit, waterveiligheid, energie).

Ook blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder de Zuidas, Schaalsprong Almere en Rotterdam-Zuid.

Het project voorziet in een nieuw datacenter op een bedrijventerrein. Het past qua functie en bebouwing binnen het geldende bestemmingsplan. Alleen de omvang van het elektromotorisch vermogen past niet binnen het bestemmingsplan. Er kan dan ook concluderen dat hier geen sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Ondanks het hier niet gaat om een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling', is in paragraaf 4.8 wél een beknopte onderbouwing van de behoefte opgenomen. Het project is tevens in overeenstemming met de nationale belangen van de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort is de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening. Deze is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro en Rarro ruimte voor vraagt zijn:

  • c. Mainportontwikkeling Rotterdam
  • d. Bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament
  • e. Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • f. Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • g. Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • h. Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • i. Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • j. Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • k. Elektriciteitsvoorziening
  • l. Ecologische hoofdstructuur
  • m. Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • n. Toekomstige verruiming van de Maastakken
  • o. Verstedelijking in het IJsselmeer

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Per 1 oktober 2012 geldt een nieuwe regel voor radarverstoringsgebieden in het Rarro. Voor Almere zijn de radarstations in Soesterberg, Nieuw-Milligen en (sinds 2017) Herwijnen van belang. Op grond van de nieuwe regel geldt voor Almere geen beperking van de bouwhoogte van gebouwen. Windturbines mogen niet hoger dan 90 meter +NAP zijn. Boven een bouwhoogte van 80 meter +NAP wordt het ministerie van Defensie om advies gevraagd. Dat is hier niet aan de orde.

Het project past binnen de kaders van het rijksbeleid.

Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)

Het Nationaal Waterplan (NPW2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor 2016 tot 2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. De verschillende NWP2 onderdelen met bijbehorende mijlpalen en onderlinge relaties zijn samengevat in een routekaart.

Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.

Met het NWP2 zet het kabinet een volgende stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft de overheid naar een integrale benadering door economie, natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.
Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

Waterwet (2009)

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook is via de Invoeringswet Waterwet de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgebracht naar de Waterwet. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (2017)

In september 2017 is het Deltaplan (als onderdeel van het Deltaprogramma 2018) Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) aan de Tweede Kamer aangeboden. Het doel is ruimtelijke adaptatie binnen Nederland te accelereren. Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is een gezamenlijk nationaal plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk met concrete acties en doelen voor de verantwoordelijke overheden. Het doel van dit plan is om het proces van ruimtelijke adaptatie te versnellen en minder vrijblijvend te maken, op basis van afspraken over de doelen, de werkwijze en de monitoring van de uitvoering. Daarvoor wordt de methodiek van 'weten, willen, werken' gehanteerd conform de werkwijze die in 2014 in de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie is afgesproken: in beeld brengen wat de kwetsbaar heden zijn (weten), vervolgens ambities formuleren (willen) en aan de slag gaan om onze leefomgeving klimaatbestendig en waterrobuust te maken (werken).

Specifiek voor Almere:

Bij de ontwikkeling van nieuwe wijken en groot onderhoud meenemen van maatregelen, die onze stad stap voor stap bestendig maken tegen extreme neerslag en hitte. Bij elke nieuwe ontwikkeling of herontwikkeling moet rekening worden gehouden met de effecten van het veranderende klimaat, zoals vastgesteld in het Raadsbesluit Waterplan 2017-2022, d.d. 30-03-2017. Er mag geen verslechtering optreden ten opzichte van de huidige situatie. Denk aan groene daken, regenwater waar nodig gebruiken als verkoeling (beperking van hittestress), waterberging op eigen terrein (zie ook waterwet), voldoende schaduwplekken op warme gevels(beperking van hittestress), warmtewerende bouwmaterialen en het tegengaan van verdroging van de ondergrond (beperking van verdroging).

Het project past binnen de kaders van het rijksbeleid.

4.4 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsvisie FlevolandStraks (2019)

De Omgevingsvisie FlevolandStraks is op 8 november 2017 vastgesteld door Provinciale Staten een geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van Flevoland. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities er zijn voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de provincie vormt de basis voor de visie.

In 2030 en verder is Flevoland de kroon op de Nederlandse poldertraditie. Het toont waar Nederland groot in is: land maken uit water en hierin een samenleving tot bloei laten komen. Bij nieuwe ontwikkelingen is er evenwichtige aandacht voor fysieke, sociale en economische aspecten. Gelijktijdig wordt de eigenzinnige schoonheid van de oorspronkelijke opzet van de polders gekoesterd. Flevoland draait in 2030 grotendeels op duurzame energievoorziening. Kansen van de veranderende economie, waaronder circulaire economie, worden benut. In 2030 en verder onderscheidt Flevoland zich bovenregionaal met een aantal voorzieningen, die van excellente kwaliteit is, bijvoorbeeld excellente woonmilieus in Almere en groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de randen van de Flevopolders.

In de Omgevingsvisie staat niet precies beschreven wat, waar en wanneer moet komen. Met de Omgevingsvisie wordt de koers voor de lange termijn uitgezet. Hierbij worden de bovenlokale opgaven met een provinciaal belang en met een langetermijnperspectief gedefinieerd. De visie is richtinggevend voor alle andere - deels verplichte - provinciale programma's en plannen.

Omgevingsprogramma Flevoland

Het Omgevingsprogramma anticipeert op de toekomstige Omgevingswet, waarin staat dat een provincie moet beschikken over een programma. Daarin is al het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming of behoud van de fysieke leefomgeving gebundeld. Daarmee zijn beleidskeuzes compact en de samenhang geborgd. Het programma bindt de provincie, maar gemeenten en waterschappen moeten er bij het maken van plannen of beleid wel rekening mee houden.

De realisatie van een datacenter past binnen het Omgevingsprogramma Flevoland.

Omgevingsverordening Flevoland (2019)

In de Omgevingsverordening van provincie Flevoland zijn alle regels vastgelegd die de provincie hanteert op het gebied van onder andere wegen, water, milieu, bodem, natuur, wonen en ruimte. Dit kunnen zowel regels zijn voor burgers of bedrijven als (instructie-)regels voor andere overheden. De realisatie van een datacenter past binnen de regels van de Omgevingsverordening Flevoland.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een gebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd. Het project is in overeenstemming met de beleidsregel. In paragraaf 5.8wordt hier nader op ingegaan.

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2025 (2015)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is.

Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte.

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water.

Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan.

Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige Klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte 
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook 
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

Waterkader Zuiderzeeland 2013

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.

Partiële herziening omgevingsplan Flevoland water 2015

De provincie koppelt ontwikkelingen zoals toenemende verstedelijking en klimaatverandering aan provinciale opgaven als versterking van de economie, natuur, landschap, wonen en recreatie. Daarbij zoeken we naar synergievoordelen tussen binnen- en buitendijks en ruimtelijke ordening en economie. De provinciale ontwikkeldoelen zijn als 'Stip op de horizon' vastgelegd in de Ontwikkelingsvisie 2030 van het Omgevingsplan. Bij het bereiken van deze doelen wordt niet gewerkt volgens een blauwdruk, want gebiedsontwikkeling nieuwe stijl betekent constant zoeken naar maatwerk. Flevoland onderschrijft de uitkomst van het Deltaprogramma dat een klimaatbestendige inrichting van stad en land een prominentere plek dient in

De partiële herziening omgevingsplan Flevoland water 2015 richt zich op:

• het voorkomen van overlast door overschot of tekort aan water, waarbij de gebieden waar de bodem daalt bijzondere aandacht vragen;

• het ontwikkelen en beschermen van een goede waterkwaliteit (chemisch/ecologisch) voor alle wateren;

• de bescherming tegen buitendijks overstromingsgevaar;

• het 'klimaatbestendig' maken van de ruimtelijke inrichting van Flevoland.

