direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Delfzijl - Park Delfzicht
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1979.90BP-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In maart 2022 werd de sloop van de gebouwen van het voormalige Delfzichtziekenhuis afgerond. De gemeente is voornemens om ter plaatse woningbouw te ontwikkelen. Het gaat om de realisatie van een nieuwe woonwijk, bestaande uit 135 tot 159 woningen. Deze ontwikkeling maakt deel uit van een grotere ontwikkeling, namelijk de versterkingsopgave die als gevolg van de aardbevingsproblematiek in de gemeente is ontstaan. In het kader hiervan worden niet-aardbevingsbestendige woningen gesloopt en worden aardbevingsbestendige woningen teruggebouwd.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Delfzijl - Kern West. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied maakt deel uit van Delfzijl-West, dat ten westen van het centrum van Delfzijl ligt. Het plangebied ligt aan de Jachtlaan en de Hogelandsterweg. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.90BP-ON01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied, rood omlijnd

1.3 Planologische regeling

Delfzijl Kern-West

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Delfzijl-Kern West, dat is vastgesteld op 15 december 2011. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de enkelbestemmingen 'Maatschappelijk', 'Water' en 'Groen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn de gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen met de daarbij behorende verkeers- en verblijfsvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water. Onder maatschappelijke voorzieningen worden educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen verstaan.

Binnen de bestemming 'Groen' zijn de gronden bestemd voor water en oeverstroken, waterhuishouding en het behoud en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden en de recreatievaart, met de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, groenvoorzieningen, bruggen en dammen en openbare nutsvoorzieningen. Ten aanzien van deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Binnen de bestemming 'Water' zijn de gronden bestemd voor water en oeverstroken, waterhuishouding en het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden en recreatievaart. Hierbij horen voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken en de waterhuishouding, groenvoorzieningen, bruggen en dammen en openbare nutsvoorzieningen. Ten aanzien van deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zijn de aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,40 m wordt geroerd, met uitzondering van bouwbouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 200 m² wordt uitgebreid, of bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende plan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.90BP-ON01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Delfzijl-Kern West

Facetplan Geluidzone

Tevens is het Facetplan - Geluidzone van toepassing op het plangebied, dat op 25 juni 2013 is vastgesteld. Binnen dit bestemmingsplan zijn de geluidzones van de industrieterreinen in Delfzijl opgenomen, op basis van uitgevoerde akoestische onderzoeken. Binnen dit plan geldt voor het plangebied de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Hier geldt dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar geluidgevoelig gebouw, of uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevel van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Facetplan Cultuurhistorie

Op basis van het Facetplan Cultuurhistorie, vastgesteld op 26 november 2020, geldt voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit'. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud van bestaande ruimtelijke kwaliteiten waaronder wordt begrepen:

  • a. het aanwezige straat-, bebouwings- en/of landschapsbeeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebied';
  • b. de stedenbouwkundige, landschappelijke en/of architectonische waarden en/of ruimtelijk-visuele waarden van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek object'.

Facetplan kamerverhuur

Ook is Delfzijl - Facetbestemmingsplan kamergewijze verhuur, vastgesteld op 25 april 2023, van toepassing op het plangebied. De gemeente heeft het dit facetbestemmingsplan opgesteld om kamerverhuur binnen woonbestemmingen tegen te gaan. Ingevolge artikel 4 van de regels is het niet toegestaan een woning te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van meer dan één huishouden, daaronder begrepen kamerverhuur. Onder 'huishouden' wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

Facetplan parkeren

Tenslotte is het Facetplan parkeren en actualisering diverse bestemmingen van toepassing op het plangebied, dat op 22 december 2021 is vastgesteld. Door middel van dit plan is een bepaling ten aanzien van parkeren opgenomen in de vigerende gemeentelijke plannen. Zo kan bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een parkeertoets plaatsvinden.

1.4 Crisis- en herstelwet

Dit bestemmingsplan valt onder het bereik van de Crisis- en herstelwet. In bijlage 1 van deze wet is namelijk opgenomen dat de wet van toepassing is op woningbouwprojecten vanaf 11 woningen. Deze wet beoogt een versnelde ontwikkeling en realisering van ruimtelijke en infrastructurele projecten als bijdrage aan de bestrijding van de economische crisis. Het gaat er hierbij met name om dat de procedure van een plan sneller kan worden afgerond, waarmee in dit geval ook vlotter met de realisatie van de woningen kan worden gestart.

Hiertoe bevat de Crisis- en herstelwet een tweetal hoofdstukken met bijzondere wettelijke voorzieningen van tijdelijke aard en een hoofdstuk met wijzigingen van een groot aantal wetten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening. Deze wijzigingen hebben een blijvend karakter. Het toepassen van deze wet heeft als grootste voordeel een snelle afhandeling bij beroep. Bij beroep moet de Raad van State de zaak binnen zes maanden na indiening van het beroepschrift afhandelen.

Er is ook geen mogelijkheid voor belanghebbenden om een pro-forma beroep in te dienen en om beroepsgronden aan te voeren na het einde van de beroepstermijn. Een ander voordeel is dat een nieuw besluit na vernietiging (of na een tussenuitspraak) gebaseerd kan worden op de feiten waarop het oude besluit berustte, behalve wanneer die feiten reden waren voor de vernietiging. Bij de Crisis- en herstelwet geldt onder andere de verplichting dat bij het besluit en de bekendmaking of mededeling van het besluit wordt vermeld dat de procedurele versnellingen van de Crisis- en herstelwet van toepassing zijn. De gemeente Eemsdelta zal dit bij de vaststelling van het bestemmingsplan expliciet vermelden.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan voldoet aan de landelijke standaarden voor de opzet van (digitale) bestemmingsplannen. Voor wat betreft structuur, indeling en bestemmingen is zoveel als mogelijk aangesloten bij de geldende bestemmingsplannen voor het westen van Delfzijl en bij de bestaande door Delfzijl gehanteerde plansystematiek. De stedenbouwkundige randvoorwaarden en beleidsmatige keuzes zijn op hoofdlijn vastgelegd.

In deze plantoelichting wordt het plan beschreven en de uitgangspunten, die daaraan ten grondslag liggen, gemotiveerd. Na deze inleiding (hoofdstuk 1) worden in de volgende hoofdstukken beschreven:

  • een gebiedsbeschrijving en beschrijving van de bestaande situatie (hoofdstuk 2);
  • een beschrijving van het geldende en van belang zijnde beleidskader (hoofdstuk 3);
  • de voorgenomen ontwikkelingen in het gebied (hoofdstuk 4);
  • de effecten voor de omgeving en de te nemen maatregelen vanuit de omgeving (hoofdstuk 5);
  • een planbeschrijving met daarin de hoofduitgangspunten voor de juridische regeling (hoofdstuk 6);
  • een weergave van de uitvoerbaarheidsaspecten (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

Het plangebied is onderdeel van Delfzijl-West. Dit deel van Delfzijl is op te delen in zeven wijken/buurten, te weten Over de Gracht, Scheepvaartbuurt, Steenbakkersbuurt, Tuikwerderrak, Dethmerseiland, Fivelzigt en Fivelmonde. Zoals weergegeven in figuur 2.1 valt het plangebied buiten deze buurten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.90BP-ON01_0003.png"

Figuur 2.1 Buurten in het plangebied Delfzijl - Kern West

Voorheen was het plangebied ingericht ten behoeve van het voormalige Delfzicht Ziekenhuis. De bebouwing betrof één hoofdgebouw bestaande uit één bouwlaag aan de voorzijde en drie bouwlagen aan de achterzijde met een plat dak. Er waren meerdere bijgebouwen aanwezig. De kliniek aan de Jachtlaan 52 valt buiten het plangebied.

Het ziekenhuis is gebouwd in de jaren '60 en had een regionale functie. Het ziekenhuis werd in 2018 gesloten en in 2021 gesloopt. De reden van sluiting was dat de Ommelander Ziekenhuis Groep (OZG) één ziekenhuis heeft gebouwd in Scheemda, ter vervanging van Delfzijl en Winschoten.

In de huidige situatie is alle bebouwing uit het plangebied verwijderd en betreft het braakliggend terrein. Het plangebied is verbonden met de Parallelweg (N360) via de Fivellaan en de Jachtlaan, ten westen van de Hogelandsterweg.

Tussen het Damsterdiep en de Delfzichtlocatie ligt een belangrijk groen- en bosgebied (Bosplan Tuikwerderrak).

In figuur 2.2 is een luchtfoto van de huidige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.90BP-ON01_0004.png"

Figuur 2.2 Luchtfoto van de huidige situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Binnen het Rijksbeleid zijn de Nationale Omgevingsvisie, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Ladder voor Duurzame verstedelijking en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening van belang.

