direct naar inhoud van 3.5 Regionaal beleid
Plan: Agrarische Enclave
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1073-vas2

3.5 Regionaal beleid

3.5.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

In 2007 is door samenwerking tussen de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 tot stand gekomen. In de structuurvisie zijn de gemeenschappelijke ambities vastgelegd voor het zogenoemde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied. In 2009 is de visie aangevuld met een Regionale Structuurvisie De Voorlanden Stedendriehoek 2030. Daarin zijn de gemeenschappelijke ambities voor het gebied rondom de Stedendriehoek vastgelegd. De Stedendriehoek zet in op het voortzetten van het bestaande beleid voor bescherming en ontwikkeling van de natuur-, landschapschaps- en cultuurhistorische waarden en op het benutten van ruimtelijke dynamiek om die waarden verder uit te bouwen. Onder andere valt daarbij te denken aan (duurzame) economische activiteiten in vrijkomende agrarische bebouwing en zorgvuldige ontwikkeling van nieuwe, bij het profiel van de regio aansluitende toeristisch-recreatieve concepten.

3.5.2 Convenant Agrarische Enclave Uddel-Elspeet (2004 / 2008)

Het convenant, onder meer de Gelderse Milieufederatie, Stichting Het Geldersch Landschap, gemeente Apeldoorn, gemeente Barneveld, gemeente Ermelo en gemeente Nunspeet, waterschap Veluwe, de vereniging belangenbehartiging Agrarische Enclave en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland medewerking hebben verleend, realiseert een win-win situatie in de Agrarische Enclave voor de kalverhouderij, de natuur, het landschap en de recreatie.

Uitgangspunten zijn:

  • het bieden van mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling in de veehouderij ,met behoud van het huidige aantal kalveren (peildatum 1-1-2004);
  • het op gebiedsniveau verminderen van de emissie van ammoniak met 50% in 12 jaar (2018) ;
  • verbetering landschapskwaliteit;
  • verbeteren van de grond- en oppervlaktewater kwaliteit;
  • realisatie van nieuwe natuur.

Dit wordt gerealiseerd door kalverhouderijbedrijven in een zone van 250 meter ondom kwetsbare natuur te stimuleren om te stoppen dan wel te verplaatsen. Bedrijven daarbuiten krijgen de mogelijkheid om te groeien mits ze dat doen met ‘rechten’ afkomstig uit de Agrarische Enclave. De verplaatsing en registratie van de ‘rechten’ geschiedt via een zogenaamde kalverrechtenbank. De verruimde mogelijkheden voor functieverandering naar onder andere recreatie of wonen zullen een extra stimulans zijn om het bedrijf te beëindigen. Verplaatsing van bedrijven naar buiten de enclave wordt mede gefinancierd vanuit de reconstructie.

De uitvoeringsopgave is neergelegd in een projectplan.

3.5.3 Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies

De gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen hebben het rapport "Waar de stallen verdwijnen" gemaakt, dat is vastgesteld in augustus 2008. In dit rapport is omschreven welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Het plan biedt de mogelijkheid voor het bouwen van één of meer vrijstaande woningen naast de mogelijkheid van meerdere wooneenheden in één woongebouw. In alle gevallen van functieverandering moet de omgevingskwaliteit er per saldo op vooruit gaan.

Functieverandering naar werken kan zowel door hergebruik van stallen als door nieuwbouw gerealiseerd worden. Nieuwbouw is mogelijk als sloop en nieuwbouw noodzakelijk zijn om bedrijfstechnische en bedrijfseconomische redenen en in gevallen waarin nieuwbouw beter is voor de ruimtelijke kwaliteit door het slopen van bestaande verpauperde bebouwing.

Nevenfuncties zijn toegestaan tot maximaal 25% van het bebouwd oppervlak tot een maximum van 350 m2 van de bedrijfsgebouwen. De nevenfunctie moet qua oppervlak ondergeschikt blijven aan de hoofdfunctie. Combinaties van wonen en werken zijn ook mogelijk.

Voor woningbouwinitiatieven, in de vorm van functieverandering van vrijkomende (agrarische) bebouwing is het in november 2012 door de raad vastgestelde woningbouwprogramma ook een beleidsmatig kader. Dit heeft er toe geleid dat met nieuwe initiatieven van functieverandering naar wonen zeer terughoudend wordt omgegaan. Dit betekent dat er een zwaar wegend maatschappelijk belang mee gediend moet worden en dat kans op realisatie op de korte- tot middenlange termijn realistisch wordt geacht. Er zal een kwalitatieve programmatische afweging worden gemaakt. Hierbij wordt gekeken naar de relatie met andere projecten en de bestaande bouw.

3.5.4 Waterbeheersplan 2010-2015

Waterschap Veluwe is in zijn beheersgebied (onder meer de Veluwe en de IJsselvallei) verantwoordelijk voor de waterhuishouding en de waterkering. Het waterbeheersplan geeft de strategische visie op de waterschapstaken uitgewerkt in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. De doelen vloeien voort uit Europese, nationale en provinciale wet- en regelgeving. Zeven stroomgebiedsuitwerkingsplannen (SUP's) vormen het vertrekpunt van het nieuwe waterbeheersplan. Binnen het stroomgebied bestaat een nauwe samenhang tussen het grond- en oppervlaktewatersysteem, maar ook tussen de kwaliteit van het oppervlaktewater, ecologie en milieu.

Apeldoorn is gelegen in vijf SUP's:

  • Apeldoorns kanaal - Grift;
  • Noordelijke IJsselvallei;
  • Zuidelijke IJsselvallei;
  • Harderwijk-Nunspeet;
  • Ermelo- Putten.


Het waterschap heeft voor de periode 2010 tot en met 2015 diverse doelen opgesteld. De volgende doelen worden onderscheiden:

  • 1. Veilige dijken
  • 2. Gewenste grond- en oppervlaktewaterstanden
  • 3. Vermindering wateroverlast en water voor droge tijden
  • 4. Goede onderhoudssituatie
  • 5. Herstel en behoud van bijzondere natuur
  • 6. Goede waterkwaliteit
  • 7. Stedelijk waterbeheer
  • 8. Transport en zuivering van afvalwater
  • 9. Brede kijk

De doelen worden in het waterbeheersplan verder geconcretiseerd.