4.5 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Almere (2017)

Volgens plan is Almere uitgegroeid tot een moderne tuinstad van stadsdelen in een groen-blauw raamwerk. De omgevingsvisie is erop gericht dit te behouden, maar ook de vele uitdagingen aan te kunnen gaan. Deze visie is gebaseerd op twee principes: organische ontwikkeling (spontaan, geen vast eindbeeld) en adaptief beleid (inspelen op verrassingen, geen blauwdrukken). Deze principes liggen ten grondslag aan vier uitgangspunten:

  • a. ontwikkel en onderhoud het goede.
  • b. van tuinstad naar growing green city: de bestaande afwisseling van groen-blauw en bebouwing moet worden behouden, maar in de growing green city staan de vele betekenissen van groen centraal: Almere is op termijn een stad die gezond eten, schone energie en zuiver water produceert, waar afval wordt hergebruikt met een grote rijkdom aan planten en dieren.
  • c. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk: Almere levert aan de noordelijke randstad als sterke, aantrekkelijke regio een grote bijdrage met een gedifferentieerd, anders (dan in de regio) woningaanbod én de unieke ligging aan bijzondere landschappen. De as Haarlemmermeer-Schiphol -Amsterdam-Almere staat centraal en de groei met 60.000 inwoners en 100.000 arbeidsplaatsen.
  • d. uitnodiging aan iedereen: met eigen initiatieven bijdragen aan de ontwikkeling van Almere. De gemeente stimuleert en ondersteunt initiatieven en stelt de kaders waarbinnen initiatieven mogelijk zijn, om prioriteiten te stellen en om opgaven van algemeen belang te kunnen realiseren. Daarvoor is een ruimtelijke hoofdstructuur vastgelegd. Dit toont per laag aan wat waardevol is en welke kaders gelden bij initiatieven:
  • e. polderlaag (water, cultuurhistorie, natuurontwikkeling): kwaliteit water omhoog, meer waterberging, bescherming grondwater, recreatieve waarde van het water verbeteren, optimaal profiteren van de natuur bij projecten, blauw-groene buffers versterken, toegankelijkheid/ herkenbaarheid van de grote bossen verbeteren, aandacht voor de gebieden Oosterwold, Trekwegzone en Duin;
  • f. netwerklaag (wegen, spoor, busbanen, fietsroutes): functionaliteit van infrastructuur (IJmeerlijn, Stichtselijn, nieuw Station centrum en fiets-auto-openbaarvervoer), focus op duurzame energie, kwaliteit ICT-netwerken, 'slimmer maken van de stad (automatische afvalverwerking);
  • g. stedelijke laag (meerkernige opzet, bijbehorende voorzieningen, diversiteit): 'mensen maken de stad': inwoners en bedrijven geven zelf vorm aan de eigen toekomst en met betrekking tot voorzieningen.

Wonen en werken

Functiemenging, meer betaalbare woningen voor senioren, kleine huishoudens voor beter evenwicht, transformatie, negen focusgebieden (zie programmaplan wijkgericht werken).

Wonen en zorg

Zo lang mogelijk zelfstandig wonen door voldoende geschikte woningen waar zorg geleverd kan worden, bv. (groeps)woningen voor begeleid wonen.

Centrale voorzieningen

Versterking Almere centrum, functiemenging in stads(deel)centra

Detailhandel

Complementariteit van winkelcentra versterken, met name Poort, Buiten en Haven.

Sociaal-maatschappelijke voorzieningen

In alle stadsdelen gezondheidscentra, basisscholen en buurtontmoetingscentra.

Culturele voorzieningen

Bevorderen vraag en faciliteren.

Onderwijs

Versterken leer- en werkomgeving, opstellen integraal Huisvestingsplan Onderwijs (stadscentrum als campus, gezamenlijk ruimtegebruik), groenonderwijs.

Toerisme en recreatie

Ruimte bieden voor kansrijke initiatieven, versterken kust-Duin en Nationaal Park.

Sport

Clusteren van voorzieningen, direct in woonomgeving, uitnodigende groen-blauwe structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0016.png"

Afbeelding: ruimtelijke hoofdstructuur

Ruimtelijke reserveringen

Met deze eerder gemaakte beleidskeuzes dient rekening te worden gehouden bij (ruimtelijke) initiatieven:

  • 1. ontwikkeling Eemvallei: strook in Oosterwold, gereserveerd voor landschapsontwikkeling en landbouw vanwege de vroegere rivier de Eem.
  • 2. Stichtselijn en IJmeerlijn: toekomstige openbaar-vervoerslijnen naar Utrecht en Amsterdam. Dit hangt af van verdere woningbouwontwikkeling en dient nog onderzocht te worden qua haalbaarheid, modaliteiten en grondbeslag.
  • 3. diverse infrastructurele reserveringen: A6, A27, hoogspanningslijn, autowegen, fietspaden.
  • 4. reservelocaties voor ontwikkelingen op de lange termijn: Almere Stad (2F7, Oostkavels, delen Vaart 4), Almere Poort (Pampushout I, II, III), Almere Hout (Overgooi, Stichtsekant, Vogelhorst, Twentsekant).
  • 5. Almere Pampus inclusief buitendijks gebied:  voor de lange termijnontwikkeling na 2025-2030, na positief besluit IJmeerlijn en na bouw van 25.000 woningen in Almere.
  • 6. Buitendijkse ontwikkeling Almere Haven.

De gereserveerde locaties of andere gebieden die nog niet ontwikkeld zijn, kunnen tijdelijk gebruikt worden voor bv. het opwekken van duurzame energie (zonnevelden) of verbouw van gewassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0017.png"

Afbeelding: reserveringen

Het onderhavige project is aangewezen als werklocatie. Hieronder vallen bedrijventerreinen, kantoorlocaties en centrumgebieden (binnenstedelijk, regulier, industrie, kantoren en agrarisch). Het project is in overeenstemming met de omgevingsvisie.

Gemeentelijke Visie Werklocaties (2016)

Met dit beleidskader wil de gemeente op heldere en beknopte wijze aangeven waar in Almere ruimte is voor welke economische activiteiten en welke randvoorwaarden daarbij gelden. De opgave is het faciliteren/mogelijk maken van voldoende werkgelegenheid voor de beroepsbevolking in Almere én de regio en versterking van het bestaande bedrijvenlandschap. Onderhavige locatie is aangewezen als een werklocatie. Een datacenter past hier goed en is dan ook in lijn met het beleid.

Archeologienota 2016 (vastgesteld door de raad op 21 april 2016)

Almere voert Almere voert een actief Archeologisch Monumentenzorg (AMZ) beleid, gericht op

• het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;

• het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;

• het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

Het beleid is een uitwerking van de Erfgoedwet. De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Archeologienota 2016. Op 21 april 2016 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op 29 april 2016 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA; zie afbeelding hieronder) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0018.png"

Afbeelding: uitsnede Archeologische Beleidskaart Almere 2016

Het projectgebied valt voor het grootste deel binnen de zone 'Vrijgesteld'. Onderzoek is hier niet nodig. Daarnaast bevinden zich hier ook kleinere gebieden, aangewezen als 'Waarde – 5'. Werkzaamheden zijn hier altijd vergunningplichtig en gaan gepaard met archeologisch onderzoek.

In het project wordt rekening gehouden met de 'Waarde – 5 ' gebieden, zodat geen archeologische waarden verstoord worden (zie paragraaf 5.8).

Welstandsnota 2018

Op 12 juli 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met de nieuwe Welstandsnota, waarbij de vorige nota uit 2014 is ingetrokken. Net als in die vorige nota zijn grote delen van de stad welstandsvrij, omdat de kwaliteit van de bebouwing bij bewoners in goede handen is en het stadsbeeld hiermee levendiger en verrassender kan worden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te worden op het welstandsaspect. Ten opzichte van de vorige nota zijn het Floriadegebied en Duin Etalagebieden geworden in plaats van vallend onder respectievelijk het groenblauw raamwerk en welstandsvrij en is de contour van centrum poort aangepast.

De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de een aantal gebieden en thema's, omdat daar het bewaken van het gemeenschappelijk belang (identiteit en gezicht van de stad en kwaliteit van de collectieve ruimte van de stad) van groot gewicht is. Op onderstaande kaart is aangegeven in welke gebieden het welstandsbeleid van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0019.png"

Afbeelding: uitsnede welstandskaart

De projectlocatie bevindt zich in een welstandsvrij gebied.

Energie Werkt! (2015)

In Almere wordt vanaf 2008 gewerkt aan de ambitie om in 2025 energieneutraal te zijn. De Almere Principles (2008) vormen de basis van een aantal opvolgende afspraken. Met het Rijk en de Provincie Flevoland zijn energie afspraken vastgelegd in het Integraal Afspraken Kader (IAK Almere 2.0, 2010) en meer specifiek uitgewerkt in de Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014. Daarin is onder andere afgesproken dat de gemeente Almere streeft naar energieneutraliteit in 2025.

Almere heeft de ambitie om in 2022 al energieneutraal te zijn (exclusief mobiliteit). Om dit te bereiken is het noodzakelijk om focus te brengen in de vereiste gezamenlijke inspanning met, door en voor de stad, om een versnelling in hernieuwbare energievoorziening te realiseren. Dit is aanleiding geweest om te komen tot (en tevens het doel van) het Programmaplan Energie Werkt! Het programmaplan richt zich op de periode 2015 - 2018.

Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen:

  • Werklijn 1 Zon

In deze werklijn wordt langs vier speerpunten ingezet op het vergroten van hernieuwbare (elektrische) energieopwekking uit zon. Het stimuleren van extra panelen op particuliere daken en daken van gemeentelijk vastgoed, scholen en verenigingen wordt in deze werklijn vormgegeven. Ook wordt gekeken hoe we grootschalige panelen kunnen realiseren op huurwoningen en wordt onderzocht hoe en waar zonnevelden op (braakliggende) gronden kunnen ontstaan.

