Plan: | It Joo Oudega |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1900.2011middBPitjoo-onhe |
Bodemingrepen die gepaard gaan met bouw van de wooneenheden zullen eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk verstoren of vernietigen. Daarom is voorafgaand aan de geplande werkzaamheden een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Doel van het onderzoek is het bepalen van de gaafheid van het bodemprofiel en het opsporen en in kaart brengen van eventueel aanwezige archeologische resten. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureaustudie, het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (IVO-B) en de rapportage hierover.
Bureauonderzoek
Het doel van het bureauonderzoek is om de bekende en potentiële archeologische waarden van het plangebied in kaart te brengen. Hierbij is gebruik gemaakt van bodemkaarten en van geologische, topografische en historische kaarten, het Archeologisch Informatiesysteem (Archis2) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM), de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en overige relevante literatuur. Aan de hand van deze gegevens is een specifieke archeologische verwachting opgesteld.
Archeologische verwachting Oudega
Uit het bureauonderzoek is gebleken dat binnen het plangebied bewoning mogelijk was vanaf de Oude Steentijd tot en met het Midden-Neolithicum. Vanaf het Midden-Neolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen was het gebied niet geschikt voor bewoning vanwege te natte omstandigheden. Vanaf de Late Middeleeuwen was bewoning weer mogelijk in het gebied.
Archeologische indicatoren kunnen met name op de relatief hoger gelegen dekzandwelving aan de noordzijde van het plangebied worden verwacht. Archeologische resten uit de Steentijd worden op enige diepte onder het klei- en veendek verwacht. Archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd worden voornamelijk in de bouwvoor verwacht. Hieronder wordt per periode aangegeven welke vondsten kunnen worden verwacht.
Paleolithicum en Mesolithicum
In het Paleolithicum en Mesolithicum werd het gebied mogelijk bezocht door nomadische jagers/verzamelaars. Deze trokken door het gebied en sloegen tijdelijke kampen op. Archeologische indicatoren uit deze periode bestaan uit verbrande of bewerkte vuurstenen afslagen, houtskool en sporen van haarden.
Neolithicum
Vanaf het Neolithicum gingen mensen op vaste plaatsen wonen waar ze nederzettingen bouwden. Verder deed men vanaf deze periode aan akkerbouw en veeteelt. Archeologische indicatoren uit het Neolithicum kunnen onder andere bestaan uit sporen (paalkuilen, waterputten, greppels), huttenleem, houtskool en voor de betreffende periode kenmerkend aardewerk.
Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd
Archeologische indicatoren uit de periode Romeinse Tijd - Nieuwe Tijd kunnen bestaan uit onder andere sporen (paalkuilen, waterputten, greppels, afvalkuilen), funderingsresten, aardewerk, houtskool, metaal, glas en bot.
Periode | Tijd | ||
Laat-Paleolithicum (Oude Steentijd) | tot | 9.000 v.Chr. | |
Mesolithicum (Midden Steentijd) | 9.000 v.Chr. | - | 4.900 v.Chr. |
Neolithicum (Nieuwe Steentijd) | 5.325 v.Chr. | - | 1.900 v.Chr. |
Bronstijd | 1.900 v.Chr. | - | 800 v.Chr. |
IJzertijd | 800 v.Chr. | - | 12 v.Chr. |
Romeinse Tijd | 12 v.Chr. | - | 450 n.Chr. |
Vroege Middeleeuwen | 450 | - | 1.050 n.Chr. |
Late Middeleeuwen | 1.050 | - | 1.500 n.Chr. |
Nieuwe Tijd | 1.500 | - | heden |
Conclusies
Uit de resultaten van het veldonderzoek is gebleken dat de bodem in het plangebied zeer homogeen is. Het bodemprofiel bestaat uit een bovengrond van zavel of klei met daaronder een veenpakket waaronder zich zand bevindt. De bodem is in het merendeel van de boringen onverstoord aangetroffen. De dekzandwelving die in het noordelijk deel van het plangebied wordt aangegeven, is in de boringen aangetroffen. In het dekzand is geen bodemvorming in de vorm van podzolering waargenomen. Er zijn in de boringen geen archeologische indicatoren aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een archeologische nederzetting.
Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. De voorgenomen bodemingrepen kunnen zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd. Het onderzoek is overeenkomstig de provinciale richtlijnen gebaseerd op een steekproef. Indien tijdens de uitvoering van graafwerkzaamheden alsnog archeologische resten worden aangetroffen, dient direct contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag.