Plan: | Reactieve aanwijzing tav Buitengebied Bernheze |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Motivering
Het bedrijf in kwestie is een intensieve veehouderij gelegen in een landbouwontwikkelingsgebied. De toegestane bebouwing is volgens de retrospectieve toets uitgebreid van 14.997m2 naar 25.000m2 naar aanleiding van een bouwblokkeninventarisatie in 2008.
De gemeente geeft in bijlage 9 van de plantoelichting (“Retrospectieve toets”) aan dat alle planologisch-juridische relevante wijzigingen, die tussen de vaststelling van het vigerende plan in 1998 en de huidige herziening al via de provincie zijn doorgevoerd, niet zijn opgenomen in het overzicht van de retrospectieve toets.
In onze zienswijze hebben wij erop gewezen dat bijlage 9 geen onderbouwing bevat van de planologische aanvaardbaarheid van deze opgenomen wijzigingen die niet eerder in een planologische procedure aan ons zijn voorgelegd. Meer in het bijzonder hebben wij aan de orde gesteld de lijst met bouwblokvergrotingen waarbij niet is aangegeven of deze voldoen aan de Vr en de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap conform artikel 2.2 Vr, met name omdat er ook sprake is van ruime bouwblokvergrotingen (veelal meer dan 5.000m2 – 10.000m2).
Uit de Nota van Zienswijze blijkt dat de gevraagde inzichten c.q. afweging niet wordt verstrekt omdat veel ontwikkelingen al zijn gerealiseerd en het de verantwoordelijkheid van de gemeente is om de veranderingen te beoordelen op ruimtelijke aanvaardbaarheid en een keuze te maken voor de bestemming.
Wij merken hierover op dat dit laatste weliswaar in beginsel juist is, maar dat de gemeente hierin niet alle vrijheid heeft nu zij daarbij ook rekening dient te houden met onze belangen zoals vastgelegd in de instructieregels in deVr. Juist voor die gevallen waarin, zoals de gemeente zelf aangeeft, geen procedure is gevolgd waarbij wij zijn betrokken, mag een betere motivering van het besluit worden gevergd dan de enkele opmerking dat dit is gebaseerd op een inventarisatie van 4 jaar oud.
In ambtelijk overleg over de voorgenomen reactieve aanwijzing is ons een vrijstelling van 29 januari 2008 op basis van artikel 19 lid 2 Wet op de Ruimtelijke Ordening ter beschikking gesteld. Wij constateren dat het verzoek om rijstelling een vergroting tot 2.06 hectare inhield, zodat wij ervan uitgaan dat het toekennen van een bouwvlak van deze omvang gerechtvaardigd is op basis van geldende planologische rechten.
Dit verklaart echterniet de rechtstreeks toegekende verdere uitbreiding tot 2,5 ha.
Nu er naar aanleiding van onze zienswijze geen andersluidende informatie naar voren is gebracht, constateren wij dat dit bestemmingsplan de planologisch-juridische procedure vormt voor het vastleggen van deze nieuwe ruimtelijke ontwikkeling en stellen daarbij het volgende vast:
Hoofdstuk 1 Verordening ruimte
In artikel 1.1 onder 19 een definitie is opgenomen van de term bouwblok zoals deze wordt gehanteerd in de Vr: aaneengesloten terrein waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd.
Wij constateren dat het bouwvlak dat is opgenomen in het bestemmingsplan niet alle voorzieningen bevat, nu delen van de voorzieningen zoals de tuin en erffunctie bij de bedrijfswoningen niet in het bouwvlak zijn opgenomen. Hiermee wordt het mogelijk meer m2 toe te kennen aan het bouwvlak voor de bedrijfsbebouwing en zo heeft in feite een vergroting van het bedrijf plaatsgevonden tot meer dan 2,5 ha. Deze wijze van bestemmen is dan ook in strijd met de uitgangspunten in hoofdstuk 1 Vr.
Hoofdstuk 2 Verordening ruimte
In hoofdstuk 2 van de verordening.worden regels gesteld ten aanzien van een ruimtelijke ontwikkeling, ter behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het bij betrokken gebied en de naaste omgeving. In artikel 2.1 is het principe van zorgvuldig ruimtegebruik opgenomen waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een noodzaak tot uitbreiding.
Op grond van artikel 2.2 van de verordening moet verder bij een ruimtelijke ontwikkeling verantwoord worden op welke wijze het bestemmingsplan in dat geval voorziet in een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft (zogenaamde kwaliteitsverbetering van het landschap).
Nu het bestemmingsplan een vergroting van het bouwvlak bevat ten opzichte van de planologisch geldende omvang dient ook aan bovenstaande verantwoordingsplicht inzake zorgvuldig ruimtegebruik conform artikel 2.1 en de kwaliteitsverbetering van het landschap conform artikel 2.2 te worden voldaan. Aangezien deze beide ontbreken in het plan is het bestemmingsplan op dit punt in strijd met de verordening.
Hoofdstuk 9 Verordening ruimte
Artikel 9.3 lid 1 onder d van de Vr bepaalt dat een bestemmigsplan kan voorzien in uitbreiding van bouwblokken voor intensieve veehouderijen die kleiner zijn dan 1,5 hectare, tot een omvang van ten hoogste 1,5 hectare op een duurzame locatie in welk geval ten minste 10% van het bouwblok wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
Er is geen mogelijkheid (meer) opgenomen voor een ontheffing van de maximale omvang van het bouwvlak van 1,5 ha.
In de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 was een dergelijke ontheffing tot een maximum van 2,5 ha wel opgenomen. Wij constateren echter dat de gemeente niet beschikt over een dergelijke ontheffing, nog afgezien van het feit dat het bedrijf feitelijk groter is dan 2,5 ha (zie onder hoofdstuk 1) en voor de huidige omvang dus geen ontheffing verkregen had kunnen worden. Ook is niet aangetoond dat aan de overige voorwaarden in 9.3 lid 1 (zoals duurzame locatie en 10% landschappelijke inpassing) is voldaan.
Het bouwvlak zoals opgenomen in het plan is dan ook in strijd met de Vr.
Onderwerp van de aanwijzing
Gelet op de vormgeving van het nieuwe bouwvlak en de problematiek beschreven onder "hoofdstuk 1" is het voor ons in dit geval niet mogelijk een specifiek deel van het toegekende vlak aan te wijzen dat niet in werking mag treden. Er is dan gekozen om het hele bouwvlak in de aanwijzing op te nemen.