  • Werklijn 2 Warmte

Deze werklijn legt de focus op het verduurzamen van het bestaande warmtenet en het aanleggen en voeden van eventuele nieuwe warmtevoorziening op hernieuwbare energiebronnen. Voor het bestaande net wordt in het programma een beeld gegeven van de mogelijke opties om het net te verduurzamen en welke investeringen daarbij horen. Er wordt verkend of en hoe met partner Nuon samengewerkt gaat worden. Het bespreken van de hoogte en differentiatie in aansluittarieven maakt deel uit van deze verkenning. Voor nieuwe gebieden wordt ingezet op innovatieve technieken.

  • Werklijn 3 Wind

Windenergie kan zowel binnen als buiten Almere opgewekt worden. De keuze in deze werklijn is dat Almere binnen de gemeentegrenzen initiatieven faciliteert als bewoners of bedrijven daarom vragen. Binnen deze werklijn zijn hiervoor strikte criteria opgesteld en worden initiatieven daarin begeleid. Voor investeringen in windenergie buiten Almere wordt verkend hoe op passende wijze aangesloten kan worden op lopende ontwikkelingen binnen de Provincie Flevoland. In deze werklijn is opgenomen dat in elk nieuw bestemmingsplan kleinschalige windinstallaties mogelijk worden gemaakt via binnenplanse afwijking van de bouwregels, waarbij de windinstallatie op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw geplaatst moet worden. De toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden en de rotordiameter van de windinstallaties mag maximaal 2 meter bedragen (zie Programmaplan Energie werkt!, pagina 26).

  • Werklijn 4 Scholen en verenigingen

In deze werklijn worden Almeerse scholen en verenigingen aangezet tot het nemen van duurzame energiemaatregelen en worden deze brandpunten in de Almeerse wijken en buurten benut om de ambitie energieneutraal in 2022 onder de aandacht te brengen en zichtbaar vorm te geven. Door inzicht te verschaffen in mogelijke maatregelen en daarbij financieringsarrangementen aan te bieden wil deze werklijn in deze doelgroep hernieuwbare energie als standaard neerzetten.

  • Werklijn 5 Bewoners en bedrijven

Bewoners worden vanuit deze werklijn ondersteund om stappen te (blijven) zetten naar een energieneutraal Almere. Via diverse stimuleringsmaatregelen wordt hierop ingezet. Door inzicht en advies te verschaffen maar ook financieringsmogelijkheden te geven draagt deze werklijn binnen deze doelgroep bij aan een versnelling in de duurzame energietransitie. Voor bedrijven wordt ingezet op meer inzicht in rendabele investeringen en maatregelen die samenhangen met energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking.

Het onderwerp duurzaamheid wordt uitvoerig in paragraaf 5.14 behandeld.

Waterplan Almere 2017-2022

Dit plan is een samenhangende visie voor alle wateraspecten, opgesteld door gemeente en waterschap met meerdere betrokkenen. De ambitie is om Almere verder te versterken als een 'stad van het zuiverste water': een ondernemende, veelzijdige waterstad. Almere beschikt over een royaal, gezond watersysteem in een groene en waterrijke omgeving, dat door de inwoners wordt gewaardeerd. Maar door klimaatverandering is er vaker extreme neerslag, hitte en droogte, is er overlast door de overmatige waterplantengroei en de biodiversiteit blijft achter bij de potentie. Bij vaststelling is tevens besloten dat “Bij de ontwikkeling van nieuwe wijken en groot onderhoud meennemen van maatregelen, die onze stad stap voor stap bestendig maken tegen extreme neerslag en hitte.”

Ook is er vraag naar innovaties op watergebied door de bodemdaling en grondstoffenschaarste. Bovendien biedt elk (bouw)project kansen voor duurzame oplossingen en een aantrekkelijke leefomgeving. Dit is een groeiende stad waardevol. Vanuit vier doelstellingen wordt daarom gewerkt aan:

  • Slim waterbeheer;
  • Een aantrekkelijke waterstad;
  • Levend water: biodiversiteit versterken in en langs het water, waterkwaliteit verbeteren ten behoeve van mens en dier;
  • Een stad zonder afval(water).

Bij de uitvoering richt de gemeente zich op:

  • 1. wat we nu al doen: waterschap en gemeente spannen zich in voor het goed functioneren van alle waterketens middels het beheer en onderhoud van de blauwe infrastructuur (riolen, zuiveringsinstallaties, sloten en gemalen)
  • 2. wat we anders gaan doen: de wereld verandert snel en dat vraagt om nieuwe oplossingen:
    • a. Almeerders en hun water: activiteiten organiseren samen met inwoners, ondernemers en organisaties, betere dienstverlening, meer en gerichter contact over actuele onderwerpen en het sluiten van 'blue deals'
    • b. richtlijnen voor beheer en ontwikkeling: activiteiten om waterbeheer op orde te brengen en water optimaal te integreren in gebiedsontwikkelingen (water is een aantrekkelijk element en de leefomgeving verbetert door de aanwezigheid van water
    • c. innovatietrajecten: samen met kennispartners werken aan drie toekomstopgaven: een toekomstbestendige blauwe infrastructuur (riool in een slappe bodem), het innoveren met nieuwe meren (monitoren gebruik) en het verwaarden van de waterkringlopen (vinden van afzetmarkten en experimenteren met nieuwe technologieën)

In het kader van de watertoets zal overleg plaatsvinden met het waterschap en het advies is verwerkt in de voorliggende onderbouwing (zie paragraaf 5.8).

4.6 Conclusie

De bestemmingsplanherziening past binnen de beleidskaders van alle overheden.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

In het kader van de milieuwetgeving zijn diverse wetten van toepassing op het gebruik van de gronden en de bouwmogelijkheden. Het betreft hier veelal zones die van belang zijn of milieuvoorwaarden waaraan voldaan moet worden.

5.1 Bodemkwaliteit

In de 'Wet bodembescherming' zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Het beoogde gebruik van het perceel is in overeenstemming met de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart (zone Industrie). Wanneer (graaf-) werkzaamheden worden uitgevoerd is een (verkennend) bodemonderzoek aan de orde om te bepalen of het nodig is om eventuele vervuilde grond te saneren.

Een bodemonderzoek dient aan te tonen dat de milieuhygiënische kwaliteit ter plaatse geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik als datacenter.

In april 2019 is door onderzoeksbureau BK ingenieurs een (water)bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1). Over het algemeen kan gesteld worden dat de bodem geen verontreinigingen bevat. Incidenteel worden licht verhoogde concentraties van de generieke achtergrondwaarden in de grond en in het grondwater aangetroffen. Asbest wordt niet aangetroffen.

Hiermee is aangetoond dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de in dit bestemmingsplan beoogde ontwikkelingen.

5.2 Milieuzonering / Geluid

De herziening van het bestemmingsplan voorziet erin om een gedeelte van het bedrijventerrein te zoneren, in dit geval de kavel van de datacenter. Hierbij wordt voldaan aan artikel 40 van de Wet geluidhinder. In het kader van het geldende bestemmingsplan is het geluid van alle mogelijke bedrijfsvestigingen op het bedrijventerrein samen, uitgebreid beschouwd in de mer-beoordeling behorende bij het vaststellen van het vigerende bestemmingsplan. Het datacenter is volgens de regelgeving een grote lawaaimaker vanwege het stroomverbruik (opgesteld vermogen) en niet vanwege de geluidsbronnen of bedrijfscategorisering. De activiteiten van het datacenter passen wat betreft geluid/activiteiten naar de omgeving in hetgeen nu is toegestaan, namelijk categorie 4.2. Planologisch en naar letter van de wet moet een geluidszone worden vastgesteld vanwege het opgesteld vermogen. De rest van het bedrijventerrein sluit expliciet bedrijven behorende tot de categorie van inrichtingen zoals opgesomd in Onderdeel D van Bijlage 1 Bor uit.

Cumulatie geluid

Ten opzichte van de eerdere planologische situatie is niets ingrijpends gewijzigd. De categorisering van de bedrijven bleef hetzelfde. De geluidsbelasting van het bedrijventerrein terrein was middels een akoestisch onderzoek beschouwd in de mer. Het nu voorziene datacenter past qua functie en karakter binnen de huidige type bedrijven die zijn toegestaan (categorie), is er geen noodzaak om cumulatie opnieuw te beschouwen. Het enige wat nu planologisch geregeld moet worden is dat de geluidsuitstraling van het bedrijf vanwege de wetgeving in een geluidszone vastgelegd moet worden. Qua categorie bedrijf wordt verder in de planologische afwijking een verandering naar een hogere categorie bedrijf niet mogelijk gemaakt. Dit is niet nodig daar het bedrijf nu qua categorie ook al past binnen de huidige toelatingseisen. Met de camping is ook destijds rekening mee gehouden bij het toestaan van de categorieën aan bedrijven.

