direct naar inhoud van 4.2 Bodemhygiëne
Plan: It Joo Oudega
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.2011middBPitjoo-onhe

4.2 Bodemhygiëne

De inrichting van het bedrijventerrein leidt tot grondverzet vanwege de bebouwing van het terrein. Op deze locaties moet onderzocht worden in hoeverre de bodem (grond en grondwater) bruikbaar is en of sanering noodzakelijk is in geval van een eventuele verontreiniging. Om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd''.

Onderzoeksstrategie

Via de provinciale signaleringskaart voor bodemverontreiniging, is nagegaan of op en direct grenzend aan It Joo en de Rigedyk sprake is van verdachte locaties ten aanzien van bodemverontreiniging. Op basis van de signaleringskaart komt een slootdemping met een lengte van circa 120 meter (luchtfoto's uit 1970) als verdachte deellocatie naar voren. Deze demping zou zich aan de oostkant van de onderzoekslocatie bevinden en loopt in het verlengde van de bestaande sloot tot ongeveer 80 meter zuidwaarts, buigt dan voor circa 30 meter in zuidwestelijke richting af om vervolgens weer in zuidoostelijke richting de onderzoekslocatie te verlaten.

Ter plaatse van de slootdemping is de strategie aangehouden voor verdachte locaties met een plaatselijke bodembelasting met een duidelijke verontreinigingkern (VEP). De bodem ter plaatse van het overige deel van de onderzoekslocatie is als (grootschalig) onverdacht beschouwd (strategie ONV-GR).

Het veldonderzoek is verricht op 11 december 2008 en heeft bestaan uit de volgende werkzaamheden:

  • het uitvoeren van een visuele terreininspectie. Mede aan de hand hiervan is de plaats van de boringen bepaald;
  • het uitvoeren van in totaal 28 verkennende handboringen, waarvan 13 tot circa 0,5 m beneden maaiveld (-mv), 12 tot circa 1,50 m -mv en 3 tot circa 2,0 m -mv;
  • het zintuiglijk beoordelen van het bij de boringen vrijkomende bodemmateriaal op bodemkundige eigenschappen en op eventueel aanwezige verontreinigingskenmerken;
  • het nemen van monsters van het bij de boringen vrijkomende bodemmateriaal. De monstertrajecten zijn weergegeven aan rechterzijde van de boorprofielen in bijlage 3;
  • het plaatsen van een peilbuis met een filterlengte van 1,0 m (bovenkant filter circa 0,5 m onder actueel grondwaterniveau) in de drie diepste boorgaten, gevolgd door het doorpompen van deze peilbuizen.

Op 18 december 2008 zijn de volgende werkzaamheden verricht:

  • het opnemen van de grondwaterstand in de drie peilbuizen;
  • het bepalen van de zuurgraad (pH) en het elektrisch geleidingsvermogen (Ec) van het grondwater en het nemen van grondwatermonsters uit de peilbuizen.

Resultaten

Op de onderzoekslocatie is een licht verhoogd gehalte molybdeen aangetroffen in de bovengrondmengmonsters van het noordelijke en het zuidelijke deel (03 en 04) en in de puinhoudende bovengrond uit boring 26.

In de ondergrond, zowel ter plaatse van een demping als elders, zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen.

In het grondwater op de gehele locatie (peilbuizen 12, 14 en 15) is nikkel in een licht verhoogd gehalte aangetroffen. Het grondwater aan de oostzijde (peilbuizen 14 en 15, de vermoedelijke dempingen) bevat daarnaast ook licht verhoogde gehalten aan vluchtige aromaten. In het grondwater uit peilbuis 14 zijn ook de metalen kobalt en zink in licht verhoogde gehalten aangetroffen.

Conclusies

Op de onderzoekslocatie zijn enkele gehalten aangetroffen die de streefwaarde overschrijden. De aangetroffen verhoogde gehalten overschrijden de toetsingswaarde voor nader onderzoek echter niet. Nader onderzoek wordt daarom niet nodig geacht. Ook aanpassing van de onderzoekshypothese en uitvoering van de daarbij behorende onderzoeksstrategie is, gezien de mate van overschrijding van de streefwaarde, niet nodig. Ter plaatse van de mogelijke demping zijn maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen en wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht.

De aangetroffen verhoogde gehalten vormen geen risico's voor mens en milieu. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen herinrichting van de locatie. Wel dient bij de afvoer van grond rekening te worden gehouden met de voorschriften van het Besluit Bodemkwaliteit of de gemeentelijke regelgeving met betrekking tot toepassing van grond. Grond met licht verhoogde gehalten is niet zonder meer elders toepasbaar.