Plan: | Reactieve aanwijzing tav Buitengebied Bernheze |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Motivering
Het bedrijf in kwestie is een grondgebonden veehouderij gelegen in Agrarisch gebied en uitgebreid in de Groenblauwe mantel van 13.540m2 naar 2,48 ha op grond van een bouwblokkeninventarisatie in 2008. In een later mailbericht is aangegeven dat dit laatste niet juist is en dat de omvang in het vastgestelde plan 17.600m2 bedraagt.
De gemeente geeft in bijlage 9 van de plantoelichting (“Retrospectieve toets”) aan dat alle planologisch-juridische relevante wijzigingen, die tussen de vaststelling van het vigerende plan in 1998 en de huidige herziening al via de provincie zijn doorgevoerd, niet zijn opgenomen in het overzicht van de retrospectieve toets.
In onze zienswijze hebben wij erop gewezen dat bijlage 9 geen onderbouwing bevat van de planologische aanvaardbaarheid van deze opgenomen wijzigingen die niet eerder in een planologische procedure aan ons zijn voorgelegd. Meer in het bijzonder hebben wij aan de orde gesteld de lijst met bouwblokvergrotingen waarbij niet is aangegeven of deze voldoen aan de Vr en de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap conform artikel 2.2 Vr, met name omdat er ook sprake is van ruime bouwblokvergrotingen (veelal meer dan 5.000m2 – 10.000m2).
Uit de Nota van Zienswijze blijkt dat de gevraagde inzichten c.q. afweging niet wordt verstrekt omdat veel ontwikkelingen al zijn gerealiseerd en het de verantwoordelijkheid van de gemeente is om de veranderingen te beoordelen op ruimtelijke aanvaardbaarheid en een keuze te maken voor de bestemming.
Wij merken hierover op dat dit laatste weliswaar in beginsel juist is, maar dat de gemeente hierin niet alle vrijheid heeft nu zij daarbij ook rekening dient te houden met onze belangen zoals vastgelegd in de instructieregels in deVr. Juist voor die gevallen waarin, zoals de gemeente zelf aangeeft, geen procedure is gevolgd waarbij wij zijn betrokken, mag een betere motivering van het besluit worden gevergd dan de enkele opmerking dat dit is gebaseerd op een inventarisatie van 4 jaar oud.
In ambtelijk overleg over de voorgenomen reactieve aanwijzing is ons een ontheffing van het bestemmingsplan en bouwvergunning ter beschikking gesteld. Wij constateren dat de ontheffing enkel de bouwhoogte betreft en dat de veestal op zich binnen het geldende bouwvlak paste. Andere informatie ter onderbouwing van deze rechtstreeks toegekende uitbreiding is niet ontvangen.
Wij constateren dat dit bestemmingsplan de planologisch-juridische procedure vormt voor het vastleggen van deze nieuwe ruimtelijke ontwikkeling en stellen daarbij het volgende vast:
Hoofdstuk 2 Verordening ruimte
In hoofdstuk 2 van de verordening.worden regels gesteld ten aanzien van een ruimtelijke ontwikkeling, ter behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het bij betrokken gebied en de naaste omgeving. In artikel 2.1 is het principe van zorgvuldig ruimtegebruik opgenomen waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een noodzaak tot uitbreiding.
Op grond van artikel 2.2 van de verordening moet verder bij een ruimtelijke ontwikkeling verantwoord worden op welke wijze het bestemmingsplan in dat geval voorziet in een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft (zogenaamde kwaliteitsverbetering van het landschap).
Nu het bestemmingsplan een vergroting van het bouwvlak bevat dient ook aan bovenstaande verantwoordingsplicht inzake zorgvuldig ruimtegebruik conform artikel 2.1 en de kwaliteitsverbetering van het landschap conform artikel 2.2 te worden voldaan. Aangezien deze beide ontbreken in het plan is het bestemmingsplan op dit punt in strijd met de verordening.
Hoofdstuk 6 Verordening ruimte
In de Vr is in artikel 6.3 lid 1 onder c. bepaald dat een bestemmingsplan kan voorzien in een uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf mits uit de toelichting blijkt dat deze uitbreiding noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering en deze uitbreiding een positieve bijdrage levert aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
Nu niet is aangetoond dat de uitbreiding noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering en een positieve bijdrage levert aan de gebiedskwaliteiten, bestaat strijdigheid met artikel 6.3 lid 1 onder c. van de Vr.