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, om te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Er wordt gestimuleerd om er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren. Het plangebied valt onder het NOVI-gebied Groningen. Het Rijk heeft als doel om een nieuw en aantrekkelijk toekomstperspectief voor Groningen met fysieke maatregelen te creëren. Het Rijk heeft een belangrijke rol als het gaat om gaswinning. Enerzijds laat schade diepe sporen na in het Groningse landschap, anderzijds biedt dit vele kansen voor het ruimtelijk beleid van provincie en gemeenten. Het gebied is ook wat betreft cultureel erfgoed van groot belang voor Nederland. Het opstellen van een plan van aanpak om prioriteiten te bepalen en mogelijkheden van organisatie van de inzet van regio en Rijk te onderzoeken, behoort tot het proces.

Opgaven

Nederland heeft een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost, zij moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

Toetsing

De ontwikkeling in het plangebied raakt de opgave 'steden en regio's sterker en leefbaarder maken'. Steden moeten zich duurzaam ontwikkelen door middel van een samenhangende aanpak van wonen, werken, mobiliteit, gezondheid en leefomgevingskwaliteit. Het woningaanbod in de regio's sluit aan bij de vraag naar aantallen en typen woningen, woonmilieus en prijsklasse. In het plangebied worden vijf clusters woningen gerealiseerd, waarvan elk cluster gemengd is: sociale huur en koop, gezinswoningen, levensloopbestendige en vrijstaande woningen worden gecombineerd. Zo is er plek voor jong en oud, kwetsbaar en vitaal en verschillende inkomens. Door de strategie van herstructurering middels de perspectieflocaties ontstaat de unieke kans om nieuwe woonmilieus te ontwikkelen die een toevoeging zijn op het redelijk eenzijdige woningbestand van de stad. Dit houdt de stad leefbaar. Tevens is er aandacht voor gezondheid, leefomgevingskwaliteit en mobiliteit. De locatie ligt op fietsafstand van de binnenstad van Delfzijl, maar ook van Appingedam en de nieuwe Campus Eemsdelta. Het park is ingericht voor fietsers en wandelaars. De auto is te gast en neemt minimale ruimte in.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen Rijksbelangen genoemd in het Barro.

3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De Ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied.

Binnen het plangebied worden 135 tot 159 verschillende typen woningen gerealiseerd. Deze ontwikkeling maakt deel uit van een grotere ontwikkeling (de perspectieflocaties), namelijk de versterkingsopgave die als gevolg van de aardbevingsproblematiek in de gemeente is ontstaan. In het kader hiervan worden niet-aardbevingsbestendige woningen gesloopt en worden aardbevingsbestendige woningen teruggebouwd.

Hierbij neemt het aantal woningen in totaal af. Ondanks dat dus maximaal 159 woningen in het plangebied worden gebouwd, neemt het aantal woningen van de totale ontwikkeling af. Verder ligt het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied. De behoefte naar deze woningen is nader onderbouwd in paragraaf 3.3 en 3.4, waar het gemeentelijk beleid uitéén is gezet. Daarmee wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie

Het ruimtelijk beleid is door de Provincie Groningen vastgelegd in de Omgevingsvisie 2016-2020. In de Omgevingsvisie wordt al het ruimtelijk beleid gebundeld in één document. Tegelijk met de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld. Beide documenten hebben inmiddels diverse wijzigingen ondergaan. In dit bestemmingsplan is getoetst aan de geconsolideerde versie van 3 februari 2021 van beide documenten die op www.ruimtelijkeplannen.nl bekend zijn gemaakt. De provinciale belangen uit de visie zijn in de Omgevingsverordening vertaald in bindende regels die bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in acht dienen te worden gehouden. Het gaat hierbij om zowel ruimtelijke aspecten waaronder landschapswaarden en cultuurhistorische waarden als functionele aspecten waaronder verkeer en vervoer en wonen.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

Ter uitvoering van het beleid uit de Omgevingsvisie hebben Provinciale Staten op 1 juni 2016 de provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening bevat regels over de fysieke leefomgeving en wel voor de onderwerpen ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en ontgrondingen. Daarmee sluit het aan op eerdere verordeningen. De verordening bevat algemene regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting. Deze regels moeten bewerkstelligen dat provinciale ruimtelijke belangen doorwerken op lokaal niveau. Dit betekent dat gemeenten zich bij het opstellen van (nieuwe) bestemmingsplannen hieraan moeten houden; de voorwaarden zijn zowel inhoudelijk als methodisch. In de Omgevingsverordening wordt met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen onder meer aandacht gevraagd voor de wijze waarop met de ruimtelijke kwaliteit en aspecten van duurzaamheid wordt omgegaan. Na vaststelling op 1 juni 2016 is de verordening inmiddels diverse malen gewijzigd. Toetsing aan de verordening heeft plaatsgevonden op basis van de geconsolideerde versie van 25 mei 2022 die is bekendgemaakt op ruimtelijkeplannen.nl.

De provinciale omgevingsverordening ziet primair op het buitengebied. Het stedelijk gebied wordt met name geregeld in gemeentelijk beleid. Desondanks zijn wel regels opgenomen ten aanzien van woningbouw.

In artikel 2.15.1 is opgenomen dat een bestemmingsplan alleen kan voorzien in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie, die rekening houdt met regionale woningbehoefteprognoses. In paragraaf 3.3 en 3.4 is opgenomen dat hier sprake van is. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de provinciale omgevingsverordening.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030

Op basis van de Ontwikkelingsvisie wil de regio werken aan een veilig en duurzaam ingerichte Eemsdeltaregio in 2030; een regio met een aantrekkelijk woonklimaat en een goede balans tussen de economie en de ecologie. De Ontwikkelingsvisie wil daarbij twee functies vervullen:

  • het aanjagen van ontwikkelingen en functies in de regio;
  • het sturen en ordenen hiervan.

Ten aanzien van de concentratie in centrumdorpen wordt in de visie vermeld dat lokale voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs en detailhandel gevoelig zijn voor de concentratie van functies. Het totale niveau van bovenlokale voorzieningen voor de regio als geheel wordt op niveau gehouden door deze te concentreren in de regionale centra en in een beperkt aantal centrumdorpen. De centrumdorpen zijn robuust, goed bereikbaar via weg en/of spoor en samen met de regionale centra de dragers van de robuuste ruimtelijke structuur.

Ten aanzien van wonen is de uitvoering nader uiteengezet in de woonvisie Eemsdelta 2022-2032 (vastgesteld 2 maart 2022), zie paragraaf 3.4.1. De regio wil in ieder geval mensen zo lang mogelijk in de eigen woning of leefomgeving laten wonen. Dat betekent dat de gemeente uitgebreid gaat investeren in het behoud en verbetering van woningen, wijken en dorpen. Nieuwbouw gebeurt alleen in regionale centra en de centrumdorpen.

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan op het beleid uit de ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030, in die zin dat de nieuwbouwwoningen in een regionaal centrum worden gerealiseerd.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Woonvisie Eemsdelta 2022-2032: Met vertrouwen aan de slag!

De gemeente Eemsdelta heeft in 2022 een nieuwe woonvisie vastgesteld. Met deze woonvisie geeft de gemeente richting aan toekomstbestendige kernen en een aantrekkelijke woonomgeving. De visie bevat een uitvoeringsagenda op gemeente- en kernniveau.

Nieuwe woningen bouwen

Uit de visie komt naar voren dat Eemsdelta weer kan groeien. De komende tien jaar bouwt de gemeente 600-900 extra woningen. Uit het nieuwe woningmarktonderzoek blijkt dat de vraag naar wonen ook in Delfzijl toeneemt. Om die reden is extra ruimte voor woningbouw nodig. Daarbij zet de gemeente in op kwaliteit en doorstroming.

In de woonvisie is een kaart opgenomen waaruit volgt dat voor Delfzijl-West circa 250 woningen worden beoogd (zie figuur 3.1 en 3.2). De ziekenhuislocatie en de LTS-locatie zijn expliciet benoemd als locatie om dit uit te voeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.90BP-ON01_0005.png"

Figuur 3.1 Kaart Eemsdelta (plangebied valt onder 3)

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.90BP-ON01_0006.png"

Figuur 3.2 Legenda bij kaart

Specifiek voor Delfzijl wordt gestreefd naar een mix van koop- en huurwoningen, voor jong en oud en voor verschillende inkomensgroepen in de wijken. Daarbij gaat aandacht uit naar leefbaarheid. Voorliggend plan voorziet in de nieuwbouw van zes clusters met 135 tot 159 verschillende typen woningen. Elk cluster is gemengd en bevat een combinatie van sociale huur en koop, gezinswoningen, levensloopbestendige en vrijstaande woningen. Hiermee wordt voldaan aan de doelstelling om een mix aan woningen te bouwen.

Door de strategie van herstructurering middels de Perspectieflocaties ontstaat de unieke kans om nieuwe woonmilieus te ontwikkelen die een toevoeging zijn op het redelijk eenzijdige woningbestand van de stad. Er is wat te kiezen voor bewoners die moeten verhuizen en er ontstaat een aantrekkelijk aanbod voor nieuwe doelgroepen, zoals bijvoorbeeld terugkerende Delfzijlsters die hier een gezin willen stichten.

