direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Stad Appingedam - Deelplan Opwierde Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Vanaf 1993 is voor de wijk Opwierde, de grootste woonwijk van Appingedam, aan de planvorming gewerkt voor de revitalisering van deze naoorlogse wijk. De plannen anticiperen op de demografische ontwikkelingen en het oplossen van leegstand en leefbaarheidsproblemen in de wijk. Specifiek in Opwierde Zuid is sprake van een eenzijdig woningtype, is de openbare ruimte verouderd toe aan kwaliteitsverbetering. Tevens is het door de aardbevingsproblematiek noodzakelijk om een oplossing te vinden voor de huidige woningen, die niet aardbevingsbestendig zijn. Daarom is besloten dat een groot deel van de woningen wordt gesloopt en vervolgens worden herbouwd. Voor de woningen die al waren opgenomen in een versterkingspilot geldt dat deze worden versterkt conform deze pilot.

De beoogde ontwikkelingen ten behoeve van de sloop en nieuwbouw, versterking en het oplossen van leefbaarheidsproblemen van de buurt Opwierde Zuid zijn niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling toch juridisch-planologisch te kunnen regelen en realiseren, is het opstellen van een nieuw juridisch kader noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

De ligging van het plangebied is in onderstaande figuur weergegeven. In dit bestemmingplan is de gehele buurt Opwierde Zuid opgenomen, met uitzondering van de ecologische woningen in het zuidwesten van deze buurt. Deze woningen blijven bestaan en maken geen deel uit van de versterkingsopgave.

afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01_0001.jpeg"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied betreft de buurt Opwierde Zuid, onderdeel van de naoorlogse woonwijk Opwierde in Appingedam. Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Stad Appingedam', dat is vastgesteld op 19 juni 2013 en deels herzien op 18 februari 2016. In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen.

Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan meerdere bestemmingen. Grotendeels betreft dit de woonbestemming 'Wonen - C2', waar het wonen in rijenwoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis is toegestaan. Gebouwen zijn toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak. Binnen de bestemming 'Groen' zijn groenvoorzieningen toegestaan en mogen speel-, nuts- en parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. De wegen en bestaande parkeervoorzieningen zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer - Verblijf'. Hier zijn (woon)straten en pleinen, paden en parkeervoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming is tevens de aanduiding 'garagebox' opgenomen. Hier zijn garageboxen geplaatst. Daarnaast is ook de bestemming 'Tuin' opgenomen in het plangebied. Daarmee worden de voorerven van de percelen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2: Uitsnede Bestemmingsplan Stad Appingedam, locatie Opwierde Zuid

In het bestemmingsplan 'Stad Appingedam' is voor het plangebied de bestaande situatie opgenomen en biedt geen ruimte voor de gewenste invulling van het plangebied. Daarom is besloten tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. Op basis van het nieuwe bestemmingsplan kan de versterking en sloop en nieuwbouw van de buurt plaatsvinden.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is de huidige en gewenste situatie en de verkeerssituatie beschreven. In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan wordt het beleidskader beschreven dat relevant is voor dit plan. Daarbij wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente. De omgevingsaspecten waaraan de situatie is getoetst worden beschreven in hoofdstuk 4. De juridische regeling wordt beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied Opwierde Zuid ligt ten zuiden van de Burgemeester Hooft van Iddekingesingel, en vormt daarmee het zuidelijke gedeelte van de woonwijk Opwierde in Appingedam. Het plangebied wordt in het westen begrenst door de Hogewerflaan, met daarachter de sportvelden, en aan de oostkant vormt de Parksingel het grootste deel van de begrenzing. Ten zuiden van het plangebied begint het buitengebied van Appingedam, hier loopt onder meer het Eemskanaal langs.

De buurt Opwierde Zuid is opgebouwd uit hofjes met rijwoningen. Kenmerkend voor deze hovenstructuur is de ligging van woningen rond grote en kleinere groene ruimtes. Een deel van de woningen wordt ontsloten met straten en een groot deel met voetpaden. Parkeerplaatsen zijn vaak geclusterd aangelegd en er is sprake van veel doodlopende wegen. De woningen in Opwierde Zuid zijn voorzien van ruime tuinen en de wisseling van voor en achterkanten in het straatbeeld is heel herkenbaar. Figuren 2.1 en 2.2 geven het straatbeeld van de huidige situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.1: Straatbeeld aan de Burgemeester Meesstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.2: Straatbeeld aan de Kastanjelaan

Type woningen

De woningen zijn allemaal rijwoningen. Het zijn gezinswoningen, opgebouwd uit twee bouwlagen met kap. De woningen in Opwierde Zuid zijn voorzien van twee type gevels: vliesgevels en bakstenen gevels. Beiden zijn weergegeven in figuur 2.3

afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01_0005.jpg"

Figuur 2.3: Type gevels in Opwierde Zuid. Links vliesgevels en bakstenen gevels rechts

Groenstructuur

In Opwierde Zuid is een duidelijke groenstructuur aanwezig. De hoofd-groenstructuur wordt gevormd door twee grote groenstroken die haaks op de Burgemeester Hooft van Iddekingesingel liggen. Beide zijn lange smalle grasvelden dat begrenst wordt door voetpaden en schuttingen. Twee andere groene zones begeleiden de twee straten Burgemeester Lewe van Aduardstraat en de Beukenlaan. De eerste heeft nog een aardige boomstructuur.

