direct naar inhoud van 4.6 Archeologie
Plan: Botjeszandgat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1987.01BuBOTBP0012011-0401

4.6 Archeologie

Op grond van de Wet op Archeologische Monumentenzorg moet bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Daarom is voor het gehele plangebied een bureauonderzoek uitgevoerd, waarbij een specifiek verwachtingsmodel is opgesteld. Op basis van dit verwachtingsmodel is binnen het plangebied, op die plaatsen waar graafwerkzaamheden zullen plaatsvinden, een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen (IVO) uitgevoerd waarbij de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek in het veld is getoetst.

Huidige situatie en autonome ontwikkeling

Geologie

De afzettingen die in het plangebied aan de oppervlakte voorkomen, dateren uit het Pleistoceen en het Holoceen. Tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien, was Noord-Nederland bedekt met landijs. Aan de onderzijde van dit ijspakket werd een grondmorene (keileem) afgezet. Deze afzettingen, van lemig zand of zandig leem met grind, stenen en blokken, worden gerekend tot het laagpakket van Gieten binnen de Formatie van Drenthe.

In de laatste ijstijd, het Weichselien, was Nederland niet bedekt met ijs. Er was sprake van een toendralandschap, waar wind en water, afkomstig van sneeuw en de ontdooide laag van de permafrost, vrij spel hadden. Er ontstonden zgn. fluvio-periglaciale afzettingen, bestaande uit zeer fijn zand, enkele leemlaagjes en fijn verdeeld organisch materiaal. Deze afzettingen behoren tot de Formatie van Boxtel. Ook traden er aan het eind van het Weichselien op lokale schaal verstuivingen op die het oppervlak bedekt hebben met een laag dekzand, behorende tot het laagpakket van Wierden binnen de formatie van Boxtel.

Tijdens het Holoceen was er sprake van een relatief warm en vochtig klimaat. Er vond een moeizame afwatering plaats, waardoor het water op bepaalde, laaggelegen plekken stagneerde en veenvorming kon voorkomen. Dit hoogveen vormt het laagpakket van Griendtsveen binnen de Formatie van Nieuwkoop. Vanwege de hoge ligging is ter plaatse van het plangebied niet veel veen gevormd.

Geomorfologie

De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen aan die in het landschap te onderscheiden zijn. Het grootste deel van het plangebied, ter plaatse van de bestaande zandwinning, wordt aangemerkt als bebouwing (eenheid B). Het noordwestelijk deel van het plangebied bevindt zich in een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden (vervlakt door veen en/of overstromingsmateriaal (eenheid 2M14). In het noordoostelijk deel van het plangebied bevindt zich een grondmorenerug, bedekt met dekzand (+/- oud bouwlanddek) (eenheid 4K6).

Bodem

De bodems in het grootste deel van het plangebied, ter plaatse van de huidige zandwinning, worden op de Bodemkaart aangemerkt als opgehoogd of opgespoten terrein. In het noordelijk deel van het plangebied komen veldpodzolgronden bestaande uit leemarm en zwak lemig fijn zand (eenheid Hn21) en moerige podzolgronden met een humushoudend zanddek en een moerige tussenlaag (eenheid zWp) voor. Podzolgronden bestaan uit een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B-horizont) met daaronder de niet door bodemvorming beïnvloede ondergrond (C-horizont). Indien deze lagen aanwezig zijn, dan is dit een indicatie van de onverstoordheid van de bodem. Podzolgronden komen over het algemeen voor op hoge, droge plekken in het landschap. Deze plaatsen werden in het verleden gezien als gunstig voor bewoning.

Bewoningsgeschiedenis

De pleistocene zandgebieden rondom Zuidbroek werden al in de prehistorie bezocht. In eerste instantie door jagers/verzamelaars, vermoedelijk rendierjagers, met een nomadische leefwijze. Uit het Neolithicum zijn enkele stenen bijlen aangetroffen bij Siddeburen, Slochteren en Finsterwolde. Bij Slochteren is tevens een strijdhamer gevonden. Bij Heveskesklooster bevindt zich een hunebed uit de Trechterbekercultuur (2500 v Chr.). Gedurende de Bronstijd bereikte de zeespiegel ongeveer het huidige niveau. Uit die tijd dateert een urnenveld bij Uiterburen. Het zandgebied was in de Bronstijd en in de Vroege IJzertijd relatief dicht bevolkt. In de Midden en Late IJzertijd trok een groot deel van de bevolking waarschijnlijk naar de drooggevallen kweldergronden langs de kust van Groningen en Friesland. Tijdens de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen is het zandgebied vermoedelijk ook dun bevolkt geweest. Uit deze perioden zijn weinig bewoningssporen gevonden. Een plaatselijke bewoningscontinuïteit vanaf het Mesolithicum tot heden wordt echter zeer waarschijnlijk geacht.

Archeologische Monumentenkaart (AMK)

De AMK bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten). De AMK is in samenwerking met de betreffende provincie en gemeentelijk archeologen ontwikkeld.

In het plangebied zelf zijn geen AMK-terreinen geregistreerd. Direct ten zuiden van het plangebied bevindt zich een terrein van archeologische waarde, aangeduid met toponiem “het veen” (AMK-monumentnummer 6925). Ter plaatse zijn, niet nader gespecificeerde, sporen van bewoning waargenomen. Binnen een straal van 1 km zijn nog eens drie AMK-terreinen geregistreerd. Het betreft twee terreinen met resten van een steenhuis/borg en de historische kern van Zuidbroek (zie onderstaande tabel). Het urnenveld dat nabij Uiterburen is aangetroffen wordt niet weergegeven op de AMK.