Met betrekking tot Delfzijl is intensief gewerkt aan plannen voor versterking en vervanging van woningen. De perspectieflocaties zijn bedoeld om dit mogelijk te maken en tegelijk te werken aan woningen en plekken die Delfzijl qua woningmarkt en ruimtelijke kwaliteit versterken. Uit het nieuwe woningmarktonderzoek blijkt dat de vraag naar wonen in Delfzijl toeneemt. Om die reden is extra ruimte voor woningbouw nodig.

Aardbevingen de baas

In Eemsdelta wordt op grote schaal geïnvesteerd als gevolg van de aardbevingen, met als resultaat woningverbetering en vernieuwing van de omgeving. Nieuwe woningen dienen aardbevingsbestendig gebouwd te worden. Het realiseren van de nieuwbouwwoningen voldoet aan deze doelstelling.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de woonvisie van de gemeente Eemsdelta.

3.4.2 Integraal InvesteringsProgramma Delfzijl 2012-2022 (IIP) en actieplan Dopen en Wijken

Om de functie van Delfzijl als regionaal en economisch centrum te behouden zijn maatregelen nodig, zowel op het gebied van wonen als voorzieningen. Deze maatregelen zijn beschreven in het Integraal InvesteringsProgramma Delfzijl 2012-2022 (IIP). Investeringen zijn nodig om bij een afnemende woningbehoefte de kwaliteit van wijken en dorpen op peil te houden. Daarnaast moet Delfzijl regionale voorzieningen blijven bieden zoals een goed zorgcluster, stevige scholen, inclusief voorgezet en beroepsonderwijs, een aantrekkelijk winkelcentrum en een divers cultureel aanbod. De voormalige gemeente Delfzijl en de provincie Groningen hebben als nadere uitwerking van het IIP het Actieplan Dorpen en Wijken opgesteld. In het Actieplan staan concrete projecten uitgewerkt waaraan de komende jaren in de dorpen en wijken wordt gewerkt. Binnen deze verschillende projecten is er één hoofdlijn gekozen: het versterken van woningen in deze dorpen en wijken.

Binnen het plangebied is sprake van nieuwbouw van verschillende typen woningen. Binnen bestaand stedelijk gebied worden met dit project in totaal 135 tot 159 woningen gerealiseerd, met een mix van zowel koop- als huurwoningen. De mix bestaat uit rijwoningen (huur en koop), 2-onder-1-kapwoningen en vrijstaande woningen. De te realiseren woningen dragen niet alleen bij aan een goede woningvoorraad, maar ook aan een leefbare woonomgeving in het groen. Het plan sluit aan bij het Integraal IIP en het Actieplan Dorpen en Wijken en is passend binnen de behoefteraming.

Hoofdstuk 4 Ontwikkeling van het plangebied

4.1 Stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn een stedenbouwkundig ontwerp en beeldkwaliteitsplan opgesteld door Specht architecten. Deze zijn tezamen opgenomen in Bijlage 1.

Inrichting van het plangebied

Het voornemen is om de locatie van het voormalige ziekenhuis te gaan herontwikkelen tot de woonwijk Park Delfzicht, met minimaal 135 en ten hoogste 159 woningen, bestaande uit 6 clusters met 99 rijwoningen (koop), 6 patio levensloopwoningen (koop), 9 vrijstaande woningen (koop), 18 levensloopwoningen (huur) en 27 gezinswoningen (huur). Daarmee is er ruimte voor jong en oud, huur en koop. De woningen zijn per cluster gegroepeerd rondom een erf en elk cluster grenst aan een ander soort landschap. De vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen hebben een garage. Parkeren kan op eigen terrein in de garage of op de eigen oprit. De ontsluiting van het terrein vindt plaats op de Hogelandsterweg en de Jachtlaan. In figuur 4.1 is een situatietekening weergegeven van de toekomstige inrichting van het plangebied.

Kavelgroottes

De woningtypen krijgen de volgende kavelgroottes:

  • Koop - rijwoningen: 114-200 m2. Gemiddeld ca. 124 m2;
  • Koop - vrijstaande woningen: 402-546 m2 (incl. parkeren op eigen terrein). Gemiddeld ca. 450 m2;
  • Koop - patiowoningen: 135 m2;
  • Sociale huur - gezin: 98-105 m2;
  • Sociale huur - levensloop: 116-124 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.90BP-ON01_0007.png"

Figuur 4.1 Stedenbouwkundig ontwerp van het plangebied

Ligging plangebied

De ligging van de locatie is gunstig doordat het grenst aan het stadsbos Tuikwerderrak en het Damsterdiep. Met de nieuwe landschappelijke woonbuurt wordt het bestaande stadsbos uitgebreid. Zo loopt het Tuikwerderrak door vanaf het Damsterdiep tot aan de Hogelandsterweg en de Jachtlaan. De locatie ligt op fietsafstand van de binnenstad van Delfzijl, maar ook van Appingedam en de nieuwe campus Eemsdelta. Park Delfzicht is een autoluw park waar stapvoets gereden wordt. In park Delfzicht zijn aantrekkelijke en uitdagende plekken voor kinderen om natuurlijk te spelen, elkaar te ontmoeten en om te bewegen. Het park is klimaatrobuust en heeft een grote biodiversiteit.

Verbonden met de omgeving

Park Delfzicht is ingericht voor fietsers en wandelaars. Dit is mogelijk doordat voorzieningen in de nabijheid zijn, zoals het voorzieningencluster aan de Jachtlaan, het kindcentrum, station Delfzijl West en bushaltes. De historische verbinding tussen Delfzijl en Appingedam wordt hersteld in de vorm van een fietsroute, waar ook de nieuwe Campus Eemsdelta op aansluit.

Ruimte voor biodiversiteit

Het stimuleren van biodiversiteit is een belangrijk uitgangspunt voor het plan. Hierbij wordt nadrukkelijk de aansluiting gezocht op het aanliggende bosgebied. In het park wordt gewerkt met verschillende biotopen: de droge ruigte, de natte ruigte, het parkbos en natuurlijk parkbos. Zo krijgt het groen in de buurt ecologische meerwaarde. Elk habitat herbergt zijn eigen dier- en plantensoorten. De habitats tezamen versterken elkaar en leveren een grote verscheidenheid aan biodiversiteit op.

Klimaatrobuust

Park Delfzijl is bestand tegen hevige regenval en periodes van droogte. Zie hoofdstuk 5.9 voor een nadere toelichting.

In figuur 4.2 is de inrichting van het park weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.90BP-ON01_0008.png"

Figuur 4.2 Toekomstige inrichting van het plangebied

Beeldkwaliteitsplan

Situering

In Park Delfzicht liggen zes woonclusters. De bebouwing in elk cluster is gepositioneerd rondom een gezamenlijk erf, waar het bewonersparkeren is georganiseerd. De doorgang naar het gezamenlijk parkeererf wordt zo smal mogelijk gemaakt, zodat de geparkeerde auto's vanuit het park zoveel mogelijk aan het zicht worden onttrokken. Elk cluster van woningen heeft een alzijdig karakter, gericht naar het landschap. De voordeuren zijn aan de buitenkant van het cluster gepositioneerd, zodat geen achterkanten naar de openbare ruimte ontstaan.

Hoofdvorm en materialen

In elk cluster vindt een menging van verschillende woningtypen plaats, waardoor elk wooncluster uit verschillende bouwvolumes bestaat. Samen vormen de woonclusters een sterke eenheid. Ze zijn ontworpen in dezelfde architectuur, zodat samenhang ontstaat tussen de bebouwing en in de parkruimtes tussen de clusters. Er is één gevelmateriaal, één dakmateriaal, één nokrichting, één dakhelling en een doorlopende pergola. Het materiaalgebruik is natuurlijk van aard en gaat op in het landschap. De toegepaste materialen tijdens de bouw en bij gebruikname zijn gerecycled, van goed beheerde natuurlijke oorsprong of zijn aan het einde van de gebruiksduur eenvoudig te recyclen. Het beeld van de bebouwing is ingetogen en heeft een lichte uitstraling, zodat het park goed tot zijn recht komt.

De nokrichting van alle daken is oost-west georiënteerd (haaks of parallel aan de voorgevel). Alle daken hebben dezelfde hellingshoek, variërend van 25 tot 35 graden. Per woningtype zijn er verschillende dakvormen mogelijk. Dit onderdeel wordt gewaarborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

Buitenruimte

Een doorlopende pergola met terrassen vormt de overgang van het park naar de woningen aan de voorzijde. De hoogte en het ontwerp van deze terrassen kan verschillen, maar voor alle woningen die aan dezelfde zijde van een wooncluster liggen, krijgen de terrassen eenzelfde hoogte en ontwerp. De onderlinge terrassen worden van elkaar gescheiden door een plantenbak met klimbeplanting.

Kunstwerken

Het trafogebouw wordt ontworpen als kunstwerk/monument en vormt samen met de oude ziekenhuismuur de toegang van de wijk van de Jachtlaan (met belettering 'Park Delfzicht'). Kunstwerken uit het voormalige ziekenhuis krijgen een plek in het park.

Conclusie

Het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan vormen de uitgangspunten voor Park Delfzicht. Indien nodig zijn uitgangspunten gewaarborgd in de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Archeologie en cultuurhistorie

5.1.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan in de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over in de Omgevingswet wanneer deze in 2023 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Onderzoek

Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan Delfzijl-Kern West geraadpleegd. Op de plankaart is te zien dat een klein gedeelte van het plangebied is bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Conform de regels van het bestemmingsplan is bij ruimtelijke ontwikkelingen groter dan 200 m2 en dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld, archeologisch onderzoek vereist. Er vinden geen ontwikkelingen en daarmee geen bodemingrepen plaats binnen de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.1.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Onderzoek

Op basis van de Nota cultuurhistorie en de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente geldt ter plaatse van het plangebied de cultuurhistorische waarde 'Verkaveling (WR-ch2)'. Binnen de gemeente zijn verschillende typen historische verkaveling bewaard gebleven. Deze vertellen elk een afzonderlijk deel van het ontstaan van de voormalige gemeente Delfzijl. De verschillende verkavelingstypen die binnen de gemeente Eemsdelta voorkomen zijn onregelmatige blokverkaveling, opstrekkende verkaveling en meedenverkaveling/blokstrookverkaveling.

In dit geval is het plangebied onbebouwd en wordt deze herontwikkeld door middel van woningbouw. Bij de toekomstige ontwikkeling is nauwkeurig gekeken naar de cultuurhistorische waarden in de omgeving. In hoofdstuk 4 is een stedenbouwkundige onderbouwing gegeven van het voornemen en is het beeldkwaliteitsplan uiteengezet. Door deze randvoorwaarden aan te houden worden geen cultuurhistorische waarden geschaad met dit voornemen.

Conclusie

In het stedenbouwkundig plan en in dit bestemmingsplan is rekening gehouden met het aspect cultuurhistorie.

5.2 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, in de Nederlandse wetgeving.

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

In de Wnb wordt ook onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

De ontwikkeling van het plangebied betreft de nieuwbouw van 135 woningen (met uitloop naar 159) ten westen van de kern van Delfzijl. Ten behoeve van deze nieuwbouw dient een ecologische quickscan plaats te vinden. Op deze manier wordt onderzocht of wettelijk beschermde soorten in het gebied en de houtopstanden aanwezig zijn. Indien dit het geval is, worden eventuele maatregelen genomen. Bij de quickscan wordt een inschatting gemaakt van de (mogelijk) binnen de invloedssfeer van het project aanwezige beschermde natuurwaarden en de effecten van de voorgenomen plannen op deze waarden.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Groningen

In de provincie Groningen wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In verband met de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkering, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer, de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw of bestendig gebruik worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij deze verordening. Het betreft de aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. De haas, bunzing en hermelijn worden op grond van de nieuwe Omgevingsverordening provincie Groningen, die op 22 februari 2023 is vastgesteld en in werking treedt op 1 januari 2024, niet meer vrijgesteld van de vergunningplicht.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op circa 1,5 km afstand tot het Natura 2000-gebied de Waddenzee. In dat kader is het van belang om te bepalen of sprake is van een toename aan stikstofdepositie in zowel de gebruiksfase als de aanlegfase. Hiertoe is in februari 2023 een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in bijlage 3 en bijlage 4. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn niet aan de orde. Voor dit plan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).

Bomen

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is in november 2021 onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit en levensverwachting van de bomen en houtopstanden in het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in bijlage 5.

In het algemeen kan gesteld worden dat bomen met een voldoende of goede conditie een toekomstverwachting hebben van meer dan 10 jaar en bomen met een matige of slechte conditie minder dan 10 jaar. Hierbij spelen de aanwezigheid van ziekten, de mate van aantasting, gebreken en de standplaats ook een bepalende rol waardoor een afwijking in bovenstaande kan optreden. Conditie en toekomstverwachting is een conclusie van de opgenomen boomkenmerken. Hieronder staan deze samengevat weergegeven.

Tabel 5.1 Conditie van de bomen

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.90BP-ON01_0009.png"

Veel bomen hebben een redelijke tot een goede conditie (ruim 85 procent).

Veel bomen hebben een redelijke tot goede toekomstverwachting. Een zevental bomen hebben een (duidelijk) verminderde toekomstverwachting van minder dan 10 jaar. De toekomstverwachting van de bomen is weergegeven in tabel 4.2.

Tabel 5.2 Toekomstverwachting van de bomen

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.90BP-ON01_0010.png"

Vanuit boomtechnisch oogpunt wordt basis geadviseerd om:

  • bij een herinrichting de bomen met een sterk verminderde toekomstverwachting (minder dan 5 jaar) te rooien. In totaal wordt geadviseerd om bij een herinrichting vijf bomen te rooien;
  • bij een herinrichting de bomen met een verminderde toekomstverwachting (tussen 5 en 10 jaar) indien mogelijk te behouden. Mochten deze bomen bij een herinrichting in de weg staan dan wordt geadviseerd om deze beide bomen te rooien;
  • bij een herinrichting de bomen met een goede toekomstverwachting (meer dan 10 jaar) te behouden. Mocht bij de herinrichting bomen met een goede toekomstverwachting moeten wijken dan kunnen mogelijk enkele bomen verplant worden.

Soortenbescherming

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling heeft in 2019 een ecologische quickscan plaatsgevonden waarbij het plan is getoetst aan de vigerende natuurwetgeving. Naar aanleiding van deze beoordeling is in het voor- en najaar van 2019 aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 6. Daarbij werd vastgesteld dat het ziekenhuis in zijn geheel fungeert als verblijfplaats voor zes mannetjes van Gewone- en Ruige dwergvleermuis, die in het gebouw verblijven. Daarnaast zijn in het gebouw drie zomerverblijfplaatsen van Laatvlieger aanwezig.

Voor het aantasten van de verblijfplaatsen is ontheffing verleend door de Provincie Groningen. Op 16 september 2020 is de ontheffing verleend. Op 12 februari 2021 is de ontheffing op één punt gewijzigd.

Met betrekking tot de inrichting van het plangebied moet worden opgemerkt dat het park wordt ingericht in vier verschillende habitats: de droge ruigte, de natte ruigte, het parkbos en tiny forests. Elk habitat herbergt zijn eigen dier- en plantensoorten. De habitats tezamen versterken elkaar en leveren een grote verscheidenheid aan biodiversiteit op. Het type beheer verschilt per habitat. Grote delen worden ecologisch en daarmee extensief beheerd. Om bewoners te betrekken bij de inrichting en het beheer van het park, wordt het Instituut voor Natuureducatie (I.V.N.) bij het planvoornemen betrokken.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling vormt geen belemmering ten aanzien van het aspect ecologie.

5.3 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij een functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Toetsing

Samenvatting verkennend onderzoek en aanvullend onderzoek

Ten behoeve van de voorgenomen woningbouwontwikkelingen is eerst een verkennend bodem-, asbest- en verhardingsonderzoek uitgevoerd. Ter plaatse van boring 03 is een oude demping aangetroffen welke matig tot sterk verontreinigd is met PCB's, PAK en koper. De overige aangetroffen lichte verhogingen in de grond en het grondwater vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Zowel zintuiglijk als analytisch is geen asbest aangetroffen.

Vervolgens is een aanvullend bodemonderzoek verricht om de ligging van de demping te verifiëren en de omvang van de verontreiniging ter plaatse van boring 03 te bepalen. De onderzoeksresultaten wijzen uit dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Dit heeft tot gevolg dat op grond van de Wet bodembescherming graven wordt aangemerkt als een sanerende handeling. Graafwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een SIKB BRL 7000 erkende aannemer en onder milieukundige begeleiding. Om de sanerende handelingen mogelijk te maken, dient een BUS-melding te worden opgesteld.

Tenslotte is onderzoek gedaan naar radioactieve vervuiling in het plangebied, nu in het verleden mogelijk enig radioactief afval is gemorst bij de logistieke overslag. Uit de resultaten volgt dat dat de hoogte van de radioactieve achtergrondstraling op het terrein onder de grenswaarde valt. Er is geen aanwijzing voor radioactieve vervuiling.

Verkennend onderzoek

Ten behoeve van de voorgenomen woningbouwontwikkelingen is een verkennend bodem-, asbest- en verhardingsonderzoek ter plaatse van het plangebied uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 7.

Zintuigelijk

Ter plaatse van boring 03 is de ondergrond (2,0-2,3 m-mv) sterk slibhoudend en is een zwakke olie-waterreactie waargenomen. Ter plaatse van boring 06 is in de ondergrond (1,4-1,8) tevens resten van een oude demping waargenomen. Over de gehele locatie zijn in de grond bijmengingen met baksteen aangetroffen. Conform NEN 5707/NEN 5725 worden deze niet als asbestverdacht beschouwd.

Menggranulaat en asfalt

In het fundatiemateriaal onder de parkeerplaats ten noorden van het ziekenhuis wordt de maximale samenstellingswaarde van minerale olie, fenantreen, anthraceen en PAK overschreden. Het fundatiemateriaal is indicatief aangemerkt als niet-toepasbare bouwstof.

