direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Moarre - Skyligerwei
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1970.BpMrSkyligerwei-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het perceel aan de Skyligerwei en de Teatske Alzumstrjitte in Moarre is agrarisch in gebruik. Op een deel van dit perceel wil initiatiefnemer een woning realiseren. De huidige bestemming op dit perceel is 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is het bouwen van een woning niet toegestaan, waardoor de ontwikkeling niet mogelijk is op basis van het geldende bestemmingsplan.

Om de woning wel te kunnen bouwen heeft initiatiefnemer bij de gemeente Noardeast-Fryslân een principeverzoek ingediend om medewerking te verlenen aan de plannen.

Op 21 december 2021 heeft het college besloten in principe medewerking te verlenen onder de voorwaarde dat:

  • a. uit voldoende onderzoek blijkt dat met de te bouwen woning wordt voorzien in (een deel van) de woningbehoefte in Eanjum, Moarre en Ljussens en dat er binnen het bestaand stedelijk gebied van Eanjum, Moarre en Ljussens in het algemeen en Moarre in het bijzonder onvoldoende ruimte is voor de te bouwen woning;
  • b. er sprake is van een goede stedenbouwkundig en landschappelijke inpassing van de te bouwen woning en gronden daarbij wat blijkt uit een stedenbouwkundig en landschappelijk inpassingsplan.

Afstemming over de plannen en de uitwerking hiervan heeft reeds plaatsgevonden met de gemeente en de provincie. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in Moarre, een dorp gelegen langs de N361 (Lauwersseewei) tussen Dokkum en Lauwersoog. Het plangebied grenst aan de noordkant van het dorp Moarre en is gelegen aan de Skyligerwei en de Teatske Alzumstrjitte. De Skyligerwei is een ontsluitingsweg tussen het dorp Moarre en het (tweeling)dorp Ljussens. De Teatske Alzumstrjitte is de ontsluitingsweg voor de woningen aan deze straat in Moarre. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpMrSkyligerwei-VA01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel, dat is vastgesteld op 27 juni 2013 door de voormalige gemeente Dongeradeel (tegenwoordig gemeente Noardeast-Fryslân). Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpMrSkyligerwei-VA01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel

In het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Agrarisch'. Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik. Doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer, nutsvoorzieningen, extensief dagrecreatief medegebruik, wegen en paden en water zijn aan deze bestemming ondergeschikt. De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan, omdat het bouwen van een woning binnen de bestemming 'Agrarisch' niet is toegestaan.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Dit bestemmingsplan is opgesteld om de beoogde ontwikkeling (het initiatief) mogelijk te kunnen maken. In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de omgeving. Daarom is in dit hoofdstuk een beschrijving van de huidige situatie opgenomen.

2.1 De bestaande situatie

Het plangebied grenst aan de noordkant van het dorp Moarre en is gelegen aan de Skyligerwei en de Teatske Alzumstrjitte. Het plangebied is gelegen op een agrarisch perceel. Aan de noordkant van dit perceel is een sportveld gelegen en aan de oostkant eveneens een agrarisch perceel.

Het perceel wordt ontsloten via de Skyligerwei. Tijdens de bouwfase zal deze ontsluiting ook worden gebruikt om het extra verkeer aan de Teatske Alzumstrjitte te beperken.

In figuur 2.2 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpMrSkyligerwei-VA01_0003.jpeg"

Figuur 2.2 Luchtfoto van de bestaande situatie

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is op een deel van de agrarische kavel een vrijstaande woning te bouwen. Met de gemeente is hierover reeds overleg gevoerd en heeft er toe geleid dat de woning op de Skyligerwei wordt ontsloten. Op die manier wordt de Teatske Alzumstrjitte niet extra belast en hoeft de infrastructuur op gemeentelijk grondgebied niet te worden aangepast. In figuur 2.3 is de ligging van de woning ten opzichte van de kavel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpMrSkyligerwei-VA01_0004.png"

