|
Vastgesteld
Aanvankelijk is dit bestemmingsplan opgesteld voor het plangebied van Kolenkitbuurt en Laan van Spartaan. Op dit totale plan heeft ook het vooroverleg en participatieproces plaatsgevonden. Aansluitend is het ook als ontwerp ter inzage gelegd. Vanwege een juridisch geschil met betrekking tot het Borstblok aan de Bos en Lommerweg en de mogelijke stedenbouwkundige implicaties hiervan is na de tervisieliiging van het ontwerpbestemmingsplan besloten het plan in onderdelen aan de gemeenteraad ter vaststelling aan te bieden. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het plandeel vastgesteld, dat betrekking heeft op het deelgebied Ringspoorzone noord.
In een later stadium zal het bestemmingsplan Kolenkitbuurt en Laan van Spartaan voor de overige delen, welke deel uitmaken van het ontwerpbestemmingsplan worden vastgesteld.
De toelichting van dit bestemmingsplan betreft het totale plangebied van Kolenkitbuurt en Laan van Spartaan. Voor dit bestemmingsplan zijn uiteraard alleen die delen van toepassing die betrekking hebben op dit plangebied. De regels daarentegen betreffen enkel de regels die van toepassing zijn op het deelgebied Ringspoorzone noord. Ook de verbeelding beperkt zich tot dit deelgebied.
Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn 2 zienswijzen ingediend, waarvan er een betrekking heeft op het thans vast te stellen plandeel. De beantwoording beperkt zich tot deze zienswijze en is opgenomen in een nota van beantwoording.
In dit bestemmingsplan zijn twee aan elkaar grenzende gebieden, te weten de Kolenkitbuurt en Laan van Spartaan opgenomen. Voor beide gebieden gelden thans nog afzonderlijke bestemmingsplannen.
De directe aanleiding tot het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan is dat de voor beide gebieden geldende bestemmingsplannen dateren uit 2007, waardoor met een nieuw bestemmingsplan voldaan wordt aan de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen verplichting, dat bestemmingsplannen elke 10 jaar geactualiseerd dienen te worden. Deze 'verplichte' herziening biedt tevens de mogelijkheid om in de afgelopen jaren ontstane veranderde of nieuwe inzichten een juridisch kader te geven.
De Kolenkitbuurt.
Van 2 april 2003 dateert het door de stadsdeelraad vastgestelde Vernieuwingsplan Kolenkitbuurt. Op 30 oktober 2003 is dit Vernieuwingsplan tevens vastgesteld door de gemeenteraad. Het doel van dit plan is om de negatieve ontwikkelingen te keren door het nemen van verregaande maatregelen, die ertoe moeten bijdragen dat de Kolenkitbuurt zal worden omgevormd tot een buurt waar bewoners kansen kunnen krijgen en ook bereid zijn die te nemen. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken is in 2007 het bestemmingsplan Kolenkitbuurt opgesteld. Voor de in dat bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen, die onder meer grootschalige sloop en nieuwbouw inhouden, was de scope bepaald op 2015. Zij maakten deel uit van de grootschalige vernieuwing van de westelijke tuinsteden.
Voor een beschrijving van deze vernieuwingsplannen en een overzicht van de verschillende deelplannen wordt verwezen naar het Ontwikkelingsplan Richting Parkstad 2015.
Afbeelding: Bos en Lommerweg
Mede ten gevolge van de economische crisis van rond 2009-2013, zijn de plannen tot vernieuwing in de achterliggende jaren op onderdelen bijgesteld c.q. is de uitvoering daarvan vertraagd. Deels is daaraan tegemoet gekomen door het vaststellen van een drietal bestemmingsplannen, die alle gesitueerd zijn binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Kolenkitbuurt. Het betreft hier bestemmingsplannen voor het Zuidelijk Veld fase 2 (vastgesteld 14 december 2010), Kolenkitbuurt Blok 5 en Kolenkitbuurt Middengebied (beide vastgesteld 18 december 2012).
Laan van Spartaan.
In het plangebied Laan van Spartaan heeft in de achterliggende jaren een transformatie plaatsgevonden van een gebied met sportterreinen naar een gemengd stedelijk gebied, waarin de sportvoorzieningen worden gecombineerd met circa 1100 woningen (waaronder zorgwoningen), onderwijs voorzieningen, bedrijven, kantoren en diverse voorzieningen. Het vigerende bestemmingsplan Laan van Spartaan heeft deze transformatie juridisch mogelijk gemaakt.
Impressie Weskavel Laan van Spartaan
Op een tweetal kavels na is deze verandering inmiddels gerealiseerd. Het betreft hier twee kavels, die grenzen aan de Jan van Galenstraat. Het project voor de west kavel daarvan is inmiddels vergund en in aanbouw. Het dan resterende middenkavel zal naar verwachting op afzienbare termijn vergund kunnen worden.
Op 12 juni 2013 heeft de gemeenteraad besloten tot intrekking van de Verordening op de stadsdelen en tot vaststelling van de Verordening op de bestuurscommissies 2013. Deze verordening is op 19 maart 2014 in werking getreden. Directe aanleiding voor de wijziging was de wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen (Wet afschaffing deelgemeenten).
De nieuwe verordening voorziet in een andere inrichting van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam. Er is onder andere een herverdeling ingevoerd van taken en bevoegdheden tussen stad en stadsdelen (sindsdien: bestuurscommissies). Concreet betekent dit onder andere dat de bevoegdheid voor het vaststellen van bestemmingsplannen in alle gevallen bij de gemeenteraad van Amsterdam ligt. Aangezien het gebied waartoe dit plangebied behoort niet is aangewezen als grootstedelijk project, wordt het bestemmingsplan tot aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, voorbereid door de bestuurscommissie West.
Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.
De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 7 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven.
Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plankader. Er wordt onder andere ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, beschrijving van het plangebied als ook de beschrijving van de bestaande functies. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid o.m. afkomstig van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente. In hoofdstuk 4 wordt het op dit bestemmingsplan van toepassing zijnde beleid op diverse terreinen geschetst. In hoofdstuk 5 worden de projecten beschreven die binnen het plangebied nog gerealiseerd moeten worden. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan op grond van alle relevante aspecten, zoals milieu, flora- en fauna, maar ook vanuit cultuurhistorie, archeologie en planeconomie beschreven. Hoofdstuk 7 tot slot bevat de maatschappelijke uitvoerbaarheid (het overleg ex artikel 3.1.1 Bro). Tot slot zijn de relevante rapporten als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Het plangebied van het bestemmingsplan Kolenkitbuurt en Laan van Spartaan wordt begrensd door Het Ringspoor,de Haarlemmerweg, het talud van de A10, de Leeuwendalersweg,de Akbarstraat, de Jacob van Arteveldestraat, de Leeuw van Vlaanderenstraat, de A10 en de Jan van Galenstraat.
Afbeelding: plangrenzen
Noot: aanvankelijk maakte het noordelijk plandeel (multatuli-sportpark en gronden ten noorden daarvan) geen deel uit van het bestemmingsplan zoals dit als voorontwerp in de inspraak en het vooroverleg gebracht is.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisering van de thans voor het plangebied geldende bestemmingsplannen. Voor een overwegend deel van het plangebied gelden de uit 2007 daterende bestemmingsplannen Kolenkit en Laan van Spartaan. Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening dienen geldende bestemmingsplannen ten minste eens per 10 jaar geactualiseerd te worden. Met voorliggend bestemmingsplan wordt aan deze verplichting voldaan, terwijl het voorts de sedert de vaststelling gewijzigde inzichten met betrekking tot de sloop- en vernieuwbouw in het Zuidelijk Veld en het Middengebied van de Kolenkitbuurt een adequate planologische regeling biedt.
Voor de gronden in het plangebied gelden de bestemmingsplannen Kolenkitbuurt uit 2007, Zuidelijk Veld fase2 uit 2010, Kolenkitbuurt Blok 5, uit 2012, Kolenkitbuurt Middengebied, uit 2012 en Laan van Spartaan uit 2007.
Ontstaansgeschiedenis.
De Kolenkitbuurt is gerealiseerd in de jaren '50 van de vorige eeuw. Toen de wijk net was gebouwd lag deze aan de rand van de stad en was het toonbeeld van het moderne bouwen. De wijk maakt onderdeel uit van de Westelijke Tuinsteden die zijn ontwikkeld op basis van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Cornelis van Eesteren. De Westelijke Tuinsteden vormen de schakel tussen stad en platteland. Centraal stond hierbij het ideaal van de groenen, open stad met “licht, lucht en ruimte”.
Ontstaansgeschiedenis.
Tot het begin van deze eeuw waren de gronden binnen dit plandeel in gebruik voor sportterrein, volkstuinen, schoolwerktuinen en/of speeltuinen.
De door de Stadsdeelraad Bos en Lommer op 8 maart 2000 vastgestelde Nota van Uitgangspunten vormt de basis voor de in de achterliggende jaren gerealiseerde nieuwbouw in dit plandeel. Sturend onderdeel van de transformatie is de realisatie van het stedenbouwkundig plan Sportparkstad. De in het gebied vertaalde ambities zijn het realiseren van Sportparkstad: een gediffertieerd gebied met verschillende woonvormen en leefstijlen met zoveel mogelijk sport en sportgelateerde functies, waarbij locale en bovenlocale functies worden gecombineerd. Kenmerkend voor het gebied is deze verscheidenheid aan functies en de functiemix, het bouwen in hoge dichtheden, een zonering van het gebied naar bezoekersintensiteiten, de aanwezigheid van bovenlokale functies en een goede, duurzame inrichting van de buitenruimten. Hierbij is nadrukkelijk gezocht naar functies die bij elkaar passen of elkaar versterken.In de achterliggende jaren zijn de hiervoor opgestelde (bouw)plannen grotendeels gerealiseerd. Een tweetal kavels aan de zijde van de Jan van Galenstraat zijn nog niet bebouwd. Het betreft hier het zgn. westkavel en middenkavel.
Ruimtelijke Structuur.
De Kolenkitbuurt wordt ruwweg omsloten door de A10, de Haarlemmerweg, de Erasmusgracht en het Ringspoor. In oost-westrichting wordt het gebied doorsneden door de Bos en Lommerweg en de Wiltzanghlaan.
In 2007 is voor de Kolenkitbuurt een bestemmingsplan opgesteld, waarin een aantal randvoorwaarden voor de toekomstige situatie is geformuleerd. Die ruimtelijke uitgangspunten zijn samengevat:
Deze uitgangspunten zijn als zodanig ook van toepassing op het voorliggende nieuwe bestemmingsplan. Zowel door de economische crisis uit de jaren 2009-2013 als ook door voortschrijdend inzicht betekent dit echter niet dat de aan deze uitgangspunten bij de opstelling van het thans nog geldende bestemmingsplan voor de Kolenkitbuurt verbonden acties volledig worden overgenomen en voortgezet. Zij worden in de ruimtelijke uitgangspunten nader toegelicht.
De wijk heeft een heldere bebouwingsstructuur waarbij de bouwblokken haaks ten opzichte van elkaar gesitueerd zijn. Deze structuur maakt een knik bij de Leeuwendalersweg.
De ruimtelijke structuur zou verbeterd kunnen worden door het realiseren van een logische verbinding met het nabijgelegen Sloterdijk, alsmede door een betere benutting van de Erasmusgracht, waarbij de ruimtelijke kwaliteit van het water en het aanwezige groen optimaler dan thans het geval is wordt benut.
Afbeelding: doorkijk op Opstandingskerk (de Kolenkit)
In het vigerende bestemmingsplan voor dit plangebied wordt hieromtrent gemeld dat de overgangen naar de omliggende buurten in Bos en Lommer en met het stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer in het algemeen als sociaal onveilig worden ervaren. De routes die deze gebieden met de Kolenkitbuurt verbinden gaan onder het Ringspoorviaduct of A10-viaduct door. Door veranderingen in deze overgangszones is de afgelopen jaren de sociale veiligheid verbeterd, doordat bij de plaatsgevonden nieuwbouw, in plaats van bergingen op de begane grond gekozen is voor meer levendige functies.
De bebouwing van de Kolenkitbuurt bestaat uit open en halfopen bouwblokken met groene binnentuinen. De bebouwing van oudsher bestaat in het algemeen uit 5 bouwlagen. Deze bijzondere bebouwingselementen dienen overwegend behouden te worden. In specifieke situaties kan het wel, ter versterking van de stedenbouwkundige kwaliteit gewenst zijn in beperkte mate te variëren met het aantal bouwlagen. Deze variatie in bouwhoogten heeft in de achterliggende jaren op een aantal locaties in het plandeel gestalte gekregen.
Bij het opstellen van het thans geldende bestemmingsplan Kolenkitbuurt uit 2007 werd opgemerkt, dat het plangebied voor een groot deel uit (semi-)openbare ruimte (circa 80%) bestaat, maar dat deze openbare ruimte weinig verblijfskwaliteit heeft, waardoor er niet optimaal gebruik van kan worden gemaakt. Een positief oordeel werd daarbij uitgesproken over de semi-openbare binnentuinen van de bouwblokken. Bij de in de achterliggende jaren tot stand gekomen nieuwbouwplannen is nadrukkelijk aandacht gegeven aan een verbetering van de verblijfskwaliteit in de openbare ruimte, terwijl daarin ook weer semi-openbare binnentuinen zijn opgenomen. Deze lijn zal ook in de toekomst worden doorgezet.
Functionele structuur.
Op basis van de kwaliteiten en verbeterpunten van de bestaande functionele situatie zijn reeds bij het geldende bestemmingsplan Kolenkit uit 2007 een aantal randvoorwaarden voor de toekomstige situatie geformuleerd. Belangrijke en ook aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggende functionele uitgangspunten zijn:
Het gebied heeft primair de woonfunctie. De woningvoorraad bestond voornamelijk uit kleine portieketagewoningen in de sociale huursector. Met de in de achterliggende jaren plaatsgevonden nieuwbouw is een meer gevarieerde woningvoorraad gerealiseerd waarbij ingespeeld wordt op de woningbehoefte in het stadsdeel en de rest van Amsterdam .Deze lijn zal ook in de komende jaren worden voortgezet.
Aan de Bos en Lommerweg is een aantal winkels gevestigd. Daarnaast zijn er verspreid in de wijk enige kleinschalige winkels, horeca, een medische praktijk en bedrijven gevestigd. Voorts is in de wijk een tweetal basisscholen gevestigd, waarvan er één verplaatst zal worden naar de nieuwbouw aan de noordzijde van de Bos en Lommerweg, en heeft in de achterliggende jaren een transformatie plaatsgevonden van de voormalige HTS aan de Wiltzanghlaan naar WOW, een centrum dat naast een hostel ook (tijdelijk) onderdak biedt voor jonge afgestudeerde kunstenaars (Artists-in-Residence).
Afbeelding: WOW-gebouw aan de Wiltzanghlaan
De drie kenmerkende buitenruimtes bij het gebouw worden ingezet als intermediair naar de buurt en het complex dient als platform voor startende culturele ondernemers.Daarnaast biedt het een kinderopvang en een theater.
Ook is binnen de buurt een Johan Cruyff-court gerealiseerd.
De in de achterliggende jaren ingezette “kwaliteitsslag” zal worden doorgezet. Daarbij zullen grootschalige sloop-nieuwbouw- en vernieuwbouwplannen uitgevoerd worden. Ook zal verder invulling worden gegeven aan de bestuurlijke wens om “eerst te bouwen en dan te slopen”, waarvoor nieuwbouw zal plaatsvinden in de zone langs het spoor aan de Majoor Fransweg.
Afbeelding: impressie Vernieuwingsplannen Kolenkitbuurt
Hoofdstructuur
De huidige hoofdstructuur van de Kolenkitbuurt zal in hoofdvorm worden aangehouden, waardoor de stedenbouwkundige samenhang gewaarborgd blijft en er geen breuken tussen de bestaande en de nieuwe structuur tijdens de vernieuwing zullen ontstaan. Daarmede blijft de samenhang met de Bosleeuw aan de andere kant van de A10 gehandhaafd en dus met het oorspronkelijke plan Bos en Lommer uit 1934.
Door de ten dele uitgevoerde en nog uit te voeren nieuwbouw in het Zuidelijk Veld is het mogelijk delen van de Erasmusgracht meer te profileren en aan de inrichting van de open ruimte daarvan een kwaliteitsimpuls te geven. Met deze nieuwbouw is en wordt grotendeels ook uitvoering gegeven aan de ook in het bestemmingsplan Kolenkitbuurt uit 2007 aangeduide functionele uitgangspunt in het gebied een meer gevarieerde woningvoorraad te realiseren.
Mede door de achterliggende economische crisis en door gewijzigde inzichten over de langs de Bos en Lommerweg gewenste bebouwing is besloten de uit het Algemeen Uitbreidingsplan van Cornelis van Eesteren kenmerkende bebouwing langs de hoofdwegen te handhaven en het zogeheten Borstblok langs de Bos en Lommerweg niet te slopen. Inmiddels is dit bouwblok gerenoveerd.
In het Middengebied is en wordt vervangende nieuwbouw gerealiseerd. Om deze nieuwbouw mogelijk te maken is in 2012 het bestemmingsplan Kolenkitbuurt Middengebied vastgesteld. In dit bestemmingsplan wordt in hoofdlijnen vastgehouden aan de oorspronkelijke verkavelingsstructuur van het gebied. Bij de ontwikkeling van de plannen voor het Middengebied ligt de nadruk op aangenaam en kindvriendelijk wonen. De twee autovrije gebieden in dit plandeel versterken deze kwaliteit. Op de plek van de voormalige Nannostraat komt het Nannoplein. Dit buurtplein ligt net achter de Bos en Lommerweg en staat in verbinding met het pleintje voor het markante New Kit-gebouw.
Aan de andere kant van de Leeuwendalersweg ligt het autovrije Lidewijdepad, dat aansluit op het Lidewijdepad en onderdeel uitmaakt van een langzaam verkeersroute tot aan het Bos en Lommerplein.
De Kolenkitbuurt is kinderrijk. De scholen in het gebied vervullen daarom een belangrijke rol bij de transformatie van het gebied. De El Amienschool, die op de huidige locatie gehandhaafd blijft wordt onderdeel van het toekomstige autovrije Lidewijdepark. De Bos en Lommerschool is verplaatst naar de nieuwbouw, die een schakel vormt tussen de Bos en Lommerweg en het Nannoplein. Ook voor deze school geldt dat de ingang gelegen is aan een autovrije straat. De scholen maken gebruik van gezamenlijke voorzieningen, die over en weer via autovrije straten op een veilige manier bereikt kunnen worden.
Bij de reeds plaatsgevonden nieuwbouw is specifieke aandacht gegeven aan woningen waar vanuit goed zicht op straat is (het buurt motto is 'ogen op de straat'). Dit verhoogt de sociale veiligheid van de openbare ruimte. Door toepassing van schuine kappen wordt daarbij voorzien in een goede licht toetreding. De bouwblokken kennen geen dichte gesloten gevels en de thematiek van de encroachementzone, een zachte (voortuinachtige) overgang van de straat naar de woning, wordt vanuit het Zuidelijk Veld doorgezet. Deze uitgangspunten zullen ook bij de nog te realiseren nieuwbouw worden aangehouden.
Woningbouwprogramma.
Het nog resterend woningbouwprogramma voor de Kolenkit voorziet met sloop van ca. 520 woningen in de bouw van ca. 577 woningen, die als volgt onderverdeeld kunnen worden:
Zuidelijk Veld 154 woningen
Middengebied 343 woningen
Ringspoorzone Noord 80 woningen
Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Programma openbare ruimte.
Het centrale thema voor de openbare ruimte is ontmoeting. Op straat vindt de interactie tussen bewoners plaats. In de Kolenkitbuurt zijn verschillende plekken geschikt gemaakt voor de ontmoeting van leeftijdsgroepen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de buurt kinderrijk is, waardoor de noodzaak voor veel speelgelegenheden aanwezig is en naar de toekomst toe ook zal blijven.