Het overige groen in Opwierde Zuid betreft voornamelijk kleinere grasveldjes met af en toe een speeltuin, wat struiken of een boom. De buurt heeft geen duidelijke boomstructuur. In de loop van de tijd zijn veel bomen verdwenen. Op figuur 2.4 en figuur 2.5 zijn groenstructuren in Opwierde Zuid weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01_0006.jpg"

Figuur 2.4: Groenstructuur aan de Prunuslaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01_0007.jpg"

Figuur 2.5: Groenstructuur aan de Beukenlaan

Verkeer en parkeren

Opwierde Zuid wordt aan de noordkant ontsloten door de Burgemeester Hooft van Iddekingesingel die ten noorden van de buurt in oost-westelijke richting loopt. Vanaf deze weg lopen meerdere wegen de buurt in. Omdat de buurt is opgebouwd in een hovenstructuur is er sprake van veel doodlopende wegen. Dit zorgt voor een beperkte bereikbaarheid van de woningen. De parkeergelegenheden zijn geclusterd. Veel woningen worden ontsloten door voetpaden en zijn met de auto niet bereikbaar. De parkeerplaatsen voor deze woningen zijn daarom geclusterd aan het einde van de weg, waar het voetpad begint. Daarnaast zijn er op meerdere plekken in de wijk clusters van garageboxen aanwezig. Er is een tekort aan parkeerplaatsen in de huidige opzet van de wijk. In figuur 2.5 is een weergave gegeven van de verkeers- en parkeerstructuur van Opwierde Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01_0008.jpg"

Figuur 2.6: Huidige verkeers- en parkeerstructuur van Opwierde Zuid

2.2 Gewenste ontwikkeling

Oplossen van knelpunten

De buurt Opwierde Zuid kent in haar huidige opzet een aantal knelpunten waardoor de buurt niet toekomstbestendig is en die met de voorgenomen ontwikkeling opgelost moeten worden. Daarom is een vernieuwingsplan opgesteld voor de buurt. Het plan stelt de herstructurering van de buurt Opwierde Zuid voor. Voor het vernieuwingsplan is een beeldkwaliteitplan vastgesteld, waarnaar de wijk ontwikkeld zal worden. Dit beeldkwaliteitplan is opgenomen als bijlage 1. Hieronder is een overzicht gegeven van de knelpunten en de oplossingen van de gewenste ontwikkeling.

Eenzijdige typologie woningen

In de huidige situatie is sprake van een te eenzijdige typologie van woningen. Omdat in de voorgenomen situatie de woningen worden gesloopt en nieuw worden gebouwd, is er ruimte om nieuwe typologieën aan woningen in de wijk te realiseren. Het voornemen is om naast rijwoningen ook twee-onder-één-kap woningen en levensloop bestendige woningen te realiseren. In de voorgenomen situatie neemt het aantal woningen in de wijk met 50 af.

afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01_0009.png"

Figuur 2.7 Voorgenomen typologie woningen

Verbetering verkeers- en parkeerstructuur

Het doodlopende stratenpatroon zorgt op dit moment voor een beperkte bereikbaarheid van de woningen met de auto. Door de afzonderlijke stratenclusters is de verbinding slecht en ook de ontsluitingsmogelijkheden zijn beperkt. Bovendien voorzien de aanwezige parkeerclusters niet in de parkeerbehoefte in de buurt.

Voor de gehele wijk Opwierde, dus niet alleen Opwierde Zuid, geldt dat er momenteel circa 490 parkeerplaatsen voor circa 460 woningen zijn. Door de vermindering van het totaal aantal woningen in Opwierde Zuid met circa 50 woningen wordt de parkeerdruk verlaagd. Ook worden parkeervakken toegevoegd en beter over de wijk verdeeld. In het vernieuwingsplan voor Opwierde zijn 605 parkeerplaatsen ingetekend. Dit betekent een toename van 145 parkeerplaatsen. Een deel hiervan wordt in Opwierde Zuid gerealiseerd. Voor de parkeerbehoefte wordt uitgegaan van een norm van 1,3 parkeerplaatsen per woning. Dit komt neer op 533 parkeerplaatsen. De 605 parkeerplaatsen voldoen dus ruim aan de behoefte.

In de gewenste ontwikkeling worden enkele voetpaden omgevormd tot woonstraten zodat er een doorgaand stratenpatroon ontstaat. Dit zorgt voor een betere bereikbaarheid van de woningen en een betere ontsluiting van de buurt. Om deze verbeterde verkeer- en parkeerstructuur te realiseren is het voornemen om enkele woningen te slopen en worden enkele gronden die nu een groenbestemming hebben, meegenomen in de verkeersfunctie. In onderstaande figuur is de voorgenomen indeling van straten, paden en parkeerplaatsen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01_0010.png"

Figuur 2.8 Indicatie kaart van de wegen-, straten- , paden-, parkeerplaatsen- en groenstructuur

Verbeteren van de groenstructuur

Er wordt hiërarchie gebracht in de groenstructuur. Door een verschil te maken in inrichting worden herkenbare plekken gecreëerd en kunnen sterke groene aders, langs de Burgemeester Lewe van Aduardstraat en de Beukenlaan, een koppeling maken tussen de wijk en het buitengebied. Ook worden hiermee de zichtlijnen naar buiten de wijk beter benut.

Daarnaast kunnen kleinere, meer centraal gelegen plekken een relatie aangaan met de directe omgeving door middel van speelplekken, parkjes, een buurtmoestuin, een boomgaard of een voetbalveld. Ook wordt de drainage op deze plekken verbeterd. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn de randen van de wijk en twee centrale veldjes ook al 'Groen bestemd'. In de centrale gedeelten van de wijk zijn de groenstroken niet als zodanig bestemd, omdat nog niet helemaal duidelijk is hoe de verdeling binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijf' en 'Woongebied' vorm gegeven wordt. Wel is duidelijk dat wordt ingezet op een ruime aanwezigheid van groen in de wijk.

Verbeteren waterhuishouding

Momenteel is er in de buurt Opwierde Zuid niet sprake van een optimale waterhuishouding. De buurt heeft te kampen met een grondwaterprobleem en de afwatering is niet optimaal. Ook hier wordt in de beoogde ontwikkeling op ingespeeld. Door het aanleggen van twee waterpartijen in het zuiden van de buurt wordt deze problematiek opgelost en zoals hiervoor aangegeven wordt drainage in de groenstructuur verbeterd.

Hoofdstuk 3 Beleid

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Er wordt ingegaan op het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op de genoemde ontwikkeling en het plangebied.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2040 (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven en laat het meer over aan gemeenten en provincies. Zo komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 aangewezen nationale belangen. De ontwikkeling in het plangebied raakt geen van deze belangen. De structuurvisie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Deze Ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De definitie hiervan is weergegeven in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. In dit geval is er slechts sprake van de herstructurering van een woonbuurt. Bij deze herstructurering worden geen nieuwe woningen of andere stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het aantal woningen neemt binnen het plangebied zelfs af met 50 woningen, onder meer doordat er andere typologie woningen en een andere inrichting van het plangebied worden gerealiseerd.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Groningen 2016-2020

De Omgevingsvisie Groningen 2016-2020 bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie Groningen op de fysieke leefomgeving. De omgevingsvisie is gekomen in plaats van het Provinciaal Omgevingsplan. De provincie wil het aantrekkelijke woon- en leefklimaat verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, aast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen.