Figuur 2.3 Situering van de woning

2.2.1 Ruimtelijke inpassing

Het onderzoeksgebied voor de situering van de woning bestaat uit de kavels 1.106 met een oppervlakte van 6.660 m2 en 1.121 met een oppervlakte van 550 m2. In figuur 2.4 is het onderzoeksgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpMrSkyligerwei-VA01_0005.jpg"

Figuur 2.4 Onderzoeksgebied

Tijdens het locatie-onderzoek en afstemming met de gemeente zijn de volgende randvoorwaarden gesteld:

  • Grenzend aan de noordkant van het onderzoeksgebied is een sportveld gelegen. De richtafstand van de woning tot het sportveld is 30 meter.
  • De gemeente wil geen verdere verstedelijking van de Skyligerwei, hierdoor blijft de strook langs de Skyligerwei onbebouwd en blijft het groene karakter gehandhaafd.
  • De gemeente wil geen stedenbouwkundige aansluiting op de zuidelijk gelegen lintbebouwing van de Skyligerwei.
  • Ontsluiting van de woning/het plangebied zal plaatsvinden vanaf de Skyligerwei. De toegang tot de woning dient op 'sobere' wijze te worden uitgevoerd om niet te concurreren met de oprit van de State aan de andere kant van de vaart aan de Skyligerwei.

De randvoorwaarden hebben geleid tot de locatiebepaling van de woning aan de zuidoostkant van het onderzoeksgebied. Op basis hiervan is het plangebied bepaald voor dit bestemmingsplan. De studies die daar aan ten grondslag liggen zijn opgenomen in bijlage 1 en bijlage 2.

De huidige verkaveling wordt door de bouw van de woning niet gewijzigd. De groenstructuur is beeldbepalend en zal worden versterkt. De ontsluiting van de woning is via de Skyligerwei.

In figuur 2.5 is de locatiebepaling van de woning schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpMrSkyligerwei-VA01_0006.jpg"

Figuur 2.5 Schematische weergave locatiebepaling woning (plangebied)

2.2.2 Landschappelijke inpassing

Gezien de ligging aan de dorpsrand is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld welke is opgenomen in bijlage 3. Het landschappelijk inpassingsplan is gebaseerd op de randvoorwaarden zoals omschreven in de vorige paragraaf over ruimtelijke inpassing.

Langs de Skyligerwei wordt een open zone gehandhaafd. Achter deze zone worden solitaire bomen gepland. Dit zorgt voor een groene uitstraling langs de Skyligerwei. Het is niet wenselijk om de lintbebouwing van Moarre vanaf het zuiden door te trekken. Daarom worden aan de zuidkant van het plangebied ook solitaire bomen gepland. Hierdoor ontstaat een groene barrière tussen de nieuw te realiseren woning en de bestaande bebouwing. Als laatste komen aan de noordoostkant van het plangebied hoogstamfruitbomen en een walnootboom.

De omgeving van het plangebied wordt enerzijds gekenmerkt door de bebouwde kom van Moarre, en anderzijds door agrarisch gebied, sloten, bomenrijen en bosschages. Zoals voorgenomen krijgt het plangebied door de open zones en solitaire bomen een groene en open uitstraling. Dit is passend bij het landelijk gebied en bij de overgangspositie die het plangebied heeft tussen de bebouwing en het omringende landelijk gebied. Hiermee blijven de zichtlijnen bestaan en wordt aangesloten bij de openheid van het landschap. Door de sobere uitstraling van de entree is er geen sprake van optische concurrentie met de oprit van de State aan de andere kant van de vaart aan de Skyligerwei.

Er wordt hiermee voldoende rekening gehouden met de landschappelijke waarden van het gebied. Ook wordt het belang van beplanting die kenmerkend is voor de omgeving benadrukt. Door middel van bovenstaande uitgangspunten is de voorgenomen woningbouwontwikkeling op zorgvuldige wijze landschappelijk ingepast in de omgeving.