Voor kleine kinderen tot 6 jaar dient de speelgelegenheid gevonden te worden direct bij de woning, waar ouders goed toezicht kunnen uitoefenen. Naar kinderen ouder worden neemt ook hun mobiliteit toe. Kinderen van 6-12 jaar spelen al iets verder van huis op het plein of het park om de hoek. Zij kunnen buiten schooltijd ook op de schoolpleinen spelen. Voor de oudere kinderen is het Johan Cruyffcourt en de Bos en Lommerweg. Voor de veiligheid van kinderen is de inrichting van een deel van het gebied als autovrij belangrijk, terwijl ook voor de wegen waar de auto niet wordt geweerd een inrichting gekozen moet worden, die de veiligheid van de voetganger en van kinderen in het bijzonder centraal stelt.
Met deze benadering van de openbare ruimte wordt aangesloten op zowel de filosofie van de Amsterdamse Bewegfingslogica ("Bewegende stad) als op de de Visie Openbare Ruimte 2025 "De huiskamer van álle Amsterdammers" neergelegde uitgangspunten.
Programma bedrijfsruimte.
Om de levendigheid te behouden en te versterken is het toelaten van bedrijfsmatige functies essentieel. In de plinten van de nieuwbouw aan de Bos en Lommerweg zijn commerciële functies opgenomen. Zo is er plaats voor hoogwaardige daghoreca en voorzieningen voor flexibel werken. Het is hierbij gewenst de branchering af te stemmen met de voorzieningen in het zogenaamde Borstblok. Daarnaast is het mogelijk om op de hoeken van de bouwblokken in de autovrije straten kleinschalige woon/werkwoningen of buurtondersteunende functies te vestigen.
Bij de bestemmingsregels, die aan deze functies zijn verbonden is ingespeeld op de aanbevelingen in het Amsterdams Ondernemers Programma met betrekking tot het behoud van kleinschalige bedrijvigheid.
Programma sociaal maatschappelijk.
De aanwezigheid van sterke scholen en een evenwichtig voorzieningenniveau zijn noodzakelijk om de Kolenkit toekomstbestendig aantrekkelijk te maken en te houden. Binnen de wijk wordt ruimte geboden voor sociaal maatschappelijke functies, waaronder de schoolvoorzieningen met bijbehorend gymlokaal, een kinderdagverblijf en een multifunctionele accommodatie.
In het middenblok is de nieuwe Bos en Lommerschool ontwikkeld. De El Amienschool blijft bestaan op de huidige locatie, maar wordt wel uitgebreid. De aula en gymzaal van de nieuwe Bos en Lommerschool zullen daarbij voor beide scholen gebruikt kunnen worden.
Zo dicht mogelijk bij de El Amienschool is aan het Nannoplein een kinderdagverblijf gesitueerd. Rond dit plein is ook de vestiging van multifunctionele accommodaties ten behoeve van ontmoeting en participatie/integratie mogelijk.
Ruimtelijke Structuur.
Laan van Spartaan is een rechthoekig gebied, dat aan vier zijden duidelijk wordt begrensd. Aan de noordkant door de Erasmusgracht, aan de oostzijde door de A10, aan de zuidzijde door de Jan van Galenstraat en aan de westzijde door het Ringspoor. Het gebied wordt doorsneden door de Rinus Michelslaan en is goed bereikbaar voor zowel auto's, openbaar vervoer als langzaam verkeer.
Het gebied Laan van Spartaan bevindt zich in een overgangszone tussen de vooroorlogse stad met gesloten bouwblokken en de naoorlogse Westelijke Tuinsteden met een open verkaveling. Het gebied maakt onderdeel uit van de Parkstad. Met deze benaming wordt een van de ambities voor de Westelijke Tuinsteden weergegeven: herkenbaar en aantrekkelijk met meer park, meer stad.
Huidige situatie.
De voor Laan van Spartaan opgestelde ontwikkelingsplannen hebben in de achterliggende jaren grotendeels hun beslag gekregen. Op een tweetal kavels na zijn de plannen voor het gebied gerealiseerd. Deze twee kavels grenzen aan de Jan van Galenstraat en zijn de zogeheten westkavel en middenkavel.
Voor de westkavel is inmiddels een omgevingsvergunning verleend en is met de bouw aangevangen.
Ten behoeve van de middenkavel zijn plannen in voorbereiding, die voorzien in de bouw van 337 koopwoningen, met inpandige parkeerruimte en commerciële ruimtes is de plint. De uitkomst van deze in voorbereiding zijnde plannen wordt in voorliggend bestemmingsplan meegenomen.
Met de realiseren van nog een tweetal kavels zal de transformatie van het voorheen sportterreinengebied afgerond zijn.
Het project voor het westkavel voorziet in de bouw van 361 studentenwoningen met inpandige garage, bedrijfsruimte en een wasserette.
Afbeelding: impressie Ontwikkeling Laan van Spartaan
Op het resterende nog te ontwikkelingen middenkavel wordt door middel van een uitgebreide afwijkingsprocedure onderzocht of de bouw mogelijk is van 337 koopwoningen van in totaal 21.212 M2 gbo c.a., waarvan 21 eengezins-koop en 316 meergezinskoop, 178 gebouwde parkeerplaatsen en 615 M2 bvo. Verder bestaat het programma uit commerciële ruimte zijnde niet-woonbestemming in de plint zoals maatschappelijke en recreatieve voorzieningen, bedrijven tot maximaal categorie I of II, kantoren, detailhandel en enkele vormen van lichtere horeca . Fastfood en hotels zijn uitgesloten. Voorliggend bestemmingsplan legt deze invulling ook planologisch vast, waardoor beschikt wordt over adequate bouw- en gebruiksregels.
Het voorliggende bestemmingsplan is dientengevolge overwegend consoliderend van aard en legt ook naar de toekomst toe de huidige situatie vast. Op een onderdeel wijkt dit bestemmingsplan nadrukkelijk af van het thans nog vigerende plan. Ingevolge het bestemmingsplan Laan van Spartaan uit 2007 is het mogelijk het evenwijdig aan de A10 gerealiseerde bouwblok (De Tribune) nog in zuidelijke richting uit te breiden. Zowel voor de 'zichtbaarheid' van de ROC-school vanaf de A10 als voor op openheid van het gebied is deze uitbreiding in voorliggend plan niet gehandhaafd.
Afbeelding: ROC-gebouw en niet gerealiseerde uitbreiding aan zuidzijde van De Tribune
Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Op grond hiervan moet in 2015 een goede (grond)waterstand zijn gerealiseerd. De kaderrichtlijn is op nationaal niveau vertaald in wetgeving, met name de Waterwet, maar er is ook doorwerking in de ruimtelijke ordening. Bij ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, moet in het kader van de goede ruimtelijke ordening ondermeer worden beoordeeld of de gewenste watertoestand in gevaar wordt gebracht. Als nieuwe bestemmingen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de watertoestand zijn maatregelen nodig. Ruimtelijke besluiten moeten worden voorafgegaan door een watertoets. Doel van deze watertoets is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een zo evenwichtig mogelijke wijze in beschouwing worden genomen bij het te nemen ruimtelijk besluit. Het verband tussen de Kaderrichtlijn Water en ruimtelijke plannen is bij uitstek onderwerp van de watertoetsprocedure.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:
a. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
b. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
c. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor, dat voor alle ruimtelijke besluiten sprake moet zijn van een zorgvuldige benutting van ruimte. Hiertoe moeten de volgende stappen worden gezet (“de treden van de ladder”):
Beoordeling bouwplannen in onderhavig plan aan de hand van de ladder.
De in het bestemmingsplan beoogde ontwikkeling betreft de ontwikkeling van binnenstedelijke woningbouwlocaties, waarbij sprake is herstructurering van bestaand bebouwd gebied. De beoogde woningbouw past kwantitatief en kwalitatief binnen het woonbeleid van het stedelijk woonbeleid, dat regionaal is afgestemd. Daarbij geldt dat, voor wat betreft de Kolenkitbuurt nog te zeer sprake is van een eenzijdige woningvoorraad, die een wooncarrière in deze buurt onmogelijk maakt. De opzet en programma van de Kolenkitbuurt in combinatie met goede verbindingen naar de binnenstad maakt de buurt weer aantrekkelijk voor de huidige bewoners en ook voor nieuwe stedelijk gerichte huishoudens, voor zowel een- en tweepersoons huishoudens als gezinnen. Daarnaast is in het plandeel Laan van Spartaan voorzien in de bouw van nieuwe woningen, waarmede een bijdrage wordt geleverd aan de actuele regionale behoefte zoals omschreven in de Structuurvisie Amsterdam 2040. Vanwege de trek naar de stad wordt in de gemeentelijke structuurvisie een opgave van 75.000 woningen vermeld. Ook de structuurvisie van de provincie gaat uit van een regionale woningbehoefte, die voor de metropoolregio Amsterdam circa 150.000 woningen bedraagt voor de periode tot 2040. Aangezien het gaat om herstructurering is een beoordeling over de (multimodale) ontsluiting niet relevant. Er wordt derhalve voldaan aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'
In de regionale behoefte aan woningen wordt in onderhavig bestemmingsplan voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering en transformatie. Samenhangend met de nieuwbouw van woningen handhaaft het plan de vestigingsmogelijkheden voor al- dan niet commerciële functies die een bijdrage aan het leefklimaat van het plangebied leveren.
Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van onderwerpen van nationaal belang, zoals Rijksvaarwegen, kustfundament, de Waddenzee, buisleidingen van nationaal belang en de Ecologische hoofdstructuur. Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen zijn van toepassing op het voorliggende bestemmingsplangebied.
Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Het nu voorliggende bestemmingsplan gaat uit van behoud van de bestaande situatie, waaronder het behoud van het bestaande groen en waterlopen. In hoofdstuk Watertoets wordt nader ingegaan op het wateraspect van het voorliggende bestemmingsplan.
De Structuurvisie Noord-Holland en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld.
Visie
Noord-Holland is een mooie provincie om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De provincie is veelzijdig met een aantal belangrijke economische motoren van Nederland, bruisende steden, natuurparken, het strand en open grasland vol weidevogels. Dit bijzondere karakter wil de provincie bewaken. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met deze ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien.
De provincie kiest ervoor vooral de bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap.
Het plangebied is door de provincie aangeduid als 'bestaand bebouwd gebied'. Dit betekent dat de provincie mogelijkheden ziet voor:
Daarnaast acht de provincie het van belang dat bij stedelijke verdichting gedacht wordt aan duurzaam ruimtegebruik. Hier speelt onder meer mee dat sprake moet zijn van voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting, voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten en behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken. Aan al deze randvoorwaarden wordt met dit plan voldaan.
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (juni 2010)
Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid staan de provincie, naast de bekende bestuurlijke middelen als subsidies, overleg, convenanten en dergelijke, diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals de provinciale ruimtelijke verordening.
De provinciale verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Hierbij gaat het in het algemeen om onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Uiteraard moet altijd het provinciale belang de inzet van de verordening rechtvaardigen.
Het plangebied ligt binnen Bestaand Bebouwd Gebied. Het beoogde bestemmingsplan, met de toevoeging van nieuwe bebouwing na sloop van een deel van de bestaande bebouwing, voldoet aan de provinciale verordening.
In de verordening zijn, net als in de geldende provinciale verordening regels gesteld ten aanzien van grootschalige en perifere detailhandel op bedrijventerreinen en locaties voor kantoren- en bedrijventerreinen binnen het “Bestaand Bebouwd Gebied” (BGG). Het bestemmingsplangebied ligt in het “Bestaand Bebouwd Gebied” zoals benoemd in de verordening. Het bestemmingsplan staat geen realisatie van kantoren- en bedrijventerreinen of grootschalige en perifere detailhandel toe, zodat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie.
De gemeente Amsterdam heeft in februari 2011 de structuurvisie Amsterdam 2040 vastgesteld. In de Structuurvisie zijn de ruimtelijke ambities voor de jaren 2010-2040 vastgelegd. Vier grote bewegingen (Het centrum wordt groter, Groen wordt belangrijker, Amsterdam richt zich op het IJ en de Zuidflank wordt internationaler) zijn nu al zichtbaar en hier in de visie rekening mee gehouden. Daarnaast zijn er zeven ruimtelijke opgaven die bepalend zullen zijn voor de richting waarin Amsterdam zich verder ontwikkelt.
Op het faseringsbeeld is het plangebied aangeduid als 'stedelijk gebied in ontwikkeling' voor de jaren 2010-2020. Hoogbouw en verdichting wordt gestimuleerd voor, onder meer, het gebied langs de A10. Daarbij wordt een gedifferentieerd hoogbouwmilieu beoogd, met ensembles vanaf circa 60 meter hoogte bij de knooppunten. Vergelijk hiervoor onderstaand figuur. Binnen het Unesco-gebied van de binnenstad wordt terughoudend omgegaan met hoogbouw.
Afbeelding: Uitsnede kaart Structuurvisie Amsterdam, Hoogbouw
Conclusie
Bij deze ontwikkeling zijn de eerste, vierde en vijfde ruimtelijke opgaven van toepassing. De ontwikkeling is geen onderdeel van een zogenoemde 'grote beweging'. Het plan voorziet in een verdichting, bij de herinrichting wordt de openbare ruimte eveneens meegenomen in de ontwikkeling en krijgt deze een positieve impuls. Tot slot wordt de belangrijke groenstructuren benadrukt en krijgen deze een bijzondere plaats binnen het plan. Het plan voldoet aan het gemeentelijk beleid.
De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken. Deze zogenaamde zorgplichten betreffen:
In het Gemeentelijk Rioleringsplan Amsterdam (2016-2021 staat hoe deze drie zorgplichten door de gemeente Amsterdam worden ingevuld. Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam haar watertaken uitvoert en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. Hiermee voldoet de gemeente aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer (artikel 4.22) is opgenomen.
De primaire doelen van de gemeentelijke watertaken zijn:
De gemeente Amsterdam en het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) hebben de uitvoering van de watertaken gemandateerd aan Waternet. Alle wateraspecten worden door Waternet in samenhang behandeld en uitgevoerd. Door deze samenhang kan Waternet beter bijdragen aan een duurzame omgevingskwaliteit, volksgezondheid en veiligheid.
Hierbij geldt voor alle nieuwbouw binnen het plangebied dat het hemelwater gescheiden van het vuilwater afgevoerd moet worden.
Amsterdam Rainproof is een initiatief van Waternet, gericht op het duurzaam en verstandig omgaan met regenwater. De stad ondervindt veel schade van regenwater, dat door gebruik van steen en asfalt niet in de bodem verdwijnt. Amsterdam Rainproof wil realiseren dat de inwoners van Amsterdam hun huis, tuin en omgeving 'rainproof' inrichten, door regenwater af te voeren of her te gebruiken.Het initieert en ondersteunt plannen die hieraan een bijdrage kunnen leveren. Daarnaast bevat het programma tips om gebouwen en tuinen regenbestendig te maken.
De regels verbonden aan dit bestemmingsplan bieden ruimte om nieuwe initiatieven en projecten tot uitvoer te brengen.
Binnen het plangebied is al het project 'PlantageLab"bij WOW in uitvoering. Het vindt plaats op de daken en in de binnenplaatsen van het project en omvat innovatieve concepten, zoals slimme regentonnen, stads landbouw, verticale tuinen, waterdaken en waterkunst.
De stad zo inrichten dat zij uitnodigt tot bewegen, waardoor bewegen een vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijks leven wordt. Dat is het doel van de Bewegende Stad.
Om dit te bereiken is het gewenst de fysieke leefomgeving zodanig in te richten, dat zij de inwoners (onbewust) laat kiezen voor actief bewegen. Om dit te bereiken zijn vier uitgangspunten uitgewerkt in de Amsterdamse Bewegingslogica. Deze uitgangspunten zijn:
Met deze uitgangspunten is zowel bij de vervangende nieuwbouw en de herinrichting van het openbaar gebied in de Kolenkitbuurt als bij de verdere uitwerking van Laan van Spartaan rekening gehouden. In het middengebied van de Kolenkitbuurt is, waar mogelijk gekozen voor de aanleg van verblijfsgebieden, waar gemotoriseerd verkeer geweerd wordt en speelvoorzieningen gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast is met de aanleg van een Johan Cruyffcourt in dit plandeel als ook de herinrichting van de sportvelden in Laan van Spartaan invulling gegeven aan 'sport om de hoek' . Daarbij is bij de inrichting van de open ruimte ook rekening gehouden met goede verbindingen, zowel voor voetgangers als fietsers.
Op 8 juni 2017 heeft de gemeenteraad vastgesteld de "Visie Openbare Ruimte 2025.De huiskamer van alle Amsterdammers". In deze visie worden ambities voor de Amsterdamse openbare ruimte van 2025 geformuleerd. De visie geeft richtlijnen voor de ontwikkeling en het beheer van de openbare ruimte. Deze richtlijnen zijn overwegend op inrichtings- en beheersniveau. Op bestemmingsplanniveau is het echter van belang, dat deze geen belemmering vormen voor de ambities en richtlijnen uit de visie.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden, die in de visie geschetst worden om de gestelde ambities voor de openbare ruimte in 2025 te bereiken.
De kantorenstrategie is een nadere uitwerking van de structuurvisie op het onderwerp kantoren en is op 14 juli 2011 door de gemeenteraad van Amsterdam vastgesteld. De kantorenstrategie geeft richting aan de rol van de gemeente op de kantorenmarkt om de leegstand terug te brengen tot een acceptabel niveau en de toenemende verversing en de geringe uitbreiding van de kantorenvoorraad vorm te geven. De gemeente wil hiermee bijdragen aan het herstellen van het evenwicht op de kantorenmarkt op termijn. De kantorenstrategie richt zich niet alleen op de planvoorraad, maar vooral ook op de bestaande voorraad.
Op stedelijk en projectniveau worden maatregelen en kaders benoemd die bijdragen aan:
* het stimuleren en faciliteren van herontwikkeling om de kwaliteit van de bruikbare kantorenvoorraad op peil te houden;
* het stimuleren en faciliteren van transformatie en sloop van in onbruik geraakte kantoren om de omvang van de bestaande kantorenvoorraad te verkleinen;
* de reductie en temporisering van de planvoorraad voor nieuwbouw in overeenstemming met de lagere toekomstige ruimtebehoefte.
Per saldo zal hierdoor de totale kantorenvoorraad in omvang af dienen te nemen en er weer zicht komen op een 'normaal' leegstandspercentage. Het doel is een continue toekomstbestendige kantorenvoorraad die voldoende ruimte beidt aan de uiteenlopende vraag van huidige en potentiële kantoorondernemingen. In de kantorenstrategie worden verschillende maatregelen beschreven om het evenwicht tussen vraag en aanbod voor de kantorenmarkt te herstellen en de overmaat aan leegstand op te lossen. In deze kantorenstrategie worden verschillende maatregelen beschreven om het evenwicht tussen vraag en aanbod voor de kantorenmarkt te herstellen en de overmaat aan leegstand op te lossen. Maatregelen voor transformeren, slopen en herontwikkelen bestaande kantorenvoorraad zijn:
Het plangebied maakt deel uit van het in nota Kantorenstrategie benoemde krimpgebied A10 West, waardoor nieuwvestiging van kantoren binnen dit bestemmingsplan niet mogelijk wordt gemaakt.
Binnen het plangebied bevinden zich (van oudsher) slechts kleinschalige kantoren verspreid in de wijk. Daarnaast zijn kantoren toegestaan in de plinten langs de Bos en Lommerweg en in Laan van Spartaan. De bestemmingslegging maakt het mogelijk, dat hier ook andere functies kunnen vestigen.
Van 4 juli 2017 dateert het concept Geactualiseerde Kantorenstrategie 2017. In dit concept wordt geconstateerd, dat de inzet in de Kanorenstrategie 2011 om de leegstand van kantoren terug te dringen door het beperken van nieuwbouw en meer transformeren en herontwikkelen van leegstaande kantoren, succesvol is gebleken. De leegstand is gedaald van 18 % naar 12,8 % per 1 januari 2017. Doordat de dynamiek op de kantorenmarkt sterk is toegenomen blijkt thans sprake te zijn van een toenemende behoefte aan kantoren op gemengde en goed verbonden locaties. In het concept van de geactualiseerde Kantorenstrategie 2017 worden locatiegerichte voorstellen gedaan om aan deze behoefte te voldoen. Het plangebied maakt van die voorstellen geen deel uit.