Geluid datacenter

In juni 2020 is door onderzoeksbureau Arup BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de vast te stellen geluidzone niet over geluidgevoelige bestemmingen valt en binnen de grenzen van bedrijventerrein Stichtsekant Noord valt. Er hoeven geen Hogere Grenswaarden te worden aangevraagd.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet tevens beoordeeld worden in hoeverre de optredende geluidbelastingen aansluiten bij de grenswaarden op basis van gebiedstypering conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. De toekomstige woningen in Almere Oosterwold kunnen worden getypeerd als 'Woonwijk nabij drukke verkeersweg'. De grenswaarden voor deze gebiedstypering zijn 5dB(A) hoger dan de grenswaarden ter plaatse van de geluidzone. Een goed woon- en leefklimaat is daarom geborgd.

De nabijgelegen camping Chamavi is niet geluidgevoelig in de zin van de Wet geluidhinder. Echter, gezien op de camping met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven betekent dit niet dat de camping in z'n geheel geen bescherming tegen geluidhinder toekomt. De optredende geluidniveaus ter plaatse van de zonegrens voldoen aan de wettelijke grenswaarden conform de Wet geluidhinder (50, 45 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode). Deze geluidniveaus zijn vergelijkbaar met de wettelijk toegestane geluidniveaus van geprojecteerde inrichtingen aan de westzijde van industrieterrein Stichtsekant Noord en welke veelal vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit Milieubeheer (toegestane milieucategorie 3.2 en 4.1). Er kan daarom worden gesteld dat er ter plaatse van de camping sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Natuurgebieden van het NatuurNetwerk Nederland zijn eveneens op voldoende afstand gelegen (Natuurgebied Voorland direct naast de A27 en Huizerhoef in het Eemmeer beide >1,2km afstand).

 

5.3 Trillingen

De transformatoren zijn meegenomen in de akoestische studie ten behoeve van het complex, hieruit is geconcludeerd dat deze een verwaarloosbaar effect hebben op de omgeving (zie Bijlage 3). Desalniettemin worden de transformatoren op absorberend pads geplaatst. De absorberende voorzieningen zullen per transformator en cooler worden geschouwd en zodanig geselecteerd dat de levensduur tenminste gelijk is aan de levensduur van de transformator of cooler. Daarbij worden tevens externe factoren als contact met olie meegenomen. Zoals bij andere projecten van initiatiefnemer wordt gebruik gemaakt van regelgeving omtrent vibraties tijdens het bouwen van het datacenter. Er wordt hierbij uitgegaan is van het volgende:

  • h. 1.3mm/s - waarschuwing tijdens het bouwen.
  • i. 2.0mm/s stopzetten van de bouw en onderzoeken van alternatieve methoden.

Het effect is dus verwaarloosbaar.Er bevindt zich verder geen spoortraject binnen 200 meter, zodat dit aspect in dit kader niet relevant.

5.4 Elektromagnetische comptabiliteit

De transformatoren zijn hoge stroom, hoge voltage componenten binnen de elektrische infrastructuur van het data center. Artikel 12 van de IEC 60076-1 beschouwd transformatoren als passive elementen in de context van het produceren van elektromagnetische velden, en stelt daarbij de volgende aandachtspunten:

De transformatoren dienen te voldoen aan de Europese Regelgeving betreffende EMC en beide toegepaste fabricaten (Schneider Electric en Siemens) voldoen aantoonbaar aan deze regelgeving.

Electromagnetische velden van industriele facliliteiten zijn geen onderdeel van Nederlandse regelgeving. Alleen voor bovengrondse kabels zijn benoemd in Nederlandse regelgeving. Gemeenten en netbeheerders worden geadviseerd nieuwe situaties te voorkomen waarin kinderen langdurig worden blootgesteld aan een veldsterkte die (jaargemiddeld) hoger is dan 0,4 microtesla (zie Bijlage 3).

5.5 Luchtkwaliteit

In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer worden normen gesteld aan de luchtkwaliteit wat betreft een zestal stoffen. Voor de normen voor zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood geldt dat overschrijding daarvan in Nederland nauwelijks valt te verwachten. Binnen Almere zijn er op dit moment geen locaties waar luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Voor het plangebied zijn wat dat betreft geen problemen te verwachten.

In de Wet milieubeheer is een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in dat bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen de gevolgen voor de luchtkwaliteit moeten worden onderzocht. De gevolgen hangen direct samen met de eventuele verkeersaantrekkende werking van het plan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Het project kan doorgang vinden indien de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van het project per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in een grenswaarde is opgenomen.

In februari 2020 is door onderzoeksbureau DGMR een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4). Uit het onderzoek is gebleken, dat de berekende concentraties NO2 en PM10 voldoen aan de grenswaarden zoals opgenomen in de Wet milieubeheer. Er is geen sprake van een nadere overschrijding van de grenswaarden. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.6 Externe veiligheid

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0020.png"

Afbeelding: uitsnede risicokaart

Inrichtingen:

In en rond de projectlocatie zijn geen risicovolle inrichtingen en/of overige inrichtingen aanwezig waarvoor vaste afstanden gelden of waarvoor ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico grens- en/of richtwaarden van 10-6/jaar gelden. Ook liggen nabij de projectlocatie geen inrichtingen die onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) met bijbehorende veiligheidsafstanden vallen.

Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden ter plaatse van beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten en daarmee aan het wettelijk vereiste beschermingsniveau voor burgers. De verantwoording groepsrisico en hulpverlening is niet van toepassing.

Transport:

Rijksweg A27

Op een afstand van minimaal rond 750 meter ligt de A27. De A6 heeft volgens de Regeling Basisnet een veiligheidsafstand van '0 m'. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer op het midden van de weg niet meer bedraagt dan 10-6 per jaar. Verder heeft deze weg geen plasbrandaandachtsgebied.

Het plangebied ligt buiten de zone van 200 meter van deze transportroute, zodat de verantwoording groepsrisico niet van toepassing is.

Provincialeweg Waterlandseweg

Over de Waterlandseweg worden incidenteel gevaarlijke stoffen vervoerd. Op basis van tellingen uit 2006 is bekend, dat deze weg geen plaatsgebonden risico van 10-6/jaar heeft. Het plangebied ligt buiten de 200 m van deze weg, zodat ook hierop de verantwoording groepsrisico niet van toepassing is.

Het plangebied ligt binnen invloedsgebied (voor toxische vloeistof LT2, vervoerd over A27) is dit ca. 880 meter. Over de Waterlandseweg worden alleen GF3 en LF2 vervoerd met een maximaal invloedsgebied voor GF3 van ca. 380 meter . Het plangebied ligt dus buiten het invloedsgebied van de Waterlandseweg. De verantwoording hulpverlening is wel van toepassing.

Buisleidingen:

Er bevinden zich geen buisleidingen binnen de invloedsfeer van dit project.

Datacenter:

De inrichting is niet BRZO-plichtig en ook het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is niet van toepassing. Binnen de inrichting zijn dieseltanks aanwezig, maar er wordt in totaal duidelijk onder de grens van 2.500 ton/ca. 2.900 m3 dieselopslag gebleven (zie Bijlage 5).

De opslag van brandstof is conform PGD-30. Blusmiddelen zijn in voldoende mate aanwezig. De blusmiddelen zijn op gemakkelijk te bereiken plaatsen aangebracht en worden periodiek gecontroleerd. Ook zijn de diverse loop- en vluchtroutes duidelijk aangegeven. De vergunninghouder beschikt over een bedrijfsnoodplan. Binnen de inrichting zijn kleine hoeveelheden schoonmaak en onderhoudsmiddelen aanwezig. Deze worden opgeslagen in een opslag conform de PGS-15.

Overstroming:

In oktober 2019 is door onderzoeksbureau Tauw een overstromingsrisicoanalyse uitgevoerd (zie Bijlage 6). Hieruit is gebleken, dat het overstromingsrisiconiveau van de primaire waterkering een overschrijdingskans van 1/1.000 per jaar aan de Oostkant van de Flevopolder heeft en de rest van het waterkeringensysteem een overschrijdingskans van 1/10.000 per jaar heeft. Als door extreme belasting vanuit het Markermeer, IJmeer, Gooimeer, Eemmeer, Wolderwijd, Veluwemeer, Ketelmeer en IJsselmeer een dijk doorbreekt, dan kunnen waterstanden op de projectlocatie van 2,1 en 1,84 meter hoog voorkomen. Sinds de inpoldering van de Flevopolder hebben er zich geen overstromingen voorgedaan. Het is aannemelijk dat het risico op overstromen, significant lager ligt. Vanwege de te verwachte hoge waterstanden bij een dijkdoorbraak van het primaire watersysteem, zijn deze moeilijk te mitigeren. Op regionaal niveau zijn er meerdere mogelijkheden, een aantal opties is hieronder gegeven:

  • Verhoging van het terrein met ten minste 2,5 meter;
  • Plaats essentiële, kwetsbare infrastructuur op de eerste verdieping;
  • Het aanbrengen van een simpele overstromingsbescherming rondom de projectlocatie.

