direct naar inhoud van 3.6 Gemeentelijk beleid
Plan: Agrarische Enclave
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1073-vas2

3.6 Gemeentelijk beleid

3.6.1 Structuurvisie

Voor het plangebied als geheel vormt op het gebied van de ruimtelijke ordening de gemeentelijke structuurvisie Buitenstad 2030 het integrale beleidskader. De structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en vervangt de structuurvisie voor het stedelijke gebied uit 2002.

De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. Door zo veel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare, krijgt Apeldoorn de ruimte zich te blijven ontwikkelen. Iedereen die een bijdrage kan leveren aan de Buitenstad Apeldoorn wordt uitgenodigd daaraan bij te dragen.

Ruimte bieden is niet vrijblijvend. Ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente; het beste van stad én landschap, het beste van modern én historisch, het beste van een centrale ligging én wonen in de luwte, het beste van bereikbaarheid én nabijheid, het beste van een solide én vernieuwende economie.

De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. Denk aan de Veluwe, de beken, sprengen en enken, de fijnmazige voorzieningenstructuur, het Weteringengebied, de spoor- en snelwegen en de parken & lanen. Zij maken Apeldoorn tot Buitenstad. Het fundament van Apeldoorn wordt gekoesterd en versterkt. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie.

Het plangebied behoort in zijn geheel tot het fundament van de Buitenstad. Nauw verbonden met de verschillende landschappen, kent Apeldoorn een hele reeks dorpen en buurtschappen met een sterke eigen identiteit. Op de Veluwe vormen Hoog Buurlo en Uddel al lang geleden agrarische nederzettingen. In Uddel is de overgang van het oude kampenlandschap naar de sterke moderne heideontginningen zeer markant.

In het fundament zijn de kernkwaliteiten van de Buitenstad samengebracht. Die kwaliteiten worden in bestemmingsplannen verankerd. Vanwege hun betekenis voor Apeldoorn als geheel investeren de gemeente in het op kwaliteit houden van het fundament (beheer) en zal dat waar mogelijk ook doen bij het uitbouwen ervan (ontwikkeling), bijvoorbeeld door het herstel van beken en sprengen en het versterken van de gebruikswaarde van het weteringenlandschap.

In veel dorpen moeten we de komende jaren rekening houden met afname of stabilisatie van de bevolking. Handhaving van de (vaak relatief goede) voorzieningenniveau's in de dorpen zal vooral gedragen moeten worden door het inzetten op leefbaarheid, op het multifunctioneel maken van voorzieningen, door het maken van slimme combinaties en door versterking van het draagvlak dat toerisme en recreatie biedt. Daarom zet de gemeente in op:

  • Ontwikkeling van de dorpen gericht op het binden van inwoners (leefbaarheid);
  • Het verbeteren van de kansen voor dorpse voorzieningen door het bevorderen van multifunctionaliteit en het combineren van functies;
  • Versterking van het draagvlak voor winkelvoorzieningen door verhoging van de toeristische attractiviteit en verblijfstijd (meer toeristen die ook nog eens langer blijven);

De structuurvisie is opgesteld in een tijd van veel onzekerheden. Duidelijk is dat we rekening moeten houden met minder groei en veel ruimere bandbreedten. Apeldoorn beschikt tot zeker 2030 over voldoende ontwikkelruimte. Nieuwe locaties worden in de structuurvisie dan ook niet aangewezen.

Aanpassingen aan de bestaande woningvoorraad worden belangrijker, bijvoorbeeld om woningen levensloopbestendig te maken of energiezuiniger. Ook omdat het aantal toe te voegen woningen op nieuwbouwlocaties terugloopt, neemt het accent op de bestaande stad en dorpen toe.

De structuurvisie Uddel is gedetailleerder van inhoud dan de nieuwe gemeentelijke structuurvisie “Apeldoorn biedt ruimte”. De structuurvisie Uddel blijft van kracht, voor zover niet strijdig met de inhoud van deze nieuwe gemeentelijke structuurvisie. Is dat wel het geval dan gaat “Apeldoorn biedt ruimte” vóór.

3.6.2 Structuurvisie Uddel

De structuurvisie Uddel geeft een toekomst visie voor het dorp. In deze visie staat dat Uddel nu en in de toekomst een vitale dorpsgemeenschap wil zijn met een eigen identiteit en voldoende sociaal-economische perspectieven om haar eigen bewoners te voorzien van woningen, werk, winkels, sociale voorzieningen en recreatiemogelijkheden. De structuurvisie is een uitwerking van de dorpsvisie waarin het dorp haar visie op de toekomst geeft.

Een deel van het dorp Uddel valt in dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan vindt voor zover mogelijk en relevant een doorvertaling van de structuurvisie plaats.

3.6.3 Woonvisie

Voor de uitbreiding van woningbouw is nu de in november 2012 door de raad vastgestelde woningbouwprogrammering het beleidsmatig kader. Doestelling van de nieuwe woningbouwprogrammering is om een realistisch en haalbaar programma te schetsen, gebaseerd op lange termijn prognoses en aansluitend bij de huidige woningmarkt.