In de Omgevingsvisie is het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale belangen.

De provincie Groningen streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit in de provincie. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. Gebruikswaarde is gericht op een efficiënte inrichting van het gebied voor uitoefening van de daaraan toegekende of toe te kennen functies. Bij belevingswaarde gaat het om de sfeer en allure van het gebied. Toekomstwaarde draait om de toekomstbestendigheid van de maatregelen die ten behoeve van de gebruiks- en belevingswaarde worden genomen.

Het plan vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied: een stedenbouwkundig samenstelsel ten behoeve van onder andere wonen. De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk laten plaatsvinden binnen stedelijk gebied.

Conclusie

In dit plan wordt de herstructurering en sloop en nieuwbouw van Opwierde Zuid geregeld. Dit zorgt ervoor dat de wijk een betere ruimtelijke inrichting krijgt, waarbij de bereikbaarheid en ontsluiting van de woningen wordt verbeterd en een algehele kwaliteitsimpuls aan de buurt wordt gegeven. Daarnaast wordt het afgesloten karakter van de wijk verbeterd naar een meer open karakter. Tot slot wordt een meer gevarieerd woningaanbod gecreëerd door van rijwoningen twee-onder-één-kap woningen te maken. De nieuwe woningen worden aardbevingsbestendig gebouwd, waarmee de toekomst bestendigheid van de ontwikkeling wordt gegarandeerd. Ook wordt de gebruiks- en belevingswaarde hiermee flink verbeterd. Dit zorgt vervolgens voor een stijging in ruimtelijke kwaliteit, waar in de Omgevingsvisie op wordt ingezet. De ontwikkeling is daarom passend binnen het provinciale beleid.

Omgevingsverordening Groningen 2016-2020

De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Omgevingsvisie Groningen 2016-2020.

Met dit bestemmingsplan is sprake van de herstructurering van Opwierde zuid. Het plangebied maakt deel uit van het bestaand stedelijk gebied. Met de herstructurering wordt een minder groot aantal woningen in de voorgenomen situatie gerealiseerd, ten opzichte van de huidige situatie. Omdat het aantal woningen niet toeneemt en het plangebied zich niet in het buitengebied bevindt, zijn de regels van bovenstaande thema's in de Omgevingsverordening niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

De woningen die ten behoeve van de herstructurering van de wijk gesloopt worden, hebben geen monumentale waarde. In paragraaf 4.7 is beschreven dat er geen sprake is van cultuurhistorische waarden in het plangebied. Volgens artikel 2.9.2 is het daarom toegestaan om deze woningen te slopen. De functies binnen het plangebied veranderen niet ten opzichte van de huidige situatie. Het plan is in overeenstemming met de regeling opgenomen in de Omgevingsverordening Groningen.

Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2017-2021

In het geactualiseerde Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2017-2021 van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) staan twee elementen centraal:

  • inspecties van woningen in de kern van het aardbevingsgebied versnellen waardoor sneller gestart kan worden met de uitvoering van de versterking;
  • aanpak van schade verbeteren en vereenvoudigen.

In de kern van het aardbevingsgebied staan ongeveer 22.000 woningen. In 2017 worden onder regie van de NCG 5.000 woningen geïnspecteerd in 18 plaatsen in het aardbevingsgebied. Inspecties en berekeningen moeten aantonen of deze woningen versterkt moeten worden.

In het Meerjarenprogramma (MJP) 206-2020, die is geactualiseerd naar de versie 2017-2021, staat beschreven dat op basis van de prioritering de versterkingsopgave gebiedsgericht wordt uitgevoerd dom maximaal gebruik te kunnen maken van koppelkansen. Het is een aanpak waarbij de bewoner centraal staat. In dit MJP wordt de gebiedsgerichte aanpak voorgezet en uitgebreid. Er is besloten dat het versterken en verduurzamen van de 650 corporatiewoningen, waarover tussen de NAM en woningcorporaties afspraken zijn gemaakt, gekoppeld aan de gebiedsgerichte aanpak worden uitgevoerd.

In 2016 is gestart met het uitvoeren van 1.450 inspecties en beoordeling, onder andere in Opwierde Zuid. Er is in die gebieden gestart met woningen die het hoogste risicoprofiel kennen, de rijwoningen. Naar aanleiding hiervan wordt besloten of de woningen versterkt moeten worden.

Conclusie

De buurt Opwierde Zuid is onderworpen aan inspecties en beoordeling. Op basis hiervan is besloten dat een versterkingsopgave noodzakelijk is. Deze wordt nu uitgevoerd in combinatie met de herstructurering. Het voorgenomen initiatief past binnen het beleid van de Nationaal Coördinator Groningen.

Conclusie

Het plan past zowel binnen de Omgevingsvisie, omdat het zorgt voor meer gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde, en binnen de regeling als opgenomen in de Omgevingsverordening. Daarmee past het plan binnen het provinciaal beleid.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Woon- en Leefbaarheidsplan Eemsdelta 2012

Op 16 mei 2012 is in Appingedam een handtekening gezet onder het convenant 'Woon- en leefbaarheidsplan regio Eemsdelta' door een groep van 35 partijen. De partijen bestaande uit de provincie, de vier betrokken gemeenten, woningcorporaties, zorginstellingen, scholen en ondernemers verplichten zichzelf in dit plan om zich maximaal in te zetten voor het behoud van de leefbaarheid van het gebied. Het plan gaat over een periode die reikt tot 2040. In het convenant is afgesproken dat er een gezamenlijke lange termijn visie op de ontwikkeling van wonen en voorzieningen wordt opgesteld, alsmede een onderling afgestemd uitvoeringsprogramma voor de korte en middellange termijn, om goed te kunnen anticiperen op de voorspelde demografische omslag. De voorgenomen inventarisatie is uitgemond in de regio-atlas 'Wonen en leven in de Eemsdelta', april 2012. Deze atlas is het resultaat van een uitgebreide gebiedsinventarisatie, waarbij de thema's bevolkingsontwikkeling, wonen, voorzieningen en leefbaarheid centraal stonden. De atlas is tijdens een intensief proces tot stand gekomen, waarbij vele partijen en bewoners betrokken waren.

