direct naar inhoud van 3.3 Ontwerpuitgangspunten
Plan: Bestemmingsplan Regiotram - tracédelen I en II
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP490Regiotram1en2-oh01

3.3 Ontwerpuitgangspunten

Bij het ontwerp van de traminfrastructuur is uitgegaan van een complete herinrichting van de straten of ruimtes waar de tramlijn doorheen gaat. Van gevel tot gevel zal de bestaande straat of ruimte opnieuw worden ingericht om de tramlijn en de overige verkeers- en verblijfsfuncties een goede plek te geven ('Ruimte voor Ruimte'). Niet alleen het maaiveld krijgt een andere inrichting, ook ondergronds zal er het een en ander moeten gebeuren. In vrijwel alle straten moet de riolering vervangen worden en moeten kabels en leidingen worden verlegd om ruimte te bieden voor de fundering van de trambaan. Om de tram rustig en comfortabel te laten rijden is een stevige fundering nodig, onder die fundering is geen ruimte voor riolering, kabels en leidingen. De ondergrondse infrastructuur moet daarom vrijwel overal opnieuw geordend worden. Zie omtrent dit onderwerp tevens paragraaf 4.7.


Bij de inpassing wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met het feit dat het tracé voor een groot deel loopt door het beschermd stadsgezicht binnenstad en de relatie met de cultuurhistorische waarden.

Hierbij gelden de volgende algemene uitgangspunten:

Visueel:

  • De tramlijnen, haltes, bovenleidingen, etc., dienen zorgvuldig te worden ingepast en zo min mogelijk verstorend te werken op het aangezicht van historisch kenmerkende gebouwen of objecten.
  • De ruimtelijke kwaliteit rondom de Grote Markt wordt afgestemd op de inpassing van de tramlijn.

Visueel en constructief:

Lokaal worden bovenleidingen bevestigd aan gevels van gebouwen. Dit dient bij monumenten zoveel mogelijk te worden voorkomen.

Stedelijke inrichting:

Er is deels sprake van een karakteristiek golvend of oplopend straatniveau en van kenmerkende inrichtingsstructuren (met wisselingen in beloop en profielen) van de wegen van en naar de Grote Markt. Het is waardevol om het ontwerp van de tram zoveel mogelijk hierop af te stemmen.

Aan het bestemmingsplan ligt uitgebreid onderzoek ten grondslag. De onderzochte onderwerpen betreffen onder meer:

  • bestaande ondergrondse infrastructuur, kabels en leidingen;
  • bodemgesteldheid en –vervuiling;
  • parkeergelegenheid, parkeervakken en bezettingsgraad;
  • verkeersbewegingen, autostromen, fietsstromen, voetgangersloopstromen;
  • laad- en losplaatsen in de Oosterstraat;
  • routes voor taxi’s en hulpdiensten;
  • geluid, trillingen, luchtkwaliteit;
  • verkeersveiligheid, omleidingsroutes voor bussen en autoverkeer, verkeersafwikkeling, verkeersmodellen;
  • straling, elektromagnetische velden, zwerfstroom;
  • stroomvoorzieningen;
  • bomen, ecologie, water;
  • externe veiligheid.

Op de uitkomsten van de verschillende onderzoeken wordt verder ingegaan in hoofdstuk 4.

Zoals uit paragraaf 3.4 zal blijken gaat er in de stad Groningen met de aanleg van de tram veel veranderen. Getracht wordt de overlast die de veranderingen met zich mee kunnen brengen zoveel mogelijk te beperken door:

  • er voor te zorgen dat woningen, winkels en bedrijven zo goed mogelijk bereikbaar blijven;
  • te zorgen voor alternatieve routes voor bussen, auto’s, fietsers en voetgangers tijdens de werkzaamheden;
  • te zorgen voor vergoeding van planschade, schade aan panden en omzetverlies;
  • te zorgen voor goede communicatie over de werkzaamheden;
  • de werkzaamheden per straat zo snel en efficiënt mogelijk uit te voeren.