direct naar inhoud van REGELS
Plan: Stad Appingedam - Deelplan Opwierde Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Stad Appingedam - Deelplan Opwierde Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0003.BPOpwierdeZuidAPP-VG01 van de gemeente Appingedam;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.9 bebouwingspercentage:

een in de regels dan wel in een bouwvlak aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) andere bouwwerken;

1.10 bedrijf:

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

1.11 beroeps- dan wel bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.12 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en waarbij:

  • a. detailhandel die direct verband houdt met beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, alsmede in goederen die ter plaatse in het kader van de beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld, in beperkte mate en internetverkoop wordt toegestaan;
  • b. de woonfunctie als overwegende functie van het perceel niet wordt aangetast;
  • c. de activiteiten passen binnen de woonomgeving, wat in elk geval betekent dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waartoe in ieder geval de ten gevolge van bedoelde activiteiten voor de omgeving te verwachten hinder en het verlies van privacy in aanmerking genomen dienen te worden;
  • d. zodanig verkeersaantrekkende activiteiten dat extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen buiten eigen erf, noodzakelijk zijn, niet worden toegestaan;
  • e. reclame-uitingen zijn toegestaan, mits kleiner dan 0,25 m²;
1.13 bestaand:

de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik, die bestaan ten tijde van het inwerkingtreden van dit bestemmingsplan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van het bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bouwbord:

een tijdelijk bouwwerk dat is geplaatst op een bouwterrein en dat dient als reclame-object voor een bouwproject;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.25 erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gebruiksmogelijkheden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.28 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.29 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.30 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.31 hoofdgebouw:

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur;

1.33 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.34 kap:

een afdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;

1.35 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.36 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.37 logies:

het bedrijfsmatig bieden van overnachtingsmogelijkheden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.38 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.39 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.40 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.41 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.42 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.43 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.44 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in, op, of over het water wordt gebouwd:
    • 1. het gemiddelde waterpeil;
1.45 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.47 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.48 verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.49 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van achtererfgebied;

1.50 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel aan de zijde van de weg, waarop de hoofdtoegang van het gebouw is ontsloten;

1.51 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.52 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden voor permanent gebruik;

1.53 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.54 woonsituatie:

de waarde van een gebied voor de woonfunctie door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;

2.7 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren), inclusief dakoverstekken van meer dan 0,50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor het openbaar nut, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. wegen, straten en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut;
  • b. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen.

3.2.2 Gebouwen, genoemd in lid 3.2.1. onder a

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5 m bedragen.
3.2.3 Andere bouwwerken, genoemd in lid 3.2.1. onder b

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 onder b genoemde andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 3.2.3 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. incidentele evenementen;
  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. recreatief medegebruik;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. verhardingen;
  • j. water;
  • k. tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • andere bouwwerken, zoals terreinafscheidingen en kunstobjecten.
4.2.2 Andere bouwwerken, genoemd in lid 4.2.1.

Voor het bouwen van de in lid 4.2.1 genoemde andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande landschappelijke en natuurwaarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 4.2.2 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits de bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het verwijderen van bomen en opgaande beplanting met een grotere aaneengesloten lengte dan 100 m.
4.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
4.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de aanwezige bomen en beplanting.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' voor de bouw van transformatorhuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m zal bedragen.
4.5.2 Toetsingscriteria

Burgemeester en Wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande landschappelijke en natuurwaarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, geen erven zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. wegen, straten en paden;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. erven en verhardingen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. erf- en terreinafscheidingen;
  • b. vlaggenmasten.
5.2.2 Erf- en terreinafscheidingen, genoemd in lid 5.2.1.

Voor het bouwen van de in lid 5.2.1 genoemde erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 5 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.2 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen wordt vergroot, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 5.2.2 in die zin dat andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (woon)straten en pleinen;
  • b. paden;
  • c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. incidentele evenementen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. standplaatsen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. water;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. terrassen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • andere bouwwerken, zoals wachtruimtes voor openbaar vervoer, stallingsruimten voor (brom)fietsen, palen, masten, kunstobjecten en kunstwerken.
6.2.2 Andere bouwwerken, genoemd in lid 6.2.1.