In het convenant baseren partijen zich op de door de provincie Groningen gecorrigeerde PRIMOS 2009 prognose ten aanzien van de huishoudenkrimp op lange termijn voor de regio als geheel. De prognose voorspelt een verdere bevolkingsdaling voor de regio. Tot 2020 met circa 7% en op langere termijn in 2040 met ruim 20%. Appingedam groeit, maar de andere drie gemeenten krimpen, waarbij de meest forse krimp zich afspeelt in de gemeente Delfzijl. Voor het bepalen van het transformatieprogramma wonen voor de korte termijn (2012 tot en met 2016) wordt daarom voor het stedelijk gebied uitgegaan van halvering van de geprognosticeerde krimp/groei (“recessiescenario”). Voor de middellange termijn (periode 2017 - 2022) wordt voor het stedelijk gebied uitgegaan van een bandbreedte tussen het “recessiescenario” en de (gecorrigeerde) PRIMOS 2009 prognose.

Conclusie

In de voorgenomen ontwikkeling neemt het aantal woningen in het plangebied af. Hiermee worden niet alleen nieuwe woningtypen gecreëerd, maar dit sluit ook aan bij de verwachte bevolkingsdaling in de regio. Het plan sluit aan bij het Woon- en Leefbaarheidsplan Eemsdelta.

3.3.2 Noord-Groningen Leeft! Woon- en Leefbaarheidsplan 2017-2021

In navolging van het eerste Woon- en Leefbaarheidsplan in 2012, is in 2017 een nieuw Woon- en Leefbaarheidsplan opgesteld, aangepast aan de huidige situatie in de regio. Het nieuwe woon- en leefbaarheidsplan gaat uit van vijf kernopgaven:

  • sociale vitaliteit en het werken aan lokale doelen;
  • nieuwe kansen voor kinderen;
  • van zorgstructuur naar zorgprestatie;
  • het wonen van de toekomst;
  • krachtige kernen.

Door deze vijf opgaven lopen de bevolkingsdaling en de versterking als rode draden heen. In de gemeenten die betrokken zijn bij het woon- en leefbaarheidsplan is over het algemeen sprake van krimp. Voor alle kernen is de opgave om te zorgen voor een robuuste structuur van de kern. Niet uitbreiden maar inbreiden is daarbij het leidmotief. Van binnenuit versterken en verbeteren. De 'ladder' voor Noord-Groningen als belangrijk instrument. Bij de Noord-Groningse ladder staan drie principes centraal:

  • de dorps- of stadskern staat centraal. Bij nieuwe bebouwing of de vernieuwing van bestaande gebouwen gaat de aandacht eerst uit naar de structuur die er al is. Deze kan krachtiger worden gemaakt door nieuwe ontwikkelingen hier te situeren;
  • bestaand en waardevol vastgoed wordt behouden. Noord-Groningen is rijk aan panden met een betekenis voor inwoners en bezoekers. Herontwikkeling en hergebruik dragen bij aan hun voortbestaan.
  • Op een paar plekken in het gebied is behoefte aan voorzieningen die de hele regio verzorgen. deze kunnen het beste in centrumdorpen en regionale centra worden gebouwd.

In het woon- en leefbaarheidsplan is een volgorde van wenselijkheid voor nieuwe bouwinitiatieven weergegeven. De voorkeur gaat uit naar leegstaande panden. Het herontwikkelen en transformeren hiervan geniet prioriteit. Wanneer dit niet lukt, moet geprobeerd worden bestaande dorps- en stadskernen te versterken. De derde mogelijkheid is het bouwen binnen de bebouwde kom. Dit is alleen wenselijk wanneer de twee andere locaties geen of onvoldoende mogelijkheden bieden.

Daarnaast is in het Woon- en Leefbaarheidsplan aandacht voor de versterkingsoperatie in het kader van het aardbevingsbestendig maken van de bestaande woningen en voorzieningen. In het kader hiervan wordt de versterkingsopgave in Opwierde expliciet genoemd.

Conclusie

De versterkingsopgave loopt als een rode draad door het Woon- en Leefbaarheidsplan heen. Dit bestemmingsplan is primair opgesteld om de versterkingsopgave van Opwierde Zuid te kunnen realiseren. Met de herstructurering en versterking van Opwierde Zuid neemt het totaal aantal woningen in het plangebied af, waardoor geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die getoetst moet worden aan de ladder voor Noord-Groningen. Het plan is in overeenstemming met het Woon- en Leefbaarheidsplan 2017-2021.

3.3.3 Ontwikkelingsperspectief Appingedam - Delfzijl 2030

De gemeentebesturen van Appingedam en Delfzijl werken samen met Loppersum en Eemsmond in de Eemsdelta regio. De samenwerking richt zich onder andere op wonen en voorzieningen, op arbeidsmarktbeleid en op gezamenlijke organisatorische vraagstukken. In het kader van deze samenwerking is afgesproken dat Appingedam en Delfzijl een gezamenlijke visie ontwikkelen voor de stedelijke kernen en het platteland van beide gemeenten. Op basis van deze visie willen beide gemeenten komen tot een gezamenlijke structuurvisie, conform de Wet ruimtelijke ordening, voor het grondgebied van de beide gemeenten. Beide gemeenten willen de samenwerking op alle relevante beleidsterreinen versterken, de ontwikkelingen op elkaar afstemmen en de ruimtelijke ontwikkeling sturen in de gewenste richting. Beide gemeenten hebben te maken met belangrijke opgaven die vragen om een gezamenlijke aanpak. Gezien de samenwerking tussen Delfzijl en Appingedam met betrekking tot stedelijke ontwikkeling, in het bijzonder met betrekking tot detailhandel, stadsactiviteiten (evenementen, citymarketing, revitalisering) is er voor gekozen een gezamenlijke visie op te stellen, welke visie in 2009 is afgerond. Op basis van deze visie is in 2010 het projectenboek, uitvoeringsprogramma Ontwikkelingsperspectief 2030 Appingedam- Delfzijl, opgesteld. Het Ontwikkelingsperspectief 2030 voorziet behalve in een visie op de ontwikkeling van beide gemeenten ook in een uitvoeringsprogramma met een financiële onderbouwing.

De ontwikkeling van het wonen in het stedelijk gebied van Appingedam en Delfzijl vormt één van de belangrijkste thema's van dit ontwikkelingsperspectief. De prognoses geven aan dat het de komende 10 jaar noodzakelijk is ingrijpend te investeren in de kwaliteit van het wonen in de kernen

Appingedam en Delfzijl. Beide gemeenten kampen met een deels verouderd woningbestand, veel woningen zijn bouwtechnisch slecht en zijn onvoldoende geïsoleerd. De belangrijkste opgave voor beide gemeenten is een woningvoorraad te realiseren met bijbehorende woonmilieus die passen bij de functie die het stedelijk gebied Appingedam-Delfzijl moet vervullen als regionaal voorzieningen centrum in relatie tot het economisch kerngebied Eemsdelta.

Conclusie

Met de gewenste ontwikkeling wordt binnen het plangebied een kwaliteitsimpuls gegeven. Er worden meerdere woningtypes gerealiseerd en buurt wordt op die manier toekomstbestendig gemaakt. Ook de ingrepen in de groen-, verkeers- en waterstructuur zorgen voor een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving. Hiermee past het plan binnen het Ontwikkelingsperspectief Appingedam-Delfzijl 2030.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Ontwikkelingsvisie Appingedam 2030 (2002)

De gemeenteraad heeft als kader voor haar toekomstige ontwikkeling in 2002 de Ontwikkelingsvisie Appingedam 2030 'Unieke stad, schakel in de regio' vastgesteld. In deze ontwikkelingsvisie staat in hoofdlijnen beschreven welke ambities de gemeente Appingedam heeft ten aanzien van onder andere wonen, werken en winkelen en op welke wijze deze ambities kunnen worden gerealiseerd. Aan de ontwikkelingsvisie is een projectenboek gekoppeld. In 2007-2008 is de bestuurlijke wens uitgesproken om te komen tot een herijking en 'updating' van de Ontwikkelingsvisie, met de volgende voornaamste redenen:

  • 1. Een groot aantal in de Ontwikkelingsvisie gedefinieerde projecten is inmiddels in uitvoering, dan wel gerealiseerd;
  • 2. Nieuwe ontwikkelingen, zoals de 'krimp', de Eendracht en dreigend functieverlies binnen het centrum vragen om hernieuwde aandacht voor beleidsuitgangspunten en ruimtelijke ordening/inrichting;
  • 3. Er is ingezet op een nieuw regionale woonvisie, dat zijn doorwerking en een wisselwerking heeft naar/met overige beleidsterreinen;
  • 4. De sociaal-economisch component dient een steviger plek te krijgen binnen de gemeentelijke beleidskaders (wijkgericht werken, woonserviceontwikkeling, brede school, herijking welzijnsbeleid, accommodatiebeleid, voorzieningen, centrummanagement/vitaal centrum);
  • 5. Verder- en vergaande samenwerking tussen Delfzijl en Appingedam ter zake stedelijke ontwikkeling, in het bijzonder met betrekking tot detailhandel, stadsactiviteiten (evenementen, citymarketing, revitalisering).

Conclusie

Dit beleidsdocument biedt geen concrete uitgangspunten voor de versterkingsopgave en herstructurering van Opwierde Zuid. De voorgenomen ontwikkeling is daarom niet in strijd met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Naast het feit dat een nieuwe bestemmingsregeling binnen het vigerende beleid tot stand moet komen, dient er ook rekening te worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de fysieke omgeving beschreven.

De aspecten milieueffectrapportage, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, bedrijven en milieuzonering, kabels en leidingen komen aan bod.

4.1 Bedrijven en Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Er worden geen milieugevoelige functies en milieubelastende functies voorgesteld. Op het gebied van milieuzonering zijn geen belemmeringen voor de voorgestelde ontwikkeling aanwezig.

Onderzoek

Het plangebied is te kenmerken als een woonwijk. Binnen het plangebied worden geen nieuwe milieugevoelige functies mogelijk gemaakt. Er wordt zelfs een aantal woningen gesloopt. Het plan betreft een herstructurering van de bestaande opzet. In de ontwikkeling komen geen milieugevoelige functies dichter op bedrijven te liggen. De bestaande situatie met betrekking tot milieuzonering blijft dus behouden. In de huidige opzet is er geen sprake van belemmeringen vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering, dit geldt daarom ook voor dit nieuwe bestemmingsplan.

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.2 Water

Toetsingskader en beleid

De watertoets is onderdeel van de startovereenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw; een gezamenlijk stuk van de VNG, de provincies, het Rijk en de Unie van Waterschappen. In het kader daarvan moet bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening worden gehouden met het aspect water. Er moet bijvoorbeeld voldoende ruimte zijn voor waterberging. Daarnaast zijn de kwaliteitsaspecten van belang.

Waterschappen hebben op grond van de Waterwet een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer, de waterkwantiteit en de waterkwaliteit. Volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) moet gebruik worden gemaakt van inrichtingsmaatregelen die zo min mogelijk afbreuk doen aan de kwaliteit van het oppervlaktewater (slibfilters, infiltratiebermen, olieafscheiders).

Van belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Noorderzijlvest.

Onderzoek door middel van de watertoets

Het voornemen is middels de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Noorderzijlvest (dossiercode 20181106-34-19174). Uit de watertoets is naar voren gekomen dat het plan invloed heeft op de waterhuishouding in het gebied. Daarom moet rekening worden gehouden met de uitgangspuntennotitie van het waterschap.

Uit het resultaat van de watertoets komt naar voren dat aan de oostelijke rand van het plangebied een hoofdwatergang ligt. Het plangebied grenst aan deze hoofdwatergang. Met betrekking tot de hoofdwatergang gelden een aantal regels. Echter worden met dit plan geen ingrepen aan de hoofdwatergang voorgesteld. Deze blijft dan ook intact en wordt niet aangetast.