2.2.3 Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur

De verkeersstructuur voor de nieuw te bouwen woning wordt niet gewijzigd. De woning zal worden ontsloten op de Skyligerwei. Hierbij blijft de huidige langzaamverkeerroute tussen de Teatske Alzumstrjitte en de Skyligerwei gehandhaafd.

Parkeren

Voor de parkeerbehoefte zijn de parkeercijfers uit de CROW publicatie 381 gehanteerd. Dit betekent dat voor 1 woning in het plangebied 2 parkeerplaatsen benodigd zijn. Het uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein moet worden geregeld. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden om het parkeren op eigen terrein op te lossen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

De regio waarvan de gemeente Noardeast-Fryslân deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

In het plangebied zal 1 woning buiten stedelijk gebied worden gerealiseerd. Gezien het feit dat er minder dan 11 woningen worden gerealiseerd is er qua omvang geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. De ontwikkeling vindt wel buiten bestaand stedelijk gebied plaats. Hierover heeft reeds afstemming met de gemeente en de provincie plaatsgevonden. Door aansluiting te zoeken op het bestaande bebouwing in Moarre wordt het landelijke karakter van het buitengebied niet aangetast. Bovendien heeft de gemeente aangegeven medewerking te willen verlenen aan deze ontwikkeling, omdat deze passend is in het woonbeleid. In paragraaf 3.3 wordt zowel het woonbeleid als de visie beschreven.

Conclusie rijksbeleid

De ontwikkeling in Moarre is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030-2050 is uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud.

Als uitgangspunt geldt dat veranderingen niet tegen moeten worden gehouden, maar dat ambities worden gerealiseerd door gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.

De planontwikkeling past binnen het principe van omgevingskwaliteit als ontwerpbasis. De locatiebepaling van de woning is gebaseerd op de elementen in en de situatie en kwaliteit van de omgeving. Het principe van omgevingskwaliteit past binnen de kwaliteiten die de provincie Fryslân wil behouden en bevorderen. De biodiversiteit wordt onder meer vergroot door de aanleg (herplant) van de singel met variatie aan bomen en struiken, waarbij aandacht is voor vogels en vlinders en voor de uitstraling in de seizoenen. Bovendien is het plan waterrobuust, omdat er relatief weinig erfverharding wordt gerealiseerd ten opzichte van de kavel.

Verordening Romte 2014

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld, deze is daarna een aantal keren partieel herzien. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Het volgende artikel is van toepassing op de woningbouwontwikkeling in Moarre:

Artikel 2.1

In dit artikel wordt aangegeven dat de beschrijving van de uitbreidingslocatie moet worden voorzien van een kwaliteitsparagraaf. Hierbij moet worden ingegaan op de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten en de inpassing in de omgeving.

In paragraaf 2.2.1 wordt ingegaan op de ruimtelijke inpassing van het plangebied. Hier is aangegeven dat aansluiting wordt gezocht bij de bestaande omgevingskwaliteiten. De studies die hieraan ten grondslag liggen zijn opgenomen in bijlage 1 en bijlage 2. Hierin wordt onder andere ingegaan op de cultuurhistorie en de stedenbouwkundige en landschappelijke structuur van Moarre en het plangebied.

Artikel 2.2

In lid 1 is aangegeven dat in de plantoelichting wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarde zoals aangegeven op de Famke.

Het aspect archeologie wordt beschreven in paragraaf 4.8.

Artikel 2.3

In dit artikel is aangegeven dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat voorziet in een nieuwe stedelijke functie buiten bestaand stedelijk gebied een verantwoording bevat waaruit blijkt dat toepassing is gegeven van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waaruit in ieder geval blijkt waarom die functie redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

De ontwikkeling betreft een particulier initiatief dat niet binnenstedelijk kan worden uitgevoerd. In paragraaf 3.1 is bij de ladder voor duurzame verstedelijking reeds uiteengezet dat het niet gaat om een stedelijke ontwikkeling en dat aansluiting wordt gezocht bij de bestaande bebouwing in de directe omgeving. Hierbij wordt het principe gehanteerd van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat de ontwikkeling van zeer beperkte omvang is in het landelijk gebied.

