| Plan: | It Joo Oudega |
|---|---|
| Status: | onherroepelijk |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.1900.2011middBPitjoo-onhe |
Sinds 2002 moeten alle ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan bepalingen uit het natuurbeschermingsrecht: de Flora- en faunawet (soortbescherming) en de Natuurbeschermingswet en provinciale EHS (gebiedsbescherming). De natuurwetgeving in Nederland heeft als belangrijkste component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende beschermde soorten planten en dieren en hun leefomgeving.
Vanuit deze wet- en regelgeving vloeit voort dat bij de planontwikkeling dient te worden na gegaan of ruimtelijke ingrepen een negatieve invloed hebben op planologische begrensde en beschermde natuur- en landschapswaarden (Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Ecologische Hoofdstructuur) en beschermde planten- en diersoorten. Is dat aan de orde, dan is een ontheffing van de Flora- en faunawet en/of een vergunning van de Natuurbeschermingswet vereist. In hoeverre die afgegeven kunnen worden hangt af van de beschermingsstatus van de betreffende soort of het gebied, de aard van de effecten, de mogelijkheden voor compensatie en mitigatie, en het belang van de ruimtelijke ontwikkeling.
Soortbescherming
Op 19 november heeft Buro Bakker een ecologische verkenning in het plangebied uitgevoerd. Daarbij is gelet op de aanwezige Flora en Fauna. Op basis van de terreinkenmerken is een inschatting gemaakt van het voorkomen van beschermde soorten. De watergangen in het plangebied zijn bevist met RAVON-steeknet.
Het plangebied maakt deel uit van een grootschalig open graslandgebied. Door de lage ligging en het relatief hoge slootwaterpeil is het gebied erg drassig. Het waterpeil waarop de poldersloten afwateren is hoger dan het maaiveld van de polder. Het plangebied wordt rondom begrensd door sloten. Aan de noordkant staat een gemaal die zorgt dat overtollig water uit de polder wordt afgevoerd in het kanaal langs de Hagenadyk. Opgaande beplanting is niet in het plangebied aanwezig.
Flora en vegetatie
Het plangebied bestaat vrijwel volledig uit grasland en valt onder regulier agrarisch beheer (maaien en beweiden). In de graslanden werd ondermeer Engels raaigras, Kruipende boterbloem, Gestreepte witbol, Vogelmuur, Madeliefje, Paardenbloem, Veldzuring, Ridderzuring en Witte klaver aangetroffen. De gevonden soorten zijn karakteristiek voor voedselrijke graslanden. Daarnaast is plaatselijk Speenkruid vrij talrijk aanwezig. Deze voorjaarsbloeier wordt behalve in bossen ook in vochtige weilanden aangetroffen. De meeste soorten zijn te vinden in en langs de sloten die rondom het plangebied zijn gelegen. Door recente schoning van de sloten is de daar aanwezige flora onherkenbaar. Hier kunnen echter de licht beschermde soorten Zwanebloem en Dotterbloem voorkomen. Soorten met een zwaarder beschermingsregime worden niet in het plangebied verwacht.
Fauna
Het plangebied maakt deel uit van een uitgestrekt open veenweidegebied en is als zodanig geschikt voor groot aantal weidevogels, waaronder Grutto (RL), Tureluur (RL), Watersnip (RL), Kievit, Scholekster, Meerkoet, Zomertaling (RL), Slobeend (RL), Wilde Eend en Graspieper (RL). Omdat weidevogels door intensivering van de landbouw en verdergaande ontwatering sterk onder druk staan, staat een groot aantal te verwachten soorten in het plangebied op de Rode Lijst (RL) van bedreigde vogelsoorten.
Soorten met een jaarrond beschermde verblijfplaats (o.a. roofvogels, uilen en kolonievogels) komen niet in het plangebied voor. Buiten het broedseizoen kan het plangebied door een aantal overwinterende vogelsoorten worden gebruikt als foerageergebied. De hoogproductieve graslanden zijn geschikt voor ganzen die op gras foerageren. Tijdens het veldbezoek werd in het zuidelijk deel van het plangebied en het aansluitend gebied een grote groep foeragerende ganzen waargenomen, bestaande uit ongeveer 2000 Kleine Rietganzen, 200 Kolganzen en enkele Brandganzen.