Daarnaast wordt in het plangebied een verbeterde afvoer van het hemelwater. Daarmee wordt een oplossing geboden voor de wateroverlast in de wijk. Bovendien worden in het kader hiervan in het zuiden van de wijk twee waterpartijen gerealiseerd. Daarmee wordt voldoende voldaan aan de uitgangspunten van het waterschap. De watertoets is opgenomen als bijlage 2.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Ten aanzien van het plangebied is geen sprake van een verdachte locatie.

Onderzoek

Dit bestemmingsplan betreft een herstructurering van de buurt Opwierde Zuid. Het plangebied heeft in de huidige situatie al een woonfunctie en dit veranderd met dit bestemmingsplan niet. Tevens worden er geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Het beoogde functiegebruik blijft gelijk aan het huidige functiegebruik.

In 2004 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, voor het hele plangebied. Hieruit is naar voren gekomen dat het gebied geen verdachte locatie betreft en is geen verontreiniging waargenomen. Nader onderzoek was niet noodzakelijk. In de tussentijd is het gebied voortdurend in gebruik geweest ten behoeve van de woonfunctie en hebben geen activiteiten plaatsgevonden die de bodem zouden kunnen verontreinigen. De locatie is daarom niet als verdacht te beschouwen. Nader onderzoek naar mogelijke bodemverontreiniging is daarom niet noodzakelijk.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.4 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Onderzoek

Alle wegen binnen het plangebied betreffen erftoegangswegen met een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur. Om het plangebied heen liggen wel wegen met een maximum toegestane snelheid van hoger dan 30 km/uur.

Voor de meeste wegen geldt dat het plangebied buiten de geluidszone valt. Het plangebied valt wel binnen de geluidszone van de Burgemeester Hooft van Iddekingesingel. Deze weg heeft een maximale toegestane snelheid van 50 km/uur en loopt ten noorden van de buurt Opwierde Zuid.

Met dit bestemmingsplan worden de huidige woningen in Opwierde Zuid vervangen voor nieuwe woningen. Hierbij wordt het mogelijk om de woningen iets op te schuiven, zodat rechte rooilijnen in de wijk ontstaan. Als gevolg hiervan kunnen de woningen iets dichter op de Burgemeester Hooft van Iddekingesingel komen te staan. Daarom wordt een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Hoewel de verwachting sterk is, dat de minieme verplaatsing van woningen vrijwel geen invloed heeft op het akoestische klimaat, zal er toch een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om dit in kaart te brengen. Dit onderzoek wordt te zijner tijd als bijlage bij deze toelichting opgenomen, met een uitwerking van de resultaten in deze paragraaf.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Onderzoek

Er zijn in de gemeente Appingedam geen knelpunten bekend wat betreft de luchtkwaliteit. De ontwikkeling leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Er worden binnen het plangebied na de herstructurering 50 woningen minder teruggebouwd, waardoor de verkeersgeneratie zal dalen ten opzichte van de huidige situatie. Dit heeft een positieve invloed op de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. in de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Groningen wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In verband met de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkering, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen, of bermen, of in het kader van natuurbeheer, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw of bestendig gebruik worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij de provinciale verordening.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Het bestemmingsplan wordt opgesteld naar aanleiding van een herstructurering van de bestaande woonbuurt. De aanwezige functies blijven hierbij gelijk aan de huidige situatie. Er wordt slechts een aantal woningen gesloopt.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebieden en NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is de Waddenzee. Dit gebied ligt op circa 4.5 kilometer van het plangebied. Aan de noordzijde van Appingedam liggen grote NNN-gebieden (figuur 4.1). Ontwikkelingen in de omgeving mogen geen negatieve effecten hebben op deze natuurgebieden.

Het bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige ontwikkelingen nabij deze natuurgebieden. Binnen het plangebied blijft de woonfunctie de belangrijkste functie en neemt het aantal woningen af. Significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden zijn als gevolg van dit plan uitgesloten.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Het plangebied is momenteel in gebruik als woonwijk en dit veranderd niet in de beoogde ontwikkeling. Er wordt meer groen gecreëerd en het aantal woningen neemt af. Deze ontwikkelingen hebben geen gevolgen met betrekking tot soortenbescherming. Daarnaast is door de provincie Groningen aan het Centrum voor Veilig Wonen een generieke ontheffing verleend, met betrekking tot de herontwikkeling van Opwierde Zuid. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Voor dit plan is voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming geen nader ecologisch onderzoek noodzakelijk. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor dit plan.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

De archeologische waarden in het plangebied zijn vertaald in de Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart gemeente Appingedam. In dit onderzoek is een gemeentedekkend overzicht gegeven van de aanwezigheid van bekende archeologische vindplaatsen en verwachte archeologische waarden.

Voor een aantal gebieden is een archeologische dubbelbestemming opgenomen.

Onderzoek

In het plangebied is geen archeologische dubbelbestemming van toepassing. Op basis van de geldende regeling is archeologisch onderzoek daarom bij voorbaat niet noodzakelijk. Ook op basis van de Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart gemeente Appingedam is geen reden om aan te nemen dat er sprake is van archeologische waarden in het plangebied. Nader archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.7.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Naast een groot aantal Rijksmonumenten kent Appingedam een aantal gemeentelijke monumenten. In opdracht van de Nationaal Coördinator Groningen is een Cultuurhistorische waardenstelling en Erfgoedmeting uitgevoerd, waarin een inventarisatie van karakteristieke panden is opgenomen. Uiteraard is het merendeel van deze monumenten gelegen in de historische binnenstad. De Rijksmonumenten worden beschermd op grond van de Erfgoedwet. Hiermee worden deze monumenten afdoende beschermd en hoeft in het bestemmingsplan geen aanvullende beschermende regeling te worden opgenomen.

Onderzoek

Binnen het plangebied is geen sprake van cultuurhistorische waarden. Er hoeft daarom bij de ontwikkeling van dit plan geen rekening met dit aspect gehouden te worden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor dit plan.

4.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen.

De normen voor externe veiligheid zijn voor risicovolle inrichtingen vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Per 1 juli 2012 is de regelgeving veranderd.

Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes (2015) moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen; dat is ook binnen de provincie Groningen het geval. Inmiddels heeft de provincie Groningen het provinciaal basisnet (Veilig op weg, veiligheid rondom de weg, De uitwerking: Het provinciaal basisnet) vastgesteld. Dit is verwerkt in de provinciale Omgevingsverordening.