Conclusie: Het bestemmingsplan sluit aan op de Nota Kantorenstrategie 2011 en vormt geen belemmering voor de geactualiseerde Kantorenstrategie 2017.
Met de herziening van het Amsterdamse deel van de Regionale hotelstrategie 2016 2022: van hotelbeleid naar overnachtingsbeleid (vastgesteld 14 juli 2016), gaat Amsterdam van een hotelbeleid naar een integraal (regionaal) overnachtingsbeleid dat zich richt op kwaliteit, spreiding en een gelijkwaardig ondernemersveld. Met vernieuwende en concrete instrumenten wordt bijgedragen aan het behoud van de balans tussen wonen, werken en recreëren in de stad. Vraag en aanbod van alle overnachtingsvormen in de Amsterdamse regio worden hierbij als één geheel gezien, waarbij er in ieder geval tot 2022 in heel de stad alleen ruimte wordt geboden aan nieuwe innovatieve en kwalitatieve hotelinitiatieven. Voor de overige overnachtingsvormen wordt het aanbod verder gereguleerd teneinde een legaal, geregistreerd en kwalitatief aanbod te borgen. Het overnachtingsbeleid zorgt voor een rem op de groei van het aantal hotels in Amsterdam, verdere spreiding van hotels over de regio, een stijging van de kwaliteit van al het huidige overnachtingsaanbod, een beter inzicht in de markt, een gelijk speelveld tussen de verschillende accommodatievormen en doet een aanzet tot het stimuleren van nieuwe toeristische trekkers in de metropoolregio Amsterdam. Om dit te bereiken geldt voor de gehele stad `Nee tenzij´. Medewerking aan nieuwe hotelinitiatieven wordt in Amsterdam in de basis niet gegeven. Alleen als hotelinitiatieven écht iets toevoegen aan de omgeving en de markt wordt een uitzondering gemaakt. Elke bestuurscommissie heeft voor de inwerkingtreding van het nieuwe overnachtingsbeleid (1 januari 2017) de mogelijkheid gehad uitzonderingsgebieden te definiëren. Concepten worden getoetst op verbinding met de buurt, kwaliteit, innovatief karakter, duurzaamheid, houdbaarheid, sociaal ondernemerschap en bijdrage aan het vestigingsklimaat voor bedrijven. Het advies van het adviesteam hotelontwikkeling wordt verplicht. De hotelladder wordt uitgebreid met onder andere een duurzaamheidstoets,een toets sociaal ondernemen en een eis om een buurtverslag bij een aanvraag bij te voegen.
Shortstay in bestaande bouw wordt beëindigd. Bestaande vergunningen lopen af (laatste in 2024) en er worden geen nieuwe vergunningen verstrekt. In dit bestemmingsplan wordt conform deze maatregelen geen shortstay toegestaan.
Conclusie: Binnen het plangebied bestaat geen noodzaak/aanleiding nieuwvestiging van hotels toe te staan.
Het gemeentelijk detailhandelsbeleid is vastgelegd in de nota Amsterdam Winkelstad: een kwaliteit aan winkelgebieden, vastgesteld op 23 mei 2012.Ondernemerschap is voor Amsterdam een belangrijke motor voor de economie. Niet alleen zorgt de detailhandel zelf voor veel (directe) werkgelegenheid, ook de horeca en de toerismebranche profiteren op hun beurt van winkelende bezoekers. Daarnaast maakt detailhandel het bezoekmotief en het vestigingsklimaat an sich aantrekkelijker, hetgeen toeristen, allerhande bedrijven en mensen kan motiveren naar Amsterdam te (willen) komen. En het omgekeerde geldt ook: toeristen, bedrijven en mensen, die hier komen en/of zich hier vestigen, dragen bij aan het economisch draagvlak voor het winkelbestand. Daarnaast zorgen winkels voor sociale cohesie, levendigheid, gevoel van veiligheid en inkomsten. Ook voor de stad zelf. Ten slotte wil Amsterdam evenwichtig, efficiënt omgaan met de schaarse ruimte en aandacht vestigen op duurzaamheid. De hoofddoelstellingen van het ruimtelijke detailhandelsbeleid voor de periode 2011- 2015 zijn samengevat:
Beide doelstellingen vergroten de kwaliteit aan winkelgebieden in Amsterdam. Voor (meer) bewoners en bezoekers wordt Amsterdam als winkelstad gevarieerder en daarmee aantrekkelijker en voor Amsterdammers blijven de winkels ook op korte afstand toegankelijk. De huidige detailhandelsstructuur manifesteert zich in een scala aan onderscheidende en op aanvaardbare afstand toegankelijke winkelgebieden. De huidige kwaliteit aan bestaande winkelgebieden is kostbaar en moet gekoesterd worden. Winkels zijn geclusterd in winkelgebieden en winkelinitiatieven worden bij voorkeur gefaciliteerd in of aansluitend op de bestaande winkelgebieden.
Met de realisering van het Bos en Lommerplein (buiten het plangebied) heeft een concentratie plaatsgevonden van de op de dagelijkse levensbehoeften afgestemde detailhandel. De realisering van dit winkelgebied, dat een variabele mix is van dagelijks en niet-dagelijks winkelaanbod maakt het gelet op de korte (loop- en fiets)afstand niet noodzakelijk ook binnen het plangebied een aanbod te hebben van met name dagelijkse levensbehoeften. In de praktijk zien we dan ook, dat de winkels binnen het plangebied, met name aan de Bos- en Lommerweg zich richten op het aanbieden van ofwel duurzame gebruiksgoederen of zodanig specifieke waren en producten, dat zij complementair zijn aan het winkelaanbod in het stadscentrum Bos en Lommerplein. Met hun aanwezigheid bieden zij daarbij een uitnodiging voor horeca en andere consumentenvoorzieningen om zich binnen het plangebied te vestigen.
Conclusie: Als hoofdlijn voor het aspect detailhandel gelden binnen het plangebied de volgende uitgangspunten:
De Watervisie Amsterdam 2040 is op 14 september 2016 vastgesteld door de gemeenteraad. Deze visie geeft een ruimtelijk-economisch perspectief op het gebruik van water met een uitvoeringsagenda tot 2018. De Watervisie gaat over het gebruik van water en water als onderdeel van de openbare ruimte. Andere aspecten, zoals waterbestendigheid, veiligheid, waterkwaliteit en ecologie zijn of worden uitgewerkt in ander beleid en andere programma's.
Bovengrondse cultuurhistorie
Naar aanleiding van de Modernisering van de Monumentenwet en de wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, d.d.17 juni 2011, staatsblad 5 juli 2011, nr. 339) dient per 1 januari 2012 bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving te worden opgenomen “van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden”.
In de toelichting van de Bro staat dat dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Dit vermindert de noodzaak tot het aanwijzen van nieuwe beschermde monumenten omdat aan het belang van de cultuurhistorie dan waarde wordt toegekend via het proces van de ruimtelijke ordening.
Voor Amsterdam komt het verankeren van de cultuurhistorie in het proces van ruimtelijke ordening en transformatieopgaven ook aan bod in de Beleidsnota 'Ruimte voor Geschiedenis' (vastgesteld 13 april 2005) en 'Spiegel van de Stad, visie op het erfgoed van Amsterdam' (vastgesteld 14 november 2011) en in 'Erfgoed voor de stad, agenda voor het erfgoed in een groeiend Amsterdam' (vastgesteld 5 juli 2016).
De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland is een geografische uitwerking van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (besluit d.d.21 juni 2010). De kaart geeft in zijn algemeenheid informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten/monumenten, archeologische verwachtingen en structuurdragers als militaire structuren en historische dijken. Deze informatiekaart is voor wat betreft bovengrondse cultuurhistorische waarden vooral gericht op gemeente-overschrijdende zaken. Het is daarom niet gericht op de specifiek Amsterdamse waarden, en het geeft daar dan ook geen beeld van.
Bij cultuurhistorische waarden gaat het over sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Het is meestal niet nodig alle cultuurhistorische elementen aan te wijzen als beschermd monument of gezicht. Het is wel van belang dat cultuurhistorische waarden worden betrokken in de planvorming en worden meegewogen in de besluitvorming over de inrichting van een gebied.In hoofdstuk 6.8 Cultuurhistorie en archeologie wordt hier nader op ingegaan.
Bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan is een nadere waardestelling nodig van de aanwezige archeologische verwachting in de vorm van een bureauonderzoek. Dit bureauonderzoek behelst een specificatie van eventuele archeologische waarden binnen een specifiek plangebied en een advies met betrekking tot het daarbij behorende beleid en/of te nemen maatregelen. Bij de formulering van het beleid staat altijd een realistische balans tussen het archeologische belang ten opzichte van de voortgang van het ruimtelijke ontwikkelingsproces in de stad centraal. Door Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. In hoofdstuk 6.8 Cultuurhistorie en archeologie wordt hier nader op ingegaan.
Visie op wonen.
In dit bestemmingsplan is het in het verleden geformuleerde beleid ten aanzien van het wonen binnen het stadsdeel West voortgezet. De aan dit beleid ten grondslag liggende visie was erop gericht dat stadsdeel mensen met verschillende achtergronden, inkomens en gezinssamenstellingen naar tevredenheid kunnen wonen, werken, leren en verblijven.
Binnen het plangebied gelden daartoe de volgende doelstellingen:
Afbeelding: nieuwbouw Bos en Lommerschool .
Prioriteit is hierbij gegeven aan:
De doelstellingen zijn alleen in samenwerking te realiseren en zijn kaderstellend voor het maken en toetsen van afspraken en het opstellen, harmoniseren en actualiseren van (uitvoerings)beleid, beleidsregels, projectplannen en woonprogramma's.
Beleidsnotitie Ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid in West
Op 20 maart 2012 heeft de stadsdeelraad de Beleidsnotitie 'Ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid in West' vastgesteld. Dit afwegingskader voor het omzetten van bedrijfsruimte naar andere functies is, met de vaststelling van het Amsterdams Ondernemers Programma (AOP) door de gemeenteraad op 17 december 2016, verlengd tot het is verankerd in stedelijk beleid.
Voor ondernemers en kunstenaars is stadsdeel West aantrekkelijk vanwege alle voorzieningen, de aanwezigheid van (creatieve) netwerken en de ligging dicht tegen het centrum aan. Nergens is het aantal starters zo groot als in West. Tegelijkertijd is sprake van leegstand in kleinschalige bedrijfsruimten. Vraag en aanbod sluiten onvoldoende op elkaar aan.
De beleidsnotitie 'Ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid in West' stelt een betere afstemming tussen vraag en aanbod centraal. Beschreven wordt welke activiteiten worden ontwikkeld om een betere afstemming te realiseren tussen vraag naar en aanbod van bedrijfsruimten. Kwaliteit (en in mindere mate ook behoud) staat centraal. Het stadsdeel wil ruimte bieden aan ondernemers om nieuwe concepten en ideeën tot uitvoering te brengen. Hierbij wordt gekeken naar de wijze waarop eigenaren ondersteund kunnen worden. Als stadsdeel nemen we nadrukkelijker de rol van facilitator. Dit sluit aan bij het principe van de "Ruimte van West".
Het instrument globaal en flexibel bestemmen wordt ingezet om snel in te kunnen spelen op de vragen vanuit de markt, waarmee leegstand kan worden voorkomen. Bovendien werkt het stadsdeel mee aan functiewijziging bij zogenaamde "kruimelgevallen". Het toestaan van mengformules kan helpen om realisatie of exploitatie van bedrijfsverzamelgebouwen mogelijk te maken.
Een betere afstemming van vraag en aanbod van bedrijfsruimten moet leiden tot vermindering van leegstand, werkconcepten die aansluiten bij de behoefte van de (door)startende ondernemer, nieuwe bedrijfsverzamelgebouwen en broedplaatsen en de realisatie van 10 tijdelijke werk- en expositieruimtes voor jonge kunstenaars in leegstaande kantoor- en bedrijfspanden. Een goed en tekenend voorbeeld hiervan binnen de Kolenkitbuurt betreft de verbouwing van de voormalige HTS aan de Wiltzanghlaan naar WOW, een centrum dat naast een hostel ook (tijdelijk) onderdak biedt voor jonge afgestudeerde kunstenaars (Artists-in-Residence). De drie kenmerkende buitenruimtes bij het gebouw worden ingezet als intermediair naar de buurt en het complex dient als platform voor startende culturele ondernemers
Selectief behoud van kleinschalige bedrijfsruimten is het uitgangspunt. Bedrijfspanden op zichtlocaties: hoekpanden, winkelstraten, pleinen en stadsstraten dienen dan ook zo veel mogelijk behouden te blijven. Ook aaneengesloten bedrijfslinten mogen niet doorbroken worden. Daar staat tegenover dat behoud van de overige, vaak solitaire, kleinschalige bedrijfsruimten (in woonbuurten) niet langer de prioriteit van het stadsdeel heeft. Te denken valt aan een bedrijfsruimte die niet op een hoek zit, in een woonomgeving, waar geen loop in zit, en ook geen andere bedrijfsmatige activiteiten in de omgeving plaatsvinden. Hier is omzetting naar wonen mogelijk.
De ontwikkelingen van nieuwe multifunctionele (betaalbare) bedrijfsconcepten wordt overgelaten aan de markt. Het stadsdeel ondersteunt deze initiatieven, denkt mee met de eigenaar over gewenste en geschikte bedrijfsconcepten, locatie en mogelijke betekenis voor de buurt.
Horecanota 2011
Op 19 juli 2011 is de Horecanota 2011 vastgesteld. De nota beoogt het voor bewoners en bezoekers van West realiseren van een divers, aantrekkelijk en eigentijds horeca-aanbod, waarmee de leefbaarheid en attractiviteit van het wonen, werken en verblijven in West wordt versterkt. Twee basisuitgangspunten liggen aan het horecabeleid ten grondslag
Het horecabeleid voor West gaat uit van een structuur voor de horeca, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen (bestaande) woongebieden, winkelstraten en horecaconcentratiegebieden. Deze gebieden verschillen in functie en karakter en daarmee in mogelijkheden voor horecaontwikkeling. Daarnaast zijn er gebieden die hiervan afwijken
Woongebieden
Dit zijn gebieden met overwegend een woonfunctie waarin horeca in het algemeen beperkt aanwezig is. Om het woon- en leefklimaat in de woongebieden niet te (over)belasten, wordt uitbreiding ten aanzien van de huidige horecavestigingen in bestaande woonbuurten zeer beperkt toegestaan. De huidige horecavestigingen kunnen in de woonbuurten (ook na overname) gevestigd blijven.
Winkelstraten
Winkelstraten gaan uit van een mix aan voorzieningen, waaronder winkels en horeca. Om de mix aan functies in deze straten te behouden en horecalinten te voorkomen, wordt horeca-uitbreiding ten aanzien van de huidige vestigingen toegestaan tot totaal maximaal 15% van de gevelwand (bouwblok). Een gevelwand is een aan straat gelegen zijde van een aaneengesloten bouwblok, die aan weerszijde begrensd wordt door openbare ruimte en/of door verandering van straatnaam. Een winkelstraat bestaat meestal uit verschillende bouwblokken.
Horecaconcentratiegebieden
Horecaconcentratiegebieden zijn aangewezen gebieden (op grond van de APV, artikel 3.11 lid 2 en 3) waar een hogere dichtheid van horecavestigingen wenselijk en mogelijk is. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gebieden waar zich relatief weinig woningen bevinden, waar sprake is van een relatief grote afstand tussen horeca en overige functies, gebieden waar sprake is van inpandige horeca, altijd in combinatie van een goede bereikbaarheid. In de horecaconcentratiegebieden wordt het in beginsel overal toegestaan om op de begane grond een horecabedrijf te beginnen. Het voorliggende plangebied is geen onderdeel van een horecaconcentratiegebied.
Horecacategorieën in bestemmingsplannen
Om een gerichter horecabeleid te voeren worden in bestemmingsplannen 'horecacategorieën' gehanteerd. Doel van deze categorie-indeling is om gericht horecabeleid mogelijk te maken, waarbij enerzijds het woon- en leefklimaat kan worden beschermd en anderzijds wenselijke uitbreiding van horeca mogelijk wordt gemaakt door uitsluiting van ongewenste horecacategorieën. De horeca-categorisering vindt zijn grondslag in ruimtelijk en sociaal relevante aspecten als ruimtelijke uitstraling, verkeersaantrekkende werking, invloed op directe (woon)omgeving, geluid- en stank overlast en sociale veiligheid. Een horecabedrijf met meer dan één activiteit valt onder de meest zware categorie (zie onderstaande tabel).
Categorie | Inrichting |
Horeca I | Fastfood (cafetaria, snackbar, automatiek loketverkoop, shoarmazaak en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven) |
Horeca II | Nachtzaak (dancing/discotheek, zaalaccomodatie, nachtcafé, sociëteit, (dans)club en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven |
Horeca III | Café (café, bar, cocktailclub en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven) |
Horeca IV | Restaurant (restaurant, lunchroom, koffie-/theehuis, ijssalon, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven) |
Horeca V | Hotel (hotel, motel, jeugdherberg en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven, alsmede het bieden van vergaderaccomodatie) |
Horeca II (onder andere discotheek / dansclub) heeft doorgaans het meeste effect op het woon- en leefklimaat, gevolgd door Horeca I (onder andere snackbar, shoarmazaak), Horeca III (onder andere café, bar) en Horeca IV.
In de woongebieden bevinden zich momenteel horeca I en IV vestigingen. Met het oog op het woon-en leefklimaat en bevordering van aantrekkelijke horeca, staat dit bestemmingsplan nieuwe (uitbreidings) horeca alleen toe in categorie III en IV. Uitbreiding van horeca I en II is in woongebieden niet toegestaan. Bestaande horecacategorieën kunnen blijven (ook na overname) of worden omgezet conform de eerder beschreven omzettingsmogelijkheden.
Ook in de winkelstraten bevinden zich momenteel horeca I, III, IV en een enkele horeca II vestiging. Uit onderzoek komt naar voren dat een groot aandeel bewoners van mening is dat er te veel aanbod van fastfood (horeca I) in het stadsdeel aanwezig is. Daarnaast is er in deze straten vooral behoefte aan aantrekkelijke winkelondersteunende horeca (met name daggerelateerde horeca), die het recreatief winkelen versterkt. Om deze redenen wordt nieuwe (uitbreidings) horeca in winkelstraten en stadspleinen in beginsel alleen toegestaan in categorie III en IV. Voor horeca I kan een uitzondering gemaakt worden indien kan worden aangetoond (bedrijfsplan) dat het horecaconcept een vernieuwend, kleinschalig, hoogwaardig karakter heeft en een aanvulling is op de bestaande horeca I vestigingen in het stadsdeel.
Parkeren
Ten behoeve van de parkeerbehoefte van zowel bewoners als bezoekers, geldt dat gewaarborgd moet zijn dat sprake is van 'voldoende parkeergelegenheid', hetzij in, op of onder gebouwen van het plangebied. De invulling van 'voldoende mate' geschied op basis van de vigerende parkeernormen. Deze zijn bepaald in de Nota Parkeernormen, welke op 8 juni 2017 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Openbaar groen
Het binnen het plangebied aanwezige groen maakt deels onderdeel uit van het samenhangend ruimtelijk, ecologisch en recreatief groen binnen het stadsdeel West. Om deze belangrijke functies te beschermen is dit aanwezige groen ook als (openbaar) groen bestemd. In andere situaties is het aanwezige groen opgenomen in bredere (veelal verkeers-)bestemmingen. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat, hoezeer dat groen ook bijdraagt aan de waardering van de openbare ruimte, het bij bijvoorbeeld herinrichtingen van straten mogelijk moet zijn om het op een andere plaats dan waar het zich voor die herinrichting bevond, te realiseren.