In het fundatiemateriaal onder de asfalt- en klinkerverharding van Jachtlaan 52-52a wordt de maximale emissiewaarde van vanadium overschreden. Na toetsing aan de IBC-eisen volgt dat het fundatiemateriaal indicatief is aangemerkt als toepasbare IBC-bouwstof.

De aanwezige asfaltverharding bevat in enkele lagen PAK (teer) boven de samenstellingswaarde en is daarmee deels als teerhoudend beoordeeld.

Grond

Uit de analyseresultaten blijkt dat in de sterk slibhoudende ondergrond ter plaatse van boring 03 (ziekenhuis inpandig, patio) een interventiewaardeoverschrijding van PCB’s en PAK is aangetoond. Tevens worden de voormalige tussenwaarden van koper en zink overschreden. Op zowel het overige verdachte als onverdachte terrein zijn hoogstens achtergrondwaardeoverschrijdingen van de onderzochte parameters aangetoond.

Ten aanzien van PFAS zijn PFOA en PFOS niet verhoogd aangetoond ten opzichte van de landelijke achtergrondwaarden (1,4 µg/kg ds PFAS en 1,9 µg/kg ds voor PFOA).

Uit de analyseresultaten blijkt dat in de mengmonsters van de grond ter plaatse van de gesloopte bebouwing geen asbest is aangetoond.

Grondwater

In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan zink, nikkel, naftaleen, molybdeen en/of xylenen gemeten (overschrijding streefwaarden). De concentraties van de overige onderzochte parameters liggen beneden de geldende streefwaarden en/of detectiegrenzen.

Conclusie

Ter plaatse van boring 03 is oude demping aangetroffen welke matig tot sterk verontreinigd is met PCB’s, PAK en koper. Dit vormde aanleiding tot nader onderzoek naar de omvang van de aangetroffen verontreinigde demping. De overige aangetroffen lichte verhogingen in de grond en het grondwater vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Zowel zintuiglijk als analytisch is geen asbest aangetroffen.

Aanvullend bodemonderzoek

Aanvullend is een bodemonderzoek verricht om de ligging van de demping te verifiëren en de omvang van de verontreiniging te bepalen. Dit is opgenomen in bijlage 8. Doordat het gebouw van het voormalige ziekenhuis nog aanwezig was, kon de exacte ligging van de demping niet worden bepaald. Het doel van het nader bodemonderzoek was na te gaan of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Onderzoeksresultaten

  • Tijdens het voorgaande onderzoek is ter plaatse van boring 03 een sterk slibhoudende grondlaag aangetroffen (2,0 - 2,3 m-mv) en is een zwakke olie-waterreactie waargenomen.
  • Ter plaatse van sleuf 101, 102, 103 en 104 zijn sporen baksteen aangetroffen. Daarnaast zijn ter plaatse van sleuf 102, 103 en 104 sporen met huisvuil, sporen hout en sporen glas aangetroffen. Ter plaatse van B105 zijn sporen hout en sporen metaalafval aangetroffen. De bijmengingen zijn te relateren aan de aangetroffen demping.
  • Ter plaatse van SL02, SL04 en B05 is de demping opnieuw aangetroffen met matige tot sterke verhogingen aan koper, zink, PCB’s en/of PAK.
  • Op basis van de onderzoeksresultaten veronderstellen we dat de verontreinigingen te relateren zijn aan de demping en zich beperken tot het profiel van de voormalige sloot.
  • De omvang van de matig tot sterk verontreinigde grond van de demping wordt geraamd op 96 m3 (4,0 m1 breed, 48 m1 lang, 0,5 m1 diep).

De omvang van de matig tot sterke verontreiniging is groter dan 25 m3 grond, waardoor er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Conclusie

Het graven in een geval van ernstige bodemverontreiniging conform de Wet bodembescherming is een sanerende handeling. Graafwerkzaamheden dienen daarbij te worden uitgevoerd door een SIKB BRL 7000 erkende aannemer en onder milieukundige begeleiding.

Geadviseerd wordt de sterke verontreinigde grond van de demping te ontgraven en af te voeren. Om de sanerende handelingen mogelijk te maken, dient een BUS-melding te worden opgesteld.

Aanvullend onderzoek slootdempingen en voormalige spoorbaan

Uit een nadere beschouwing van de in 2021 en 2022 uitgevoerde bodemonderzoeken binnen het voormalig terrein van het Delfzicht ziekenhuis te Delfzijl blijkt dat de slootdempingen en voormalige spoorbaan en wegen binnen het plangebied summier zijn onderzocht. Op aanwijs/verzoek van de provincie bleek het wenselijk te zijn hier meer onderzoek naar te doen teneinde tijdens de verdere bouwrijpwerkzaamheden stagnatie te voorkomen. Omdat ter plaatse van de dempingen een beperkte onderzoeksinspanning is verricht, bestaat het vermoeden dat mogelijk andere nog niet onderzochte gedempte watergangen sterk verontreinigd kunnen zijn. Om voldoende zekerheid te verkrijgen (met het oog op toekomstige woningbouw) dat er binnen het plangebied geen onverwachte slootdempingen aanwezig zijn die sterk verontreinigd zijn wordt aanvullend onderzoek uitgevoerd.

In het kader van het verkennend bodemonderzoek zijn verspreid over de gehele locatie boringen en peilbuizen geplaatst. De situering van deze boringen komt in een aantal gevallen overeen met de globale ligging van een demping. Voorgaand bodemonderzoek heeft reeds aangetoond dat op basis van historische kaarten het lastig is om de exacte locaties van de gedempte watergangen en voormalige spoorbaan te bepalen. Dit omdat de historische kaarten onvoldoende nauwkeurig zijn.

Voorstel is om het aanvullend bodemonderzoek uit te voeren door middel van het graven van sleuven met een hydraulische graafmachine. Hiermee kan in korte tijd een groot terreindeel worden onderzocht en kan op basis van zintuiglijke beoordeling van het ontgraven materiaal inzicht worden verkregen of er sprake is van een verstoorde bodem en/of de aanwezigheid van bodemvreemd materiaal. Hierbij worden sleuven haaks op het tracé van de voormalige sloten, spoorbaan en wegen uitgevoerd. Met deze voorgestelde werkwijze wordt eveneens inzicht verkregen in de samenstelling van het toegepaste dempingsmateriaal. Tevens wordt met het plannen van de sleuven rekening gehouden met het nieuwe ontwerp van het gebied.

Onderzoek achtergrondstraling

In het verleden is mogelijk enig radioactief afval gemorst bij de logistieke overslag. Ten behoeve daarvan is onderzoek gedaan naar radioactieve vervuiling in het plangebied. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 9.

Resultaten

  • De variatie in gemeten concentraties radioactiviteit verschilt over het terrein. Dit wordt
  • grotendeels veroorzaakt door de verschillende materialen die op het terrein zijn toegepast.
  • De gemeten waarden liggen binnen het bereik van 'normale' radioactieve achtergrondstraling en zijn geen directe aanwijzing voor radioactieve verontreiniging.
  • De hoogst gemeten radioactieve waarden op de hot spot locaties zijn toe te schrijven aan natuurlijke bronnen en niet aan radioactieve verontreiniging.
  • Als er sprake is van radioactieve verontreiniging op het terrein, dan is dat in zulke lage concentraties dat het niet traceerbaar is ten opzichte van de natuurlijke radioactieve achtergrondstraling en vormt het dus geen gevaar voor de gezondheid.

Conclusie

De hoogte van de radioactieve achtergrondstraling op het terrein valt onder de grenswaarde. Er is geen aanwijzing voor radioactieve vervuiling.

Algehele conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Verkeer, ontsluiting en parkeren

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Binnen het plangebied worden maximaal 159 woningen mogelijk gemaakt, bestaande uit 99 rijwoningen (koop), 6 patio levensloopwoningen (koop), 9 vrijstaande woningen (koop), 18 levensloopwoningen (huur) en 27 gezinswoningen (huur). De verkeersgeneratie is berekend op basis van de gemiddelde kentallen die afkomstig zijn van CROW (publicatie 381 Toekomstbestendig parkeren). Voor de verkeersgeneratie dient rekening gehouden te worden met de categorieën 'koop, huis, vrijstaand', 'koop, huis, tussen/hoek' en 'huur, huis, vrije sector'.

De locatie ligt in 'rest bebouwde kom' in een 'weinig stedelijke' gemeente. Op basis van de genoemde kenmerken geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 mvt/etmaal per vrijstaande woning, 7,4 mvt/etmaal per rijwoning (koop), 7,4 mvt/etmaal per huur, huis, vrije sector en 4,1 mvt/etmaal per huur, appartement, midden/goedkoop (inclusief sociale huur).

In de huidige situatie betreft het plangebied een braakliggend terrein. Daarmee is in de huidige situatie een verkeersgeneratie van 0 mvt/etmaal.

De verkeersgeneratie voor de beoogde ontwikkeling en toename van verkeersbewegingen in de toekomstige situatie bedraagt 1.279,8 mvt/etmaal (732,6 + 73,8 + 73,8 + 199,8). De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld voor het drukste uur van de dag, waarin doorgaans maximaal 10% van de etmaalwaarde wordt afgewikkeld. Op het drukste uur zullen de ontsluitende wegen een verkeerstoename van circa 128 mvt ondervinden. Deze verkeerstoename zal merkbaar zijn in de drukkere uren, maar is derhalve gering dat de toename naar verwachting geen negatieve gevolgen zal hebben op de omliggende ontsluitingswegen en niet zal leiden tot een verminderde doorstroming op de wegvakken en de relevante kruispunten.

De woonclusters worden vanuit twee kanten ontsloten. Vanuit deze toegangswegen worden de individuele clusters met woonstraten ontsloten. De toegangsweg bij de voormalige entree aan de Jachtlaan ontsluit de bovenste twee woonclusters. Een tweede toegangsweg, met een entree aan de Hogerlandsterweg, ontsluit de andere woonclusters. Deze toegangsweg gaat over in de toegangsweg van het Expertisecentrum, die een eigen entree krijgt aan de Jachtlaan, zodat een rondgang mogelijk is voor nooddiensten en facilitaire dinsten. Om sluipverkeer via deze weg te voorkomen komt tussen het Expertisecentrum en Park Delfzicht een 'knip' in de weg met een zinkpaal of draaihek. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plangebied goed wordt ontsloten.

In figuur 5.1 is de ontsluiting van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1979.90BP-ON01_0011.png"

Figuur 5.1 Ontsluiting van het plangebied

Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen is gebaseerd op de minimale parkeeraantallen van CROW. Gemeente Eemsdelta ligt in 'weinig stedelijk gebied' en het plangebied ligt in 'rest bebouwde kom'. Voor het plangebied levert dit de volgende kengetallen op:

Sociale huur, rij: 1,2 per woning

  • Koop, rij: 1,5 per woning
  • Twee-onder-een-kap: 1,7 per woning
  • Koop, vrijstaand: 1,8 per woning

Het aandeel bezoekersparkeren in deze normen is 0,3 per woning. Dat betekent dat er in de openbare ruimte in totaal 41 plekken voor bezoekers worden gerealiseerd.

De resterende normen voor bewonersparkeren (excl. 0,3 bewonersparkeren) binnen de woonclusters zijn dan:

  • Sociale huur, rij: 0,9 per woning
  • Koop, rij: 1,2 per woning
  • Twee-onder-een-kap: 1,4 per woning
  • Koop, vrijstaand: 1,5 per woning

Op basis van deze normen moeten 150 parkeerplekken voor bewoners gerealiseerd worden. In de toekomstige situatie wordt het parkeren als volgt ondervangen:

  • Autoparkeren bezoekers: 41 plaatsen
  • Autoparkeren bewoners erf: 82 plaatsen
  • Parkeren eigen terrein dubbele oprit: 31 plaatsen
  • Parkeren eigen terrein lange oprit: 27 plaatsen

Tevens krijgen de vrijstaande woningen en de twee-onder-een-kapwoningen waar mogelijk een parkeerplek op eigen terrein (oprit + eventueel een garage). Deze parkeerplekken zijn toegankelijk vanaf het parkeererf aan de achterzijde van de woningen.

Parkeren op eigen kavel wordt meegerekend conform de volgende uitgangspunten van CROW:

  • Enkele oprit zonder garage: 0,8
  • Lange oprit zonder garage: 1,0
  • Dubbele oprit zonder garage: 1,7
  • Garage zonder oprit: 0,4
  • Garage met enkele oprit: 1,0
  • Garage met lange oprit: 1,3
  • Garage met dubbele oprit: 1,8

Conclusie

Door de ontwikkeling in het plangebied neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen beperkt toe, maar naar verwachting zullen geen problemen ontstaan op het gebied van de verkeersafwikkeling. De toekomstige parkeerbehoefte wordt voldoende opgevangen in het plangebied zelf. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

5.5 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen, een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Onderzoek

Ten oosten van het plangebied is een woonfunctie gevestigd. Het betreft de voormalige LTS-locatie. In de huidige situatie is alle bebouwing uit het plangebied verwijderd en betreft het een grasveld. In de toekomst wordt hier een herontwikkeling naar woningbouw voorzien. In oktober 2022 is de gemeente begonnen met het bouwrijp maken van het terrein. In de toekomstige situatie zal de richtafstand komen te vervallen. In de huidige situatie geldt milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter. De nieuwe woningen komen op grotere afstand te staan.

Ten noordoosten van het plangebied is een maatschappelijke functie gevestigd. Het betreft een huisartsenpraktijk, een fysiotherapeut en thuiszorg. Voor dergelijke inrichtingen geldt milieucategorie 1 met een richtafstand van 0 meter.

Ten noorden van het plangebied zijn kantoorgebouwen gevestigd. Hiervoor geldt eveneens een richtafstand van 0 meter.

Tevens was op het perceel in de oude situatie een apotheek gevestigd. Dit gebouw is in de huidige situatie behouden gebleven, maar behoort niet tot het plangebied. De afstand tussen deze apotheek en de nieuwbouw dient in de toekomstige situatie 50 meter te bedragen. Hieraan wordt voldaan.

Conclusie

Voor alle omliggende inrichtingen wordt voldaan aan de richtafstanden, waardoor geen onderzoek ten behoeve van milieuzonering noodzakelijk is.

5.6 Geluid

Toetsingskader

Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder wordt de omvang van de wettelijke zones langs verkeerswegen aangegeven. Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een geluidszone, tenzij er sprake is van een woonerf, een 30-km/uurgebied of een gemeentelijke geluidsniveaukaart waaruit blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt. De 48 dB is de voorkeursgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die in een zone geprojecteerd worden, bepaald de wet dat akoestisch onderzoek verplicht is. De geluidbelasting van het verkeer op de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen mag de in de wet genoemde normen niet overschrijden.

Geluidzone industrielawaai

Een geluidzone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Op grond van de wet behoort tot de geluidzone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten een geluidzone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige of geprojecteerde woningen gelden geen geluidnormen.

Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies

Binnen de geluidzone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidzone liggen is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Op grond van de momenteel vigerende Wet geluidhinder kan het bevoegd gezag de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.

Onderzoek

In mei 2023 is door Noordelijk Akoestisch Adviesburo een onderzoek naar wegvekeers- en industrielawaai voor het plangebied uitgevoerd. Het plan ligt binnen de geluidzone van de industrieterreinen Delfzijl en binnen het invloedsgebied van de Hogelandsterweg (oostzijde) en de Jachtlaan (noordzijde). In dit kader diende akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar industrielawaai en wegverkeerslawaai.

Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai 48 dB bedraagt en de maximale ontheffingsgrenswaarde voor een stedelijk gebied ten hoogste 63 dB. Hierbij dient de geluidbelasting per weg te worden beoordeeld. Voor industriegeluid is als voorkeursgrenswaarde een geluidbelasting van 50 dB(A) aangehouden. De maximale ontheffingsgrenswaarde is 60 dB(A) voor nieuw te bouwen woningen gelegen binnen de geluidzone van de industrieterreinen Delfzijl.

Wegverkeerslawaai

Ten gevolge van wegverkeer op zowel de Hogelandsterweg als de Jachtlaan wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op woningen overschreden. De maximale geluidbelasting op de woningen bedraagt 54 dB voor de Hogelandsterweg en 53 dB voor de Jachtlaan (59 respectievelijk 58 dB zonder aftrek art. 110g Wgh). Hiermee kan wel worden voldaan aan de maximale ontheffingsgrenswaarde van 63 dB voor stedelijk gebied. Voor de woningen dient, voor beide wegen, een hogere waarde van maximaal 54 dB te worden aangevraagd. Aangezien bron- en overdrachtsmaatregelen hier niet reëel en wenselijk zijn, zal nader gekeken dienen te worden naar de karakteristieke geluidwering van de gevels. Dit onderzoek wordt uitgevoerd bij de nadere uitwerking van de plannen.

Industrielawaai

Uit het vigerende bestemmingsplan blijkt dat het gehele plan is gelegen binnen de 50 dB(A) geluidzone van de industrieterreinen Delfzijl. De hoogste geluidbelasting op het bouwplan ten gevolge van de gezoneerde inrichting bedraagt 52 dB(A). Hiermee kan niet voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarde, maar wel aan de maximale ontheffingsgrenswaarde. In overleg met de zonebeheerder wordt voorgesteld om voor alle woningen binnen het plan een hogere waarde van 52 dB(A) aan te vragen voor industriegeluid.

Cumulatie van geluid

Conform het RMG 2012 is er alleen sprake van cumulatie indien de voorkeursgrenswaarde vanwege meer dan één bron wordt overschreden. Op een aantal woningen wordt de voorkeursgrenswaarde door meerdere wegen of door een weg en de industrie overschreden. De hoogste gecumuleerde geluidbelasting bedraagt, beoordeeld conform de voornoemde regels, maximaal 61 dB.

In hoeverre de berekende geluidsniveaus toelaatbaar zijn, is aan het bevoegd gezag. De realisatie van de woonbestemmingen hier geven hoge geluidsniveaus maar zijn om andere redenen wenselijk op deze locatie nabij het centrum.