Risicobronnen

Op de risicokaart zijn meerdere hogedruk gasleidingen opgenomen, alsmede de risicovolle inrichting WKC De Eendracht (voorheen Heinzel Paper Board) aan de Woldweg 18 (geen Bevi-inrichting) met een warmtekrachtcentrale. Omdat dit geen Bevi-inrichting is, valt deze onder het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het Activiteitenbesluit staan veiligheidszones genoemd. Daarmee wordt voorkomen dat de risicobronnen te dicht bij gevoelige objecten worden gelegd. Echter het voorkomt niet dat in het bestemmingsplan (mogelijke) gevoelige bestemmingen te dicht bij een risicobron worden gelegd. Aangezien de risicocontour nul meter bedraagt, vloeit hiervoor geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan uit voort. Overigens is de WKC niet meer in bedrijf en is de vergunning in 2017 ingetrokken.

Transport gevaarlijke stoffen

Naast inrichtingen kan het aspect van externe veiligheid een rol spelen bij (spoor/weg/auto)wegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen.

Het Steunpunt Externe Veiligheid Groningen heeft met betrekking tot het externe veiligheidsaspect, verbonden aan het transport gevaarlijke stoffen, de volgende provinciale kaders aangegeven (Basisnet):

  • rekening houden met de 10-6 contour als gevolg van het transport;
  • groepsrisico verantwoorden tot 200 m langs de transportassen (gemeten vanaf de rand);
  • binnen 30 m–zone van de weg beperkingen voor specifiek kwetsbare objecten, zoals crèches, scholen, bejaardencentra, ziekenhuizen, zorgwoningen en hoogbouw > 6 verdiepingen.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de transportroutes gevaarlijk stoffen die een verhoging van het groepsrisico kunnen inhouden.

Buisleidingen

Aan de noord- en oostzijde van Appingedam zijn meerdere hogedruk aardgastransportleidingen gelegen. Deze leidingen liggen op grote afstand van het plangebied.

Er worden in het plangebied geen risicovolle of gevoelige objecten gerealiseerd. Nader onderzoek naar de gevolgen voor de externe veiligheid is voor dit plan niet noodzakelijk.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om de veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en direct rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig waarmee die een planologische bescherming nodig hebben. Daarom is er geen noodzaak tot nader onderzoek.

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.10 Niet Gesprongen Explosieven (NGE)

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is ook in het gebied van de gemeente Appingedam gevochten en hebben bombardementen plaatsgevonden. Daar zaten zogenaamde blindgangers bij, explosieven die niet tot explosie kwamen en in de grond zijn blijven liggen. Een groot deel van die blindgangers is tijdens de Tweede Wereldoorlog al geruimd. Een deel daarvan kan nog steeds in de grond liggen. Deze niet gesprongen explosieven (verder NGE genoemd) vormen een risico op het moment dat in de nabijheid van deze explosieven activiteiten in de bodem worden uitgevoerd. Als een gebied verdacht is van explosieven dient er een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd door een gecertificeerd explosieven opsporingsbedrijf.

In dit geval is het plangebied niet verdacht van NGE. Bovendien is het hele gebied in de huidige situatie al ingericht als woonwijk. De bodem is hierbij al geroerd. Mogelijke explosieven zouden bij de realisering van de huidige woningen al aangetoond worden. Daarom is vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

Het aspect Niet Gesprongen Explosieven vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.11 Vormvrije mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • 1. de kenmerken van de projecten;
  • 2. de plaats van de projecten;
  • 3. de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject genoemd. Als drempelwaarden gelden een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2.000 of meer woningen of een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 200.000 m2. Daarnaast is als drempelwaarde opgenomen dat de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer.

Onderzoek

Dit bestemmingsplan wordt opgesteld naar aanleiding van de herstructurering van Opwierde Zuid. Het plangebied blijft in hoofdzaak gelijk aan de huidige situatie en behoudt de woonfunctie. Er wordt slechts een aantal woningen gesloopt en een verbeterde groenstructuur aangelegd. Er vinden dan ook nauwelijks nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aantal woningen neemt af en blijft daarmee logischerwijs ruimschoots onder de drempelwaarde van 2.000 woningen.

De ontwikkeling vindt niet plaats in een gevoelig gebied, zoals een Natura 2000-gebied of een NNN-gebied. Het is gezien de omvang en kenmerken van het plan niet noodzakelijk om een mer-beoordeling of planmer uit te voeren. De voorgaande paragrafen hebben aangetoond dat de ontwikkeling geen belangrijke effecten op het milieu hebben. Hierdoor is er geen aanleiding om een volledige mer-beoordeling uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden.


Het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

Dit bestemmingsplan wordt opgezet ten behoeve van de herstructurering en versterkingsopgave van de buurt Opwierde Zuid. De buurt behoudt hierin de woonfunctie die het voorheen ook al had. Er is gekozen voor een flexibel bestemmingsplan om er op die manier voor te zorgen dat de ontwikkelingen ten behoeve van de herstructurering binnen de nieuwe juridisch-planologische regeling passen.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Bedrijf - Nutsvoorzieningen

De bestaande nutsgebouwen aan de Beukenlaan en de Burgemeester Lewe van Aduardstraat zijn bestemd.

Groen

Voor de wijk waardevolle groengebieden zoals groenstroken, bomen en zones langs het water aan de zuidzijde van het plangebied vallen onder de bestemming 'Groen'. Deze bestemming beoogt de handhaving van de structurele en waardevolle groenfunctie in de wijk. Plaatselijk komt binnen de bestemming 'Groen' ook water en parkeren voor. Gelet op de waterhuishoudkundige betekenis houdt de bestemmingsomschrijving daar rekening mee.

Tuin

Om het onbebouwde karakter van voor- en bepalende zijtuinen te beschermen, is daarvoor de afzonderlijke bestemming 'Tuin' opgenomen. Dit dient zowel het ruimtelijk beeld als het belang van omwonenden. Bebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan. Dit sluit trouwens aan op de gegroeide praktijk. Om wille van een zekere flexibiliteit mag een woonhuis binnen de bestemming overigens wel met een erker uitgebouwd worden.