Afbeelding: Jacob van Arteveldestraat .
Hoofdgroenstructuur.
Hoe is de Hoofdgroenstructuur tot stand gekomen?
In het structuurplan 'De open stad' (1996) is de Hoofdgroenstructuur voor het eerst als zodanig benoemd. Daarvoor bevatten eerdere structuurplannen weliswaar een categorie stedelijk groen, maar in dat jaar werd voor het eerst gesproken over een duurzame grootstedelijke groenstructuur. Bij de vaststelling van dit structuurplan vroeg de Raad om een uitwerking. Dit werd het Aanvullend Toetsingskader Hoofdgroenstructuur (ATK), in 2002 door de Raad vastgesteld. Dit aanvullend toetsingskader gaf de beleidsregels voor de inpassing van functies in het groen, uitgewerkt per groentype. Een uitzondering vormden de scheggen (schakelparken). Daarvoor zouden zogenaamde masterplannen de ontwikkeling moeten gidsen. Drie van zulke masterplannen zijn inmiddels vastgesteld: voor Sloterpark, de Tuinen van West en de Zuidas. Met de vaststelling van Structuurvisie Amsterdam 2040 in februari 2011 is het aanvullend toetsingskader geïntegreerd in de beleidsregels voor de Hoofdgroenstructuur. De drie masterplannen blijven daarbij wel van kracht. Zodra de structuurvisie wordt vervangen, wordt ook het Hoofdgroenstructuurbeleid geactualiseerd.
Waarom investeert Amsterdam in groen en water?
Het groen en water in en rondom de stad moet aantrekkelijker worden voor de Amsterdammer, in de wetenschap dat het gebruik ervan alleen maar toeneemt en een steeds belangrijker rol vervult voor het welzijn van de bewoners en voor bedrijven om zich hier te vestigen. Groen is een belangrijke economische factor geworden. Amsterdam zal zich in de toekomst nog beter met haar groene en blauwe imago kunnen profileren. Amsterdam zal daarom investeren in de beleving en gebruiksmogelijkheden van het groen en water in en om de stad.
Groen is geen luxe
Naast deze economische en recreatieve waarden van het groen, vormt het groen ook een belangrijke voorwaarde voor het stedelijk leven zelf. Groen is geen luxe, het is pure noodzaak en cruciaal onderdeel van een mondiale overlevingsstrategie. Klimaatverandering met als gevolg de opwarming van het urbane klimaat en de problematiek van waterberging geven het stedelijk groen een veel grotere, omvattendere betekenis voor het leven in de stad. Daar komt bij de aangescherpte EU-normering rond luchtkwaliteit met betrekking tot microstoffen en CO2.
Milieueffecten van groen
Deze ontwikkelingen geven aan het stedelijk groen een veel grotere betekenis dan voorheen werd toegekend. Door wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat het stedelijk groen een belangrijke rol kan spelen bij het terugdringen cq. verminderen van de genoemde problemen:
Een toename van 10% van de groenbedekking van steden kan leiden tot een verlaging van de stedelijke temperatuur met 3 graden Celsius.
Bomen en groene daken vertragen de waterafvoer bij stortregens.
Groen kan microstoffen binden tot 30% van het volume. Groen levert een actieve bijdrage aan de omzetting van CO2.
Deze milieueffecten laten zien hoe belangrijk het stedelijk groen is. Deze effecten kunnen ook worden bereikt door technische maatregelen, maar die zijn duurder in aanschaf en vaak ook in onderhoud. Verder vragen technische voorzieningen zelf ook weer energie en stoten ze warmte uit.
Ecologisch belang van het groen
Ook het ecologische belang van de natuur moet beleidsmatig worden gekoesterd. De milieubeweging en actiegroepen waken ervoor dat het ecologische belang van het groen bestuurlijk niet achter wordt gesteld bij de belangen van woningbouw en bedrijvigheid.
Streven naar diversiteit
Streven naar diversiteit en differentiatie is een belangrijke strategie voor het groen rondom Amsterdam. De door de natuur en geschiedenis bepaalde verschillen tussen gebieden worden verder uitgebouwd. Het groen in en rondom Amsterdam biedt ruimte en beslotenheid, weide, water en boslandschappen en dat alles in vele vormen. Verschillend gebruik leidt tot verder onderscheid. Ook de ordening van de verschillende landschapsonderdelen van de scheggen verschilt enorm.
Welke gebieden zijn opgenomen in de Hoofdgroenstructuur?
De Hoofdgroenstructuur omvat de minimaal benodigde hoeveelheid groen die Amsterdam wil borgen, bestaande uit gebieden die waardevol zijn voor de stad en de metropool. Die gebieden vervullen een onmisbare functie, niet alleen voor de verbetering van het leefklimaat, de luchtkwaliteit en de waterhuishouding, maar ook voor de biodiversiteit, groene recreatie en de voedselproductie. Behoud van cultuurhistorische waarden en een gevarieerd totaalaanbod aan groen zijn daarnaast belangrijke aspecten.
In de Hoofdgroenstructuur zijn de gebieden opgenomen waar de functies groen en groene recreatie voorop staan. Woningbouw, werkgrelateerde functies, wegenaanleg of het vestigen van voorzieningen die verkeer aantrekken of die ten koste gaan van groen, zijn niet in overeenstemming met de doelstellingen van de structuurvisie. Ingrepen die de recreatieve gebruikswaarde en/of de natuurwaarde of andere functies van het groen verhogen, worden juist gestimuleerd.
De sportvelden in het plandeel Laan van Spartaan en het Multatuli-sportcomplex in de Kolenkitbuurt maken deel uit van de Hoofdgroenstructuur van de gemeente.
Voor de bepaling van de voorgevelrooilijn wordt bij orde 1 panden, waaronder vele monumenten, orde 2 gebouwen en bij nieuwbouw na 1990 als uitgangspunt gehanteerd dat deze de bebouwingsgrens exact volgt, zodat deze als bestemmingsgrenzen in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Bij andere panden worden kleine inspringingen niet precies geregeld, hier mag de voorgevel rechtgetrokken worden. Balkons, erkers en vergelijkbare bouwdelen aan de straatzijde zijn niet als recht mogelijk gemaakt maar als ontheffing.
De hoofdbebouwing wordt langs de achtergevel gevolgd inclusief de uitbouwen. Kleine verschillen worden rechtgetrokken. Bestaande openingen in de hoeken van de gesloten bouwblokken worden zoveel mogelijk gerespecteerd vanwege daglichttoetreding.
Over het algemeen is in het plandeel De Kolenkitbuurt bebouwing aanwezig van vijf bouwlagen met een maximum bouwhoogte van circa 15 meter. Deze situatie is uitgangspunt (in de regel dus bij nieuwbouw) voor het bestemmingsplan. Bestaande uitzonderingen (grotere bouwhoogte) zijn conform de bestaande en vergunde hoogte vastgelegd. Daarnaast worden bij vervangende nieuwbouw hoogte accenten toegestaan.
In het vigerende bestemmingsplan De Kolenkitbuurt is geen regeling opgenomen die een extra bouwlaag in de vorm van een dakopbouw toestaat. Een dergelijke regeling is voor specifiek beschreven situaties wel opgenomen in het vigerend bestemmingsplan Laan van Spartaan. Waar dit recht dus al bestaat wordt het ook in dit bestemmingsplan bij recht toegestaan. Aangezien de opbouwen architectonisch kunnen verschillen van het onderliggende bouwblok, dienen de opbouwen terugliggend ten opzichte van de voorgevel te worden gerealiseerd. Hiermee wordt dit verschil enerzijds geaccentueerd en anderzijds wordt voorkomen dat het ruimtelijke beeld vanaf de straatzijde onnodig wordt verstoord. De opbouwen dienen minimaal 2 m terugliggend van de voor- en achtergevel te worden gerealiseerd en is de oppervlakte van de toegestane dakopbouwen middels een percentageregeling beperkt.
Het gebruik van het dak als dakterras kan voor een bewoner een grote verbetering van het wooncomfort betekenen. Deze individuele meerwaarde mag echter niet leiden tot een verslechtering voor anderen. Om deze redenen zijn er in het 'Paraplubestemmingsplan Stadsdeel West, Amsterdam, deel 1' (vastgesteld op 5 juni 2012, in werking getreden op 26 juli 2012) voorwaarden gesteld aan de maatvoering en uitstraling van dakterrassen en daktoegangsopbouwen. Deze voorwaarden zijn in voorliggend bestemmingsplan overgenomen. Zo mag het dakterras alleen worden gebouwd op het dak. Het “dak” is in dit geval het hoogste horizontale vlak van het gebouw (afgezien van schoorstenen, opbouwen en dergelijke).
Dakterrassen worden niet toegestaan op orde-1 panden. Dakterrassen op andere panden
worden toegestaan, met de voorwaarden die in de regels zijn genoemd. Dakterrassen
op hoofdbebouwing dienen, conform de Welstandsnota, altijd “uit het zicht” te liggen:
2 meter uit de voorgevelrooilijn en 1 meter uit de achtergevelrooilijn. Beide gemeten
vanaf het dakvlak, dus niet vanaf de goot. Bestaande legale uitzonderingen zullen
wel worden gerespecteerd.
Dakterrassen zijn daarnaast mogelijk op één- of meerlaagse aanbouwen waarbij het hekwerk
tot het einde van aanbouw mag worden doorgezet. Een aanbouw is een deel van de bebouwing
welke qua bouwhoogte ondergeschikt is aan de hoofdmassa.
Het beleid in het bestemmingsplan is om de binnenterreinen zo groen mogelijk te houden. In de Kolenkitbuurt en in Laan van Spartaan zijn zowel privétuinen als semi-openbare binnentuinen. Ten aanzien van bebouwing in privétuinen gelden de volgende uitgangspunten.
Uitgangspunt is dat in het bestemmingsplangebied geen vrijstaande bergingen worden toegestaan. Daardoor zijn automatisch uitsluitend de in het Besluit omgevingsrecht (Bor) bedoelde vergunningsvrije bergingen toegestaan (Bijlage II, artikel 2, aanhef en onder 3). De maatvoering van deze vergunningsvrije bergingen is ruim voldoende om een berging te realiseren. Er is geen aanleiding om in het bestemmingsplan ruimere afmetingen mogelijk te maken.
Ten aanzien van uitbouwen aan de achterzijde van (woon)gebouwen worden de volgende uitgangspunten aangehouden:
Uitgangspunt voor de semi-openbare binnenterreinen is om deze zo groen mogelijk te houden. De binnenterreinen zijn weliswaar alleen voor bewoners toegankelijk en zichtbaar, maar hebben een vergelijkbare ruimtelijke waarde als het openbaar groen. Daarom is voor de semi-openbare binnenterreinen met Tuin - 2 een aparte bestemming gekozen. Hier zijn alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan
Afbeelding: binnentuinen
Uitgangspunt is dat binnenterreinen worden ingericht en gebruikt als tuin. In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het realiseren van een terras behorend bij een horecazaak op het binnenterrein. Deze afwijkingsmogelijkheid zal in beginsel alleen worden toegepast voor een terras behorend bij een restaurant, omdat dit voor relatief weinig hinder voor omwonenden zal zorgen.
Uitgangspunt is dat wonen wordt toegestaan op plekken waar nu wordt gewoond. Daarnaast zullen binnen het plangebied, zowel in de Kolenkitbuurt als in Laan van Spartaan ter uitvoering van het gebiedsplan Bos en Lommer nog nieuwbouwprojecten worden gerealiseerd, waarin tevens (geheel of overwegend) in de functie wonen wordt voorzien.
Binnen de woonbestemming zijn aan huis gebonden beroepen en bedrijvigheid toegestaan, waarbij de woning in “overwegende mate” de woonfunctie moet behouden. Onder wonen wordt niet shortstay verstaan.
Het detailhandelsbeleid is vertaald door detailhandel toe te staan in de bestemming Gemengd - 1,Gemengd - 3 en Gemengd - 5, die is gegeven aan de panden in de winkelstraten Bos en Lommerweg en in Laan van Spartaan. Daarnaast zijn winkels toegestaan waar deze nu reeds gevestigd is. Nieuwvestiging van detailhandel buiten de hiermede bestaande mogelijkheden wordt niet toegestaan. Boven de winkels wordt gewoond.
De in het geldende bestemmingsplan Laan van Spartaan opgenomen maximum bruto oppervlak per winkel van 250 m² wordt binnen het hele plangebied van toepassing, met uitzondering van de winkels aan de Bos en Lommerweg, voorzover die daar thans reeds gevestigd zijn.
In sommige winkels worden etenswaren verkocht die ter plaatse kunnen worden geconsumeerd. Een voorbeeld is een bakkerij waar een aantal tafeltjes staat, waar de broodjes kunnen worden opgegeten. Uitgangspunt is dat deze “ondergeschikte” horeca wordt toegestaan binnen de winkels. Om te zorgen dat het ondergeschikte horeca blijft, is in de regels bepaald dat maximaal 20% van het verkoop vloeroppervlak tot een maximum van 20 m² mag worden gebruikt voor horecadoeleinden, als onderdeel van en behorend bij de winkel (geen zelfstandige horeca).
Uitgangspunt in het bestemmingsplan is het toestaan van horeca op plekken waar dat nu ook al is toegestaan. Deze is op de verbeelding/plankaart met een aanduiding aangegeven. Daarbij is horeca van categorie 3 (café) en horeca van categorie 4 (restaurant) toegestaan in de bestemming Gemengd - 2 en Gemengd - 4. Beide categorieën zijn uitwisselbaar.
Conform de Horecanota zijn nieuwe vestigingen van horeca van categorie 1 (fastfood) in beginsel niet toegestaan. Uitsluitend de bestaande fastfoodzaken zijn bestemd en met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. In het plangebied komt geen horeca van categorie 2 (nachtzaken) voor. Horeca van categorie 5 (hotel) komt wel voor. Recent is tevens een vergunning voor het vestigen van een hotel in het New Kit-gebouw verleend. Verdere nieuwe vestigingen worden niet toegestaan.
Uitbreiding van het aantal horecavestigingen in het hele plangebied is inpasbaar. Daarnaast is een (beperkte) uitbreiding van horeca goed te motiveren, gelet op het stedelijke karakter van het gebied waarbij er al in zekere mate sprake is van functiemenging met horeca. Waar deze nieuwe horeca wordt gerealiseerd, wordt aan de markt overgelaten: het is niet wenselijk en mogelijk om nu al plekken aan te wijzen waar de horeca kan komen.
Echter, het als recht toestaan van nieuwe horeca zonder verdere plaatsbepaling, omvang en aantal in het bestemmingsplan biedt onvoldoende rechtszekerheid voor de toekomst. Ook het uitsluitend stellen van een maximum aantal vestigingen voor het hele plangebied biedt onvoldoende rechtszekerheid aan de bewoners waar de horeca zal komen. Gezien de ruimtelijke impact die horeca op een woonomgeving kan hebben, is gezien het ontbreken van concrete locaties een nader afwegingsmoment nodig. Daarom is uitgangspunt in dit bestemmingsplan dat nieuwe horeca alleen wordt toegestaan na wijziging van het bestemmingsplan. Op die manier kan per geval worden afgewogen of horeca op die locatie goed inpasbaar is. De hierbij horende planologische procedure biedt voldoende mogelijkheden om in te spreken.
Bij dienstverlening wordt onderscheid gemaakt tussen consumentverzorgende (nagelstudio's,
kappers, zonnestudio's) en zakelijke publieksgerichte (banken, makelaars, reisbureaus)
dienstverlening. Kenmerk bij beide soorten dienstverlening is dat er een voor publiek
toegankelijke ruimte is. Vanwege dit kenmerk kan dienstverlening de winkelfunctie
versterken en is dan ook goed inpasbaar in de winkelstraat Bos en Lommerweg. Uitgangspunt
is dat dienstverlening op de begane grond wordt toegestaan, ook in panden waar die
nu niet gevestigd zijn.
Bedrijven en dienstverlening worden ook toegestaan in horeca- en winkelpanden elders
in het plangebied. Daarmee kunnen leegkomende horeca- en winkelpanden ook voor andere
niet-woonfuncties worden gebruikt.
Beroep en bedrijf aan huis wordt in het bestemmingsplan toegestaan binnen de woonbestemming,
mits de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft.
De vraag naar bedrijfsruimten blijft onverminderd groot, maar wordt wel grilliger. De keuzemogelijkheid van de huurder is groter geworden als gevolg van toenemende leegstand in kantoorgebouwen en tijdelijke verhuurmogelijkheden (antikraak). Ook werken vanuit huis zal alleen maar toenemen. Het belang van goede voorzieningen, zoals horeca in de buurt, wordt daarmee wel groter. Het reguliere bedrijfsruimteaanbod in West sluit niet altijd aan voor wat betreft locatie, grootte, bedrijfsconcept en vooral huurprijsniveau op deze vraag. Om deze kwalitatieve mismatch aan te pakken wordt enerzijds ingezet op het verminderen van leegstand door actieve bemiddeling en samenwerking met eigenaren. Anderzijds op realisatie van bedrijfsconcepten, in bestaande bouw, die beter aansluiten bij de veranderende vraag gericht op meer dynamiek en flexibiliteit.
Binnen het beleid blijft behoud van kleinschalige bedrijfsruimten uitgangspunt. Bedrijfspanden op zichtlocaties, hoekpanden, winkelstraten, pleinen en stadsstraten dienen dan ook behouden te blijven. Ook aaneengesloten bedrijfslinten mogen niet doorbroken worden. Daar staat tegenover dat behoud van de overige, vaak solitaire, bedrijfsruimten (in woonbuurten) niet langer prioriteit l heeft. Hier is omzetting naar wonen mogelijk. Dit geldt voor panden met de bestemming Wonen I met de nadere aanduiden (g).
Bij de realisatie van nieuwe concepten zal multifunctioneel gebruik (stapeling van voorzieningen) toenemen. Binnen dit bestemmingsplan wordt met de gemengde bestemmingen de mogelijkheid geboden om multifunctioneel gebruik en mengformules zo veel mogelijk te faciliteren. Deze gebruiksvorm komt met name voor in de nieuwbouw, die binnen Laan van Spartaan heeft plaatsgevonden.
In alle gemengde bestemmingen zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan.
In het bestemmingsplan kan een gemeente vastleggen welke locaties geschikt geacht worden voor vestiging van nieuwe kinderdagverblijven. Hiervoor zijn regels vastgesteld in het 'Paraplubestemmingsplan Stadsdeel West, Amsterdam, deel 1'. Daarin is bepaald dat er per bouwblok maximaal één kinderdagverblijf gerealiseerd mag worden, om de (geluid)overlast van spelende kinderen in het binnenterrein binnen de perken te houden. Het voorliggende bestemmingsplangebied heeft een aantal bouwblokken waarop deze regeling van toepassing is.
Daarnaast geldt voor kinderdagverblijven een tweede beperking. Sinds 1 juli 2012 zijn kinderdagverblijven in het Besluit geluidhinder als geluidsgevoelige gebouw benoemd. Dat betekent dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening, kinderdagverblijven in principe niet zijn toegestaan op locaties waar de geluidbelasting vanwege verkeers- of industrielawaai hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, tenzij het bevoegd gezag hogere grenswaarden vaststelt op basis van de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden op alle locaties langs een 50 kilometerweg, zoals de Bos en Lommerweg en Jan van Galenstraat, evenals de bebouwing binnen de geluidscontouren van zowel de Ringweg A10 als de Spoorzone. Kinderopvangvoorzieningen zijn daarom uitsluitend daar toegestaan waar deze ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig zijn gerealiseerd of waar op grond van de Wet geluidhinder een hogere grenswaarde is vastgesteld.
Daarnaast zijn kinderopvangvoorzieningen altijd toegestaan in de bestemming Maatschappelijk. Deze bestemming rust op gebouwen die niet geluidsbelast zijn.