Eindconclusie van het onderzoek

Woningbouw is mogelijk, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo zullen er hogere waarden ten gevolge van verkeerslawaai benodigd zijn van maximaal 54 dB (voor de Hogelandsterweg en de Jachtlaan, in combinatie met een aanvullend onderzoek naar de karakteristieke geluidwering van de gevels van de woningen. Bovendien zal er tevens voor industrielawaai een hogere waarde moeten worden aangevraagd (52 dB voor alle woningen binnen het plangebied).

Bij het onderzoek naar de karakteristieke geluidwering van de gevels dient rekening te worden gehouden met de cumulatieve geluidsniveaus (totaal van alle relevante wegen en de industrie). Maatregelen in de bron en overdracht worden als niet reëel en wenselijk geacht. In hoeverre de berekende waarden toelaatbaar zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening is aan het bevoegd gezag.

Conclusie

Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat woningbouw mogelijk is. Voor enkele woningen dient een hogere waarde verleend te worden. Het ontwerpbesluit hogere waarde wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

5.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag voor het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Advies Omgevingsdienst Groningen externe veiligheid

Door Omgevingsdienst Groningen is op 15 november 2022 een extern veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 11 van deze toelichting.

Risicovolle inrichtingen

Ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich aan de Oosterhorn 4b te Farmsum J. Wildeman Storage Logistics (hierna: Wildeman). Wildeman is een BRZO-inrichting en valt onder het Bevi. De PR 10-6 is bepaald op circa 180 meter. Het invloedsgebied van Wildeman is bepaald op 3.704 meter. Het plangebied ligt op circa 3.500 meter afstand van Wildeman. De PR 10-6 contour reikt niet tot het plangebied. Het invloedsgebied van Wildeman is gelegen over het plangebied. Gezien de zeer grote afstand tussen het plangebied en de inrichting van Wildeman, eerdere ervaringen met ontwikkelingen binnen een invloedsgebied van een ander Bevi-bedrijf op een zeer grote afstand tot de risicovolle inrichting, zal de fNcurve niet significant veranderen en daarom wordt een groepsrisicoberekening niet zinvol geacht en is deze derhalve achterwege gelaten.

Buiten het plangebied bevindt zich aan de Warvenweg 20 te Farmsum JPB Logistics B.V. locatie Warvenweg. JPB is een BRZO-inrichting en valt onder het Bevi. De PR 10-6 is bepaald op circa 1.100 meter. Het invloedsgebied is bepaald op 15.100 meter. Het plangebied wordt gerealiseerd op circa 5.600 meter afstand van JPB. De PR 10-6 contour en het invloedsgebied reiken niet tot het plangebied. Een groepsrisicoberekening wordt om die reden niet zinvol geacht en is achterwege gelaten.

Risicovolle transportroute

De spoorlijn route Sauwerd - Delfzijl kent, ter hoogte van het plangebied, een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 1 meter. De gemeente Eemsdelta dient er voor te zorgen dat binnen de plaatsgebonden risicocontour geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd. De afstand van het plangebied tot de spoorlijn bedraagt circa 560 meter. Hiermee wordt dan voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.

Plasbrandaandachtsgebied

In het Basisnet is een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aangegeven. Het bevoegd gezag vermeldt de redenen die er toe hebben geleid om in dat gebied nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe te laten, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen. In de regeling Basisnet is voor de spoorlijn Sauwerd - Delfzijl aangegeven dat hier een plasbrandaandachtsgebied aanwezig is. De afstand van het plangebied tot de spoorlijn bedraagt circa 560 meter. Dit is buiten de PAG.

In de Omgevingsverordening is verder opgenomen dat voor de spoorlijn Sauwerd - Delfzijl een veiligheidszone 3 transport geldt. Voor deze zone geldt een afstand van 30 meter. Gezien de afstand van het plangebied tot de spoorlijn is dit aspect niet relevant.

Groepsrisico

Het plangebied ligt buiten 200 meter van de spoorlijn Sauwerd - Delfzijl en binnen het invloedsgebied van de spoorlijn. Gelet hierop geldt een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Nabij het plangebied bevindt zich een buisleiding N-509-90 met een werkdruk van 40 bar of hoger, van de Gasunie, welke relevant is voor externe veiligheid. Gasunie heeft niet de gevraagde informatie van de relevante leidinggegevens overhandigd. Derhalve is geen risicoberekening opgesteld voor de relevante risicovolle transportleidingen.

Als gevolg van de planontwikkeling wijzigt het aantal personen binnen het invloedsgebied van de risicovolle transportleiding N-509-90, de spoorlijn Sauwerd - Delfzijl en de risicovolle inrichtingen Wildeman en JPB. Er is geen risicoberekening gemaakt omdat de Gasunie geen gegevens heeft overlegd van de risicovolle transportleiding N-509-90. Derhalve kan niet worden aangegeven of de planontwikkeling invloed heeft op het berekende groepsrisico.

Door de zeer grote afstand van het plangebied tot de spoorlijn Sauwerd - Delfzijl en de risicovolle inrichtingen Wildeman en JPB zal een toe- of afname van personendichtheid geen invloed hebben op het groepsrisico. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobronnen geen item.

Advies

De Omgevingsdienst Groningen adviseert om een advies te vragen aan de Veiligheidsregio Groningen op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Daarnaast wordt geadviseerd om de door de Veiligheidsregio Groningen geformuleerde bevindingen en adviezen op te nemen in dit bestemmingsplan.

Advies Veiligheidsregio Groningen

Op 10 november 2022 heeft Veiligheidsregio Groningen schriftelijk advies uitgebracht ten aanzien van het aspect externe veiligheid. Veiligheidsregio Groningen heeft een beoordeling gedaan op de aanwezigheid van externe risicobronnen en de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor de planontwikkeling. Daarbij is zij tot de conclusie gekomen dat op de planontwikkeling geen significante externe veiligheidsrisico's van invloed zijn. In relatie tot de planontwikkeling adviseert de Veiligheidsregio op het gebied van bestrijdbaarheid (bereikbaarheid en bluswater) een adequate bluswatervoorziening en bereikbaarheid van het plangebied te realiseren. De primaire bluswatervoorziening bestaat over het algemeen uit onder- of bovengrondse brandkranen, maar kan ook gerealiseerd worden met open water als dit toereikend is qua capaciteit en afstand ten opzichte van de ontwikkeling. Dit advies is overgenomen en wordt meegenomen bij de verdere planontwikkeling.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.

5.8 Luchtkwaliteit

 Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt 135 woningen, met uitloop naar 159 woningen, mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen die is vrijgesteld voor toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N360, ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 11,2 µg/m³ voor NO2, 14,9 µg/m³ voor PM10 en 8,2 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM 10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.9 Water

Toetsingskader

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling. Dit is gedaan door middel van het doorlopen van de digitale watertoets. Het resultaat is opgenomen als bijlage 13. Hieruit is naar voren gekomen dat een maatwerkprocedure gevolgd moet worden.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de waterschappen nader wordt behandeld.

Waterschapsbeleid

Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027, de keur en de leggers. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot het watersysteem, de waterkeringen en de waterketen. Het waterschap staat voor veilig, voldoende en schoon water. Daarbij is het volgende kader van belang:

  • Nationale Omgevingsvisie;
  • Nationaal Deltaprogramma (Deltaplannen Waterveiligheid, Zoetwater en Ruimtelijk Adaptatie);
  • Regionale waterprogramma’s;
  • Provinciale omgevingsvisies en verordeningen;
  • Klimaatscenario's KNMI;
  • Omgevingsagenda Noord.

Waterschap Noorderzijlvest werkt met drie programma's, te weten 'Veilig leven met water', 'Voldoende en gezond water: voldoende water in elk seizoen, schoon en gezond water, vaarwegen, recreatie, cultuurhistorie, ruimtelijke kwaliteit' en 'Gezuiverd water'. Daarnaast geldt ook de Keur, deze geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan.

Gemeentelijk beleid

In het watertakenplan DAL/W2 specifieke Delfzijl 2018-2022 worden de gemeentelijke watertaken van Delfzijl uitgewerkt. Er zijn drie zorgplichten die ook gehandhaafd zullen worden in de nieuwe Omgevingswet. Dit zijn: de zorgplicht voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater, zorgplicht voor doelmatige inzameling en verwerking van hemelwater en de zorgplicht voor het voorkomen/beperken van schade door grondwateroverlast. Naast de DAL-gemeenten (Delfzijl, Appingedam en Loppersum) doen in totaal 27 gemeenten, 2 waterschappen en 2 waterbedrijven mee in de samenwerkingsovereenkomst Groningen en Noord-Drenthe. Het Watertakenplan is afgestemd op de regionale aanpak. Er zijn 5 doelen gedefinieerd omtrent de uitvoering van de gemeentelijke watertaken. Deze betreffen:

  • 1. Risico's voor de volksgezondheid door aanraking schadelijke stoffen en geuroverlast maximaal beperken
  • 2. Beperk wateroverlast door water op straat en beperkt overstroming maximaal
  • 3. Beperk hinder door falen riolen en door verstopping of werkzaamheden
  • 4. Zorg voor goede oppervlaktewaterkwaliteit, voer zo weinig mogelijk water af naar de zuivering
  • 5. De klant staat voorop. Aantal klachten zit onder het landelijk gemiddelde.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij waterschap Noorderzijlvest. Hieruit blijkt dat de maatwerkprocedure doorlopen moet worden.