Ook de erf- en terreinafscheidingen zijn hier lager: maximaal 1 meter voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw.

Verkeer-Verblijf

De voor “Verkeer - Verblijf” aangewezen gronden betreffen met name de openbare straten in het plangebied, met in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer. Omdat binnen de structuur van de wijk nog niet helemaal bekend is hoe de Verkeers- en Groenstructuur zich tot elkaar verhouden, is besloten om in eerste instantie alles binnen de Verkeer-Verblijf bestemming op te nemen. Hierbinnen is dan ook groen toegestaan, evenals parkeervoorzieningen en de bijbehorende bouwwerken. Openbare paden die deel uitmaken van de woonomgeving en in feite alleen bedoeld zijn voor het gebruik van direct aanwonenden, zijn binnen de woonbestemming opgenomen. Het spreekt voor zich dat deze paden niet bebouwd mogen worden en toegankelijk moeten blijven.

Water - 2

In het zuiden van het plangebied worden twee vijvers aangelegd. Deze vijvers zorgen voor een doorkijk vanuit de woonwijk naar het buitengebied. De vijvers hebben de bestemming 'Water - 2' gekregen. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken, zoals palen en masten, kunstobjecten en kunstwerken waaronder bruggen worden gebouwd. Op die manier krijgen deze plekken een natuurlijke uitstraling. Tevens is het verboden om de vijvers als vaste ligplaats voor woonboten te gebruiken.

Wonen - C2

Voor een groot deel van de woningen kan worden aangesloten bij de regeling die in de voorgaande situatie ook al geldig was. Dit betekent dat de bestemming Wonen - C2 voor het grootste deel van de het plangebied weer toepasbaar is. Binnen deze bestemming worden rijwoningen met een maximale goothoogte van 8 meter en een dakhelling van 30 tot 60 graden mogelijk gemaakt. De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis. Binnen de woonbestemming is de gebruikelijke gemeentelijke regeling voor bijgebouwen opgenomen, hetgeen betekent dat er maximaal 60 m² aan aan-, uit- en bijgebouwen gerealiseerd mag worden (inclusief overkappingen).

Wonen-C3

De bestemming Wonen - C3 wordt opgenomen voor twee locaties waar de plaatsing van de woningen nog niet helemaal vast staat. Hier worden woningen met dezelfde maatvoering als in Wonen - C2 worden gerealiseerd, maar moeten de woningen zowel twee-onder-één kap, als in rijwoningen moeten kunnen worden uitgevoerd. Binnen de bestemming Wonen - C3 is dit mogelijk en wordt verder aangesloten bij de regeling uit Wonen - C2.

Woongebied

In dit bestemmingsplan is gekozen voor een zeer flexibele opzet. De gehele buurt wordt geherstructureerd en welke maatregelen precies genomen worden staat nog niet helemaal vast. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de herstructurering en versterking van de buurt moet worden uitgevoerd. Om ervoor te zorgen dat verscheidene maatregelen toegepast kunnen worden is besloten om een zeer flexibele regeling voor de bestemming 'Woongebied' op te nemen waarbinnen alle functies geplaatst kunnen worden.

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis; een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten.

Binnen de woonbestemming is de gebruikelijke gemeentelijke regeling voor bijgebouwen opgenomen, hetgeen betekent dat er maximaal 60 m² aan aan-, uit- en bijgebouwen gerealiseerd mag worden (inclusief overkappingen).

Waarde - Wierde invloedszone

Het uiterste oostelijke deel van dit bestemmingsplan kent de dubbelbestemming 'Waarde - Wierde invloedszone'. Dit betreft de invloedszone van de wierde die ten oosten van het plangebied ligt. De invloedszone om deze wierde heen kent een beschermde status. Deze gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen ook bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Deze dubbelbestemming is opgenomen om ervoor te zorgen dat de wierden niet zomaar kunnen verdwijnen door landschappelijke ingrepen. Slechts een klein deel van het plangebied kent deze dubbelbestemming.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Voorbereidingsfase

Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, het versterken en herstructureren van Opwierde Zuid, heeft de gemeente er voor gekozen om het bestemmingsplan als voorontwerp ter inzage te leggen. Tevens wordt in het kader van vooroverleg het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de Provincie Groningen, het waterschap Noorderzijlvest en andere overlegpartners. De resultaten van dit vooroverleg en de inspraak worden meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan heeft de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure doorlopen. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststellingsfase

Aangezien er geen zienswijzen zijn ingediend. Wel zijn er enkele ambtshalve wijzigingen in het bestemmingsplan doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn uiteengezet in bijlage 6 bij dit bestemmingsplan. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een ontwikkeling van de gemeente. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De initiatiefnemers hebben aangetoond dat het plan financieel haalbaar is.

Kostenverhaal

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Met dit plan is in conform artikel 6.2.1. van het Bro sprake van een bouwplan omdat meerdere woningen worden gerealiseerd. In beginsel is de gemeenteraad op grond van artikel 6.12 van de Wro verplicht om in verband met het verhaal van de gemeentelijke kosten van grondexploitatie een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorzien. De verplichting een exploitatieplan vast te stellen vervalt wanneer het verhaal van de kosten anderszins verzekerd is. Voor de wijk Opwierde Zuid zijn diverse financiële stromen die verband houden met de totale sloop- en nieuwbouwopgave van circa 400 woningen. De financiële middelen voor het slopen en nieuwbouwen van de hele wijk wordt geborgd in afspraken tussen de rijksoverheid en betrokken partijen. De overheid werkt hiernaast aan een regeling genaamd 'inpassingskosten' voor gemeenten, om de openbare ruimte na een (forse) sloop- en nieuwbouwopgave te laten aansluiten op de nieuwbouwwoningen. De gemeente heeft de totale kosten voor de openbare ruimte Opwierde Zuid hiervoor aangemerkt. Daarmee is het kostenverhaal voldoende verzekerd.

Hoofdstuk 7 Overleg- en inspraakreacties

In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg is het plan voorgelegd aan de provincie Groningen. De provincie heeft aangegeven, omdat het plan plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied en het aantal huizen in het plangebied afneemt, geen bezwaren te hebben tegen de uitvoering van het plan.