Watersystemen zijn in Nederland meestal zo ontworpen om wateroverlast door regenval met een overschrijding van 1/100 per jaar te weerstaan. Om hiervoor te zorgen dienen ontwikkelaars extra bergingsoppervlakte te realiseren. In het geval van extremere regenval (gelimiteerd) kan wateroverlast ontstaan, omdat niet al het regenwater meteen kan worden afgevoerd. De volgende maatregelen kunnen worden genomen om ervoor te zorgen dat er geen schade ontstaat door deze extreme gebeurtenissen:

  • Zorg ervoor dat de ingang van het gebouw iets hoger ligt dan het rondom gelegen gebied, zodat als er een overstroming plaatsvindt het water niet naar binnen stroomt.
  • Ontwerp de locatie zo dat het water opgeslagen kan worden op het oppervlak eromheen zonder negatieve gevolgen, bijvoorbeeld door de grasvelden lager te dimensioneren dan de stoepen en gebouwen. Zie ook paragraaf 4.3.

Aan de hand van het hiervoor beschreven onderzoek is het bouwpeil bepaald waarbij rekening is gehouden met een bepaald risico van een overstroming.

Het ontwerp is zodanig uitgevoerd dat er voldoende capaciteit is voor de volgende regenvalintensiteiten:

  • Een storm die eens per 2 jaar voorkomt (met intensiteit van 19,80 mm / uur);
  • Het systeem is ook getest voor een storm die eens per 100 jaar voorkomt, waarbij rekening is gehouden met klimaatverandering. Dit is gedaan omdat water tijdens een overstroming het terrein niet kan verlaten. Tijdens een storm van 1/100 jaar blijkt dat alleen op laaggelegen delen beperkte oppervlakte-plasvorming optreedt. De afvoer is op het terrein aanwezig en heeft geen invloed op het vloerniveau van het gebouw."

Explosieven:

In mei 2019 is door onderzoeksbureau IDDS een Historisch Vooronderzoek Conventionele Explosieven uitgevoerd (zie Bijlage 7). Op basis van de resultaten van dit vooronderzoek en de conclusies is het onderzoeksgebied onverdacht op CE. Het is niet noodzakelijk om vervolgstappen te ondernemen in de CE-opsporing voorafgaand aan de voorgenomen werkzaamheden. Echter, wanneer (water)bodemroerende werkzaamheden uitgevoerd worden binnen de grenzen van het onderzoeksgebied wordt geadviseerd het protocol 'spontaan aantreffen CE' te volgen.

Het advies is om voor aanvang van de graafwerkzaamheden een toolboxmeeting te houden, waarin het protocol spontaan aantreffen CE wordt toegelicht en alle betrokkenen worden ingelicht over de te nemen stappen bij het aantreffen van een object dat een CE zou kunnen zijn. In het geval er één CE wordt aangetroffen tijdens de werkzaamheden, dan kan dit worden aangemerkt als een incidentele vondst. De EODD dient hierbij te worden ingeschakeld voor de ruiming van de vondst. Indien er bij het vervolg van de werkzaamheden een tweede of meer CE worden aangetroffen, dan worden de stappen uit het protocol 'Spontaan aantreffen CE' gevolgd en is het advies om wel vervolgstappen te ondernemen, uitgevoerd door een WSCS-OCE gecertificeerd bedrijf.

Advies Veiligheidsregio Flevoland:

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de Veiligheidsregio Flevoland voor advies. In het advies wordt aangegeven, dat het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de toxische vloeistof LT2, dat wordt vervoerd over de A27 ( ca. 880 meter). Daarbij zal bij een (plas)brand met dieselverlading (voor de noodaggregaten in het plangebied) veel rookontwikkeling zijn, dat gevolgen kan hebben voor de aanwezige personen in de kantoren op eigen terrein.

De veiligheidsregio adviseert in het kader van verantwoording hulpverlening de volgende aanvullende voorziening voor het plangebied/datacenter:

Voor in het kantoorgedeelte een voorziening te treffen om de mechanische ventilatie uit te kunnen schakelen bij een incident, met gevaarlijke stoffen, op snelweg A27 en bij rookontwikkeling van een (plas)brand, bij dieselverlading. De aanwezige personen op eigen terrein worden hiermee tegen deze toxische stoffen (tijdelijk) beschermd.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.7 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

Ten behoeve van de ontsluiting van de eerste fase van Stichtsekant is een gedeelte van de hoofdontsluiting van het gebied, de Nederstichtselaan, aangelegd. In de gedeelten fasen 1A en 1B zijn de bedrijfsontsluitingswegen aangelegd die uitkomen op de Wittevrouwen en de Lijsterweg die weer in verbinding staan met de Nederstichtselaan.

De Lijsterweg fungeert tevens als een weg voor langzaam verkeer en landbouwverkeer en staat in verbinding met de Meesweg aan de westzijde. Aan de oostzijde is de Lijsterweg aangesloten op het Stichtsepad dat aan de zuidzijde aansluit op de Stichtsebrug of het Huizerpad dat weer aansluit op de Gooimeerdijk Oost. Aan de noordzijde sluit het Stichtsepad aan op het Priempad.

De aansluiting op en toestroom vanaf de Waterlandseweg wordt geregeld met verkeerslichten. Aan de voet van het talud van de A27 ligt een secundaire weg die zich splitst in twee wegen, waarbij de ene weg aansluit op de Gooimeerdijk en de andere over de Stichtsebrug voert richting Huizen.

Het terrein Stichtsekant is met openbaar vervoer bereikbaar met de bus. De streekbussen naar Almere, het Gooi en Zeewolde lopen via de Waterlandseweg. Ter hoogte van gebied fase 1A en in de uiterste noordoosthoek van het gebied (ter hoogte van de fase 1B) zijn bushaltes voor deze (regionale) buslijnen.

Aan de noordzijde buiten het plangebied loopt de Waterlandseweg die in de komende jaren verder zal worden verdubbeld. Onder de A27, buiten het plangebied, is een parkeerplaats aangelegd met name voor carpoolgebruik.

Verkeersgeneratie

Het bestemmingsplan voorziet ter plaatse in bedrijven tot en met categorie 4.2 van de bij het bestemmingsplan horende staat van bedrijfsactiviteiten. Hierbij horen naast datacenter ook logistieke bedrijven. Deze hebben een duidelijk groter verkeersgeneratie dan het nu voorziene datacenter, zodat er geen negatief effect op het verkeer wordt verwacht.

Momenteel zijn op het bedrijventerrein enkele bedrijven gevestigd, waaronder een pakketsorteercentrum van PostNL, enkele logistieke bedrijven en distributeurs. Een groot gedeelte van het bedrijventerrein dient voor de uitbreiding nog bouwrijp te worden gemaakt. Het totaal te ontwikkelen bedrijventerrein heeft een netto omvang van ca. 130 ha.

De gehele ontwikkeling heeft een oppervlakte van rond 80.000 m2 bvo. Ondanks de grote omvang van het gehele datacenter, zullen er relatief gezien weinig werknemers werken. In het beoogde datacenter zelf zullen maximaal 30 personen (tegelijk) aanwezig zijn en in de kantoren zijn dat er 60 werknemers (van klanten). Het totaalaantal werknemers dat maximaal gelijktijdig aanwezig is bedraagt dan 90 werknemers personen tegelijk. Buiten kantorenuren is er ook altijd een bezetting in het datacenter aanwezig voor beveiliging e.d.. Onderzoeksbureau RAinfra concludeert in zijn rapport (zie bijlage), dat de ontwikkeling van een datacenter op bedrijventerrein de Stichtsekant tot een marginale verkeerstoename op de omliggende wegen leidt uitgaande van een volledige ontwikkeling van het bedrijventerrein.

De wegen in de directe omgeving zijn gemaakt voor bedrijfsverkeer, zodat het verkeer op veilige en zonder problemen afgewikkeld kan worden (zie ook Bijlage 8).

Parkeerbalans

Zowel het bestemmingsplan als het parkeerbeleid van Almere voorzien niet in bij datacenters passende parkeernormen. De norm voor opslag komt het dichtst bij, maar is met 1 parkeerplaats per 100 m2 bvo veel te hoog. Bij toepassing van deze norm en een omvang van het datacenter van rond 80.000 m2 bvo zal dat resulteren in 800 parkeerplaatsen. Voor een datacenter betekent deze norm het realiseren van een substantieel aantal overbodige parkeerplekken, hetgeen het beeld en het gebruik van het gebied niet te goede komt.

In Nederland wordt voor datacenters eerder een norm van 0,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo toegepast (zoals in het parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer).

