direct naar inhoud van 4.12 Externe veiligheid
Plan: Botjeszandgat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1987.01BuBOTBP0012011-0401

4.12 Externe veiligheid

Bij een bestemmingsplan(wijziging) moet op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het plangebied worden getoetst aan het vigerende beleid voor externe veiligheid. Om de ontwikkeling verder in procedure te kunnen brengen is het noodzakelijk aan te tonen dat:

  • 1. het plangebied geen onaanvaardbare risico's veroorzaakt voor de omliggende bebouwing;
  • 2. de omgeving geen onaanvaardbare risico's veroorzaakt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Voor het bepalen van veiligheidsafstanden zijn twee risico's van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De grenswaarden voor kwetsbare objecten moet in acht genomen worden. Voor beperkt kwetsbare objecten zijn dit richtwaarden, waarvan om gewichtige redenen afgeweken mag worden (verantwoordingsplicht). Het GR is de kans per jaar dat een groep mensen gelijktijdig overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriënterende waarde. Wanneer het bestemmingsplan de bouw of vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten toestaat, moet het groepsrisico worden verantwoord. Het groepsrisico moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Risicobronnen

In de omgeving van het plangebied liggen diverse risicobronnen. Met name zijn te noemen de twee aardgaslocaties van de NAM, enkele grote aardgastransportleidingen en enkele condensaatleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.01BuBOTBP0012011-0401_0024.jpg"

Professionele risicokaart Nederland

In de bovenstaande afbeelding zijn de volgende risicobronnen aangeduid:

  • 1. NAM-locatie Zuiderveen;
  • 2. NAM-locatie Spitsbergen;
  • 3. Aardgascondensaatleiding 500190 (NAM);
  • 4. Aardgasleidingen 501011, 501021 en Aardgascondensaatleiding 500200 (NAM);
  • 5. Aardgasleiding 502180 (NAM).

De plek waar de leidingen ten zuidwesten van de waterpartij elkaar kruisen wordt aangeduid als het knooppunt Jodenkerkhof.

Voor deze risicovolle objecten is een nader externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd door het Steunpunt Externe Veiligheid Groningen en de NAM (zie bijlage 4 en 5). Op basis van de in dit onderzoek uitgevoerde risicoberekeningen is het volgende geconcludeerd.

NB: Naast bovengenoemde risicobronnen ligt er ook een veiligheidszone BEVI in het plangebied die is aangegeven op de figuur in § 4.10 en de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan.

4.12.1 Plaatsgebonden risico

Aardgasleidingen 501011, 501021 en 502180

Door het noordwestelijke deel van het plangebied loopt de aardgasleiding 502180 van de NAM. Aan de zuidzijde buiten het plangebied liggen de aardgasleidingen 501011 en 501021 van de NAM. Deze leidingen hebben in of nabij het plangebied geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6 per jaar).

Er liggen dus geen risicocontouren van deze leidingen over het plangebied. Daarmee wordt voor deze leidingen voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.

Aardgascondensaatleiding 500190

Door de NAM is berekend dat de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6 per jaar) 23 meter aan weerszijden vanaf het hart van deze leiding ligt. Daarmee ligt deze risicocontour gedeeltelijk over het plangebied. Omdat het recreatiegebied bestemd is voor het verblijf van grote aantallen personen gedurende de gehele dagperiode en ook gedurende meerdere dagen achtereen, wordt het recreatiegebied aangemerkt als een kwetsbaar object. Zonder aanpassing van de verblijfplaats van de recreanten kan niet worden voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Daarom zijn bij de definitieve inrichting van het gebied de volgende maatregelen toegepast:

  • Het gebied is zodanig ingericht dat bezoekers zich niet voor langere tijd kunnen ophouden nabij de leiding, dus parkeervoorziening en dichte begroeiing nabij de leiding en lig- of zitplekken op het strand buiten de plaatsgebonden risicocontour van de leiding.
  • Het leidingtracé wordt afgeschermd, bijvoorbeeld met een hek, waarschuwingsmatten, lint of beschermplaten in de grond leggen, indien het terugbrengen van de plaatsgebonden risicocontour van de leiding noodzakelijk is.
  • Plaatsen van waarschuwingsbordjes c.q. het informeren van bezoekers.

Doordat de verblijfplaats van de recreanten nu buiten de plaatsgebonden risicocontour ligt, wordt hiermee voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.

NB: in bijlage 8 zijn het inrichtingsvoorstel voor de zuidwestoever en het besprekingsverslag met de NAM toegevoegd waaruit blijkt op welke wijze in het inrichtingsvoorstel rekening is gehouden met de plaatsgebonden risicocontour in het plangebied ter hoogte van het recreatiegebied.

Aardgascondensaatleiding 500200

Deze leiding ligt aan de zuidzijde buiten het plangebied. Door de NAM is berekend dat de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6 per jaar) 23 meter vanaf de leiding ligt. De verblijfplaats van de recreanten, die als kwetsbaar object wordt aangemerkt, ligt buiten deze plaatsgebonden risicocontour. Daarmee wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.

NAM-locaties Zuiderveen en Spitsbergen

Voor deze beide NAM-locaties, die buiten het plangebied liggen, geldt een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6 per jaar). Daarbinnen mogen geen kwetsbare objecten worden toegestaan. Alleen de risicocontour van locatie Zuiderveen ligt over een klein gedeelte van het noordelijk deel van het plangebied. Binnen dit gedeelte van het plangebied worden echter geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Daarmee wordt voor deze inrichtingen voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.