Het wegcategoriseringsplan en de Structuurvisie vormen het uitgangspunt voor de bestemmingsplanregeling ten aanzien van wegen. Uitgangspunt is behoud van de huidige gebiedsontsluitingsstructuur. Zowel de gebiedsontsluitingswegen (50 kilometer per uur) als de erftoegangswegen (30 kilometer per uur) worden bestemd als "Verkeer".
Parkeren op straat wordt toegestaan binnen de openbare bestemming "Verkeer". In de groenstroken (bestemming "Groen") wordt geen verkeer en ook geen parkeerplaatsen toegestaan. Inpandig parkeren wordt in het bestemmingsplan toegestaan op plekken waar dat nu is gerealiseerd.
Het is op grond van de Nota Parkeren gewenst om, waar mogelijk, inpandige parkeergarages te realiseren. Bij veel nieuwbouwprojecten is het realiseren van inpandige (en veelal ondergrondse) parkeerplaatsen al uitgangspunt. Het toestaan van inpandige parkeervoorzieningen in het hele plangebied als recht is niet mogelijk, aangezien de verkeerskundige gevolgen niet zijn onderzocht. Gelet op de omvang van het gebied is dit in dit kader ook ondoenlijk.
Dit bestemmingsplan voorziet in meerdere nieuwbouwprojecten, deels ter vervanging van bestaande, verouderde bebouwing (o.m. in Kolenkit Middengebied en Zuidelijk Veld, als ook in toevoeging ter plaatse van de Frans Majoorstraat (westzijde) en in Laan van Spartaan (West- en Middenkavel aan de noordzijde van de Jan van Galenstraat). In de regels is hiervoor een verplichting opgenomen dat voldaan wordt aan de gemeentelijke Nota Parkeren. Door een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel3.1.2, tweede lid onderdeel a Bro) bestaat sinds 1 november 2014 de mogelijkheid om in het bestemmingsplan een verwijzing naar beleidsregels op te nemen: “Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefeningvan een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels.Daardoor is het niet nodig in het bestemmingsplan zelf specifieke normen op te nemen."
Deze beleidsnota's die alledrie in 2015 zijn vastgesteld verwoorden gezamenlijk het antwoord hoe vanuit de kwaliteit van de openbare ruimte en duurzaamheid de gemeente toekomstbestendig wil reageren op de groei van Amsterdam. De gemeente wil de stadaantrekkelijker maken door vergroening en tegelijk moet de stad bereikbaar blijven met een aantrekkelijke openbare ruimte op te verblijven, waarbij duurzaamheid hoog op de agenda staat.
De drukte van de stad en verdichten van binnenstedelijk Amsterdam kan alleen wanneer er sprake is van voldoende en kwalitatief hoogwaardig groen. De kwaliteit van de openbare ruimte, inclusief openbaar groen heeft een positief effect op de woon- , vestigings- en leefklimaat. De focus is de verbindingen tussen de verschillende groengebieden te verbeteren en bestaande verharde locaties te vergroenen waar mogelijk. Dit is ook met het oog op duurzaamheid en rainproof belangrijke maatregelen om een toekomstbestendig stad te houden.
Daarnaast wordt de focus gelegd op meer ruimte voor fiets, voetganger en openbaar vervoer en het beperken van de ruimte voor de auto waar mogelijk. Dit betekent dat het belang van het creëren van goede verblijfsgebieden in de openbare ruimte, zoals langs stadsstraten en langs pleinen belangrijke maatregelen zijn die de gemeente aankomende jaren wilt toepassen om de kwaliteit van de verblijfsgebieden te optimaliseren. Ook wordt gezocht naar meer ruimte voor ondergrondse parkeergarages en fietsparkeren.
Bovenstaande uitgangspunten zijn vastgelegd in de op 8 juni 2017 vastgestelde visie Openbare Ruimte. Verder reageert deze visie op de geplande groei van Amsterdam tot en met 2025 en hoe de gemeente hierop moet inspelen qua gebruik van de openbare ruimte. In hoofdstuk 3 van deze toelichting is hierop nader ingegaan.
Uitgangspunt in het bestemmingsplan is het behoud van de bestaande groenvoorzieningen en plantsoenen. Naast in het plangebied aanwezige of bij nieuwbouwplannen te realiseren encroachmentzones, die met de aanduiding VT zijn weergegeven op de verbeelding/plankaart, worden door bewoners aangelegde geveltuinen niet in het bestemmingsplan afzonderlijk geregeld, maar zijn deze mogelijk binnen de bestemming "verkeer".
De sportvelden in het plandeel Laan van Spartaan en het Multatuli-Sportcomplex in de Kolenkitbuurt maken deel uit van de hoofdgroenstructuur. De daarvoor opgenomen bestemming 'sport' sluit aan op de aanduiding 'sportpark' die deze locaties hebben op de kaart Groentypen Hoofdgroenstructuur.
In het bestemmingsplan is de feitelijke situatie bestemd, waarbij rekening is gehouden met de aanwezige bebouwing.
Daarnaast wordt bij de sportvelden in Laan van Spartaan de mogelijkheid geboden maximaal 7% bebouwing ten behoeve van de bestemming te realiseren. Hiermede worden de bestaande bebouwingsmogelijkheden gehandhaafd en is gewaarborgd dat de verharding en bebouwing minder dan 20% van het bestemmingsvlak zal bedragen.
Op het Mutatuli-Sportcomplex zijn de bestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan Kolenkitbuurt ongewijzigd overgenomen. Daarmede is ook voor complex gewaarborgd dat de verharding en bebouwing minder dan 20% van het bestemmingsvlak zal bedragen.
Binnen de waterbestemmingen zijn waterhuishoudkundige voorzieningen en waterbouwkundige kunstwerken toegestaan. Onder de eerste noemer vallen vooral voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, dijken en gemalen. Waterbouwkundige kunstwerken zijn voorzieningen ten behoeve van de gebruikers van het water. Hieronder vallen kunstwerken als remmingswerken, afmeervoorzieningen, kades, steigers en bruggen.
In het plangebied zijn geen ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen of niet-varende (stationerende) vaartuigen toegestaan. Ligplaatsen voor pleziervaartuigen worden uitsluitend toegestaan aan de Erasmusgracht. De locatie is op de verbeelding bij het bestemmingsplan aangeduid als 'specifieke vorm van water – ligplaats voor pleziervaartuig'. In de Watervisie Amsterdam 2040, vastgesteld door de raad in september 2016, staat de ambitie verwoord om het aantal steigers en aanmeerplekken in de stad te laten groeien. Het gaat zowel om plekken om langdurig af te meren als nieuwe steigers voor op- en afstap. De beoogde uitbreiding van het aantal vaartuigen voor beroepsmatige passagiersvervoer zorgt er voor dat de behoefte aan nieuwe ligplaatsen groeit. In aansluiting op de nota “Varen in Amsterdam - beleidskader voor het varen en afmeren in en door Amsterdam, voor passagiersvervoer en beroepsvaart” (7 mei 2013) heeft een inventarisatie naar mogelijke locaties plaatsgevonden. De bevindingen zijn vastgelegd in de eindrapportage van de ligplaatsenregisseur met de titel "Locaties genoeg, Frustraties teveel". Het water van de Erasmusgracht, voorzover gelegen binnen het plangebied, is in deze inventarisatie uit september 2013 niet aangemerkt als potentiële locatie voor steigers of aanmeerplekken voor passagiersvaart.
Recentelijk is de vraag naar nachtstallingen voor passagiersvaartuigen toegenomen. Dit zijn plekken waar passagiersvaartuigen aan het eind van de dag afmeren. De gemeente streeft naar voldoende beschikbare nachtligplaatsen in het centrum en verder daarbuiten. Dit wordt stedelijk planologisch mogelijk gemaakt door bijvoorbeeld een nieuw paraplubestemmingsplan te maken, waarin nachtligplaatsen worden toegestaan in een aantal bestaande jachthavens.
Het bestemmingsplan is voor het overgrote deel gericht op beheer van de bestaande situatie. Daarnaast wordt een beperkt aantal ontwikkelingen/bouwprojecten juridischplanologisch mogelijk gemaakt in het nieuwe bestemmingsplan. Deze projecten zijn in deze paragraaf beschreven.
Afbeelding: Projecten in Middengebied en Zuidelijk Veld in Kolenkitbuurt
In 2011 is een wijziging op het ontwerp van het Middengebied uit het Vernieuwingsplan gemaakt. Hiervoor is het Uitwerkingsplan Middengebied vastgesteld. In 2016 is nog een wijziging aangebracht in dit Uitwerkingsplan, die behelst een lagere bouwhoogte voor de twee blokken A1 en C1 aan de Bos en Lommerweg als reactie op het afzien van sloopnieuwbouw van het Borstblok. De 2 geplande 'Nanno-bouwblokken' tussen de Bos en Lommerweg en de Leeuwensdalersweg zijn vervangen door de drie bouwblokken A, B en C. Het middelste bouwblok, B, bestaat uit twee kleinere blokjes die momenteel worden gebouwd, met daartussen het nieuwe Nannoplein. Dit zogenoemde binnengebied zal autovrij worden en de bouwhoogte is hier lager dan aan de buitenstraten. Het plein heeft daarentegen een accentuering in bouwhoogte. In het blok B1 aan de Bos en Lommerweg, komt de nieuwe Bos en Lommerschool die verhuist van het Flierefluiterpad. Ten noorden van de Leeuwendalersweg zullen nog de twee woonblokken D en E worden gebouwd waar nu het 'scholeneiland' is. Aan de westzijde van de Akbarstraat tussen de Leeuwendalersweg en de Wiltzanghlaan is het laatste nieuwe woonblok, F, gepland. Deze drie blokken omsluiten het Lidewijdepark dat in het plan is bedacht. Hieraan ligt ook het gebouw van de El Amienschool, de voormalige Paulusschool. Het gebouw wordt momenteel uitgebreid. Het autoparkeren in het middengebied is opgelost op maaiveldniveau in de hoven van de bouwblokken.
Hoewel de uitvoering van de nieuwbouwplannen overeenkomstig het voor dit gebied vastgestelde bestemmingsplan Kolenkitbuurt Middengebied uit 2012 plaatsvindt, is gebleken, dat de in dat bestemmingsplan opgenomen bebouwingspercentages niet correct zijn. Om het opgestelde bouwprogramma volledig te realiseren dienen de voor het gebied bepaalde bebouwingspercentages nader te worden bepaald op respectievelijk 50% i.p.v. 40% en 48% i.p.v.30%. Er is dus geen sprake van een verandering of aanpassing van de oorspronkelijke plannen.Met deze aangepaste percentages is het mogelijk de nog te realiseren bouwplannen, die exact aansluiten bij de stedenbouwkundige impressie zoals opgenomen in het uitwerkingsplan 2011 en daarmede volledig aansluiten op de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de Kolenkitbuurt, uit te voeren.
Afbeelding: nieuwbouw in Middengebied Kolenkitbuurt
In de zone langs het ringspoor zijn van noord naar zuid de projecten Scala, New Kit en de Titaan (G) gebouwd. Aan de Erasmusgracht, de Bos en Lommerweg en de Wiltzanghlaan zijn hoogteaccenten opgenomen in het plan. In het noordelijk deel van de ringspoorzone, op de hoek van de Wiltzanghlaan en de Majoor Fransweg, ook wel blok 6 genoemd, komt nog een derde hoogteaccent. Dit woongebouw zal aan de kruising een hoogte krijgen van maximaal 45 meter. Aan de weztsijde het gebouw zal ook een flinke singel worden gegraven als waterbergingscompensatie in het gebied. Voor de ontwikkeling van dit gebouw zal een zogenaamde tender worden uitgeschreven.
Om stedenbouwkundige redenen is er hierbij voorgekozen het gebouw anders te situeren, dan in het bestemmingsplan Kolenkirtbuurt was voorzien. In dat plan was het gebouw parallel aan de naastgelegen bebouwing aan de Majoor Fransweg gesitueerd. Stedenbouwkundig heeft het de voorkeur het gebouwparallel aan het spoor te situeren. Daarmede wordt aangesloten op de bouwrichting van de bouwblokken in de gehele wijk, Deze kenmerken zich door een parallele of juist loodrechte bouwrichting op de infrastructuur.
situering in bestemmingsplan Kolenkitbuurt 2007
gewijzigde situering
Met deze aanpassing wordt aangesloten op de overige bebouwing die binnen het plangebied langs het spoor is gerealiseerd. Daarnaast biedt de gewijzigde situering mogelijkheden voor het inrichten van een hoogwaardige, groene openbare ruimte aan ee voorzijde van het gebouw. Ook zal de fietsroute langs de voorzijde van hetgebouw in de rechte lijn aansluiten op de bestaande fietsroute door de Kolenkit. Vanuit de woningen biedt de gewijzigde situering een uitkijk op de openbare ruimte, waaronder het plein aan de overzijde van de Wiltzanghlaan, terwijl ook het aan te leggen goren daarop aansluit. Tot slot ontstaat door de gewijzigde situering een aanmerkelijk grotere afstand tussen het in het gebouw opgenomen hoogteaccent en de bestaande bebouwing. Voor de wateropgaaf heeft de gewijzigde situering geen gevolgen. De in het oorspronkelijke plan opgenomen watercompenstatie van 2100 m2 kan ook bij de gewijzigde situering gerealiseerd worden.
Ten opzichte van het vernieuwingsplan Kolenkitbuurt uit 2003 is het ontwerp voor het Zuidelijk Veld, dat tussen de Erasmusgracht en de Bos en Lommerweg ligt, op een aantal gewijzigd.
De wijzigingen bestaan uit het niet slopen van het Borstblok aan de Bos en Lommerweg, het laten vervallen van ondergronds parkeren in de fasen 2,3 en 4, behoud en renovatie van fase 3 en sloopnieuwbouw naar oorspronkelijk ontwerp van fase 4. Hierdoor blijft het Ernest Staesplein ongewijzigd, zal de brede straat langs de Erasmusgracht niet kunnen worden gerealiseerd en blijft de Woutertje Pietersestraat behouden. Fase 2 met de naam Hof van Vlaanderen, is in 2016 opgeleverd. Hier is het plan ook aangepast. In de Leeuw van Vlaanderenstraat, het meest noordelijk deel, is het 'Cordaanblokje' niet gesloopt. Parkeren van auto's voor de koopappartementen is in het Hof van Vlaanderen op maaiveld in de binnentuin gerealiseerd.
Het programma voor de Westkavel bestaat uit 361 studentenwoningen met in de plint een bedrijfsruimte en een gemeenschappelijk lobby met wasruimte. Verder wordt een inpandige parkeergarage met 34 parkeerplaatsen gerealiseerd. De toegang bevind zich aan de Janna van der Weglaan. Het bouwplan is in uitvoering.
De Westkavel bestaat uit een compact bouwvolume met een schijfvormige toren ter markering van de overgang naar de westelijke tuinsteden aan de Jan van Galenstraat. De toren van de Westkavel maakt deel uit van een reeks van torens die de overgang naar de westelijke tuinsteden aan het spoor markeren op diverse oost-westroutes. De noordgevel van de hoogbouw ligt exact in het verlengde van de rooilijn van de Oost- en Middenkavel. Hiermee wordt de hoofdcontour van het binnengebied ruimtelijk gecontinueerd.
De Westkavel maakt deel uit van een samenhangende geleding van de straatwand langs de Jan van Galenstraat middels de voorgevelrooilijn: een dubbelhoge plintverdieping in het verlengde van de begane grondrooilijn van de Midden- en Oostkavel. De bouwhoogte van deze wand bestaat uit 9 bouwlagen. De naar voren gelegen rooilijn van de bovenverdiepingen doet mee in een afwisselend beeld van naar voren en naar achter gelegen rooilijnen van de verschillende gebouwdelen in de Midden- en Oostkavel.
De opzet van het woongebouw met een corridorontsluiting maakt een alzijdige uitstraling van het gebouw mogelijk: aan alle gevels liggen woonruimten. De plint aan de Jan van Galenstraat krijgt een levendige uitstraling, doordat daar de hoofdentree voor de woningen is gesitueerd alsmede de algemene voorzieningen voor de woningen en verhuurbare ruimten voor commerciële doeleinden, de gevel is voorzien van veel glas.
Oorspronkelijk was in de planvorming een meer gemengd programma beoogd op de Middenkavel, bestaande uit wonen, sport- en onderwijs en werken. Uiteindelijk is de nadruk komen te liggen op een woonprogramma.
Op de Middenkavel wordt een stedelijk bouwblok gemaakt dat bestaat uit twee plandelen: het westelijk deel bevat 126 appartementen en 11 stadswoningen. Het oostelijk deel bestaat uit 190 appartementen en 10 stadswoningen. In de plint aan de Jan van Galenstraat komt in beide plandelen bedrijfsruimte. Totaal worden 337 woningen gerealiseerd en ongeveer 600 m2 gebruiksvloeroppervlak bedrijfsruimte. De gebouwen krijgen een inpandige splitlevel parkeergarage, met een heldere scheiding tussen het deel met een openbare- en stallinggarage. In de garage bevinden zich 116 stalling- en 62 bezoekersparkeerplaatsen op -1 (gedeeltelijk verdiept), een totaal van 178 parkeerplaatsen. De toegang is gelegen op de noordoostkoek van de kavel aan de Laan van Spartaan.
Aan de Jan van Galenstraat wordt een stedelijke wand gerealiseerd van 9 bouwlagen, aan het kleinschaliger binnengebied bestaat de bebouwing uit 4 bouwlagen. De woontoren van 16 bouwlagen markeert de entree van de Laan van Spartaan van buiten naar binnen en binnen naar buiten. Aan de Jan van Galenstraat wordt de kavelgrens overschreden door een knik in de gevel, tot 1,5 meter buiten de kavelgrens. Bij de hoek aan de Janna van der Weglaan springt de gevel juist wat in ten opzichte van de rooilijn.
In het blok wordt op het dak van de parkeergarage een daktuin aangelegd. Het ontwerp is gestructureerd door toepassing van paden en looproutes, met privé tuinen en een collectieve ruimte. Het hoogteverschil in het dek wordt ook als een element ingezet. Een belangrijk onderdeel is toepassing van veel groen als tegenhanger en verzachting van het dek t.o.v. de omringende gebouwen.
Ten behoeve van de nog niet gerealiseerde en/of vergunde nieuwbouw in het plangebied is d.d. 31 oktober 2017 door DPA Cauberg-Huygen B.V. een akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage aan de regels van dit bestemmingsplan toegevoegd.
Het onderzoek van DPA Cauberg-Huygen B.V. heeft betrekking op de locatie Ringspoorzone Noord, die direct langs de Wiltzanghlaan en het spoortracé Amsterdam Lelylaan-Amsterdam Sloterdijk is gelegen. Ter plaatse wordt de bouw van nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Deze woningen bevinden zich binnen de zones langs de A10-West, de Haarlemmerweg, de Burgemeester Vening Meineszlaan/Wiltzanghlaan, metrolijn 50, de spoorlijn Schiphol-Amsterdam Centraal en rond het industrieterrein Westpoort.
Het onderzoek geeft aan, dat vanwege deze geluidsbronnen hogere geluidsgrenswaarden moeten worden vastgesteld.
Deze hogere grenswaarden zijn:
Rijksweg A10: 53 dB.
Haarlemmerweg: 53 dB.
Burgemeester Vening Meineszlaan/Wiltzanghlaan: 56 dB.
Metrolijn 50: 62 dB.
Spoorweg Schiphol-Amsterdam Centraal: 63 dB.
Industrieterrein Westpoort: 53 dB(A).
De procedure daartoe is parallel aan de procedure van het ontwerpbestemmingsplan gevoerd. Naast deze hogere grenswaarden zal het te realiseren gebouw deels met een dove gevel en deels met geluidsluwe gevels uitgevoerd dienen te worden. In de regels zijn daartoe voorschriften opgenomen.
