direct naar inhoud van 5.5 Archeologie
Plan: Dijkverbetering Hagestein - Opheusden
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMip12DijkverbHOP-3000

5.5 Archeologie

Toetsingskader

In 1992 is het Verdrag van Valetta (Malta) ondertekend. Hiermee wordt de bescherming en het behoud van cultureel erfgoed, waaronder ook archeologische monumenten, bevorderd in Europees verband. In navolging van het Verdrag zijn in de meeste Nederlandse provincies archeologische verwachtingskaarten opgesteld. Op basis van deze verwachtingskaarten is het mogelijk een eerste indicatie te geven van de plaatsen waar men archeologische vondsten kan verwachten. Is er sprake van een hoge of middelhoge verwachtingswaarde, dan moet verkennend veldonderzoek uitgevoerd worden. Het verdrag van Malta heeft zijn vertaling gekregen in de Monumentenwet. In de Monumentenwet is aangegeven dat bij het opstellen van een bestemmingsplan inzicht moet worden gegeven in de bekende archeologische waarden en de te verwachten archeologische waarden. Waar mogelijk worden archeologische waarden beschermd door behoud in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Wanneer dit niet mogelijk is, worden de archeologische waarden opgegraven en gedocumenteerd. De gemeenten Vianen, Culemborg en Buren hebben archeologisch beleid geformuleerd voor de aanwezige verwachtingswaarden. De gemeente Neder-Betuwe heeft dergelijk beleid nog niet. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt tevens inzicht gegeven in de cultuurhistorische waarden en mogelijk effecten daarop. De dijkverbeteringsmaatregelen houden voldoende rekening met de cultuurhistorische waarden van de dijk en haar directe omgeving. De cultuurhistorie van de dijk is meegenomen in de Handreiking ruimtelijke kwaliteit (zie paragraaf 2.4). In deze paragraaf wordt alleen nog op archeologie ingegaan.

Onderzoek

Behalve bureauonderzoek heeft ook booronderzoek plaatsgevonden in diverse delen van het plangebied. Daar waar de dijkverbetering bestaat uit het opbrengen van grond is volledig onderzoek uitgevoerd. Waar nodig vinden de werkzaamheden plaats onder archeologische begeleiding. Daar waar constructies als damwanden worden toegepast, is op enkele plekken nog proefsleuvenonderzoek nodig. Aangezien voor het plaatsen van deze constructies nog een omgevingsvergunning nodig is, kan dit onderzoek plaatsvinden voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat bijvoorbeeld tuinen twee maal in korte periode moeten worden vergraven. De betrokken gemeenten zijn akkoord met deze aanpak.

Over de resultaten van het archeologisch onderzoek heeft overleg plaatsgevonden met de gemeente Vianen, Culemborg en Neder-Betuwe. De resultaten zijn ook voorgelegd aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De opmerkingen van de gemeenten en deze Dienst zijn in de definitieve onderzoeksrapporten verwerkt. De Minister van Infrastructuur en Milieu is het bevoegd gezag voor archeologie voor dit project, omdat er sprake is van een rijksinpassingsplan. Hierna worden per deeltraject de onderzoeksresultaten kort weergegeven. Er is een onderzoeksrapport per deeltraject beschikbaar.

Hagestein-Fort Everdingen

Op basis van het bureauonderzoek zijn vanwege een aanwezige oude meandergordel, de archeologische verwachtingen hoog in de uiterwaarden ten oosten van recreatieplas Everstein. Er kan sprake zijn van nederzettingsresten vanaf de Ijzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen. Op de rest van het deeltraject worden geen archeologische waarden verwacht.

De buitendijkse klei-inkassing in de uiterwaarden heeft mogelijk effect op archeologische waarden. Om te bepalen of er werkelijk resten aanwezig zijn is booronderzoek uitgevoerd13. Uit dit onderzoek blijkt dat in dit deel van het plangebied de grond op de meeste plekken al tot een diepte van 2 m onder maaiveld is geroerd onder meer door dijkdoorbraken. Nederzettingsresten vanaf de Ijzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen zijn niet meer te verwachten. Het uitgevoerde booronderzoek heeft geleid tot een bijgestelde verwachtingswaarde voor het hiervoor beschreven gebied, van hoog naar laag. Dit met uitzondering van enkele delen waar de bodemopbouw nog intact is. Alhoewel er geen aanwijzingen zijn gevonden van bijvoorbeeld steenfabrieken, blijft de hoge verwachtingswaarde voor nederzettingspatronen en resten van oude bedijking op die plekken gehandhaafd. Op de plekken waar de hoge verwachtingswaarde wordt gehandhaafd zal via proefsleuvenonderzoek nog worden vastgesteld of archeologische resten aanwezig zijn. Voor de exacte locatie waar dit nodig is wordt verwezen naar het onderzoek. Zo nodig zullen vondsten worden gedocumenteerd. Het plaatsen van de damwand vind plaats onder archeologische begeleiding. Er is verder geen noodzaak om werkzaamheden onder archeologische begeleiding uit te voeren.

Fort Everdingen-Ravenswaaij

In dit deel van het plangebied gelden over het algemeen hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarden. Het booronderzoek heeft aangetoond dat er tenminste twee archeologische vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen in het plangebied liggen en uit het bureauonderzoek blijkt dat voor verschillende delen van het traject een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt voor bebouwing uit de Nieuwe tijd en (mogelijk) Late Middeleeuwen14. Door graafwerkzaamheden en het plaatsen van constructies kunnen mogelijk aanwezige archeologische resten worden geraakt. Ter plaatse van de geïdentificeerde vindplaatsen zal een proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd. Op die delen met een hoge verwachtingswaarde waar damwandconstructies worden toegepast en sleuven van circa 1,0 meter breed en diep worden gegraven, vinden werkzaamheden plaats onder archeologische begeleiding. Dit geldt ook voor graafwerkzaamheden tot 0,5 meter beneden maaiveld. De exacte dijksecties waar dit noodzakelijk is staan aangegeven in het archeologisch onderzoeksrapport.

Rijswijk-Opheusden

Op het deeltraject is sprake van enkele archeologische vindplaatsen en van archeologische verwachtingswaarden. Er heeft zowel bureauonderzoek, als karterend en verkennend booronderzoek plaatsgevonden15. Op verschillende locaties zijn resten van dijkbewoning uit de Nieuwe Tijd en mogelijk Late Middeleeuwen aangetroffen. Op één locatie gaat het om resten uit de Karolingische tijd. Op deze locaties moeten de werkzaamheden dan ook onder archeologische begeleiding plaatsvinden. Op twee locaties is nader onderzoek noodzakelijk in de vorm van proefsleuvenonderzoek. De exacte dijksecties waar dit noodzakelijk is staan aangegeven in het archeologisch onderzoeksrapport.

Conclusie

Naar aanleiding van de resultaten van het bureauonderzoek is in het plangebied karterend en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat op sommige locaties de eerder geconstateerde verwachtingswaarden juist zijn, op andere locaties kunnen de verwachtingswaarden naar beneden bijgesteld worden. Op sommige delen van het traject wordt nog proefsleuvenonderzoek uitgevoerd om archeologische resten uit te sluiten. De werkzaamheden vinden deels plaats onder archeologische begeleiding. Zo nodig worden vondsten gedocumenteerd. Op deze wijze wordt in overeenstemming met de Monumentenwet en het gemeentelijk archeologiebeleid gehandeld.