Monumentnummer   Complex   Datering   Waarde  
6920   Terrein met resten van het in 1438 verwoeste steenhuis Gockinga   Late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd   hoog  
6921   Terrein met resten van de borg Drostenborg   Late Middeleeuwen   hoog  
6925   Nederzetting, onbepaald   Onbekend   Archeologische waarde  
15271   Historische kern Zuidbroek   Late Middeleeuwen-Nieuwe Tijd   hoog  

Monumenten in de directe omgeving van het plangebied

Archis2

In Archis2 van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. In het plangebied zelf zijn geen waarnemingen geregistreerd. In de directe omgeving, binnen een straal van 1 km, zijn vijf waarnemingen geregistreerd (zie onderstaande tabel). Het betreft de fundamenten van een omgrachte woontoren ter plaatse van AMK-terrein 6921 (borg Drostenborg), de kerk en aan de kerk gerelateerde vondsten ter plaatse van AMK-terrein 15271 en de resten van een sluis.

Waarnemingsnummer   Complex   Aard   Datering   Opmerking  
18217   Borg/stins/versterkt huis   Fundamenten omgrachte woontoren   Late Middeleeuwen   Behorend bij AMK-terrein 6921  
31579   Kerk   n.v.t.   Late Middeleeuwen   Behorend bij AMK-terrein 15271  
35001   Kerk   Hoofd van Mariabeeld “de droeve moeder van Zuidbroek”   Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd   Behorend bij AMK-terrein 15271  
36422   Kerk   Christusbeeld, kogelpotaardewerk, glas   Late Middeleeuwen   Behorend bij AMK-terrein 15271  
39776   Sluis   Afvalkuil, schoeisel, sluismuren en sluisvloer   Nieuwe tijd    

Waarnemingen in de directe omgeving van het plangebied

Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW)

De IKAW geeft voor heel Nederland de trefkans aan op de aanwezigheid van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën: een hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans. De kaart is voornamelijk gebaseerd op de bodemkaart. Het grootste deel van het plangebied, ter plaatse van de huidige zandwinning, is niet-gekarteerd. Volgens de IKAW heeft het noordelijk deel van het plangebied een middelhoge kans op het aantreffen van archeologische resten. Het oostelijk deel is aangemerkt als gebied met een hoge trefkans, dit is echter ter plaatse van de huidige zandwinningsplas. Deze hoge trefkans is niet meer van toepassing.

Cultuurhistorische Waardenkaart

In aanvulling op de landelijke verwachtingskaarten hebben veel provincies eigen verwachtingskaarten vervaardigd, waarin veel lokale gebiedskennis is opgenomen. Deze kaarten hebben over het algemeen een hoger detailniveau dan de landelijke kaarten. De Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Groningen geeft inzicht in de landschapstypen, de archeologische, historisch-stedenbouwkundige, cultuurhistorische, aardkundige waarden van de regio. Volgens de CHW is aan de oost- en zuidzijde van het plangebied een zichtbaar hoog reliëf aanwezig. Rondom het plangebied zijn wegen met een landschappelijke waarde aanwezig.

Archeologische verwachting

Ter plaatse van de huidige zandwinningplas is de verwachting laag. Hier zijn de archeologisch relevante lagen reeds verdwenen. Voor de zone rondom de zandwinningplas waar grond is opgebracht geldt een lage tot middelhoge archeologische verwachting. Naar alle waarschijnlijkheid is het originele, pleistocene bodemprofiel, en daarmee ook de eventuele archeologische resten, tijdens de aanleg van het zandgat en het aanbrengen van de grond verstoord (ook als gevolg van spoorvorming van het werkverkeer). Dit is echter niet met zekerheid te zeggen. Mogelijk zijn bepaalde delen nog intact.

Voor het gebied waar de uitbreiding van de zandwinning plaats gaat vinden geldt een middelhoge kans op het aantreffen van archeologische indicatoren. De geomorfologische en bodemkundige omstandigheden waren in alle archeologische perioden gunstig voor bewoning. De kans is echter aanwezig dat de top van het dekzand verstoord is als gevolg van bodembewerking zoals ploegen. Binnen het plangebied kunnen archeologische resten worden aangetroffen vanaf het Paleolithicum t/m de Nieuwe Tijd. De resten worden in de top van het pleistocene zand verwacht.

Conclusies veldonderzoek

De exploitatie en afwerking van de zandwinning gaat gepaard met bodemingrepen waardoor mogelijk aanwezige archeologische waarden onomkeerbaar verstoord en/of vernietigd kunnen worden. In het plangebied gaat het om bodemingrepen als het ontgronden, graven van nieuwe waterlopen en het inrichten van oevers.

Ter plaatse van het uitbreidingslocatie aan de noordzijde van de zandwinning is een inventariserend veldonderzoek verricht. Uit de resultaten van het veldwerk is een duidelijke tweedeling af te leiden. Het bodemprofiel in het westelijk deel van het uitbreidingslocatie is overal verstoord mogelijk als gevolg van landbewerking zoals ploegen (31 boringen) terwijl in het oostelijk deel van de uitbreidingslocatie veel intacte podzolprofielen zijn aangetroffen (22 boringen). Ter plaatse zijn aanvullende boringen gezet. In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. De voorgenomen bodemingrepen kunnen zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd.

Op basis van het uitgevoerde veldonderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen archeologische waarden vernietigd zullen worden als gevolg van de voorgenomen activiteit.

Het veldonderzoek is gebaseerd op een steekproef. Indien tijdens de uitvoering van graafwerkzaamheden alsnog archeologische resten worden aangetroffen, dient direct contact opgenomen te worden met de bevoegde overheid (provincie Groningen).