Tekening aangevende dove gevel (rood) en geluidsluwe gevels (groen)
Amsterdams beleid
In 2016 hebben burgemeester en wethouders vastgesteld het "Amsterdams Geluidsbeleid 2016, hogere waarde Wet Geluidhinder". Uitgangspunt van het Amsterdams geluidbeleid is dus dat iedere woning een stille zijde heeft.Dit uitgangspunt geldt alleen voor een woonfunctie, niet voor andere functies. Een stille of geluidluwe zijde (de termen zijn synoniem) is een (deel van een) gevel waar de geluidbelasting gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde of lager. De voorkeursgrenswaarde is de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming. Wanneer de stille zijde tevens beschikt over een buitenruimte heeft ook deze buitenruimte bij voorkeur een aanvaardbaar geluidniveau.De nota is als bijlage bij de toelichting opgenomen.
In de regels is ter voldoening hieraan de verplichting opgenomen dat tot een hoogte van 4 m de west- noord- en oostzijde van het woongebouw geluidsluwe gevels hebben.
Ten behoeve van de nieuwbouw die zal plaatsvinden op de locatie Ringspoorzone Noord op de hoek van de Wiltzanghlaan en de Majoor Fransweg, nabij de spoorlijn, is een procedure tot vaststelling van een hogere geluidsgrenswaarde gevolgd. Het college van B&W heeft op 30 oktober 2018 besloten de hogere grenswaarden vast te stellen. Het betreft hier een woongebouw van maximaal 140 appartementen. Met de aanwijziging van geluidsluwe gevels wordt tevens aan het Amsterdams beleid geluidsluwe zijde voldaan.
Volgens artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. De provincie Noord-Holland heeft een checklist (bodemtoets) opgesteld, waarin vijf bodemaspecten zijn opgenomen die in een bestemmingsplan aandacht moeten krijgen. Deze aspecten worden in de voorbereidingsfase bij het opstellen van het voorontwerpplan onderzocht. Door de bodemtoets als instrument voor ruimtelijke plannenmakers wordt het plannen met "bodem" gemakkelijker gemaakt.
De bodemtoets bestaat voorlopig uit de volgende bodemaspecten:
Met betrekking tot de bodemkwaliteit zijn de volgende beleidsnota's voor het onderhavige plangebied relevant:
Over de exacte bodemopbouw zijn in het stedelijke gebied weinig gegevens bekend. Over het algemeen bestaat de bodem in Bos en Lommer uit een ondergrond van veen of klei-op-veen, waarover bij de aanleg van het stedelijk gebied een dikke laag (arm) zand is gespoten.
Binnen het plangebied hebben verschillende bodemonderzoeken plaatsgevonden1). De meest belangrijke worden hieronder genoemd. Binnen het Zuidelijk Veld van de Kolenkitbuurt heeft een indicatief bodemonderzoek plaatsgevonden 2). Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er op de locatie sprake is van een matige verontreiniging met PAK in de grond. Deze verontreiniging is echter van dien aard, dat geen nader bodemonderzoek noodzakelijk is. De verontreiniging beperkt zich tot de ondergrond (0,5 - 1 m mv). Tevens is er sprake van een sterke verontreiniging met arseen en benzeen in het grondwater (ter plaatse van De Leeuw van Vlaanderenstraat 30-32). Nader onderzoek heeft plaatsgevonden 3). Er is sprake van een sterke grondwaterverontreiniging. Omdat het verontreinigde bodemvolume kleiner is dan 100 m³ en zowel horizontaal als verticaal is afgeperkt, is er geen sprake van ernstige bodemverontreiniging zoals bedoeld in de Wet bodembescherming.
Binnen de Ringspoorzone heeft ook een indicatief bodemonderzoek plaatsgevonden 4). Uit het onderzoek is een matige verontreiniging met PAK in de bovengrond geconstateerd. Deze verontreiniging is echter van dien aard, dat geen nader bodemonderzoek noodzakelijk is. Wel wordt aangeraden de bovengrond tijdens de uitvoer van de plannen separaat te ontgraven en af te voeren naar een erkend verwerker. De overige grond binnen het plangebied kan geclassificeerd worden als schoon. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de milieuhygiënische kwaliteit van de (water)bodem de herinrichting van hetgebied niet in de weg staat. Ter plaatse van de gravel- en sintelverharding aan de locatie Wiltzanghlaan heeft nog een indicatief bodemonderzoek plaatsgevonden 5), naar aanleiding van eerder uitgevoerd bodemonderzoek 6).
Uit deze onderzoeken blijkt dat in de gravel- en sintelverharding sterk verhoogde waarden van verschillende bodemverontreinigende stoffen zijn waargenomen. Dit betreft echter alleen de verhardingslaag. Omdat de onderliggende bodem niet verontreinigd is, is er geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
Voor het plandeel Laan van Spartaan heeft in 1999 een indicatief bodemonderzoek plaatsgevonden 7). Dit onderzoek heeft uitgewezen dat de verhardingslaag ter plaatse van het honkbalveld ernstig was verontreinigd met enkele zware metalen. Nabij de olieopslag is een ernstige verontreiniging met minerale olie aangetroffen, deze verontreiniging was van beperkte omvang. In het grondwater nabij de bestrijdingsmiddelenopslag is een verhoogde EOH-gehalte aangetroffen.
De bagger uit de zuidelijke watergangen is matig verontreinigd. De bagger uit de slotenlangs de A10 is bemonsterd op klasse IV en deels klasse II. De bagger is conform de daarop van toepassing zijnde normen afgevoerd. Voor de overige onderzochte bestanddelen zijn geen of slechts lichtverhoogde gehalten in de grond aangetoond. Door de aanleg van de parkeergarage zal vrijkomende, licht verontreinigende grond worden afgevoerd. Uit het aanvullend bodemonderzoek 8) blijkt dat er geen saneringsnoodzaak is, omdat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, vanwege de beperkte omvang van de verontreiniging. Wel dient rekening te worden gehouden met de verhoogde gehalten aan minerale olie in de grond. Inmiddels is de locatie gesaneerd. De verontreinigde grond is afgevoerd overeenkomstig de normen die daarop van toepassing zijn. Een aanvullend onderzoek naar de omvang van de EOX-verontreiniging in het grondwater is niet noodzakelijk
Het plangebied is niet aangewezen als bodembeschermingsgebied dan wel grondwaterbeschermingsgebied.
1) Onder andere Historisch onderzoek Bos en Lommerweg 371 te Amsterdam, DMB, 6 augustus 2003 en Aangepast Historisch onderzoek plangebied Kolenkitbuurt, DMB, 3 maart 2004.
2) Rapportage indicatief bodemonderzoek zuidelijk deel "Kolenkitbuurt" te Bos en Lommer, Cauberg-Huygen, 30 juni 003, rapportnr. 20030550R1/BSt.
3) Rapportage nader bodemonderzoek peilbuis 6 "Kolenkitbuurt" te Bos en Lommer, Cauberg-Huygen, 3 dec 2003, rapportnr. 20031524-1
4) Rapportage indicatief bodemonderzoek ter plaatse van deelplan "Ringspoorzone" te Bos en Lommer, Cauberg-Huygen, 17 november 2003, rapportnr. 20031532-1.
5) Indicatief bodemonderzoek ter plaatse van gravel- en sintelverharding locatie Wiltzanghlaan, BK Ingenieurs Velserbroek BV, 29 juli 2004.
6) Indicatief Bodemonderzoek op deelgebied C van het plangebied Ringspoorzone, Omegam, 12 oktober 1999
7) Omegam, nr. 24019987, 26 oktober 1999
8) Grontmij, 15 oktober 2002
Plannen kunnen leiden tot meer verkeer. De luchtkwaliteit mag ten gevolge van dat meerdere verkeer niet boven de daarvoor geldende normen van het Besluit luchtkwaliteit 2005 uitkomen. Indien de normen van het Besluit luchtkwaliteit al worden overschreden in de bestaande situatie, dient met de nieuwe plannen minimaal een verdere toename te worden voorkomen.
De gevolgen van een ruimtelijk besluit voor de luchtkwaliteit hangen direct samen met de eventuele verkeersaantrekkende werking van het plan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan dan wel de bestaande toestand. Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. 'Niet in betekende mate' is sinds de inwerkingtreding van het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekende mate'. De bijlage geeft een harde omschrijving van een aantal gevallen. Voor woningbouw geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto, bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3.000 woningen. Voor de bouw van kantoren geldt bij één ontsluitingsweg een bedrijfsvloeroppervlak van 100.000 m2 en bij twee ontsluitingswegen geldt een bedrijfsvloeroppervlak van 200.000 m2.
In dit bestemmingsplan wordt:
Doordat derhalve ruimschoots onder de norm van 1500 nieuwe woningen wordt gebleven, kan daarmede geconcludeerd worden, dat de nieuwe ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit
Op 26 juli 2017, onder referentie 36/RoEv-2017 heeft de Brandweer Amsterdam-Amstelland advies uitgebracht inzake het aspect externe veiligheid in het plangebied. In het advies worden zowel planologische, als technische en organisatorische maatregelen voorgesteld om de gevaren van een mogelijk ongeval met gevaarlijke stoffen te beperken.Het bestemmingsplan vormt geen beletsel deze maatregelen uit te voeren. Het advies is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
. De regels zijn vastgelegd in twee uitvoeringsbesluiten, behorend bij de in 2001 goedgekeurde Schipholwet: het luchthavenindelingbesluit en luchthavenverkeersbesluit. Het luchthavenverkeersbesluit is gericht op de beheersing van de milieubelasting door het luchthavenluchtverkeer rondom Schiphol. In het besluit zijn regels opgenomen ten aanzien van luchtverkeerswegen, vlieghoogtes rondom de luchthaven, regels ten aanzien uitstoot van stoffen, maximale risicogewicht van vliegtuigen, maximale geluidbelasting gedurende de nacht en etmaal.
Het luchthavenindelingbesluit bevat (ruimtelijke) regels voor de omgeving ten behoeve van het functioneren van Schiphol. Voor ruimtelijke plannen is dus hoofdzakelijk het luchthavenindelingbesluit van belang. Voor bepaalde gebieden rondom Schiphol is een "beperkingengebied" aangewezen. Binnen dat gebied gelden beperkingen ten aanzien van maximale bouwhoogten, vogelaantrekkende functies en toegestane functies (zoals woningen). Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan ligt buiten deze beperkingengebieden. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het LIB.
Waterparagraaf
Sinds 2003 is het doorlopen van de watertoets wettelijk verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is om in overleg tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder aandacht te besteden aan de waterhuishoudkundige aspecten, zodat de waterhuishoudkundige doelstellingen worden gewaarborgd. De uitgangspunten voor het watersysteem dienen op een juiste wijze in het plan te worden verwerkt. Waternet, waarin de Dienst Waterbeheer en Riolering en het Waterleidingbedrijf zijn samengegaan, is de uitvoerende dienst voor dit Hoogheemraadschap, alsmede voor de gemeente Amsterdam (grondwaterzorgtaak en riolering).Waternet voert de waterbeheerstaken uit namens het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) en de grondwaterzorgtaak, nautisch beheer, afvalwaterinzameling en drinkwaterlevering voor de gemeente Amsterdam. Het plangebied maakt deel uit van de Integrale Keur van AGV. Zonder ontheffing op de keur zijn werkzaamheden aan/op of in waterstaatkundige werken, watergangen en keringen verboden. De keur van AGV is van toepassing op alle wateren, keringen en waterstaatkundige werken. Het bestemmingsplan maakt ondergronds bouwen niet mogelijk, zodat er geen effecten op de stand en de kwaliteit van het grondwater te verwachten zijn. Indien en voor zover het dagelijks bestuur ten behoeve van een bouwplan een wijzigingsprocedure voor ondergronds bouwen zou willen voeren, is één van de criteria dat het project ter toetsing zal worden voorgelegd aan Waternet, aan wie de gemeente Amsterdam haar grondwaterzorgtaken heeft gedelegeerd.
Europees beleid
Omdat water zich weinig aantrekt van landsgrenzen, zijn internationale afspraken nodig. Sinds eind 2000 is daarom de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Om dit te bereiken moeten de landen van de Europese Unie een groot aantal maatregelen nemen. Enerzijds om de kwaliteit van de 'eigen' wateren op peil te brengen, anderzijds om ervoor te zorgen dat andere landen geen last meer hebben van de verontreinigingen die hun buurlanden veroorzaken.
Rijksbeleid
Nationale plannen (inclusief structuurvisies en akkoorden)
• Het rijksbeleid voor het waterbeheer is neergelegd in het Nationaal Waterplan (NWP). Onderdeel van het Waterplan zijn de Stroomgebiedbeheerplannen van de stroomgebieden Rijn, Maas, Schelde en Eems met daarin de doelen voor de Kaderrichtlijn Water. Het NWP vormt het integraal afgewogen beleidskader voor het Deltaprogramma (zie hierna). De maatregelen in het Deltaprogramma dragen bij aan de uitvoering van het beleid van het NWP op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Ook de Stroomgebied-beheerplannen (SGBP’en),de Overstromingsrisicobeheerplannen (ORBP’en) en het Beheer- en ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW) maken deel uit van het (nieuwe) NWP (NWP2).
• In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de visie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes hebben meer bevoegdheden in de ruimtelijke ordening gekregen. De visie en het Nationaal Waterplan hebben een sterke onderlinge koppeling. Waterbeheerders worden betrokken in het kader van de watertoets.
• Structuurvisie van de Ondergrond (STRONG). De visie gaat over ruimtelijke activiteiten die voor Nederland van belang zijn. Met deze structuurvisie kunnen partijen bijvoorbeeld aardwarmtewinning en gasopslag afwegen tegen andere functies in een gebied.
• In 2011 is het Nationaal Bestuursakkoord Water actueel (NBWa) uit 2006 geëvalueerd. Dit akkoord is, met gedetailleerde doelen en normering, gericht op het op orde krijgen van het watersysteem in 2015. Belangrijke conclusies zijn dat het NBWa een sterke impuls heeft gegeven aan het op orde brengen van het watersysteem en een grootschalig proces van samenwerken op gang heeft gebracht.
• Dat laatste is een belangrijke conclusie voor het Bestuursakkoord Water (BaW). In 2011 hebben het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) dit akkoord ondertekend. Doel van het BaW is te blijven zorgen voor veiligheid tegen overstromingen, een goede waterkwaliteit en voldoende zoet water. Dit bestuurlijk-politieke akkoord op hoofdlijnen gaat vooral over een heldere bestuurlijke organisatie (governance) en over doelmatigheid. Het BaW heeft groteorganisatorische en financiële gevolgen. Bij een taak zullen maximaal twee overheden betrokken zijn, als kadersteller of als uitvoerder. De kaderstellende overheid houdt tevens toezicht op de uitvoerende overheid. IPO en Unie hebben de intentie het thema ‘samenwerken, kaderstellen en toezicht’ verder invulling te geven. Het BaW is beleidsmatigvoor een groot deel afgerond.
Waterbeheerplan 2016-20121 Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 'Waterbewust en Waterrobuust"
Het beleid van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AVG) is verwoord in het Waterbeheerplan 'Waterbewust en Waterrobuust" . In dit beheerplan worden de hoofdtaken van het waterschap behandeld, namelijk veiligheid, voldoende water en schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: vaarweg en nautisch beheer, recreatief medegebruik van wateren en dijken, en taken op het gebied van cultuurhistorie. Voor elk van deze thema's zijn de wensbeelden op de middellange termijn, de doelen en de aanpak op hoofdlijnen aangegeven.
Gemeentelijk Rioleringsplan Amsterdam (2016-2021)
De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken. Deze zogenaamde zorgplichten betreffen:
In Gemeentelijk Rioleringsplan Amsterdam (2016-2021) staat hoe deze drie zorgplichten door de gemeente Amsterdam worden ingevuld. Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam haar watertaken uitvoert en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. Hiermee voldoet de gemeente aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer (artikel 4.22) is opgenomen.
De primaire doelen van de gemeentelijke watertaken zijn:
De gemeente Amsterdam en het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) hebben de uitvoering van de watertaken gemandateerd aan Waternet. Alle wateraspecten worden door Waternet in samenhang behandeld en uitgevoerd. Door deze samenhang kan Waternet beter bijdragen aan een duurzame omgevingskwaliteit, volksgezondheid en veiligheid.
Rainproof
Op initiatief van Waternet is het programma Rainproof ontwikkeld. Rainproof strekt ertoe om samen met bewoners, bedrijven, kennisinstellingen en overheden Amsterdam bestand te laten zijn tegen hoosbuien. Daartoe zijn ondermeer folders ontwikkeld, die aanbevelingen doen voor het aanleggen van retentiedaken, waterdoorlatende bestratingen, tuinaanleg e.d..De site www. Rainproof.nl geeft hierover meer informatie. Voorliggend bestemmingsplan maakt dergelijke initiatieven mogelijk.
Integrale Keur Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
Het plangebied bevindt zich in het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). De taak van het waterschap is om te zorgen voor een veilig en gezond watersysteem. Volgens de Waterwet gaat het daarbij om drie hoofddoelstellingen:
Om deze doelen te kunnen realiseren beschikken de waterschappen over een eigen verordening, die van oudsher de Keur heet. De Keur kent 'verboden' en 'geboden' voor de manier van inrichten, gebruik en onderhoud van waterkeringen, oevers en wateren. De Keur is een belangrijk instrument voor het waterschap om activiteiten in en rond het watersysteem in goede banen te leiden en te zorgen dat ze geen gevaar op kunnen leveren voor het watersysteem. Dit maakt het mogelijk om het watersysteem en de keringen voor méér te gebruiken dan alleen voor bescherming tegen wateroverlast en het creëren van een ecologisch gezond watersysteem. Sinds 1 december 2011 is de Integrale Keur AGV 2011 vigerend.
Uitwerking
Waterkeringen
In het plangebied bevindt zich een secundaire, directe waterkering, namelijk de Erasmusgrachtt. Het water ter plaatse is aangewezen als 'Boezemwater AGV'. In de verbeelding zijn de kern- en beschermingszones van deze waterkering opgenomen als dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering.
Afbeelding: uitsnede keringen "Waterbewust en Waterrobuust
Voor werkzaamheden binnen de zoneringen van deze waterkering moet in de meeste gevallen vergunning zijn verleend door Waternet. In het kader van het bestemmingsplan vinden geen wijzigingen plaats binnen de zoneringen van de waterkering.
Waterberging
Bij een toename van het oppervlakte verharding van 1.000 m² of meer dient de toename aan verharding gelet op de Keur 2011 te worden gecompenseerd in de vorm van 10-20% oppervlaktewater of alternatieve vormen van waterberging. Demping van oppervlaktewater moet voor 100% worden gecompenseerd. Als binnen het plangebied geen mogelijkheid is voor het creëren van compensatie dient elders in hetzelfde peilvak gecompenseerd te worden. In het kader van onderhavig bestemmingsplan is geen sprake van demping of toename van de verharding ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Compensatie is daarom niet noodzakelijk.
Waterkwaliteit: riolering, hemelwaterafvoer en gebruik materialen
Schoon hemelwater afkomstig van schone dakoppervlakken wordt zoveel mogelijk hergebruikt, geïnfiltreerd in de bodem of vertraagd afgevoerd naar het oppervlaktewater via een vegetatiedak. Het aanleggen van nieuwe gemengde rioolstelsels is in principe niet toegestaan.
Op basis van de Keur is het niet toegestaan om initiatieven te ontplooien die leiden tot een verslechtering van de (grond)waterkwaliteit. Het gebruik van uitlogende materialen zoals lood, zink en koper beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en is daarom niet toegestaan.
Grondwaterzorgtaak namens gemeente Amsterdam
Grondwateroverlast dient te worden voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet vaak met geohydrologisch onderzoek zijn aangetoond dat wordt voldaan aan de grondwaternorm en dat in omliggende, bestaande wijken de grondwaterstand niet verslechterd. In overleg met Waternet kan worden bepaald of en zo ja wat voor geohydrologisch onderzoek nodig is voor concrete ondergrondse ontwikkelingen.
De grondwaternorm voor nieuw te realiseren bouwlocaties is vastgesteld in het "Plan gemeentelijke watertaken" en luidt: "Daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan". Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt een norm van 0,9 meter.