4.12.2 Groepsrisico

Aardgasleidingen 501011, 501021 en 502180

Het groepsrisico is voor deze leidingen berekend met behulp van het rekenprogramma Carola (versie 1.0.0.51 met parameterbestand 1.2). De bestaande bebouwing levert geen groepsrisico op.

Bij de leidingen 501011, 501021 en 51280 is sprake van enige mate van groepsrisico als gevolg van de toename van het aantal personen in het recreatiegebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.01BuBOTBP0012011-0401_0025.png"

FN-curve Groepsrisico leiding 501011

De hoogte van het groepsrisico is bij de leiding 501011 maximaal 0,031 maal de oriëntatiewaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.01BuBOTBP0012011-0401_0026.png"

FN-curve Groepsrisico leiding 501021

De hoogte van het groepsrisico is bij de leiding 501021 maximaal 0,048 maal de oriëntatiewaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.01BuBOTBP0012011-0401_0027.png"

FN-curve Groepsrisico leiding 502180

De hoogte van het groepsrisico is bij de leiding 502180 maximaal 0,0047 maal de oriëntatiewaarde.

Aardgascondensaatleiding 500190 en 500200

Het groepsrisico is voor deze leidingen door de NAM berekend met behulp van het rekenprogramma Safeti-NL (versie 6.54).

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.01BuBOTBP0012011-0401_0028.png"

FN-curve Groepsrisico leiding 500190

De hoogte van het groepsrisico is bij de leiding 500190 minder dan 0,01 maal de oriëntatiewaarde. Bij de leiding 500200 is geen sprake van groepsrisico omdat het maximaal berekende aantal slachtoffers minder is dan 10.

NAM-locaties Zuiderveen en Spitsbergen

Van deze beide NAM-locaties is de hoogte van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichtingen berekend met Safeti-NL. Hierin is geen rekening gehouden met de beoogde ontwikkelingen bij het Botjeszandgat.

De 1% letaliteitsgrens van Spitsbergen is 416 meter en de bestemming Recreatie - Dagrecreatie ligt op circa 530 meter. De 1% letaliteitsgrens van Zuiderveen is 462 meter en de bestemming Recreatie - Dagrecreatie ligt aan die zijde op circa 750 meter. Voor de hoogte van het totale GR zijn deze inrichtingen dus niet relevant.

Verantwoording groepsrisico

De bestaande bebouwing levert geen groepsrisico op. Er is sprake van een toename van het groepsrisico als gevolg van het verblijf van dagrecreanten. Het groepsrisico is echter laag. Volgens de berekeningen is het maximale groepsrisico in alle gevallen beperkt tot minder dan 0,05 maal de oriëntatiewaarde.

In het plangebied zijn extra maatregelen genomen om het risico voor de recreanten te beperken, de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid te vergroten en de integriteit van de leidingen zo goed mogelijk te waarborgen:

  • Het gebied is zodanig ingericht dat geen bedreigende handelingen zijn te verwachten nabij de leidingen waardoor de integriteit van de leidingen in gevaar komt (interne zonering). De grootste oorzaak van een mogelijke calamiteit met een ondergrondse hogedrukleiding is namelijk graafschade.
  • Het gebied is o.a. door toepassing van beplanting zodanig ingericht dat bezoekers zich niet langdurig op zullen houden nabij de leidingen. Wel is ter plaatse een fietsenstalling aanwezig, doch in tegenstelling tot de plas verblijven bezoekers hier korter dan in de plas. Van langdurig ophouden is dan ook geen sprake.
  • De gronddekking boven de aardgascondensaatleiding (nr.500190) is verhoogd door de aanleg van een dijkje.
  • Er zijn waarschuwingsbordjes geplaatst, zodat bezoekers op de gevaren van de aanwezige risicobronnen worden gewezen.
  • Het recreatiegebied is van twee zijdes bereikbaar en goed toegankelijk voor hulpverleners.
  • Ofschoon geen primaire bluswatervoorziening aanwezig is kan voor het bestrijden van brand gebruik worden gemaakt van de secundaire bluswatervoorziening, namelijk het oppervlaktewater van de plas zelf. Er is dan ook voldoende bluswater voorhanden. In overleg met de brandweer worden maatregelen getroffen waardoor de bereikbaarheid van het oppervlaktewater wordt verbeterd, zodat het oppervlaktewater voor de brandweer en haar materieel bereikbaar is.
  • Het recreatiegebied en de directe omgeving bieden voldoende vluchtmogelijkheden. Voor iedereen zijn er tenminste 2 redelijke vluchtroutes; de vluchtroutes lopen van de risicobron af, zijn verhard en aangegeven.
  • Voor het hele gebied is een vlucht- en ontruimingsplan opgesteld. Goede vluchtroutes zijn onderdeel van het ontsluitingsplan.
  • Het plangebied ligt niet binnen het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem. Bij een calamiteit wordt ingezet op gerichte alamering/ontruiming. Het inzetten van geluidswagens is daarbij een mogelijkheid.

Met deze maatregelen, waarbij de reeds zeer lage kans op een calamiteit verder is gereduceerd en waarmee tevens de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid zijn verbeterd, wordt het groepsrisico aanvaardbaar geacht.

Leidingenknooppunt Jodenkerkhof

Buiten het plangebied ligt het leidingenknooppunt Jodenkerkhof. Uit het oogpunt van veiligheid is het niet wenselijk dat bezoekers zich daar ophouden. De NAM zal zorgen voor aanvullende maatregelen ter voorkoming van ongewenst bezoek.