In het plangebied zijn sporen gevonden die duiden op verblijfplaatsen van Veldmuis en Mol. Deze soorten zijn licht beschermd (categorie 1). Gezien de terreinkenmerken kunnen ook verblijfplaatsen van enkele andere licht beschermde soorten in het plangebied worden verwacht (Woelrat, Bunzing en Hermelijn). Verblijfplaatsen van soorten met een zwaarder beschermingsregime komen naar verwachting niet in het plangebied voor.
De watergangen in het plangebied zijn geschikt voor enkele licht beschermde amfibieën. Voortplanting van Bastaardkikker, Meerkikker, Bruine kikker en Gewone pad in het plangebied is waarschijnlijk. De watergangen zijn daarnaast mogelijk geschikt als voortplantingsgebied voor de kleine watersalamander. Ook deze soort is licht beschermd. Beschermde vissen zijn niet waargenomen in het plangebied. In de watergangen zijn alleen kleine aantallen Tiendoornige stekelbaarsjes gevangen. Deze soort is niet beschermd. Door het ontbreken van geschikt biotoop zullen beschermde reptielen niet in het plangebied voorkomen.
Overige soorten zoals beschermde vlinders en libellen worden niet verwacht, hiervoor is geen geschikt biotoop aanwezig.
Samenvatting
Onderstaande tabel geeft voor de aangetroffen en mogelijk aanwezige beschermde soorten het beschermingsregime aan. Voor soorten uit de eerste categorie geldt een algehele vrijstelling. Voor de soorten uit de tweede en derde categorie dient over het algemeen ontheffing te worden aangevraagd. Alle broedvogels vallen in de derde categorie. In de soortgroep vogels zijn in de tabel alleen de Rode Lijstsoorten opgenomen.
Overzicht van waargenomen of waarschijnlijk in het plangebied voorkomende beschermde fauna. Type waarneming: A=waarschijnlijk aanwezig, B=sporen/holen/nesten aanwezig, C=zichtwaarneming, D=mogelijk aanwezig, nader onderzoek noodzakelijk. Tabel 1=algemene maar beschermde soorten, Tabel 2=overige soorten, Tabel 3=strikt beschermde soorten
Gebiedsbescherming
Het gebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of een Ecologische verbindingszone. Wel ligt het plangebied in de nabijheid van een gebied wat onderdeel is van de EHS. Nadere toetsing aan de hand van de spelregels EHS is dan ook niet noodzakelijk.
Het plangebied behoort evenmin tot een Natura2000 gebied. Wel bevindt zich het Natura2000 gebied Oudegaaster Brekken, Fluessen en omgeving op korte afstand (circa 1 km) van het plangebied. Het Natura 2000 gebied is aangemeld als Habitatrichtlijngebied en Vogelrichtlijngebied. Tevens is het gebied aanwezen als weidevogelgebied en ganzenfoerageergebied.
Natura 2000
Het Natura 2000 gebied is onder meer aangewezen voor de niet-broedvogels Kleine rietgans, Kolgans, Brandgans en Smient. Deze soorten slapen of rusten in het Natura2000 gebied en foerageren op de graslanden in de omgeving. Hierdoor kan er een ecologische relatie tussen het Natura 2000 gebied en het plangebied bestaan.
Door middel van een voortoets is een eerste oriënterende analyse naar mogelijke effecten uitgevoerd. Hierin wordt geconcludeerd dat de uitbreiding van het bedrijventerrein de graslanden minder aantrekkelijk maakt voor foeragerende (overwinterende) exemplaren van de kleine rietgans en brandgans. Beide soorten zijn doelsoorten voor het nabij gelegen Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken. Door de voorgenomen ontwikkeling wordt 3 - 3,5 ha grasland minder aantrekkelijk voor de ganzen. Zowel kleine rietgans als brandgans verkeren landelijk gezien in een gunstige staat. De oppervlakte grasland die minder aantrekkelijk wordt als foerageergebied voor de ganzen is een beperkt deel van het totaal oppervlakte aan ganzenfoerageergebied in deze regio. Gezien de gunstige staat van instandhouding heeft de verslechtering van circa 3 - 3,5 ha grasland dan ook geen negatieve effecten op de tot doel gestelde populatie kleine rietgans en brandgans in dit gebied.