Kelders en parkeergarages
Kelders, parkeergarages en andere ondergrondse bouwwerken moeten waterdicht worden uitgevoerd. Ondergrondse werken mogen een vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater niet belemmeren. Met een geohydrologisch onderzoek moet worden aangetoond dat de ondergrondse constructie geen nadelige gevolgen heeft op de grondwaterstanden in de omgeving. De resultaten van het onderzoek moeten beschikbaar worden gesteld aan Waternet.
Drainage
Het aanbrengen van drainage is niet toegestaan vanwege de kans op verstoppingen en het permanent lozen op het oppervlaktewater. Waternet adviseert om het bouwplan op te hogen of grondverbeteringsmaatregelen toe te passen.
Nautiek
Waternet heeft namens de gemeente Amsterdam het nautische toezicht in de Amsterdamse grachten en vaarten. Bij plannen langs het IJ en Noordzeekanaal dient rekening te worden gehouden met de taak van Waternet (voormalig BBA) voor het bevorderen van een veilige, vlotte en doelmatige afwikkeling van het scheepvaartverkeer. Ook voor woonboten geldt dat deze geen belemmering voor het scheepvaartverkeer mogen vormen. Waternet houdt daarom in de grachten van Amsterdam niet alleen in het kader van de regelgeving AGV, toezicht op woonboten. Ook in het kader van Nautiek is Waternet bevoegd op te treden tegen woonboten die niet voldoen aan de eisen. In onderhavig plangebied bevinden zich geen aanlegplaatsen voor woonboten.
In het kader van het vooroverleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening wordt Waternet betrokken bij het vooroverleg van dit bestemmingsplan.
Waternet heeft bij email van 21 juli 2017 op het gepubliceerde voorontwerpbestemmingsplan gereageerd. Dit bericht is opgenomen in de bijlage waarin de ingekomen vooroverlegreacties en inspraakreacties zijn vermeld.
De reactie en aanbevelingen van Waternet zijn in het plan verwerkt.
Naar aanleiding van deze reactie kan het volgende opgemerkt worden:
1. Plankaart.
Op de plankaart, waar dat van toepassing is de dubbelbestemming waterkering opgenomen, waarbij de regels hierop aangepast zijn;
2. Waterberging.
Ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen geldt dat ten gevolge van de mogelijke bouw van blok 6 (zie in de spoorzone inderdaad sprake is van een toename van verharding en dempingen binnen het plangebied.Zoals aangegeven in hoofdstuk 5 zal ter compenstatie van de wateropvang een flinke singel worden gegraven.
3 Nautiek.
In de toelichting is in hoofdstuk 6.6.1 is toegevoegd dat het nautische beheer van de Erasmusgracht vaarwater bij Waternet ligt.
4. Riolering
Als verzocht is in hoofdstuk 6.6.1 opgenomen dat het hemelwaterafvoer gescheiden van het vuilwater afgevoerd dient te worden.
5. Rainproof.
In de hoofdstukken 3.3.1.3 en 6.6.1 is ingegaan op het Rainproofprogramma. Het bestemmingsplan vormt geen belemmering om initiatieven uit dit programma voortkomend uit te voeren.
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een Quick scan Flora en Fauna gedaan.
In deze Quick scan is nagegaan wat de consequenties vanuit de natuurwetgeving voor het plan zijn. De conclusie is dat de ecologische structuur langs de spoor-/metrobaan van betekenis is. Hierlangs kunnen grondgebonden soorten zich verplaatsen. In het plangebied bij de Wiltzanghlaan kunnen beschermde soorten voorkomen. Geadviseerd wordt om daar nader onderzoek naar vleermuizen uit te voeren. Ook is het mogelijk dat er een sperwer broedt. Het bosje is daarvoor geschikt. Geadviseerd wordt om ook naar die soort nader onderzoek te doen.
Indien er verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen worden aangetroffen zijn mitigerende en compenserende maatregelen om de populatie in stand te houden nodig. Als het vleermuizenonderzoek aan de voorwaarden voldoet en de maatregelen om de populaties in stand te houden voldoende zijn wordt naar verwachting een ontheffing van de Wet Natuurbescherming verleend.
Het nest van een sperwer is jaarrond beschermd. Mocht er een sperwer broeden, dan zijn er mitigerende maatregelen nodig en moet er een ontheffing van de Wet Natuurbescherming worden aangevraagd.
Ook in het overige deel van het plangebied kunnen door de Wet Natuurbescherming beschermde soorten voorkomen. Ook relatief kleine ingrepen kunnen negatieve effecten hebben op deze soorten. Een aantal gebouwen in het plangebied zijn geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Bij sloop of renovatie van gebouwen is dan ook vrijwel altijd nader onderzoek nodig. Onderzoek naar aan- of afwezigheid van vleermuizen dient volgens een vastgesteld onderzoeksprotocol plaats te vinden. Dit betekent dat er in de periode dat vleermuizen actief zijn - van april tot oktober - meerdere keren gekeken moet worden. Bij de planning van een ingreep moet met deze onderzoeksperiode rekening worden gehouden.
Opvallend is dat er bij stadsbreed onderzoek geen verblijfplaatsen van huismussen of gierzwaluwen in het plangebied zijn gevonden (Zie http://maps.amsterdam.nl/vogels/?LANG=nl).
Omdat de beoogde nieuwbouw grenst aan een ecologische structuur wordt geadviseerd om deze goed in te passen, zodat de ecologische verbinding goed kan blijven functioneren.
De Quick scan is als bijlage 6 aan deze toelichting toegevoegd.
Vleermuizen
Aan de regels verbonden aan de bouwlocatie nabij de Wiltzanghlaan (Blok 6 in de Ringspoorzone) zijn voorschriften verbonden, die in het kader van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen het voorafgaand aan vergunningverlenen verrichten van nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen te verrichten. Afhankelijk van de uitkomst van dat nader onderzoek zal een ontheffing op grond van de Wet Natuurbescherming verkregen dienen te worden.
Broedvogels
Aan de regels verbonden aan de bouwlocatie nabij de Wiltzanghlaan (Blok 6 in de Ringspoorzone) zijn eveneens voorschriften verbonden ter bescherming van de mogelijke aanwezigheid van een sperwernest. Mocht uit het nader onderzoek, dat voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, verricht dient te worden, blijken, dat er sperwers broeden, dan zijn mitigerende maatregelen noodzakelijk en zal een ontheffing op grond van de Wet Natuurbescherming verkregen dienen te worden.
Flora
Binnen het plangebied zijn geen beschermde soorten aangetroffen.
Naar aanleiding van de Modernisering van de Monumentenwet en de wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving te worden opgenomen "van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
Het archeologisch erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn. Ook landschappelijke of infrastructurele elementen kunnen een archeologische waarde hebben. Deze materiële overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving waarvan het behoud of de ontsluiting op maat gesneden maatregelen vergt. Het archeologisch bodemarchief levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van onze stad en maakt de beleving van het verleden bovendien tastbaar.
Vanwege het ruimtelijke karakter van het bodemarchief vertoont het archeologisch beleid raakvlakken met dat van de ruimtelijke ordening. Door de invoering van de nieuwe Monumentenwet 1988 in september 2007 is archeologische zorg formeel geïntegreerd in de ruimtelijke ordening. Een essentieel uitgangspunt van de wet is dat het erfgoed in de bodem beter wordt beschermd. Dit betekent dat bij ruimtelijke planontwikkeling vroegtijdig rekening wordt gehouden met archeologisch erfgoed. Als behoud in de bodem geen optie is, dan is, voorafgaand aan de bodemverstoring, onderzoek nodig om archeologische overblijfselen te documenteren en de informatie en vondsten te behouden. In de dichtbebouwde stedelijke omgeving is in de praktijk doorgaans sprake van deze laatste optie.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Daarin is bepaald dat bij de vaststelling van bestemmingsplan archeologische waarden in acht moeten worden genomen.
De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de Provinciale Cultuurnota Noord-Holland 2001-2004 de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland ontwikkeld. Naast bescherming van objecten richt de provincie zich op de bescherming en ontwikkeling van structuren en ensembles op grotere schaal, zoals bijzondere landschapstypen, waterstaatswerken, defensielinies, etc. De Cultuurhistorische waardenkaart geeft een overzicht van de (inter)nationale, regionale en lokale cultuurhistorische waarden. De kaart dient als basis bij de toetsing van gemeentelijke plannen op het gebied van cultuurhistorie.
Archeologisch onderzoek.
Monumenten en Archeologie heeft in opdracht van Stadsdeel West een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor bestemmingsplangebied Kolenkitbuurt en Laan van Spartaan. Dit onderzoek is bedoeld om een beeld te krijgen van de ondergrondse cultuurhistorische waarden die in deze gebieden aanwezig kunnen zijn. Een dergelijk bureauonderzoek past binnen de verplichting van gemeenten om conform de Monumentenwet beleid te ontwikkelen ten aanzien van het behoud cq documentatie van die overblijfselen bij bouw- en aanlegwerkzaamheden.
Het bureauonderzoek gaat uit van een beknopt overzicht van de historisch-topografische ontwikkeling van het plangebied. Het historisch overzicht wordt aangevuld met archeologische informatie afkomstig van vindplaatsen in de omgeving van het plangebied. De historische en archeologische informatie over de ruimtelijke topografische ontwikkelingen is omgezet naar een beeld van archeologische verwachtingen.
Op de archeologische verwachtingskaart worden zes zones onderscheiden. Aan de hand hiervan is een archeologische beleidskaart opgesteld, waarin de beleidsregels en maatregelen voor de vereiste archeologische monumentenzorg zijn vastgelegd. De beleidskaart telt drie zones. Hiervoor is gespecificeerd in welke gevallen archeologisch vervolgonderzoek nodig is bij planontwikkeling.
Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt dat ook wanneer geen archeologisch onderzoek is vereist, en toch bodemvondsten worden gedaan waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat deze van archeologische waarde zijn, dit wordt gemeld bij Monumenten en Archeologie. In overleg met de ontwikkelaar worden vervolgens maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.
Het onderzoek is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
M.e.r.-beoordelingsplicht
Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. In het besluit wordt onderscheid gemaakt in m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten en m.e.r.-plichtige activiteiten. Het aantal situaties waarvoor een m.e.r. verplicht moet worden uitgevoerd is verminderd. Er zijn nu meer situaties waar eerst beoordeeld kan worden of een m.e.r. moet worden uitgevoerd.
Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De diepgang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling hangt af van:
De binnen het plangebied nog te realiseren nieuwbouw leidt niet tot significante nieuwe emissies of nieuwe verkeersaantrekkende werking. Het bestemmingsplan is getoetst op eventuele effecten op alle relevante milieueffecten).
Conclusie.
Het bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het uitvoeren van een m.e.r.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn. Op grond van artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De gemeenteraad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:
De 'grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.
Voor de ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan nog mogelijk maakt (een nieuw appartementengebouw in de Ringspoorzone Noord en vervangende nieuwbouw in de Kolenkitbuurt) en het nog te realiseren middenkavel in Laan van Spartaan zijn exterieure overeenkomsten gesloten, waarmede alle kosten zijn afgewenteld en ten laste komen van de ontwikkelaars,
Over het voorontwerp heeft conform het artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schriftelijk overleg plaatsgevonden met de volgende instanties:
Op 20 juni 2017 heeft het Algemeen Bestuur van Stadsdeel West ingestemd met het voorontwerpbestemmingsplan Kolenkitbuurt en Laan van Spartaan en het vrij gegeven voor participatie.
Bewonersavond
Op woensdag 19 juli 2017 was er een bewonersbijeenkomst in het Buurt Activiteiten Centrum Kolenkitbuurt (B.A.C.K), Bos en Lommerweg 359. Belangstellenden zijn als volgt geïnformeerd over de bijeenkomst en de mogelijkheid te reageren op het plan:
Bij de bijeenkomst waren circa 70 bewoners aanwezig.
Uitkomsten participatie
Tijdens de bijeenkomst gaven bewoners hun reactie op het voorontwerp. Daarnaast kwam een aantal reacties binnen via de website en e-mail. De inbreng van bewoners is hieronder samengevat en van een antwoord voorzien.
Bewonersavond
Tijdens de bewonersavond zijn de volgende aspecten aan de orde geweest:
* Veelvuldig is gevraagd naar de plannen voor de woonblokken binnen de Kolenkitbuurt, die overeenkomstig de feitelijke situatie op de plantekening zijn opgenomen. In antwoord daarop is aangegeven, dat in dit voorontwerp uitsluitend de nieuwbouwplannen zijn opgenomen die al in uitvoering en/of ontwikkeling zijn. Het betreft hier de in ontwikkeling zijnde en deels al gerealiseerde nieuwbouw binnen het Middengebied en het Zuidelijk Veld van de Kolenkitbuurt, alsmede de bouw van een appartementengebouw op de hoek van de Majoor Fransweg en de Wiltzanghlaan. Tevens is opgenomen de in aanbouw zijnde nieuwbouw in Laan van Spartaan (de zgn. westkavel) en het nog te realiseren middenkavel langs de Kan van Galenstrtaat. Overigens wordt in dit bestemmingspan geen verdere nieuwbouw voorzien.
* Vanuit het plandeel Laan van Spartaan was veel belangstelling voor de nog te realiseren bebouwing op het middenkavel aan de Jan van Galenstraat. Hierbij werden informatieve vragen gesteld over de toegestane functies in de plint van dat gebouw.
Reacties via website en e-mail
Per email zijn twee reacties binnengekomen. Een daarvan betreft een bewoonster van de Schaapherderstraat, die informeert of er renovatie- of nieuwbouwplannen zijn voor deze straat. Het voorontwerp voorziet daar niet in. Als bouwblok zijn de contouren van de bestaande bebouwing opgenomen. De andere email is afkomstig van het bestuur van het jongerencentrum MGT, dat gehuisvest is in het tijdelijke onderkomen op het perceel Wiltzanghlaan 90. Met sloop van de huidige bebouwing voorziet het voorontwerp in de bouw van een nieuw appartementengebouw, waarin ten behoeve van maatschappelijke doeleinden circa 400 m2 is opgenomen. Adressant geeft aan dat zij graag voor deze ruimte in aanmerking willen komen, maar verzoeken daarbij, gelet op hun activiteiten de oppervlakte van de maatschappelijke bestemming uit te breiden tot circa 600 m2.Inmiddels is het stedenbouwkundig wenselijk gebleken het te realiseren appartementengebouw anders dan in het voorontwerp aangegeven op het perceel te situeren. In het voorontwerp was met de situering aansluiting gezocht bij de aangrenzende bebouwing aan de oostzijde van de Majoor Fransweg. Om stedenbouwkundige redenen wordt er bij nader inzicht de voorkeur aan gegeven het gebouw te situeren in het verlengde van de in de afgelopen jaren binnen Kolenkit gerealiseerde nieuwbouw langs het spoor. Ten gevolge hiervan kan de maatschappelijke functie vergroot worden tot circa 592 m2 en ontstaat daarnaast een driehoekig perceel, direct grenzend aan de Majoor Fransweg en de Wiltzanghlaan, dat ingericht kan worden als plantsoen (openbaar groen). Met de verruiming van de maatschappelijke bestemming wordt tegemoetgekomen aan het verzoek van het bestuur van het Jongerencentrum. Aangetekend zij hierbij, dat het bestemmingsplan geen uitspraken kan doen over de verhuur van deze ruimte. Het bestuur van het Jongerencentrum zal hiervoor oveneenstemming dienen te bereiken met de toekomstige eigenaar/beheerder van het gebouw.
Van de participatieprocedure is een verslag opgesteld, dat als bijlage 4 aan deze toelichting is toegevoegd. Beide reacties zijn als bijlage 5 aan deze toelichting toegevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft zes weken terinzage gelegen van 1 maart 2018 tot en met 11 april 2018. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. Er zijn 2 zienswijzen ingediend, waarvan er één betrekking heeft op het Deelgebied Ringspoorzone Noord en één op het zgn. Borstblok, gelegen aan de Bos en Lommerweg 357-381 en de Woutertje Pietersestraat 1-44. Deze waren beide ontvankelijk. De zienswijze met betrekking tot Deelgebied Ringspoorzone Noord geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Een bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. Tegen een overtreding van het bestemmingsplan moet in beginsel handhavend worden opgetreden.
Er kan tegen overtredingen van bestemmingsplannen strafrechtelijk en bestuurlijk worden opgetreden. In de planregels is een algemene verbodsbepaling opgenomen met de strekking dat het verboden is om de gronden en de gebouwen te gebruiken in strijd met de bestemming. Daarnaast zijn er specifieke vormen van verboden gebruik opgenomen in dit bestemmingsplan. Overtreding van deze verbodsbepalingen levert een strafbaar feit op.
De gemeente is daarnaast bevoegd om bestuurlijk op te treden tegen handelen in strijd met het bestemmingsplan. Dit kan door het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een last onder dwangsom. Dit is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht.
Het handhavingsinstrumentarium van de gemeente is de afgelopen jaren aangescherpt, waarbij gemeenten verplicht zijn om een handhavingbeleidsplan vast te stellen en jaarlijks verslag te doen van het gevoerde handhavingsbeleid. De kaders en prioriteiten van het te voeren handhavingsbeleid zijn geformuleerd in de jaarlijkse risicoinventarisatie, waaruit de prioriteiten voor het komend jaar worden bepaald, het Stedelijk Handhavingsprogramma (dat elk jaar op basis van de risicoinventarisatie wordt vastgesteld) en de uitwerking daarvan in het Handhavingsuitvoeringsplan (HUP) van het stadsdeel.
De basis voor een goed functionerend handhavingsbeleid wordt gevormd door een adequate inventarisatie van de bestaande situatie van het bestemmingsplangebied. Het betreft dan concreet een inventarisatie van het gebruik van de grond en van de bebouwing. Hiermee wordt ook voorkomen dat later discussie ontstaat of het gebruik of de bebouwing al dan niet valt onder de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan.
Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan heeft er een buiteninventarisatie plaats gevonden waarbij alle niet-woonfuncties (zoals detailhandel, kantoren etc.) op bouwblokniveau zijn vastgelegd. Daarnaast zijn de bouwhoogtes van de gebouwen geïnventariseerd.
Handhavingsmaatregelen op grond van het bestemmingsplan 'Landlust en Gibraltarbuurt' zijn niet aan de orde, omdat dit bestemmingsplan geen functies en bebouwing beoogt weg te bestemmen.
Tot slot is voor een adequate handhaving van bestemmingsplannen van belang dat deze duidelijk en goed toetsbaar zijn. In dat verband is bij het opstellen van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een eenduidig begrippenkader en van uniforme bestemmingsnamen, waarbij gebruik is gemaakt van landelijke DURP-standaard (SVBP2012).
Deze standaardisering kan interpretatieverschillen en misverstanden bij de burger voorkomen en draagt in die zin ook bij aan de preventieve handhaving van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand, regels en een toelichting. Het GML-bestand bevat de verbeelding (plankaart), waaraan de regels zijn gekoppeld. Deze vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
In de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2012, is voorgeschreven hoe de regels van het bestemmingsplan dienen te worden opgebouwd. Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de begrippen en wijze van meten behandeld. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten. In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Het derde en vierde hoofdstuk omvat een aantal regels, die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar voor het gehele bestemmingsplan gelden.
Het overgangsrecht en de anti-dubbelregel zijn opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de planregels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling. In een bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en – zo nodig – hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid dient hierbij een vaste volgorde te worden aangehouden. Voor zover voor het betrokken bestemmingsplan van toepassing, geldt dit voor alle soorten bestemmingen.
Ingevolge de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2008, moeten de regels van een bestemming als volgt opgebouwd en benoemd worden:
In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld in alle bestemmingen dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Op grond van de Wro moeten alle plannen volgens de standaarden 2012 in elektronische vorm worden voorbereid, vastgesteld en vervolgens beschikbaar gesteld. Daarnaast moet er een versie van het plan in analoge vorm worden vastgesteld. Op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart) wordt door middel van letters, kleuren, cijfers, lijnen en aanduidingen het toegestane gebruik van de gronden en de bouwregels aangegeven.