Artikel 3.1.1

In dit artikel is aangegeven dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

De provincie maakt met de woningbouwregio's bestuurlijke afspraken over de regionale woningbouwprogramma's. Dit wordt door de gemeenten vertaald in gemeentelijke woonplannen. Dit betekent dat in principe alle woningbouwmogelijkheden in een ruimtelijk plan moeten passen in een woonplan. De gemeente heeft afspraken gemaakt met de provincie over de invulling van de woningbouwplannen. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op het gemeentelijk woonbeleid.

Conclusie provinciaal beleid

De bouw van een woning in Moarre is niet in strijd met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Woonvisie 2020-2025

De Woonvisie van de gemeente Noardeast-Fryslân legt op hoofdlijnen vast wat de basis is voor verder uitgewerkte woonplannen en -afspraken in de komende vijf jaar. De hoofdlijnen worden uitgewerkt in een woonagenda.

De woonvisie bevat de volgende speerpunten:

  • 1. Toekomst geven aan bestaande woningen en buurten;
  • 2. Nieuwbouw in stad, dorpen en wijken, omgang met groei en krimp;
  • 3. Ontwikkeling van de sociale huurvoorraad: betaalbaar, beschikbaar en met kwaliteit;
  • 4. Wonen en zorg in dorpen en wijken;
  • 5. Energietransitie en verduurzaming;
  • 6. Leefbare stad en dorpen: sociaal en veilig, met bereikbare voorzieningen;
  • 7. Samenwerking gemeente, belanghebbenden en bewoners.

Op basis van de woonvisie wordt de uitvoeringsagenda vastgesteld.

De woonvisie is een dynamisch document waarbij aan de hand van het woonprogramma, de woningbouwprogrammering, de prestatieafspraken en overleg met de stakeholders jaarlijks zal worden bepaald of en op welke onderdelen een actualisatie nodig is. Mede gezien de actuele ontwikkelingen op de woningmarkt en de impact van de coronacrisis is deze actualisatie extra urgent en noodzakelijk. Op basis van de nieuwe Woonvisie zal het college ook de woningbouwprogrammering heroverwegen en bijstellen. Deze programmering moet aansluiten op de doelen in de eigen woonvisie en op de regionale woningbouwafspraken die de regiogemeenten en de provincie Fryslân hebben gemaakt. Daarbij worden het reeds aanwezige Afwegingskader voor bouwplannen en de woningmarktmonitor gebruikt als hulpmiddelen. De gemeente Noardeast-Fryslân heeft samen met de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel en Tytsjerksteradiel zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau structureel afstemming over het woningbouwprogramma. De uitwerking krijgt een plek in de Woonagenda.

Voor de ontwikkeling in Moarre is vooral speerpunt 2 van de woonvisie van toepassing. In de woonvisie wordt aangegeven dat in de woonkernen altijd ruimte is voor nieuwbouw. Dit moet wel op maat, passend bij de schaal en de behoefte in het dorp zijn. De ontwikkeling betreft de bouw van één woning in het dorp Moarre. De woning sluit aan op de bestaande bebouwing. In Moarre worden weinig woningen gebouwd. Bovendien betreft het een initiatief vanuit het dorp.