Het woningbouwprogramma is vastgesteld als een vertrekpunt voor toevoeging van woningen tot 2029. Gedurende deze periode zullen de ontwikkelingen op de woningmarkt actief gevolgd worden. Dit kan leiden tot bijstelling van het programma. We noemen dit adaptief programmeren.

Anno 2013 wordt gekozen voor een restrictief beleid aangaande nieuwe vaak kleinschalige initiatieven. Dit betekent dat er een zwaarwegend maatschappelijk belang mee gediend moet worden en dat kans op realisatie op de korte- tot middenlange termijn realistisch wordt geacht. Er zal een kwalitatieve programmatische afweging worden gemaakt. Hierbij wordt gekeken naar de relatie met andere projecten en de bestaande bouw.

3.6.4 Verkeersbeleid

Het gemeentelijke verkeersbeleid is vastgelegd in de 'Verkeerskaart' van 1999 en de actualisatie hiervan (augustus 2004). Voor verschillende facetten zijn deelnota's uitgewerkt en vastgesteld. In juli 2009 is de Verkeersvisie 2010–2020 vastgesteld. In de Verkeersvisie wordt geconstateerd dat zowel integrale trends (vergrijzing, afnemende bevolkingsgroei, klimaat) als binnen de mobiliteitssector (voertuigtechnologie, gebruikersinformatie) het speelveld veranderen. De rol van de auto in de maatschappij is en blijft echter niet weg te denken. De Verkeersvisie formuleert op basis hiervan een aantal uitgangspunten.

3.6.5 Waterbeleid

Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

In 2005 is 'Werken aan water', het Apeldoorns waterplan 2005 - 2015, vastgesteld. Het waterplan beschrijft de visie van de Apeldoornse waterpartners Vitens, Waterschap Veluwe en gemeente op water in de stad en de dorpen. Het plan stelt de kaders voor het onderhoud en voor toekomstige plannen met water. Tevens dient het plan als basis voor communicatie en als toetsingskader voor de watertoets.

De hoofdlijnen van het waterplan zijn:

  • Afkoppelen en bergen: Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen.
  • Herstel van beken en sprengen: Het beken- en sprengensysteem in het stedelijk gebied van de stad en de dorpen wordt hersteld. De naast de beek liggende waterbergingen krijgen ook een recreatieve functie voor wandelaars en fietsers. De cultuurhistorische waarde van de beken wordt hersteld en de hoge natuurwaarde wordt beschermd. Het sprengenwater wordt verzameld in de Grift en kan ten noorden van Apeldoorn geïnfiltreerd worden op de Veluwe voor drinkwaterbereiding.
  • Saneren en beheersen van verontreinigd diep grondwater: Het verontreinigde diepe grondwater wordt gesaneerd en beheerst. Dit water, samen met grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast, wordt zo veel mogelijk benut. De prioriteitsvolgorde daarbij is: eerst aanwenden voor duurzame energie, vervolgens als voeding naar de beken, daarna naar het kanaal, en tot slot is het bestemd voor infiltratie voor de drinkwaterbereiding.
3.6.6 Beleidsvisie externe veiligheid

De gemeente Apeldoorn wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Apeldoorn het externe veiligheidsbeleid geformuleerd.

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota's, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Apeldoorn aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen, bij het nemen van besluiten. Voor het plaatsgebonden risico in bestaande situaties geldt, dat deze moet voldoen aan de wettelijke grenswaarden.

In de bestaande situatie zijn er geen overschrijdingen van de oriënterende waarde van het groepsrisico aanwezig. Toename van de personendichtheid groter dan 1 x oriënterende waarde wordt voorkomen; opvullen van de personendichtheid tot 1 x oriënterende waarde is toegestaan.

De uitgangspunten voor het basisniveau externe veiligheid voor nieuwe situaties in woon- en gemengde gebieden zijn dat de realisering van een risicobron met externe veiligheidsconsequenties niet mogelijk is. De realisatie van een beperkt kwetsbaar object is gemotiveerd mogelijk tot 1x de oriënterende waarde.

3.6.7 Cultuurhistorisch beleid

Algemeen

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.

Archeologische beleidskaart

Op de archeologische beleidskaart staan bekende archeologische vindplaatsen en terreinen waarbij reeds is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn.

Daarnaast is het gehele grondgebied van de gemeente Apeldoorn verdeeld in zones met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachtingswaarde. Deze verdeling is gebaseerd op onder andere bodemkundige, geo(morfo)logische, archeologische en historische kaarten en kennis. Deze verwachtingswaarden geven geen feitelijke vindplaatsen weer, maar de kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats bij het uitvoeren van bodemingrepen. Concreet betekent dit dat de kans op het aantreffen van archeologische sporen en/of vondsten binnen een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde wel aanwezig is, maar dat deze kans veel kleiner is dan binnen een zone met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde. Het verschil in de zogenaamde trefkans heeft ertoe geleid dat er verschillende grenzen van bodemingrepen zijn opgesteld, waarbij het uitvoeren van archeologisch onderzoek nodig is.