Mocht tussen de inhoud van het analoge plan en van de elektronische weergave of van het plan in de digitale vorm en de papieren weergave een verschillende uitleg mogelijk zijn, dan prevaleert de elektronische weergave of plan in digitale vorm. Als er tussen beide vormen van het plan een verschillende uitleg mogelijk is, prevaleert het digitale plan. Als ondergrond voor de plankaart is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen. Om de goede leesbaarheid van de plankaart te waarborgen is gekozen voor een schaal van 1:1000. De kaarten zijn voorts voorzien van een legenda en een noordpijl. Het plangebied van het bestemmingsplan is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn) op de plankaart weergegeven.
De juridische planvorm is afgestemd op het beleid, dat erop gericht is de voor de Kolenkitbuurt opgestelde vernieuwingsplannen, voor zover die nog niet ten uitvoer zijn gebracht, alsmede de afrondende bouwplannen in Laan van Spartaan, te kunnen realiseren. Daarnaast biedt het plan het juridisch toetsingskader waarop bouw- en verbouwplannen maar ook gebruik van gronden en panden getoetst kan worden.
Daarmede heeft het plan zowel eigenschappen van een globaal eindplan, met name in het plandeel Laan van Spartaan als van een gedetailleerd eindplan, dat in meerderheid geldt voor het plandeel Kolenkitbuurt.
In deze paragraaf worden de regelingen van de in het plangebied voorkomende bestemmingen beschreven. Binnen het plangebied is wonen de overheersende functie. Daarnaast komen onder andere bedrijven, kantoren, horeca, detailhandel, dienstverlening, sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen voor. Deze functies worden zowel in aparte bestemmingen voor maar ook binnen ruimere flexibelere bestemmingen. Tevens zijn er bestemmingen voor de gronden met de functies voor verkeer en verblijf, groen en water.
Wonen.
Het bestemmingsplan kent meerdere woonbestemmingen (Wonen I t/m 3). Binnen alle woonbestemmingen is het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen direct mogelijk, mits de woonfunctie blijft prevaleren en het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen worden benut ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimte.
Wonen I t/m 3
De bestaande woningen hebben de bestemming Wonen I gekregen. Op deze bestemming zijn woningen toegestaan. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang” een onderdoorgang toegestaan met een vrije hoogte van minimaal 3m, overeenkomstig het bepaalde in het artikel Verkeer.
Binnen de verbijzonderde bestemmingen 2 en 3 zijn nadere regels aan de bestemming Wonen verbonden, die ondermeer betrekking hebben op het aspect parkeren, de toelaatbaarheid van kleinschalige voorzieningen binnen de bestemming, alsmede op geclausuleerde dakterrassen.
De op de kaart aangeduide bouwhoogten mogen uitsluitend worden overschreden, daar waar dat in de regels is toegestaan.
Gemengd.
Binnen de bestemming Gemengd zijn meerdere functies mogelijk. Het plan bevat 7 verschillende bestemmingen “Gemengd”.
Binnen de bestemming Gemengd - I zijn de functies wonen, maatschappelijk, publieksgerichte zakelijke dienstverlening, bedrijven categorie I en II, kantoren, detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening, horeca uit de categorieën 1, 3 en 4 toegestaan. Daarnaast voorziet deze bestemming in parkeer- en fietsvoorzieningen, bergingen e.d., als ook de bij deze doeleinden behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming Gemengd - 2 zijn de functies wonen, maatschappelijk, publieksgerichte zakelijke dienstverlening, bedrijven categorie I en II, kantoren, horeca 1, 3 en 4, alsmede recreatieve doeleinden toegestaan.Daarnaast voorziet deze bestemming in parkeer- en fietsvoorzieningen, bergingen e.d., als ook de bij deze doeleinden behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming Gemengd - 3 zijn de functies wonen, maatschappelijk, publieksgerichte zakelijke dienstverlening, bedrijven categorie I en II, kantoren, detailhandel, consumenteverzorgende dienstverlening en in beperkte mate horeca uit de categorieën 1, 3 en 4 toegestaan. Daarnaast voorziet deze bestemming in parkeer- en fietsvoorzieningen, bergingen e.d., als ook de bij deze doeleinden behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming Gemengd - 4 zijn de functies wonen, maatschappelijk, bedrijven categorie I en II en horeca uit de categorieën 1, 3, 4 en 5 toegestaan. Daarnaast voorziet deze bestemming in parkeer- en fietsvoorzieningen, bergingen e.d., als ook de bij deze doeleinden behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming Gemengd - 5 zijn de functies wonen, dienstverlening, maatschappelijk, bedrijven categorie I en II, detailhandel, horeca uit de categorie 4 en verkeer, groenvoorzieningen, water(berging rn waterhuishouding toegestaan. Daarnaast voorziet deze bestemming in parkeer- en fietsvoorzieningen, bergingen e.d., als ook de bij deze doeleinden behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming Gemengd - 6 zijn de functies wonen, maatschappelijk, , en in beperkte mate horeca uit de categorieën 1, 3, 4 en 5, maatschappelijk, gebouwde parkeervoorzieningen , spoorwegdoeleinden en water toegestaan. Daarnaast voorziet deze bestemming in parkeer- en fietsvoorzieningen, bergingen e.d., als ook de bij deze doeleinden behorende voorzieningen.
Binnen de bestemming Gemengd - 7 zijn de functies wonen en maatschappelijk toegestaan.Daarnaast voorziet deze bestemming in parkeer- en fietsvoorzieningen, bergingen e.d., als ook de bij deze doeleinden behorende voorzieningen.
Tuinen.
De binnentuinen in de bouwblokken hebben de bestemming Tuin 1. Veelal en overwegend hebben deze tuinen een collectief karakter. Om de binnentuinen zoveel mogelijk open te houden zijn geen extra bebouwingsmogelijkheden anders dan vergunningvrij opgenomen. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd worden.
Voortuinen.
De bestemming Tuin 2 is toegekend aan de gronden in de zogenaamde “encroachmentzone's”. De encroachementzone is een private, niet openbare strook langs de voorzijde van woningen. Binnen deze zone mogen vanaf de tweede bouwlaag erkers en/of balkons worden gerealiseerd tot een maximum van 6m2 per woning. Er is specifiek geregeld dat de diepte van balkons maximaal 1,5m is en van erkers maximaal 1,25 m.
In de bestemming Voortuinen is het aanbrengen van schotelantennes niet toegestaan. Veder is het gebruik van voortuinen ten behoeve van het parkeren van voertuigen verboden. Het is wel toegestaan om per bestemmingsvlak 1 in- en/of uitrit naar de parkeergarages onder de aangrenzende woonbebouwing aan te leggen.
Regeling Dove gevels.
Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat een deel van de bebouwing in het plangebied voorzien moet zijn van dove gevels vanwege de daar aanwezige geluidsoverschrijding. Hiertoe is een specifiek voorschrift opgenomen. In de tabel hierbij staat aangegeven welke gevelzijde als dove gevel moet zijn of worden uitgevoerd. Het voorschrift staat ook het aanbrengen van een vliesgevel toe, indien daarmede de geluidshinder aan de achterliggende gevel niet meer is dan de wettelijke grenswaarde.
Parkeervoorzieningen en parkeerplaatsen.
Met het op de plankaart opnemen van deze bestemming wordt beoogd, dat aangelegde en ook bij nieuwbouw nog aan te leggen parkeermogelijkheden niet aan dit gebruik onttrokken kunnen worden.
Nutsvoorzieningen.
De bestaande nutsvoorzieningen in het plangebied zijn afzonderlijk bestemd middels de bestemming 'Nutsvoorzieningen”.
Maatschappelijk.
De maatschappelijke voorzieningen in het gebied zijn bestemd als Maatschappelijk. Hier zijn ook geluidgevoelige voorzieningen toegestaan. Daarnaast zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan binnen alle bestemmingen Gemengd.
Bedrijf en Maatschappelijk.
Binnen de bestemming Bedrijf en Maatschappelijk zijn de gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen gecombineerd met bedrijven uit categorie I en II van de Staat van Inrichtingen, die als bijlage aan dit plan is toegevoegd.
Recreatief.
Binnen het plangebied ligt een sportcomplex, dat bestemd is voor Recreatief. Voor tribunes, dug-outs en dergelijke is op de plankaart een bebouwingspercentage opgenomen.
Groen.
De bestemming Groen is toegekend aan de gronden met structurerende groenpartijen.
Verkeer 1.
De bestemming Verkeersareaal is toegekend aan alle wegen binnen het plangebied. In principe zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. In het bestemmingsvlak met de aanduiding (op) is een ondergrondse parkeergarage toegestaan.
Verkeer 2.
De bestemming Verblijfsgebied is toegekend aan alle pleinen en wandelgebieden binnen het plangebied. Gebouwen zijn alleen toegestaan ten dienste van de bestemming. Hiermee worden ondermeer gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen bedoeld. Nutsgebouwen zijn weliswaar op grond van het Besluit omgevingsrecht vergunningvrij (tot 15 m²), maar het bestemmingsplan staat grotere nutsgebouwen toe (tot 25 m²) dan de vergunningvrije gebouwen.
Verkeer 3 .
De bestemming Verkeer 3 is toegekend aan de gronden, waarop de rijksweg A10 gelegen is. Binnen deze bestemming overheerst de verkeersfunctie, maar onder de A10, ter plaatse van de aanduiding (b) zijn ook categorie I-en II-bedrijven en consumentverzorgende dienstverlening toegestaan. Risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.
Binnen de bestemming zijn gebouwen niet toegestaan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding (b) voor bedrijven en consumentverzorgende dienstverlening. De bouwhoogte van de gebouwen moet dan wel lager zijn dan het wegniveau van de rijksweg A10. Daar waar de A10 (aanduiding (ova) ) ongelijkvloers wordt gekruist is verkeersareaal toegestaan voor ongelijkvloers kruisend verkeer.
Verkeer 4.
De bestemming Spoorweg is toegekend aan de gronden waar met name de metrolijn is gelegen. Deze metrolijn ligt op een talud. Dit talud is op sommige plaatsen via een onderdoorgang doorkruisbaar, zoals ter hoogte van de Jan van Galenstraat, de Bos en Lommerweg en Wiltzanghlaan. Op die plaatsen is door middel van een aanduiding aangegeven dat ook andere doeleinden zijn toegestaan overeenkomstig de genoemde artikelen. Zo zijn bijvoorbeeld ter plaatse van de aanduiding (ova) ook verkeersareaal, zoals genoemd in het gelijknamige artikel toegestaan.
In principe zijn binnen de bestemming alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Uitsluitend ten behoeve van de metrovoorzieningen zijn echter ook gebouwen mogelijk.
Water.
De bestemming Water is bedoeld voor verkeer te water, wateraan- en afvoer en aan het water grenzende groenvoorzieningen. Het gebruik ten behoeve van ligplaatsen of aanlegplaatsen voor woonschepen is via de bijzondere gebruiksbepaling verboden. Bij de aanduiding “brug' zijn de gronden ook bestemd voor verblijfsgebied.
Primair waterkering.
Voor de waterkeringen is de waterkerende functie tot uitdrukking gebracht in de medebestemming Primair waterkering. De betreffende gronden hebben, behalve de 'primaire 'bestemming, nog een andere ('secundaire') bestemming gekregen, omdat zij tevens een andere functie hebben. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de secundaire bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vrijstelling is verleend door het dagelijks bestuur. Vrijstelling wordt verleend als de waterkeringsbelangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het dagelijks bestuur wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder van de waterkering, voordat zij beslissen op het verzoek om vrijstelling.
Leidingen.
In het plangebied liggen twee planologisch relevante leidingen: een rioolwaterpersleiding en een primair net van de stadsverwarming. De belangen, verbonden aan deze leidingen, zijn in de regels beschermd via de medebestemming Leidingen. Op grond van deze medebestemming is voor activiteiten waarbij gegraven wordt, zoals bouwen en een aantal specifiek genoemde werken en werkzaamheden, een vrijstelling of aanlegvergunning nodig. Het verlenen van vrijstelling of vergunning door het dagelijks bestuur is slechts mogelijk indien de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad.
Waarde Archeologie.
Ter bescherming van de archeologische waarden in het plangebied is de dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen waardoor ter plaatse van deze dubbelbestemming een beschermingsregeling geldt. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is slechts onder voorwaarden toegestaan. Voor diverse werken en werkzaamheden is een aanlegstelsel opgenomen, waarbij (mede) getoetst wordt aan de archeologische belangen.
Algemene regels.
Het overgangsrecht en de anti-dubbeltelregel zijn opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de planregels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.
Onder de algemene regels zijn opgenomen:
In dit artikel is de geluidszone van het nabijgelegen industrieterrein beschermd. Hierdoor wordt de bestaande geluidruimte van het industrieterrein vastgelegd en wordt tevens bereikt dat de woningen niet onacceptabel door het geluid worden belast.
Hierin is aangegeven onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders van de planregels kunnen afwijken. Het gaat om een mogelijke afwijking van de maatvoering tot maximaal 10%.
Dit artikel biedt de mogelijkheid om het plan te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen en het verlenen van vrijstelling met betrekking tot de Staat van Inrichtingen.
Overgangs- en slotbepalingen.
In artikel 3.2.1. BRO zijn standaardregels met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. Deze zijn gelijkluidend overgenomen. Ook is overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening de slotregel opgenomen.
het bestemmingsplan Kolenkitbuurt en Laan van Spartaan Deelgebied Ringspoorzone Noord met identificatienummer NL.IMRO.0363.E1605BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam.
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee spelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de kansspelen zijn opgesteld.
een onderneming, daaronder mede begrepen broedplaatsen, waar goederen worden vervaardigd, bewerkt, geïnstalleerd of verhandeld, waarbij ondergeschikte detailhandel, en kantoor als bedrijfsondersteunend onderdeel is toegestaan, met dien verstande dat alleen bedrijven conform artikel 9.3 Toegelaten bedrijven zijn toegestaan.
een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee- of binnen(vaart)schip, hoofdzakelijk gebruikt of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep, dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen .
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.
Een buitenruimte op een plat dak met bijbehorende afrastering en vloerconstructie ten dienste van de bewoners van de erop aansluitende woning(en).
Een bouwwerk dat op een gebouw wordt geplaatst dat uitsluitend als doel heeft om toegang tot het dak te verschaffen.
Een uitbouw van een (schijn)kap, waarbij de aansluiting van de uitbouw op het dakvlak onder de nok van het dak blijft; .
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een kantoor of gelegenheid waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren.
wonen en andere geluidsgevoelige functies, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet Geluidhinder, met uitzondering van kinderdagverblijven.
De hoogte vanaf het peil tot de snijlijn tussen het verticale gevelvlak en het al dan niet hellend dakvlak.
ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.
Een detailhandelsvestiging waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door de handel in artikelen ten behoeve van het kweken van cannabis. Een growshop verkoopt o.a. verwarmings- en watersystemen, verlichting, kweekpotten, aarde en meststoffen ten behoeve van de kweek van cannabis.
Een detailhandelsvestiging waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door de handel in artikelen voor het gebruik van drugs, maar waar geen psychoactieve stoffen worden verkocht. Een headshop verkoopt o.a. produkten die gerelateerd zijn aan het roken van cannabis, het gebruik van (water)pijpen en verdampers.
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
Een voor publiek toegankelijke gelegenheid waar de hoofdactiviteit wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internet.
gebouw of deel van een gebouw waarin kantoorwerkzaamheden zoals administratie, bestuur, vergaderingen of andere bureauwerkzaamheden plaatsvinden.
een bijzondere bouwlaag , waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende peil is gelegen.
Een voorziening voor opvang van kinderen van 0 tot 12 jaar in bedrijfsmatig georganiseerd verband, waaronder in elk geval begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
een met een woonboot in het water aan de walkant ingenomen plaats die daartoe als zodanig is aangewezen.
Een met één of meerdere passagiersvaartuigen ingenomen plaats die daartoe als zodanig is aangewezen.
overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, sport-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, waaronder mede begrepen kinderopvangvoorzieningen (kinderdagverblijven en/of voorzieningen voor buitenschoolse opvang), met inbegrip van bijbehorende ondergeschikte horeca.
een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water en elektriciteit, de telecommunicatie, en openbaar vervoer, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten .
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie, tot een maximum van 20% van het vloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot maximaal 100 m².
Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
Een op de verbeelding aangegeven gebied waar, binnen de bestemming, een doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht.
bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd tot het vervoer van personen .
a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, tenzij anders is bepaald;
b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw, tenzij anders is bepaald, indien op het water wordt gebouwd het waterpeil.
een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.
consumentverzorgende of zakelijke dienstverlening, webwinkel of bedrijf uitsluitend zijnde categorie A uit de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging, waarbij:
a. in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft;
b. deze een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die geen onevenredige afbreuk doet aan de woonfunctie.
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek in overwegende mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals banken, makelaarskantoren, reisbureaus, wasserettes, stomerijen en uitzendbureaus.
Constructie voor de stalling van een scootmobiel of daarmee te vergelijken hulpmiddel voor invaliden en mindervaliden.
Een detailhandelsvestiging waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door de handel in zaden van planten met een psychoactieve werking. Vaak bestaat het grootste deel van het assortiment uit cannabiszaden.
een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen of voorstellingen plaatsvinden van erotische of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.
Een winkel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door detailhandel in psychotrope stoffen.
een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,50 meter boven peil is gelegen.
De als bijlage opgenomen lijst, behorende bij deze regels, waarin vormen van gebruik anders dan wonen zijn aangegeven, ingedeeld naar categorieën van toenemende hinder.
een voorwerp of vaartuig dat in, op of boven het water is aangebracht of afgemeerd en dat niet behoort tot enig ander vaartuig.
Een vorm van grootschalige detailhandel waar in overwegende mate levensmiddelen worden verkocht en waarbij de winkel een bruto vloeroppervlakte heeft van minimaal 500m2.
Een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.
Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
kunstwerken, verband houdend met het gebruiksmogelijkheden van het water, zoals steigers, remmingswerken, afmeervoorzieningen, kades en bruggen.
werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterhuishouding, zoals dammen, dijken, sluizen en beschoeiingen.
Het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor bijzondere woonvormen zoals woongroepen en vergelijkbare onzelfstandige woonvormen, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten en waaronder mede begrepen bed&breakfast en zorgwoningen, inclusief ruimten ten behoeve van praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis / bedrijf aan huis.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
De bebouwde oppervalkte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.
de begrenzing van de onderscheiden bestemmingen wordt vastgesteld door middel van meting met een nauwkeurigheidsgraad van 1 meter.
De gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Gemengd - 7' zijn bestemd voor:
Alvorens een Wabo-vergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend, dient nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en van een sperwernest te worden verrichten. Afhankelijk van de uitkomst van dat nader onderzoek zal een ontheffing op grond van de Wet Natuurbescherming verkregen dienen te worden.
Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
De gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Groen' zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid Bestemmingsomschrijving genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
De gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Water' zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 9 Algemene gebruiksregelsvan deze regels wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de in lid 5.1 genoemde gronden als ligplaats voor woonboten, passagiersvaartuigen, bedrijfsvaartuigen en stationerend vaartuigen,
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 9 van deze regels wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik als nachtstalling als op- en afstapplaats voor passagiers.
De gronden op de verbeelding voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor
met bijbehorende
Alvorens een Wabo-vergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend, dient nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en van een sperwernest te worden verrichten. Afhankelijk van de uitkomst van dat nader onderzoek zal een ontheffing op grond van de Wet Natuurbescherming verkregen dienen te worden.
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings- en bouwgrenzen te overschrijden:
Het is verboden de in Bestemmingsregels bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Onder verboden gebruik als bedoeld in lid 9.1 wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:
Voor zover bedrijven zijn toegestaan, mogen de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de volgende categorieën bedrijven:
Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kunnen burgemeester en wethouders, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
Waar in de planregels worden verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kolenkitbuurt en Laan van Spartaan, Deelgebied Ringspoorzone Noord. Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Amsterdam d.d. 28 november 2018