Er kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling weliswaar leidt tot enige verslechtering van foerageergebied voor kleine rietgans en brandgans, maar dat dit niet aan te merken is als een significant negatief effect op de instandhoudingdoelstellingen van Oudegaasterbrekken. Er hoeven geen verdere procedures in het kader van de Natuurbeschermingswet in gang te worden gezet.
Om de verslechtering van het foerageergebied van kleine rietgans en brandgans, ten gevolge van toekomstig bedrijventerrein It Joo te beperken, worden de volgende aanbevelingen gedaan (deze maatregelen zijn opgenomen in dit bestemmingsplan en/of het bijbehorende beeldkwaliteitsplan):
Armatuur van de Arc, als voorbeeld voor een dynamische verlichting waardoor verstoring van dieren in de omgeving door licht wordt voorkomen
Ganzenfoerageergebied
Nederland heeft een grote internationale verantwoordelijkheid voor overwinterende ganzen en smienten. Om de alsmaar oplopende schade door deze soorten te beperken heeft het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit in het beleidskader Faunabeheer nieuw beleid geformuleerd. Kern van dit nieuwe beleid is dat de provincies gebieden aanwijzen voor de opvang van ganzen en smienten, waarbinnen deze soorten welkom zijn, de zgn. ganzenfoerageergebieden. Door middel van subsidies wordt hier een gansvriendelijk beheer gevoerd, waardoor ganzen (en Smienten) naar deze gebieden worden gelokt. Buiten deze foerageergebieden mogen ganzen geweerd en verjaagd worden. Het plangebied valt binnen de begrenzing van een dergelijk foerageergebied. Het zuidwesten van Friesland is een belangrijke pleisterplaats voor de Kleine Rietgans. Gedurende enkele weken in november zit hier vrijwel de totale populatie van deze soort. De effecten van de voorgenomen ingreep, waarbij foerageergebied verloren zal gaan, dienen te worden getoetst door de provincie.
In het streekplan wordt aangegeven dat verdichting door beplanting en bebouwing niet gewenst zijn in foerageergebieden. Alleen bij noodzakelijke ruimtelijke ingrepen van openbaar belang kan daarbij worden afgeweken. Daarbij wordt gestreefd naar aanwijzing van vervangende foerageergebieden ter compensatie. Dit beleid is echter voor ganzenfoerageergebieden niet geconcretiseerd.
Weidevogelgebied
Het plangebied is in het Streekplan eveneens aangewezen als weidevogelgebied. Op grond van het Streekplan moet de openheid en rust van deze gronden worden gehandhaafd. Hiervan kan worden afgeweken ten behoeve van een ingreep van openbaar belang. Er moet dan wel worden zorggedragen voor compensatie van het verloren weidevogelareaal conform het Werkplan Weidevogels in Fryslân 2007-2013.
De benodigde compensatie is door de provincie berekend op basis van de mate van verstoring die de ontwikkeling met zich meebrengt. Uit deze berekening blijkt dat door de aanleg van het bedrijventerrein sprake zal zijn van een afname van de openheid van het landschap. Het bedrijventerrein zal een verstoringafstand hebben van 300 meter. Er is sprake van 3,1 hectare aan rust en ruimte dat verstoord wordt. De initiatiefnemer heeft in overleg met de provincie besloten om de weidevogelcompensatie te regelen door middel van een financiële bijdrage aan het provinciale weidevogelfonds. Door middel van een brief heeft de initiatiefnemer zich akkoord verklaard met de omvang van de compensatie.
Conclusies
Vanwege het mogelijk voorkomen van enkele broedvogelsoorten zullen de werkzaamheden bij voorkeur buiten het broedseizoen moeten worden uitgevoerd. Wanneer dat niet mogelijk is en de werkzaamheden toch in het broedseizoen worden gepland is het noodzakelijk om voorafgaand aan het broedseizoen geschikte broedgebieden voor vogels onaantrekkelijk te maken.
Alle andere gevonden en te verwachten soorten in het plangebied zijn licht beschermd. Hiervoor geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. Er is wel een algemene zorgplicht van kracht.
Uit de Voortoets blijkt dat toetsing van de ingreep aan de Natuurbeschermingswet 1998 verder niet aan de orde is.