De archeologische beleidskaart geeft de trefkans van archeologische resten weer. Op deze kaart staat de mate waarin archeologische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. Hierbij kan onderscheidt gemaakt worden in drie trefkansen:

  • bij een hoge trefkans is archeologisch onderzoek verplicht. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gestreefd naar behoud van archeologische waarden;
  • bij een gemiddelde trefkans is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden;
  • bij een lage trefkans is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt behoud van archeologische waarden aanbevolen.

Bij toekomstige ontwikkelingen kan op grond van de archeologische verwachtingswaarde specifiek onderzoek vereist zijn.

Cultuurhistorische beleidskaart

Op de cultuurhistorische beleidskaart is aangegeven in hoeverre de cultuurhistorische waarden bepalend zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

  • bij een hoge attentiewaarde is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden;
  • bij een gemiddelde attentiewaarde is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de resultaten kan volledig onderzoek worden verplicht. Er wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen gestreefd naar behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden;
  • bij een lage attentiewaarde is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.

Het plangebied kent zowel een hoge, gemiddelde en een lage attentiewaarde. In de nota is vastgelegd dat gebieden met een hoge attentiewaarde een beschermende regeling in het bestemmingsplan krijgen.

Voor het plangebied is een cultuurhistorische analyse gemaakt. Deze is nader toegelicht in 4.3.4.

3.6.8 Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota voor hun grondgebied vast te stellen, waarin criteria zijn opgenomen waaraan bouwplannen kunnen worden getoetst. Die criteria worden verdeeld in algemene criteria en criteria die specifiek gelden voor een bepaald gebied, de gebiedsgerichte criteria. De algemene criteria zijn opgenomen in de Kadernota "Over Welstand Geschreven" (Gemeente Apeldoorn, mei 2004). Deze Kadernota is conform de notitie "Minder Strikte Welstand" gewijzigd vastgesteld op (datum p.m.).

Niet voor elke gebied in Apeldoorn gelden gelijke welstandseisen. Voor het gehele grondgebied van Apeldoorn is een welstandsthema en een welstandsniveau vastgesteld. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft. Het thema wordt onder meer bepaald door de ruimtelijke opzet, bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing.

In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.

3.6.9 Notitie Woningsplitsing in het Buitengebied

Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2006 een beleidsnotitie “Woningsplitsing in het Buitengebied” vastgesteld. Splitsen leidt tot efficiënt gebruik van de bestaande oppervlakte/inhoud van woningen en maakt bijvoorbeeld het geheel zelfstandig wonen van kinderen bij ouders (of andersom) mogelijk. Wel geldt dat gesplitste woningen tezamen de maximale toegestane inhoud of oppervlakte van één woning niet mogen overschrijden. Voorts ontstaat er geen groter recht op oppervlakte aan bijgebouwen. Het karakter van de woning als één woning en samenhangende bouwmassa dient behouden te blijven en de extra woning mag geen belemmering vormen voor naastgelegen (niet-) agrarische bedrijven.

3.6.10 Notitie Paardenbakken, Stapmolens (en Lichtmasten)

Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2006 een beleidsnotitie inzake paardenbakken, stapmolens (en lichtmasten) vastgesteld. Binnen de woonbestemmingen is een paardenbak juridisch vaak wel toegestaan, maar praktisch vaak onmogelijk. Buiten die vlakken is een paardenbak strijdig met de bestemming (dat geldt voor veel bestaande paardenbakken). De beleidsnotitie maakt een paardenbak buiten de woonbestemming ook mogelijk. Hierbij geldt een afstand tot andere woningen van 50 m. Voorts dient de gehele bak zich binnen een afstand van 75 m van de woning te bevinden. Voor stapmolens en lichtmasten geldt een maximale hoogte van 2 m.

De bestaande paardenbakken en lichtmasten worden als gegeven aanvaard (ook wanneer deze strijdig zijn met het nieuwe beleid), met uitzondering van paardenbakken waar handhavingsprocedures voor zijn gestart.

3.6.11 Groot Apeldoorns Landschaps Kookboek

In het Landschapskookboek staat voor Apeldoorn beschreven hoe zij de steeds belangrijkere rol in de ruimtelijke ordening kan vervullen met minder middelen en minder regels. Aanleiding voor het kookboek zijn het gebrek aan structuur in het landschap en tegelijk de enorme dynamiek in het buitengebied. Het landelijk gebied is volop in beweging: nieuwe functies zoeken een plaats, agrarische bedrijven stoppen, verbreden of worden juist groter, nieuwe landgoederen worden gesticht.

Het Groot Apeldoorns Landschap Kookboek geeft handreikingen voor een toepassen van gebiedseigen middelen bij ontwikkelingen in het landelijk gebied van de gemeente.