Afwegingskader

Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningbouwinitiatieven aansluiten bij de actuele, kwalitatieve woningbehoefte en de volkshuisvestelijke ambities van de gemeente, willen de regio Noordoost Friesland en de provincie de komende jaren sturen op basis van een gezamenlijke set van criteria. Hiervoor is in regionaal verband als werkdocument een Afwegingskader opgesteld waarmee nieuwe woningbouwinitiatieven op kwaliteit worden getoetst. Aan de hand van dit Afwegingskader wordt gekeken in hoeverre nieuwe plannen aantoonbaar inspelen op de kwalitatieve woningbehoefte en of zij bijdragen aan andere kwalitatieve ambities, zoals langer zelfstandig wonen, verduurzamen of het oplossen van een ruimtelijk knelpunt (bijvoorbeeld transformatie van leegstaand vastgoed). In het afwegingskader wordt aangegeven dat in Eanjum en de omliggende dorpen, waaronder Moarre de behoefte aan vrijstaande, twee-onder-éénkap en patiowoningen in de koopsector 20 bedraagt. Volgens de planning worden 8 woningen gerealiseerd. Maatwerk is mogelijk.

Woningmarktanalyse Noordoost-Fryslân en Woningmarktmonitor

In 2020 is een woningmarktanalyse opgesteld om op regionaal niveau inzicht te krijgen in de woningbouwbehoefte. Samenwerking binnen de regio, zowel tussen gemeenten als tussen dorpen, is van belang bij het vaststellen van de woonprogrammering. De woningmarktanalyse biedt een kwalitatief afwegingskader waar gemeenten gebruik van kunnen maken bij het ontwikkelen van woningbouwplannen. De provincie Fryslân vraagt de regio om een offensieve regionale visie te maken. Dat betekent dat er geen dorp op slot wordt gezet en dat er ruimte is voor toekomstbestendig en zorgvuldig toevoegen van woningen. Daarbij houdt de provincie vast aan de lijn "binnendorps vrij, buitendorps beperkt". In de woningmarktanalyse is per dorp inzichtelijk gemaakt hoe de woningmarkt er nu voor staat en welke ontwikkelingen er te verwachten zijn. Op deze manier kan snel worden ingespeeld op ontwikkelingen.

Het dorp Moarre is bij de analyse meegenomen bij het dorp Eanjum. Er zijn hier minder harde plannen dan de behoefte is. In het dorp Eanjum zijn extra plannen nodig. Er is echter geen splitsing gemaakt tussen Eanjum en de omliggende dorpen die bij de behoefteraming zijn meegenomen. In de woningmarktanalyse wordt aangegeven dat zachte plannen ook van meerwaarde kunnen zijn voor dorpen. Hier wordt ook aangegeven dat in veel kleinere kernen meer plannen voor vrijstaande koopwoningen zijn opgenomen dan waaraan behoefte is. Dit is onderdeel van het maatwerk. Hierbij wordt wel aangegeven dat goed moet worden gekeken naar de reële vraag en af te stemmen op het aanbod in de omliggende dorpen.

De nieuwe Woningmarktmonitor is nog in concept en is nog niet vastgesteld door het college. Onder andere op basis van de woningmarktanalyse wordt in de (concept) Woningmarktmonitor aangegeven dat er vooral behoefte is aan extra koopwoningen. Toevoegen van woningen is altijd maatwerk, passend bij de lokale vraag en schaal van het dorp. Hoe het aantal huishoudens zich op de langere termijn (na 2030) ontwikkelt, is nog onzeker.

De ontwikkeling van een woning is een particulier initiatief dat passend is bij de vraag vanuit het dorp. De bouw voorziet in de behoefte van de toekomstige bewoners. De gemeente heeft aangegeven mee te willen werken aan deze behoefte.

Welstandsnota Noardeast-Fryslân

Het welstandsbeleid van de gemeente Noardeast-Fryslân is vastgelegd in de Welstandsnota Noardeast-Fryslân, die is vastgesteld op 16 december 2022. Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor alle bouwplannen. Er worden 12 welstandsgebieden onderscheiden. Het plangebied is gelegen in het welstandsgebied 'Gebied 11 - Buitengebied terpengebied (bijzonder). De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Skyligerwei. De oriëntatie van de woning is is gericht op deze weg. Het ontwerp van de woning in het plangebied zal worden getoetst aan de criteria van het huidige welstandsgebied.