Voor het bouwen van de in lid 6.2.1 onder d genoemde andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstwerken zal ten hoogste 5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande landschappelijke en natuurwaarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 6.2.2 onder c in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van overige andere bouwwerken wordt vergroot, mits de bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het verwijderen van bomen en opgaande beplanting met een grotere aaneengesloten lengte dan 100 m.
6.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
6.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van de aanwezige bomen en beplanting.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' voor de bouw van transformatorhuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m zal bedragen.
6.5.2 Toetsingscriteria

Burgemeester en Wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 6.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande landschappelijke en natuurwaarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Water - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten, tochten, vijvers, poelen, maren, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen;
  • b. kaden en oevers;
  • c. waterhuishouding en waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het recreatief medegebruik;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • andere bouwwerken, zoals palen en masten, kunstobjecten en kunstwerken waaronder bruggen.
7.2.2 Andere bouwwerken, genoemd in lid 7.2.1.

Voor het bouwen van de in lid 7.2.1 genoemde andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. als andere bouwwerken mogen geen steigers en vlonders worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits de bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden als (permanente) liggelegenheid of ligplaats voor (recreatie)vaartuigen of woonschepen.

Artikel 8 Wonen - C2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - C2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. wegen, straten en paden;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en verhardingen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op of in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woonhuizen;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis;
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' aangegeven aantal bedragen;
  • d. de diepte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
8.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf zal bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een vrijstaande bijgebouw of een vrijstaande overkapping ten hoogste 35 m² zal bedragen;
      tenzij de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' is aangegeven, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste de in die aanduiding aangegeven oppervlakte zal bedragen;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van aanbouwen zal ten hoogste 6,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder e geldt dat indien een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping wordt voorzien van een plat dak de bouwhoogte ten hoogste 3 m zal bedragen.
  • f. de afstand van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping tot een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw zal ten minste 1 m bedragen.
8.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Voor zover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de overige andere bouwwerken, uitsluitend in achtererfgebied worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel maximaal 1 meter bedragen en achter (het verlengde van) de voorgevel maximaal 2 meter.
  • c. De bouwhoogte van de overige andere bouwwerken, mag maximaal 5 meter bedragen.
  • d. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, inclusief de overige andere bouwwerken, in het achtererfgebied maximaal 60 m² bedragen, met dien verstande dat achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.2 onder b in die zin dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving en/of het beschermd stadsgezicht en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
    • 4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 8.2.2 onder d in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de goothoogte met ten hoogste 10% wordt vergroot;
  • c. het bepaalde in lid 8.2.3 onder a in die zin dat de afstand voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten minste 1 m zal bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. het bepaalde in lid 8.2.3 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² bedraagt, in de vorm van extra woonruimte op de begane grond voor (een) minder valide(n);
    • 2. extra woonruimte ten behoeve van een minder valide op basis van een verklaring van de GGD wordt aangetoond;
  • e. het bepaalde in lid 8.2.4 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- dan wel bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;
  • c. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor logies, anders dan een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 8.4 onder b in die zin dat ten hoogste 75 m2 van de aanwezige bebouwing in de vorm van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen, op het bouwperceel mogen worden gebruikt als beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.

Artikel 9 Wonen - C3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - C3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. wegen, straten en paden;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en verhardingen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op of in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woonhuizen;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis;
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' aangegeven aantal bedragen;
  • d. de diepte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
9.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf zal bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een vrijstaande bijgebouw of een vrijstaande overkapping ten hoogste 35 m² zal bedragen;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van aanbouwen zal ten hoogste 6,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder e geldt dat indien een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping wordt voorzien van een plat dak de bouwhoogte ten hoogste 3 m zal bedragen.
  • f. de afstand van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping tot een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw zal ten minste 1 m bedragen.
9.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Voor zover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de overige andere bouwwerken, uitsluitend in achtererfgebied worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel maximaal 1 meter bedragen en achter (het verlengde van) de voorgevel maximaal 2 meter.
  • c. De bouwhoogte van de overige andere bouwwerken, mag maximaal 5 meter bedragen.
  • d. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, inclusief de overige andere bouwwerken, in het achtererfgebied maximaal 60 m² bedragen, met dien verstande dat achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.2 onder b in die zin dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving en/of het beschermd stadsgezicht en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
    • 4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 9.2.2 onder d in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de goothoogte met ten hoogste 10% wordt vergroot;
  • c. het bepaalde in lid 9.2.3 onder a in die zin dat de afstand voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten minste 1 m zal bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. het bepaalde in lid 9.2.3 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² bedraagt, in de vorm van extra woonruimte op de begane grond voor (een) minder valide(n);
    • 2. extra woonruimte ten behoeve van een minder valide op basis van een verklaring van de GGD wordt aangetoond;
  • e. het bepaalde in lid 9.2.4 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- dan wel bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;
  • c. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor logies, anders dan een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 9.4 onder b in die zin dat ten hoogste 75 m2 van de aanwezige bebouwing in de vorm van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen, op het bouwperceel mogen worden gebruikt als beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.

