Status: vastgesteld, 22 augustus 2011
Plantype: Algemene Maatregel van Bestuur
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMam11Barro-3000

TITEL 2.5 Waddenzee en waddengebied

 

Artikel 2.5.1 (begripsomschrijvingen)  
In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
jachthaven: haven die naar zijn aard en inrichting bedoeld en geschikt is voor het in hoofdzaak aanleggen of aangelegd houden van pleziervaartuigen;
nieuwe bebouwing: oprichten van bouwwerken, anders dan het vervangen van bouwwerken door bouwwerken van gelijke aard, omvang en karakter;
stedelijk gebied: bij bestemmingsplan toegelaten stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur, met uitzondering van lineaire bebouwing langs wegen, waterwegen of dijken;
vliegveld: terrein dat naar zijn aard en inrichting bedoeld en geschikt is voor het doen opstijgen en landen van gemotoriseerde burgerluchtvaartuigen, met uitzondering van de daartoe behorende bouwwerken;
waddengebied: gebied als bedoeld in artikel 2.5.3, eerste lid;
Waddenzee: gebied als bedoeld in artikel 2.5.3, tweede lid.

Artikel 2.5.2 (landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten Waddenzee)  
  • 1. Als landschappelijke kwaliteiten van de Waddenzee worden aangemerkt de rust, weidsheid, open horizon en natuurlijkheid met inbegrip van de duisternis.
  • 2. Als cultuurhistorische kwaliteiten van de Waddenzee worden aangemerkt:
    • a. de in de bodem aanwezige archeologische waarden, en
    • b. de overige voor het gebied kenmerkende cultuurhistorische structuren en elementen, bestaande uit:
      1°.historische scheepswrakken;
      2°.verdronken en onderslibde nederzettingen en ontginningssporen, waaronder de dam Ameland-Holwerd;
      3°. zeedijken en de daaraan verbonden historische sluizen, waaronder het ensemble Afsluitdijk;
      4°. landaanwinningswerken;
      5°. systeem van stuifdijken;
      6°. systeem van historische vaar- en uitwateringsgeulen, en
      7°. kapen.

Artikel 2.5.3 (aanwijzing en begrenzing waddengebied en Waddenzee)  
  • 1. Als waddengebied wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op kaart 4.
  • 2. Als Waddenzee wordt aangewezen het gebied binnen het waddengebied, waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op kaart 4.

Artikel 2.5.4 (beoordeling)  
  • 1. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee en dat gebruik of bebouwing mogelijk maakt, die afzonderlijk of in combinatie met ander gebruik of andere bebouwing significante gevolgen kan hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten, bedoeld in artikel 2.5.2, wordt een beoordeling gemaakt van de gevolgen voor die kwaliteiten van het gebied.
  • 2. De beoordeling kan onderdeel uitmaken van een voor dat bestemmingsplan voorgeschreven milieueffectrapportage of van een passende beoordeling als bedoeld in de link naar wetgeving Natuurbeschermingswet 1998.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien voor het gebruik of de bebouwing waarop dat voorgenomen bestemmingsplan betrekking heeft, reeds eerder een beoordeling is gemaakt en voor zover een nieuwe beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren omtrent de desbetreffende significante gevolgen.
Artikel 2.5.5 («nee-tenzij»)  
  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee maakt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan geen nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk die significante negatieve gevolgen kan hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten, bedoeld in artikel 2.5.2.
  • 2. Als gebruik of bebouwing met significante negatieve gevolgen wordt in ieder geval aangemerkt gebruik dat of bebouwing die de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten aantast of bedreigt.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien verzekerd is dat:
    a. sprake is van zwaarwegende redenen van groot openbaar belang, waaronder worden begrepen redenen van sociale of economische aard, argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of bereikbaarheid of sprake is van voor het milieu wezenlijk gunstige effecten;
    b. geen reële alternatieven voor handen zijn voor de noodzakelijk geachte activiteiten, en
    c. de optredende schade of andere negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt.

Artikel 2.5.6 (externe werking)  

Op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het waddengebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt en daardoor afzonderlijk of in combinatie met ander gebruik of andere bebouwing significante gevolgen kan hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten, bedoeld in artikel 2.5.2, zijn de artikelen 2.5.4 en 2.5.5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.5.7 (geen inpoldering)  

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee regelt voor de aan die gronden te geven bestemming dat het verboden is die gronden in te polderen, te bedijken of in te dijken.

Artikel 2.5.8 (aanlegverbod vliegvelden)  
  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het waddengebied maakt geen de aanleg van een nieuw vliegveld mogelijk.
  • 2. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op vliegvelden in de gemeenten Texel en Ameland, maakt uitbreiding van die vliegvelden slechts mogelijk, voor zover die uitbreiding noodzakelijk is voor het waarborgen van de vliegveiligheid.

Artikel 2.5.9 (booreilanden)  

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee regelt voor de aan die gronden te geven bestemming dat het verboden is booreilanden en andere offshore-installaties te parkeren.