Conclusie Gemeentelijk beleid

Uit het bovenstaande blijkt dat de ontwikkeling van een vrijstaande woning in de koopsector in het dorp Moarre past binnen het gemeentelijk woonbeleid. De ruimtelijke kwaliteit van de uitbreidingslocatie wordt getoetst aan de welstandscriteria.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, en kabels en leidingen.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied'. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied grenst aan de noordzijde van de dorpskern van Moarre. Ten noorden van het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 75 meter een sportveld. Op een sportveldencomplex met verlichting is milieucategorie 3.1 van toepassing, waarvoor in een gemengd gebied een richtafstand van 30 meter wordt gehanteerd. Gezien de afstand tussen het plangebied en het sportveld wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand.

Aan de westkant van het plangebied, aan de overkant van de Skyligerwei, bevindt zich op circa 100 meter afstand een schapenbedrijf met een kleine boerencamping. Voor een kampeerterrein en het fokken en houden van overige graasdieren (waaronder schapen) geldt milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 30 meter voor een gemengd gebied. Tussen het plangebied en de schapenboerderij met bijbehorend kampeerterrein zit voldoende afstand om een goed leefklimaat te waarborgen.

Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan.

4.3 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- edichtsbijzijnde n diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;

• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;

• overige soorten.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland (Voormalige EHS). De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn het Lauwersmeer op 4,5 kilometer afstand en de Waddenzee op 3,0 kilometer afstand tot het plangebied. Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

De ontwikkeling van het plangebied zou wel kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. De ontwikkeling betreft de nieuwbouw van een woning op agrarische grond. Gezien de geringe omvang van de nieuwbouw zal de verkeersgeneratie minimaal toenemen. Daarnaast wordt de woning gasloos gebouwd. Bovendien geldt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lauwersmeer niet als stikstofgevoelig gebied. Het dichtstbijzijnde natura 2000-gebied wat overgevoelig is voor stikstof is de Waddenzee, dit gebied ligt op 3,0 km afstand van het plangebied. Gezien het karakter van de ontwikkeling, de realisatie van slechts 1 woning, is de stikstofdepositie tijdens de gebruiksfase dermate klein dat het geen invloed zal hebben op de Waddenzee en/of andere natuurgebieden. Ook tijdens de aanlegfase zal vanwege de kleinschalige ontwikkeling de stikstofdepositie dermate gering zijn dat het geen invloed zal hebben op de Waddenzee en/of andere natuurgebieden.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlands natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied ligt niet in, of direct naast het NNN. Gronden die tot het NNN behoren liggen op ruim 3 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de afstand van het plangebied tot de NNN en de aard en omvang van het voornemen wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN.

Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Het plangebied bestaat nu uit grasland dat intensief wordt beheerd (maaien en beweiding). Bovendien is de singel met wilgen aan de zuidkant van het plangebied reeds in 2022 gekapt vanwege de slechte conditie van de bomen. Bebouwing in de vorm van schutstallen zijn niet meer aanwezig in het plangebied. Wel staan er twee zeecontainers welke in gebruik zijn voor het vee. De containers zullen nog worden gebruikt als zaagloods en worden verwijderd na afronding van de bouwwerkzaamheden. Ten behoeve van de ontwikkeling zal er niet worden gesloopt, gedempt of bomen worden gekapt. Bovendien kan door het huidige gebruik er van worden uitgegaan dat het plangebied niet geschikt is voor beschermde planten- en diersoorten. Wel dient de zorgplicht in acht te worden genomen.