Zoals hiervoor aangegeven zullen er maximaal 90 personen tegelijk aanwezig zijn wanneer het datacenter volledig gerealiseerd en operationeel is. dGmR heeft in haar notitie onderbouwd, dat voor dit project afgeweken kan worden van de norm van 1 parkeerplaats per 100 m2 bvo (zie bijlage) en dat de toepassing van een minimale norm van 0,5 parkeerplaats per 100 m2 kantoor BVO realistisch is. Ook een eventuele toepassing van de CROW-norm van 1,6 voor het kantoorgedeelte inclusief een beperkte marge voor eventuele bezoekers van de datahallen is hierbij een geschikt uitgangspunt. Uit ervaring met andere projecten is gebleken dat deze normen namelijk beter aansluiten bij de parkeerbehoefte van een datacenter.

Omdat DN13 van plan is om 142 parkeerplaatsen te realiseren wordt hiermee ruimschoots aan beide normen voldaan (zie ook Bijlage 9).

5.8 Waterhuishouding

In het kader van de Watertoets van het ter plaatse geldende bestemmingsplan is tijdens het ruimtelijk ontwerpproces in opdracht van gemeente Almere, het waterstructuurplan bedrijventerrein Stichtsekant opgesteld. Dit is gebeurd in nauwe samenwerking met het waterschap Zuiderzeeland.

Het waterstructuurplan heeft als doelstelling om een WB21 (waterbeheer 21e eeuw) proof watersysteem te realiseren dat een oppervlakkige afvoer en oppervlakkige berging kent en daarnaast een belangrijke meerwaarde heeft ten aanzien van de waterkwaliteit en ecologie.

De waterparagraaf is een samenvatting van het rapport 'Waterstructuurplan bedrijventerrein Stichtsekant te Almere' met als kenmerk 076640928: 0.18 - Definitief van februari 2013 (bijgevoegd als bijlage 10 bij de toelichting van het bestemmingsplan). De waterparagraaf toont aan dat het herziene plangebied geen problemen oplevert ten aanzien van het functioneren van het huidig en benodigd watersysteem, gelet op de fasering en de uiteindelijke eindfase.

Regenwaterafvoer

Bureau Arcadis heeft onderzoek uitgevoerd om aan te tonen dat met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Almere Stichtsekant (zie Bijlage 10):

1. geen verslechtering van het watersysteem ontstaat buiten de ontwikkeling om. Het ontwerp mag geen negatieve invloed hebben op het watersysteem buiten het projectgebied; en dat

2. geen wateroverlast ontstaat bij een T=100 neerslaggebeurtenis in het ontwerpgebied zelf.

In beide gevallen kan geconcludeerd worden dat met de oppervlaktewatermodellering van de huidige en de ontwerpsituatie bij de T=100 maatgevende neerslaggebeurtenis voor het landelijke gebied aangetoond is dat de ontwerpsituatie niet leidt tot hogere piekwaterstanden en een hogere afvoer naar het omliggende gebied. Hierdoor ontstaat er geen afwenteling en verslechtering van het watersysteem door de realisatie van het ontwerp Almere Stichtsekant.

Met de oppervlaktewatermodellering van de ontwerpsituatie bij de T=100 maatgevende neerslaggebeurtenis voor het stedelijke gebied van Almere is tevens aangetoond dat er in de ontwerpsituatie geen wateroverlast ontstaat op de verharde en bebouwde delen. Dit toont aan dat het ontwerp watersysteem voldoende robuust is om aan de wateroverlastnormen van het waterschap Zuiderzeeland te voldoen.

Het onderhavige project past qua bebouwing binnen het bestemmingsplan en voorziet niet in ondergrondse bebouwing. Het project heeft hierdoor geen ander effect op de waterhuishouding dan in het hiervoor genoemde Waterstructuurplan is vastgelegd.

Veiligheid

De locatie van het plan is gelegen in een gebied met een mogelijk risico op opbarsten van de grond bij circa 1 meter ontgraving. Voordat word overgegaan op het ontgraven van de grond adviseert het waterschap om gericht onderzoek te doen naar het opbarstrisico ter plaatse. Opbarsten of (bijna) aansnijden van het pleistocene zandpakket dient voorkomen te worden vanwege de kans op instabiliteit van de bodem, grondwater van slechte kwaliteit of inzijging.

Voldoende Water

De bebouwing van het datacenter past binnen de bebouwingsregels van het bestemmingsplan. Er wordt dus niet met de nu voorliggende herziening niet meer bebouwing en verharding mogelijk gemaakt dan in het bestemmingsplan reeds is voorzien en dus ook door Waterschap Zuiderzee is goedgekeurd. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar het bestemmingsplan Stichtsekant Noord en de hierbij horende Bijlage 10 Waterstructuurplan bedrijventerrein Stichtsekant te Almere 2013 en Bijlage 11 Memo wijzigingen ten opzichte van het Waterstructuurplan (2015).

Schoon Water

Bij de keuze voor een koelsysteem dient ook rekening te worden gehouden met de consequenties hiervan voor de oppervlaktewaterkwaliteit. Wanneer een koelwatersysteem (open of gesloten koeltorens) wordt toegepast is bij een afvalwaterlozing mogelijk sprake van een warmtevracht en van diverse verontreinigende stoffen die mogelijk niet toegestaan kunnen worden. Wanneer men ook oppervlaktewater wil onttrekken zal ook dit beoordeeld moeten worden voor wat betreft de waterkwantiteit (thema Voldoende water). Initiatiefnemer zal spoedig in contact te treden met het waterschap om nadere informatie aan te leveren en deze informatie te verwerken in de ruimtelijke onderbouwing.

Maatregelen in het bouwplan zullen moeten voorkomen dat verontreinigingen in het oppervlaktewater geraken. Deze maatregelen zullen zowel materiaalvoorschriften in de bouw betreffen als het voorkomen dat verontreinigingen via de verharding(en) in het water belanden. Hierbij kan worden gedacht aan infiltratiebermen, wadi's en andere zuiveringsvoorzieningen. Gestreefd wordt om schoon hemelwater in bestaand gebied af te koppelen van het rioolstelsel. Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken wordt geïnfiltreerd of direct afgevoerd naar open water.

Onder schone hemelwaterafvoer wordt verstaan:

• Hemelwater van verhardingen met een verkeersintensiteit < 1000 vervoersbewegingen per etmaal.

• Hemelwater van parkeerplaatsen met < 50 parkeerplaatsen Hemelwaterafvoer wat niet voldoet aan de criteria voor schone hemelwaterafvoer wordt gekwalificeerd als verontreinigd en dient gezuiverd te worden alvorens het tot afstroming komt op het oppervlaktewatersysteem.

Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater, dat wordt afgekoppeld naar het oppervlaktewater, wordt vervuild. In verband hiermee worden eisen gesteld aan de bij de daken, goten en leidingen te gebruiken materialen. Er dienen zo min mogelijk uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of geïmpregneerde beschoeiingen gebruikt worden op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben). De uitwerking van het bouwplan zal hieromtrent worden afgestemd met het waterschap.

5.9 Ecologie

Op grond van de Wet natuurbescherming is het verboden beschermde planten te vernielen of te beschadigen, beschermde dieren te verstoren, verwonden of te doden.

In maart 2019 is door BK Bouw- & Milieuadvies B.V. een ecologische quickscan uitgevoerd (zie Bijlage 11). Tijdens het veldonderzoek zijn geen zwaar beschermde soorten aangetroffen. Gezien het terreintype worden zwaar beschermde soorten niet verwacht. Op basis van het literatuuronderzoek wordt een diversiteit aan (algemeen voorkomende) soorten verwacht. Hiervoor geldt dat deze niet ontheffingsplichtig zijn, mits de zorgplicht in acht wordt gehouden.

Binnen het plangebied zijn wél broedvogels te verwachten. Voor alle beschermde inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Wet natuurbescherming een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. In de praktijk betekent dit dat storende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. Handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren, zijn eveneens niet toegestaan. Nestlocaties van boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief en zwarte wouw worden gezien als jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaats. Voor de verstoring van deze verblijfplaatsen en belangrijk leef- of foerageergebied is ook buiten het broedseizoen een ontheffing noodzakelijk. Met de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied worden echter geen jaarrond beschermde nestlocaties verstoord of verwijderd. Gezien de grootte van de planlocatie en het ontbreken van de nestlocatie op of in de directe omgeving van het plangebied, kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen plannen geen effect hebben op het functionele leefgebied ten opzichte van de nestlocatie. Nader onderzoek of de aanvraag tot ontheffing voor (één van) deze soorten noodzakelijk is, is dan ook niet aan de orde. Dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.10 Stikstofdepositie

De provincie Flevoland is bevoegd gezag inzake de oprichting van de inrichting en voor aanvragen op grond van de Wet natuurbescherming. Zij beoordelen vanuit die positie ook de effecten ten aanzien van de stikstofdepositie.