Waterkwantiteit

Het terrein was voorheen in gebruik als ziekenhuisterrein. Door de bebouwing en de parkeervoorzieningen was het terrein bijna volledig verhard. In de nieuwe situatie worden zes woonclusters gerealiseerd, met daartussen groene ruimte. In vergelijking met de huidige situatie zal de verharding afnemen. Watercompensatie is hierdoor niet benodigd.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en het vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In het plan wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Het RWA-stelsel voert het regenwater van daken en wegen af naar open water in het plangebied, ook op de Zeshuistertocht. Hierdoor komt regenwater niet in het DWA-stelsel terecht. In het centrale deel van het plangebied is een vijver ontworpen. Het RWA-stelsel in die omgeving voert het verzamelde regenwater af naar die vijver. Hiermee wordt dat water voor zover het mogelijk enigzins vertraagd afgevoerd. Een DWA-stelsel zamelt het vuilwater in en transporteert dit onder vrijverval naar twee punten buiten het plangebied, te weten de Jachtlaan en de Hogelandsterweg. Op beide punten wordt het geloosd op het gemengde stelsel.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem worden duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruik, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Waterpeilen

Er worden geen aanpassingen doorgevoerd op de huidige waterpeilen. De watergang (Zeshuistertocht) rondom de locatie valt in het peilgebied Tuikwerderrak met operationele streefpeilen -1,60 m N.A.P. in de zomer en -1,65 m N.A.P. in de winter. Derhalve behoeven er geen aanpassingen te worden gedaan aan beschoeiingen en zijn er geen consequenties voor de (huidige) vegetatie. De vloerpeilen van de te bouwen woningen moeten nog worden bepaald. Er wordt daarmee rekening gehouden met de voorgeschreven/geldende droogleggingseisen.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich op circa 30 meter afstand een transportbuisleiding. Dit is op dermate afstand dat dit geen gevaar oplevert voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.11 Ontplofbare oorlogsresten

Toetsingskader

De voormalige gemeente Delfzijl is tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar getroffen door oorlogsgeweld. Delfzijl is door de Duitse aanwezigheid tijdens de bezettingsperiode meerdere keren gebombardeerd. Hier zaten zogenaamde blindgangers bij, explosieven die niet tot explosie zijn gekomen en in de grond zijn blijven liggen. Een groot deel van de blindgangers is tijdens de Tweede Wereldoorlog al geruimd, maar een deel kan nog steeds in de grond liggen. Deze niet-gesprongen explosieven (ook wel NGE genoemd) vormen een risico op het moment dat in de nabijheid van deze explosieven activiteiten in de bodem worden uitgevoerd. Als een gebied verdacht is van explosieven dient een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd door een gecertificeerd explosievenopsporingsbedrijf.

Onderzoek

Om na te gaan of mogelijk sprake kan zijn van niet-gesprongen explosieven ter plaatse van het plangebied, is hier onderzoek naar uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 12. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat ter plaatse van het voormalige ziekenhuis gebieden gelegen zijn die verdacht zijn op anti-tankmijnen en achtergelaten gedumpte infanteriemunitie en geschutmunitie. Hiervoor worden mitigerende maatregelen voorgeschreven, om de risico's voortvloeiend uit de mogelijke aanwezigheid van NGE tot een acceptabel niveau terug te dringen.

Ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek was voor het plangebied nog geen stedenbouwkundig ontwerp beschikbaar. Daarom zijn de geadviseerde maatregelen generiek beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het gebied verdacht op antitankmijnen en het gebied verdacht op gedumpte munitie.

Ter plaatse van het openbaar groen dient het verdacht gebied te worden onderzocht tot een diepte van 0,5 m-mv. Voor het op antitankmijnen verdachte gebied wordt het volgende opsporingsproces geadviseerd:

  • 1. Detectiegereed maken opsporingsgebied;
  • 2. Non-realtime passieve oppervlaktedetectie;
  • 3. Benaderen van objecten die aan het zoekdoel voldoen;
  • 4. Laagsgewijze actieve detectie.

Conclusie

Ter plaatse van de ontgravingen tot een diepte groter dan 1,0 m binnen de grenzen van het verdachte gebied en buiten de bebouwingscontour van het voormalige ziekenhuis wordt geadviseerd eventueel achtergebleven NGE op te sporen.

5.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 135 woningen (met uitloop naar 159 woningen). De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Onderhavig bestemmingsplan biedt een planologisch kader aan de voorgenomen ontwikkeling van 135 woningen (met uitloop naar 159 woningen) in Delfzijl-West. Deze ontwikkeling maakt deel uit van een grotere woningbouwontwikkeling die wordt uitgevoerd als gevolg van de versterkingsopgave.

Op basis van voorgaande paragrafen kan geconcludeerd worden dat er geen grote milieutechnische belemmeringen gelden voor de uitvoering van dit plan. Elk van de milieu- en omgevingsaspecten zijn te ondervangen. Ten aanzien van het aspect geluid dient een hogere waarde te worden verleend. Voor de anderen aspecten is middels onderzoek aangetoond dat er geen belemmeringen gelden. Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan worden gesteld dat de ontwikkeling niet zal leiden tot een volledige MER.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Toelichting op het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

6.2 Toelichting op de bestemmingen

Het plangebied is in onderhavig bestemmingsplan opgedeeld in vier enkelbestemmingen en een dubbelbestemming. In deze paragraaf is per bestemming een toelichting gegeven. Met de gekozen wijze van bestemmen is aangesloten bij de gemeentelijke standaard.

Groen

De gronden die worden ingericht ten behoeve van openbaar groen zijn bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen toegestaan. Ondergeschikt zijn ook andere functies als water en paden toegestaan, om de openbare ruimte zo vrij en toegankelijk mogelijk te kunnen inrichten. Om de gronden zo groen mogelijk te houden zijn geen gebouwen toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

De erfontsluitingswegen zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Deze gronden hebben een primaire functie ter ontsluiting van de woningen en waar kan worden voorzien in de parkeerbehoefte.

Water

In een klein gedeelte van het plangebied komt de bestemming 'Water' voor. De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water en oeverstroken, waterhuishouding en het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden en de recreatievaart. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

Wonen

De woningen, bestaande uit twee bouwlagen met kap of één bouwlaag met kap, zijn bestemd als 'Wonen'. De gemeente behoudt de mogelijkheid om in plaats van woningen met twee bouwlagen met kap, woningen met drie bouwlagen te realiseren. Hier geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 8 en 12 meter, zoals ook op de verbeelding is aangegeven. Het plangebied bestaat uit zes clusters met een minimum- en maximumaantal wooneenheden per cluster. Het minimum- en maximumaantal wooneenheden is op de verbeelding aangegeven. Voorts is in de regels een aantal specifieke bepalingen opgenomen teneinde afstemming met het beeldkwaliteitsplan te waarborgen. In beginsel dient 3 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, maar voor garages geldt dat deze in één lijn met de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd. Voor terreinafscheidingen geldt dat de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1 meter bedraagt en daarachter ten hoogste 2 meter. Voor pergola's (een scheiding tussen de bestemmingen 'Wonen' en 'Groen') kan de bouwhoogte worden verhoogd naar maximaal 2,5 meter.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn geen specifieke regels opgenomen ten aanzien van de te verwachten geluidbelasting die vanuit het akoestisch onderzoek naar voren is gekomen. Desondanks zal moeten worden voldaan aan een voldoende geluidwerende werking van de woning, overeenkomstig de cumulatieve berekeningen uit het akoestisch onderzoek.

Waarde - Archeologie 4

De beschermende archeologische regeling is ook opgenomen in dit bestemmingsplan. Dit conform het bestemmingsplan Delfzijl - Kern West. Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geldt dat op of in deze gronden geen bouwwerken mogen worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,40 m wordt geroerd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 200 m² wordt uitgebreid;
  • b. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

Van dit uitgangspunt kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In dit geval worden de kosten van het plan gedekt met de gronduitgifte. In dit geval is het opstellen van een exploitatieplan niet benodigd.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bestemmingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties. Deze reacties zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Vervolgens wordt het plan ter inzage gelegd voor een ieder.

Ontwerpfase en zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze zes weken wordt een ieder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken.

Voorafgaand aan en gedurende de periode van ter visieligging van het ontwerpbestemmingsplan is door de wettelijke overlegpartners gereageerd. Alle reacties zijn uiteengezet in een reactienota en toegevoegd aan het definitieve bestemmingsplan. Hierin is ook aangegeven of, en zo ja, op welke wijze, het bestemmingsplan is aangepast.

Vaststelling

Het plan wordt ongewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.