De provincie geeft aan dat in de Omgevingsvisie De Romte Diele wordt ingezet op natuur inclusief ontwerpen bij nieuwe ontwikkelingen. Dit is mogelijk door in het ontwerp rekening te houden met maatregelen die een positief ecologisch effect sorteren. Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld gevelstenen met openingen die geschikt zijn voor verblijfplaatsen voor vogels en vleermuizen. De provincie wijst nog op de “40 punten checklist” van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging en op advies van een ecoloog van de provincie. Bij de uitwerking van de plannen zal hiermee rekening worden gehouden.

Het aspect ecologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing

Om inzicht te verkrijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is ten behoeve van de ontwikkeling in het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 4. Hieruit blijkt dat in het mengmonster van de bovengrond licht verhoogde gehalten voor kwik, lood en PAK zijn gemeten. De gemeten concentraties in het grondwater aan molybdeen, nikkel en zink hebben vermoedelijk een natuurlijke oorzaak. De oorzaak van de licht verhoogde concentratie aan xylenen is niet bekend. Van zware metalen is het bekend dat deze in (sterk) verhoogde concentraties in het grondwater voor kunnen komen zonder dat voor deze metalen verhoogde gehalten in de grond worden gemeten of er een andere directe verontreinigingsbron aanwezig is (verspreiding vanuit de omgeving). De verhoogd gemeten gehalten zijn dusdanig (alleen overschrijdingen van de streefwaarde) dat aanvullend onderzoek naar deze parameters niet noodzakelijk is.

Bij afvoer van grond vanaf het perceel dient wel rekening te worden gehouden met de regels van het Besluit Bodemkwaliteit.

Het aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Het plangebied ligt aan de Skyligerwei, waar een maximumsnelheid van 60 km/uur van toepassing is. De toekomstige woning is op meer dan 30 meter afstand gesitueerd vanaf deze weg. Voor het aspect wegverkeerslawaai is de kaart Geluid van wegverkeer geraadpleegd van de Atlas Leefomgeving. Op circa 40 meter, gemeten vanaf de weg, is er sprake van een geluidsbelasting van minder dan 45 dB. Dit betekent dat de toekomstige woning in een gebied ligt waar sprake is van minder dan 45 dB aan geluidsbelasting. Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van de weg is er sprake van ruim voldoende afstand om een goed leefklimaat te waarborgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpMrSkyligerwei-VA01_0007.jpg"

Figuur 4.1 Geluid wegverkeer in dB (bron: Atlas Leefomgeving)

In paragraaf 4.2 is beschreven er geen sprake is van inrichtingsgeluid die invloed heeft op het leefklimaat in het plangebied.

Het aspect geluid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân. De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure moet worden gevolgd. Het resultaat van de watertoets is opgenomen in bijlage 5.

Waterkwantiteit

In het wateradvies is aangegeven dat door ruimtelijke ontwikkelingen de hoeveelheid verhard oppervlak toeneemt met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit grasland dat deels begrensd wordt door bomen en struiken. In de huidige situatie is geen verharding aanwezig. Met de bouw van toekomstige hoofd- en bijgebouwen staat het nieuwe bestemmingsplan het toe om 225 m2 te bouwen. De verhardingstoename zal niet meer zijn dan 1.500 m2, waardoor geen watercompensatie hoeft plaats te vinden.

Het waterschap adviseert om voldoende aanleghoogte van de nieuwe woning te realiseren om boven het maatgevende boezempeil (1 keer/100 jaar) te komen. Daarbij is het advies om de woning zonder kruipruimte te realiseren vanwege de hoge grondwaterstand op in het plangebied. Door deze maatregelen zal het plan 'water robuust' zijn voor de toekomst.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Vanuit het aspect water is er geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2022) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Op voorhand kan gesteld worden dat dit plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Bovendien valt het project, met de bouw van 1 woning, onder de NIBM-regeling.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie Friesland de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Toetsing