Artikel 2.5.10 (havens en bedrijventerreinen)  
  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee of direct aan de Waddenzee grenzende gronden, bevat geen bestemmingen die:
    • aanleg van een nieuwe haven of nieuw bedrijventerrein, of
    • zeewaartse uitbreiding van een direct aan de Waddenzee grenzende bestaande haven of bestaand bedrijventerrein mogelijk maken.
  • 2. Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op het bestemmingsplan dat de verlegging van de TESO-veerhaven in de gemeente Den Helder mogelijk maakt.
  • 3. Onze Minister of Onze Minister die het aangaat, in overeenstemming met Onze Minister, kan op verzoek van burgemeester en wethouders van Harlingen toestemming verlenen om af te wijken van het eerste lid, onderdeel b, voor een zeewaartse uitbreiding van de haven van Harlingen indien:
    • a. een binnendijkse uitbreiding van die haven redelijkerwijs niet mogelijk is;
    • b. een vergunning krachtens de link naar wetgeving Natuurbeschermingswet 1998 voor die uitbreiding kan worden verkregen, en
    • c. de uitbreiding afzonderlijk of in combinatie met andere activiteiten geen significante negatieve effecten heeft op de landschappelijke of
    • d. cultuurhistorische kwaliteiten als bedoeld in artikel 2.5.2 op de Waddenzee en het binnendijks gelegen gebied.
Artikel 2.5.11 (geen bebouwing in de Waddenzee, tenzij)  
  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee maakt geen nieuwe bebouwing mogelijk.
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
    • a. bouwwerken, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer in de Waddenzee;
    • b. bouwwerken voor alternatieve mosselzaadbronnen;
    • c. bouwwerken voor een adequate afwatering van het vasteland;
    • d. wadwachtposten, voor zover het een locatie betreft die niet vanaf het vaste land of een Waddeneiland bewaakt kan worden.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op het bestemmingsplan, bedoeld in artikel 2.5.10, tweede lid, of een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.5.16, derde lid.

Artikel 2.5.12 (bebouwing in het waddengebied)  
  • 1. Onverminderd hetgeen elders in dit besluit is bepaald ter zake van bebouwing, stelt een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het waddengebied, dat het oprichten van nieuwe bebouwing mogelijk maakt:
    • a. in het stedelijk gebied: regels die ertoe strekken dat de maximaal toelaatbare bouwhoogten aansluiten bij de hoogte van de bestaande bebouwing, en
    • b. buiten het stedelijk gebied: regels die ertoe strekken dat de maximaal toelaatbare bouwhoogten alsmede de aard of de functie van nieuwe bebouwing passen bij de aard van het omringende landschap.
  • 2. Een bestemmingsplan voor zover het betrekking heeft op havengerelateerde en stedelijke bebouwing in Den Helder, Harlingen, Delfzijl en de Eemshaven kan afwijken van het eerste lid, aanhef, en onder a, met dien verstande dat de nieuwe bebouwing blijft binnen de verticale bebouwingscontour.
Artikel 2.5.13 (installaties voor het winnen van diepe delfstoffen)  
  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee regelt voor de aan die gronden te geven bestemming dat nieuwe opsporing of winning van diepe delfstoffen door middel van opsporings- of winningsinstallaties in de Waddenzee verboden is.
  • 2. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden buiten de Waddenzee kan nieuwe opsporing of winning van gas onder de Waddenzee mogelijk maken indien:
    • a. er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn voor de natuur- en landschapswaarden van de Waddenzee, en
    • b. de benodigde op te richten bouwwerken, waaronder de tijdelijke plaatsing van boorinstallaties, zorgvuldig worden ingepast in het landschap ter bescherming van de unieke openheid daarvan, met behulp van de best beschikbare technieken.
  • 3. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden buiten de Waddenzee kan geen bestemmingen bevatten die nieuwe opsporing of winning onder de Waddenzee van andere diepe delfstoffen dan gas toestaan tot het moment waarop wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn voor de natuur- en landschapswaarden van de Waddenzee.

Artikel 2.5.14 (windturbines)  

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee maakt geen plaatsing van nieuwe windturbines mogelijk.

Artikel 2.5.15 (winnen van oppervlaktedelfstoffen, ontgrondingen en schelpenwinning)  

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee regelt voor de aan die gronden te geven bestemming dat het verboden is oppervlaktedelfstoffen te winnen met uitzondering van

    • a. het winnen van zand ten behoeve van het regulier onderhoud van vaargeulen of ten behoeve van bij of krachtens dit besluit toegestane bebouwing in de Waddenzee, en
    • b. het winnen van schelpen beneden het peil van NAP -5 meter.

Artikel 2.5.16 (jachthavens)  
  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee of gronden die direct grenzen aan de Waddenzee bevat geen bestemmingen die de aanleg van een nieuwe jachthaven toestaan.
  • 2. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee bevat geen bestemmingen die zeewaartse uitbreiding van bestaande jachthavens toestaan.
  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bestaande jachthaven op een Waddeneiland, voor zover het een beperkte zeewaartse uitbreiding van die haven betreft, die noodzakelijk is voor de veiligheid, en voor zover er geen andere passende oplossing mogelijk is.

Artikel 2.5.17 (omgevingsvergunning voor bepaalde termijn)  
  • 1. Van een bestemmingsplan als bedoeld in de artikelen 2.5.7 tot en met 2.5.16, wordt niet met toepassing van artikel link naar wetgeving 2.12, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht afgeweken.
  • 2. Een bestemmingsplan als bedoeld in de artikelen 2.5.7 tot en met 2.5.16 kan regelen dat burgemeester en wethouders in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel link naar wetgeving 2.12, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen verlenen waarbij tijdelijk van het bestemmingsplan wordt afgeweken ten behoeve van tijdelijke bebouwing voor wetenschappelijk onderzoek en monitoring.
  • 3. Een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.5.15 kan regelen dat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel link naar wetgeving 2.12, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen verlenen waarbij tijdelijk van het bestemmingsplan wordt afgeweken ten behoeve van een incidentele verdere verdieping van een hoofdvaargeul.

Artikel 2.5.18 (relatie met regels kustfundament)  

Artikel 2.3.4 is niet van toepassing wanneer toepassing van deze bepaling zou leiden tot strijdigheid met de regels die bij of krachtens deze titel zijn gesteld.