Artikel 10 Woongebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. wegen, straten en paden;
  • e. water;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en verhardingen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op of in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woonhuizen;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis;
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
  • d. ter plaatse van groen uitsluitend andere bouwwerken, zoals terreinafscheidingen en kunstobjecten;
  • e. ter plaatse van (woon)straten en pleinen uitsluitend andere bouwwerken, zoals wachtruimtes voor openbaar vervoer, stallingsruimten voor (brom)fietsen, palen, masten, kunstobjecten en kunstwerken;
  • f. ter plaatse van water uitsluitend andere bouwwerken, zoals palen en masten, kunstobjecten en kunstwerken waaronder bruggen.
10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedragen;
  • c. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
10.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf zal bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een vrijstaande bijgebouw of een vrijstaande overkapping ten hoogste 35 m² zal bedragen;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van aanbouwen zal ten hoogste 6,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder e geldt dat indien een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping wordt voorzien van een plat dak de bouwhoogte ten hoogste 3 m zal bedragen.
  • f. de afstand van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping tot een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw zal ten minste 1 m bedragen.

10.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.2.2 onder b in die zin dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de afstand ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m zal bedragen;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied, waarbij met name rekening wordt gehouden met de structuur en het karakter van de omgeving en de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;
    • 4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 10.2.2 onder d in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de goothoogte met ten hoogste 10% wordt vergroot;
  • c. het bepaalde in lid 10.2.3 onder a in die zin dat de afstand voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten minste 1 m zal bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van het gebied;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. het bepaalde in lid 10.2.3 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² bedraagt, in de vorm van extra woonruimte op de begane grond voor (een) minder valide(n);
    • 2. extra woonruimte ten behoeve van een minder valide op basis van een verklaring van de GGD wordt aangetoond;
  • e. het bepaalde in lid 10.2.4 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt vergroot, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 15 m zal bedragen.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- dan wel bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;
  • c. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden;
  • d. het gebruik van een woning ten behoeve van kamerverhuur;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor logies, anders dan een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 10.4 onder b in die zin dat ten hoogste 75 m2 van de aanwezige bebouwing in de vorm van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen, op het bouwperceel mogen worden gebruikt als beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.

Artikel 11 Waarde - Wierde invloedszone

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Wierde invloedszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de openheid van, het zicht op en de herkenbaarheid van wierden en wierdendorpen.

11.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het afgraven, ophogen, vergraven of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen van grondwallen en aarden wallen;
  • c. het dempen van kleine geïsoleerde wateren (onder andere dobben, kolken);
  • d. het aanbrengen van houtsingels (met uitzondering van erfbeplanting).
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
  • b. het dempen van sloten en greppels;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40m;
  • d. het aanleggen van wegbegeleidende hoogopgaande beplanting.
11.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 11.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan.

11.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Algemene bouwregel

De bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6 m bedragen. Deze regel blijft van toepassing, ook indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkingsregels.

13.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van dit plan uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liftschachten, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:
    • 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits:
    • 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m;
13.3 Overschrijding bouwhoogte

De bouwhoogte van bouwborden mag in afwijking van dit plan worden vergroot tot ten hoogste 8 m, mits:

  • de bouwborden na beëindiging van het bouwproject worden verwijderd.
13.4 Tijdelijke bouwwerken

In afwijking van dit plan mogen tijdelijke bouwwerken, zoals bouwketen, in het kader van de realisering van bouwprojecten worden gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwwerk ten hoogste 25 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk ten hoogste 3 m bedraagt;
  • c. de tijdelijke bouwwerken na beëindiging van het bouwproject worden verwijderd.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Algemene parkeerbepaling
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 1 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 16.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 16.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 16.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 16.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan  Stad Appingedam - Deelplan Opwierde Zuid

van de gemeente Appingedam.

Behorend bij het besluit van 22 mei 2019.

===