Voor de planontwikkeling zijn de archeologische kaarten van FAMKE geraadpleegd. Deze kaarten geven de actuele status op het gebied van archeologie weer. Uit de advieskaart van FAMKE voor de periode ijzertijd-middeleeuwen geldt karterend onderzoek 2. Voor ingrepen met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2 beveelt de provincie aan om karterend onderzoek te doen. Het nieuwe bestemmingsplan staat het niet toe om een oppervlakte te bebouwen groter dan 2.500 m2 en de nieuwe bestemming 'Wonen' is tevens niet groter dan 2.500 m2. Hierdoor is het niet mogelijk om de gestelde grens te overschrijden. Archeologisch onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Voor de steentijd-bronstijd is geen nader onderzoek noodzakelijk. Dit advies wordt gegeven als op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden, of wanneer de archeologische verwachting op gefundeerde gronden zeer laag is, en waar eventuele resten uit de steentijd zich vermoedelijk zodanig diep onder het maaiveld bevinden dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat de beoogde ontwikkeling geen cultuurhistorische waarden aantast.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpMrSkyligerwei-VA01_0008.jpg"

Figuur 4.1 Risicokaart - plangebied aangeduid met een rode ster (bron: Atlas Leefomgeving)

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waarmee rekening moet worden gehouden, zie figuur 4.1.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming in het plangebied vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.1 Inleidende regels

De inleidende regels bestaan uit de volgende artikelen.

5.1.1 Begrippen

In de begripsregels worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsregels worden opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

5.1.2 Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de 'wijze van meten' worden in de SVBP 2012 richtlijnen gegeven.

5.2 Bestemmingsregels

Het plangebied in dit plan heeft één bestemming gekregen. Deze is opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Noardeast- Fryslân. Hierbij geldt dat de regeling voor het plangebied is toegespitst op dit initiatief, waarbij het beleidskader en de planologische randvoorwaarden als uitgangspunt gelden. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

Agrarisch

Het agrarische perceel waar de landschappelijke inpassing plaatsvindt is als 'Agrarisch' bestemd. Binnen de bestemming is het planologisch mogelijk gemaakt om de inpassing binnen deze bestemming te realiseren. De borging dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt is in de algemene gebruiksregels opgenomen met een voorwaardelijke verplichting (artikel 7 lid 7.1).

Wonen

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bedoeld voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. In het plangebied mag 1 woning worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 150 m2 en een bouw- en goothoogte van maximaal 10,0 en 3,5 meter. De woning moet minimaal 10 meter vanaf de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd. Bij de woning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gerealiseerd met een totale oppervlakte van 75 m2. De maximale bouwhoogte hiervan is 6,5 meter en de maximale goothoogte 3,3 meter.

5.3 Algemene regels

5.3.1 Anti-dubbeltelregel

Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De opgenomen anti-dubbeltelregel is gelijkluidend aan de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven formulering.

5.3.2 Overige algemene regels

Voor het hele plangebied geldt een aantal algemene regels. Het gaat hier om algemene bouw- en gebruiksregels, mogelijkheden om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen, en procedureregels worden behandeld.

In de algemene gebruiksregels is de voorwaardelijke verplichting voor de landschappelijke inpassing opgenomen.

5.4 Overgangs- en slotregels

5.4.1 Overgangsregels

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de Wabo, overgenomen.

5.4.2 Slotregels

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel geeft aan hoe het plan kan worden aangehaald.

5.5 Verbeelding

De juridische regeling is vervat in een verbeelding. Binnen het plangebied komen de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch' voor.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ter beoordeling voorgelegd aan de overlegpartners. De vooroverlegreacties zijn opgenomen in bijlage 6. Alleen de reacties van Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân hebben tot aanvullingen in paragraaf 4.3 en 4.6 van de toelichting geleid.

Zienswijzeperiode

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling en een ontwikkeling van de gemeente Noardeast Fryslân.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Voor de beoogde ontwikkeling zal de gemeente met de initiatiefnemer een exploitatie- of planschadeovereenkomst sluiten.