Voor de gebruiksfase is door onderzoeksbureau DGMR een berekening van de toename van stikstofdepositie op de beschermde Natura 2000-gebieden uitgevoerd (zie Bijlage 12). Uit het onderzoek is gebleken, dat noodstroomaggregaten zonder een SCR-systeem een depositie van ten hoogste 0,04 mol/ha/jaar veroorzaken. Er is daarom ervoor gekozen om maatregelen te nemen om de stikstofemissie met een voorverwarmde SCR-systeem te reduceren. Door deze maatregelen voldoet de bedrijfssituatie van het datacenter aan de grenswaarde van 0,00 mol/ha/jaar.

Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland heeft per besluit d.d. pm november vastgesteld een ontheffing of vergunning op basis van de Wet natuurbescherming niet aan de orde is. Voorwaarde is dat de activiteit wordt uitgevoerd op de wijze zoals beschreven in de aangeleverde AERIUS-berekening d.d. 23 oktober 2020. Wijzigingen die leiden tot een hogere emissie (> 0,00 mol/ha/jaar op enig stikstofgevoelig Natura 2000-gebied) dienen opnieuw beoordeeld te worden. Naast stikstof zijn er ook geen andere handelingen of activiteiten die zouden kunnen leiden tot een significant effect op Natura 2000-gebieden in de omgeving.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid van het Besluit ruimtelijke ordening moet een beschrijving worden gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Archeologische waarden

Het plangebied ligt in een gebied dat op de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) staat

aangegeven als 'Vrijgesteld'. Onderzoek is hier niet nodig. Aan de westrand van hal A bevindt zich een locatie archeologische vindplaats die aangewezene is als 'Waarde – 5'. Werkzaamheden zijn hier altijd vergunningplichtig en gaan gepaard met archeologisch onderzoek. Juist deze locatie wordt niet bebouwd en valt buiten het projectgebied.

Archeologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project. Nader onderzoek is niet nodig.

Op het moment dat tijdens graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische zaken worden aangetroffen, geldt een wettelijke plicht deze vondsten te melden bij de bevoegde overheid (gemeente Almere, op grond van de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0021.png"

Afbeelding: locatie die valt binnen zone 'Waarde-5'

Cultuurhistorische waarden

In en rond de projectlocatie zijn geen beschermde monumenten, stads- of dorpsgezichten of andere cultuurhistorische waarden aanwezig.

5.12 Kabels en leidingen c.a.

Er bevinden zich geen hoofdkabels en leidingen binnen het plangebied die belemmerend voor de uitvoerbaarheid van de voorziene ontwikkeling zijn.

5.13 Behoefte

In het per 1 oktober 2012 aangevulde Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is een artikellid aan artikel 3.1.6 Bro toegevoegd. Dit artikellid is recent (1 juli 2017) gewijzigd. In artikel 3.1.6, tweede lid, van Bro is voorgeschreven dat indien bij een ruimtelijk plan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het plan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden. Dit is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' dat een instrument is voor efficiënt ruimtegebruik.

Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

Bepaald moet worden of er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro:

“Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.”
De voorliggende aanvraag omgevingsvergunning is geen 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Bedrijven, waaronder ook datacenter zijn ter plaatse reeds toegestaan. In het kader van een goede ruimtelijk ordening is wél de behoefte in het vervolg aangetoond.

Behoefte

De Metropoolregio Amsterdam (AMA) huisvest één van de grootste datacenterclusters in Europa (nummer 7 van de wereld). Afgelopen decennia is de capaciteitsvraag van datacenters in Nederland aanzienlijk toegenomen. Deze groei is grotendeels toe te schrijven aan toenemend internetverkeer (streamen, uploaden en downloaden), toenemende behoefte aan dataopslag (big data) en een toenemend groei van clouddiensten (bijv. iCloud, Office365) in plaats van opslag op de ouderwetse 'harde schijf' of server op locatie.

We verwachten dat de digitalisering voortgezet zal worden en dat de benodigde capaciteit in datacenters ook de komende jaren zal blijven toenemen.

De datacenter business zoals wij deze nu kennen brengt een community tot stand die een positieve impact heeft op de connectiviteit tussen bedrijven, de (lokale) overheid en de maatschappij. Die combinatie van (digitale) bedrijven en connectiviteit zien wij nu al als een magneet functioneren op bedrijven en dienstverleners die de digitale transformatie faciliteren.

Technologische ontwikkelingen als “bussiness to the cloud” diensten, migratie van bedrijven naar de cloud, e- commerce, online distributie diensten, online financiële diensten, robotica, kunstmatige intelligentie, 'internet of things' en autonome voertuigen leiden allemaal tot een groei van dataverkeer en de behoefte aan dataopslag.

Om verder groei / expansie van onze datacenters te kunnen bewerkstelligen, promoot de overheid een 4e cluster naast de 3 bestaande clusters in de Metropool Regio Amsterdam (MRA). Het “4e cluster beleid” is als zodanig ook integraal overgenomen in het nieuwe beleid t.a.v. datacenters van de gemeentes Haarlemmermeer en Amsterdam. Het gebied Almere/Zeewolde wordt gezien als de kandidaat voor dit 4e cluster.

Om tegemoet te komen aan de vraag naar co-locatie diensten, zullen de bestaande mogelijkheden die tot 2030 door het nieuwe beleid van Amsterdam en Haarlemmermeer in de MRA geboden worden, maximaal benut worden. Daarbij zijn nog wel uitdagingen in het energienet, waarvan de verwachting is dat deze in de komende jaren opgelost gaan worden.

Door het benutten van de mogelijkheden in het gebied Almere – Zeewolde – Lelystad – Dronten kan er geanticipeerd worden op het korte termijn energie tekort én wordt de basis gelegd om de groei na 2030 te faciliteren en het 4e cluster ook daadwerkelijk tot stand te brengen. De opdrachtgever ondersteunt met deze investering het beleid, zoals dat door de overheid recent is geformuleerd, met woord én daad.

Dit traject van de uitbreiding van de energie infrastructuur is samen met Tennet en Liander reeds in gang gezet, met medewerking van de Gemeente Almere.

De uitbreiding cq versterking van de energie infrastructuur in Zuidelijk Flevoland maken deel uit van de huidige investeringsplannen van TenneT en Liander en liggen in september 2020 op tafel in het gesprek met het ministerie van EZK.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0022.png"

Bron: Ruimtelijke strategie Datacenters, routekaart 2030 voor de groei van datacenters in Nederland.

Binnen Nederland is voor de noodzakelijke snelle dataconnectiviteit het gebied binnen 50 kilometer van het Amsterdam Science Park, waaronder Almere, een aantrekkelijke plek voor vestiging voor datacenters. Almere beschikt over alle noodzakelijke randvoorwaarden voor vestiging van grotere datacenter partijen. Er is potentieel nog veel ruimte beschikbaar voor grootschalige bebouwing, de energievoorziening en –infrastructuur zijn van hoog niveau en hebben voldoende capaciteit, en de digitale connectiviteit is uitstekend, met aansluitingen op internationale en intercontinentale fiber connecties.

Dit nieuwe datacenter is een uitbreiding van de huidige business en marktbenadering zoals we die op dit moment uitvoeren in de reeds bestaande clusters rondom Amsterdam en Haarlemmermeer en staat los van de ontwikkeling van het 4e hyperconnectiviteit datacentercluster. Het datacenter op Stichtsekant zal diensten leveren aan de vele verschillende klanten (co-location klanten) die elkaar in de afgelopen decennia hebben gevonden in één van de datacenters in de reeds bestaande clusters in de MRA.

Het Ministerie van BZK heeft samen met diverse stakeholders een ruimtelijke strategie opgesteld, waarin geconstateerd wordt dat dat de positie van datacenters in de digitale infrastructuur van belang is voor de huidige en toekomstige economische en maatschappelijke ontwikkelingen die afhankelijk zijn van een goede digitale infrastructuur. Daarnaast wordt ook geconstateerd dat de positie van datacenters in digitale infrastructuur bestendig is tegen verschillende economische en maatschappelijke ontwikkelingen.

De Amsterdamse regio is dan ook reeds één van de belangrijkste hubs in Nederland voor vestiging van datacenters.

Benutting van beschikbare gronden in bestaand stedelijk gebied

Het project bevindt zich binnen bestaand stedelijk gebied. Gelet op de behoefte voor een datacenter en de ligging in bestaand stedelijk gebied voldoet het project aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

5.14 Duurzaamheid

Datacenters algemeen

Volgens recente studies in Science (februari, 2020) en van het Internationaal Energie Agentschap (IEA, juni, 2020) steeg het elektriciteitsverbruik van datacenters wereldwijd met slechts 5 procent tussen 2010-2018, terwijl het dataverkeer vertienvoudigde en de dataopslag 25 keer groeide.

Schaalgrootte en professionalisering van datacenters en de verhoging van efficiëntie heeft hierbij een grote energiebesparingen opgeleverd. Daarnaast kent Nederland strenge wet- en regelgeving rond energieverbruik. Hierdoor behoren de in Nederland gevestigde datacenters tot de meest energie-efficiëntste ter wereld.

