direct naar inhoud van Regels
Plan: Burdaard - Jislumerdyk 19
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1970.WpBdJislumerdyk19-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Burdaard - Jislumerdyk 19 als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1970.WpBdJislumerdyk19-VA01 van de gemeente Noardeast-Fryslân.

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 bestemmingsplan 'Grote dorpen':

het bestemmingsplan 'Grote dorpen', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1722051605-VA01, vastgesteld op 19 november 2009 door de raad van de voormalige gemeente Ferwerderadeel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wonen - 1

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. wegen, straten en paden;

met de daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.2 Bouwregels
2.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • f. een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een kap;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen.

2.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen zullen ten minste 3,50 m achter de voorgevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. indien een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping wordt voorzien van een kap, gelden de volgende regels:
    • 1. de hoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen, mits de hoogte 1,00 m minder bedraagt dan de hoogte van het hoofdgebouw;
    • 2. de hoogte van een bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

2.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
2.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats

en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

2.4 Afwijken van de bouwregels
2.4.1 Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 2.2.1 sub b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de naar de weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan niet wordt overschreden;
  • b. het bepaalde in lid 2.2.2 sub b en toestaan dat een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping minder dan 3,50 m achter dan wel vóór de voorgevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.

2.4.2 Toetsingskader

De in lid 2.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

2.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer dan één woning per bouwvlak;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers c.q. arbeidsmigranten.

2.6 Afwijken van de gebruiksregels
2.6.1 Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 2.5 sub d in die zin dat de gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van de woning;
    • 3. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 4. het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
    • 5. de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
    • 6. geen bedrijfsmatige opslag in de open lucht plaatsvindt;
  • b. het bepaalde in lid 2.5 sub d en toestaan de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige logiesverstrekking, mits:
    • 1. de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
    • 3. het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
    • 4. de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
    • 5. geen bedrijfsmatige opslag in de open lucht plaatsvindt;
  • c. het bepaalde in lid 2.5 sub f en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers c.q. arbeidsmigranten, mits binnen een straal van 50 m ten hoogste één woonhuis voor een dergelijke functie wordt gebruikt.

2.6.2 Toetsingskader

De in lid 2.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 3 Waarde - Archeologie 2 (Artikel 30)

De regels van artikel 30 van het bestemmingsplan Grote Dorpen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1722051605-VA01 , vastgesteld op 19 november 2009 door de raad van de voormalige gemeente Ferwerderadeel zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het wijzigingsplan Burdaard - Jislumerdyk 19'.