Datacenters moeten niet altijd als energieverspillers worden gezien. De energie wordt vaak op een groene manier verwekt. In Nederland hebben datacenters inmiddels 86 procent van hun stroomverbruik vergroend (wind-, zonne- en hydro-energie).

Daarnaast heeft de coronacrisis recentelijk aangetoond, hoe belangrijk een goed functionerende digitale infrastructuur is. Het internetverkeer is in deze periode met 40 procent toegenomen, omdat mensen massaal thuis gingen werken en omdat scholieren thuis onderwijs moesten volgen. Hierdoor is het verkeer en de hiermee samenhangende CO2-emissies duidelijk verlaagd.

Duurzaamheidsambities aanvraag

De duurzaamheid van een datacenter heeft een tweeledig karakter. Enerzijds vraagt een datacentrum veel stroom, anderzijds biedt een datacenter kansen voor uitwisseling van restwarmte en een flexibele oplossing voor het benutten van zon op bedrijfsdaken op de Stichtse kant.

Stroomafname: al eerder is onderzocht dat grootschalige datacenters niet overal in Almere gevestigd kunnen worden. Inmiddels is gebleken dat De Vaart afvalt vanwege de extreem hoge kosten die een aparte stroomkabel vanaf de Maximacentrale in Lelystad vergt (ca. 3-4 maal hoger dan voor Stichtsekant). Onderzocht wordt ook of op de langere termijn een hyperconnectiviteitsdatacenter gevestigd kan worden in de oksel van de A6/A27. Voor de kortere termijn kan een (hoosting)datacenter gevestigd worden op Stichtsekant. Datacenters verbruiken veel energie (de grootte van het energieverbruik van twee tot drie grote datacenters is te vergelijken met die van een stad als Almere). De toename van datacenters werkt zwaar négatief op de energietransitie. Met de groei van de datacenters groeit het energieverbruik van het land. De initiatiefnemer voor Stichtsekant zet zwaar in op gebruik van 'groene-energie'. Men garandeert (en is daarop gecertificeerd) dat deze groene stroom elders wordt ingekocht. In eerste instantie zal gedurende de opstartfase van het datacenter gebruik gemaakt worden van de reservecapaciteit op het Onderstation Stichtsekant, capaciteit die beschikbaar gehouden wordt voor het bedrijventerrein Stichtsekant. Na 2021 zal een aparte stroomkabel, door TenneT namens initiatiefnemer, aangelegd zijn tussen Almere het Onderstation Zeewolde. De stroomvoorziening betreft een gezamenlijke verantwoording van TenneT (landelijk) en Liander (regionaal).

Restwarmte: datacenters produceren door draaiende servers ook veel warmte. Deze lage temperatuur restwarmte is geschikt voor het verwarmen van zwembaden, kassen, huizen en kantoren. Een van de opgaven uit het klimaatakkoord is ervoor zorgen dat de gebouwde omgeving van het aardgas wordt losgekoppeld c.q. woningen en andere gebouwen worden voorzien van andere vormen van warmte dan via het aardgas. Echter, de restwarmte van lage temperaturen is geschikt voor goed geïsoleerde huizen of om in te voeden in een warmtenet. Door het gebruik van warmte uit datacenters voor verwarming van woningen en bedrijven in plaats van de warmte in de lucht te blazen, levert de datacentersector een serieuze bijdrage aan de energietransitie. De initiatiefnemer staat er positief tegenover om samen de gemeente te onderzoeken of er invulling kan worden gegeven aan de afzet van deze restwarmte en neemt in het ontwerp van het gebouw ook koppelpunten mee om in de toekomst restwarmte aan te sluiten Onderzoek hiernaar moet nog worden opgestart.

Zonnepanelen op daken: het datacenter op Stichtsekant biedt een directe oplossing voor de huidige impasse op Stichtsekant met betrekking tot de afname van opgewekte zonne-energie. Een aantal, momenteel in aanbouw zijnde bedrijven heeft al te kennen gekregen van Liander, dat het de komende jaren niet mogelijk is om (overtollig opgewekte stroom door zonnepanelen) terug te leveren aan het net. Daarmee gaat de businesscase voor gevestigde en te vestigen bedrijven niet op. Het ligt in de bedoeling om dit najaar in samenwerking met alle bedrijven op Stichtsekant te onderzoeken binnen welke kaders parkmanagement kan worden opgestart. Binnen dit onderzoek wordt ook meegenomen op welke wijze de betreffende bedrijven hun zonnedaken kunnen uitbreiden en overtollige stroom kunnen terugleverenaan het datacenter, waardoor de businesscase mogelijk gemaakt wordt om de daken van omliggende bedrijven vol te leggen met zonnepanelen. De initiatiefnemer heeft al aangeven dat men hier zeer welwillend. tegenover staat.

5.15 Besluit milieueffectrapportage

In het Besluit milieueffectrapportage wordt onderscheid gemaakt in MER-beoordelingsplichtige activiteiten en MER-plichtige activiteiten. Voor stedelijke ontwikkelingsprojecten waar op grond van het Besluit niet direct een MER-beoordelingsplicht of MER-plicht geldt, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Of sprake is van een stedelijke ontwikkeling, afhangt van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol. Uit die rechtspraak volgt voorts dat of per saldo aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan, daarbij niet van belang is. (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR6907).

Het voornemen valt onder categorie D 11.3 “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein” en is niet te beschouwen dan als stedelijke ontwikkeling. Het bedrijventerrein is namelijk al als zodanig bestemd en het datacenter is ook opgenomen in de lijst met toegestane bedrijfsactiviteiten.Op advies van de Provincie is wél een (vormvrije) MER-beoordeling uittegevoerd en is in dit kader ook een aanmeldnotitie MER opgesteld (zie Bijlage 13). Op 10 november 2020 heeft de gemeente hierover een positieve beslissing genomen. Uit de uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat het project geen negatieve effecten heeft op het milieu. Het project geeft geen aanleiding tot het uitvoeren van een MER.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Alle kosten voor dit bestemmingsplan en de hierin mogelijk gemaakte ontwikkelingen worden gedragen door de initiatiefnemer. De procedurekosten worden door de leges gedekt. Hiermee is het bestemmingsplan uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht in samenhang met artikel 3.1.1 van het Besluit omgevingsrecht voert het bevoegd gezag overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het Waterschap Zuiderzee, de provincie Flevoland en de Veiligheidsregio Flevoland hebben gereageerd op het plan. De uitgebrachte adviezen zijn in het nu voorliggende ontwerp verwerkt.

Participatie

In het kader van participatie zijn de omliggende en belanghebbende partijen, wanneer relevant, van tijd tot tijd op de hoogte gebracht van de stand van zaken van de aanvraag.

In de directe omgeving betreft het de omliggende bedrijven op het bedrijventerrein en het campingterrein Chamavi, deze grenst aan de westkant van het terrein. Zie onderstaande afbeelding voor een overzichtskaart van de omliggende partijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1R05-vg01_0023.jpg"

Afbeelding: Overzichtskaart Stichtsekant met nu bekende bedrijvigheid en naastgelegen camping

Op 3 augustus zijn deze partijen nader geïnformeerd over de laatste stand van zaken van de aanvraag en de procedure. Gezien de verschillende positie van de camping en de bedrijven, zijn hiervoor twee aparte overleggen gevoerd. Om vragen zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden waren hierbij deskundigen van gemeente (juridisch en algemeen), provincie (milieudeel) en uitvoerende partij (akoestisch onderzoek) aanwezig.

Vanuit de camping zijn vooral vragen over de omvang van het te verwachten geluid van het datacenter gesteld. Aangegeven is dat de, vanuit de Wet geluidhinder verplichte zonering bedoeld is om inzichtelijk te maken (en juridisch vast te leggen) waar de grens ligt voor een acceptabel klimaat voor de aanwezigheid van geluidsgevoelige bestemmingen. Binnen de aan te brengen zonering wordt dat niet wenselijk geacht, daarbuiten is dat wel mogelijk. Vanuit de omliggende bedrijven zijn naast de impact van het geluid en diverse vragen over de bedrijfsvoering (wijze van koeling) ook de vraag gesteld of de vestiging van het datacenter tot beperkingen in de bedrijfsvoering/eventuele uitbreiding van omliggende bedrijven kan leiden. Aangegeven is dat hiervan geen sprake is. Vanuit de camping zijn ten aanzien van andere ontwikkelingen op het bedrijventerrein nog aanvullende vragen gesteld. In beide overleggen is aangegeven dat de gemeente naast de mogelijkheid voor zienswijze tussentijds bereikbaar is voor vragen en opmerkingen.

Zienswijzen

Voor deze herziening wordt de wettelijke 'uniforme openbare voorbereidingsprocedure' gevolgd zoals vastgelegd in artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening jo. afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. In het kader daarvan is het ontwerp van de bestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd alvorens de vaststelling van de herziening door de gemeenteraad kan worden besloten. Gedurende de inzagetermijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.