Plan: | Aldwâld - Simmerwei 15 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1970.BpAwSimmerwei15-VG01 |
Aan de Simmerwei 15 te Aldwâld zijn plannen om de bestaande bedrijfswoning in gebruik te nemen als reguliere woning. Het perceel heeft in de huidige situatie een bedrijfsbestemming. Reguliere bewoning is niet toegestaan.
De gemeente heeft aangegeven mee te willen werken aan deze ontwikkeling door een bestemmingswijziging door te voeren waarbij ook de beperking van de naastgelegen autosloperij wordt meegenomen. Om het voornemen juridisch-planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk, waarin het voorgenomen gebruik geregeld wordt. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
De locatie is gelegen aan de Simmerwei 15 te Aldwâld. Het plangebied is oostelijk gelegen van de dorpskern Aldwâld. In figuur 1.1 is een kaart met het daarin betreffende plangebied weergegeven.
Figuur. 1.1 Globale ligging van het plangebied
Het perceel bevindt zich binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012' van de voormalige gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland, die op 28 september 2017 deels onherroepelijk in werking is gesteld. Het plangebied heeft in deze partiële en correctieve herziening de enkelbestemming "Bedrijventerrein" met deels de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - autosloperij'. Hierin zijn bedrijven uit categorie 1 tot en met 3.1 toegestaan die zijn benoemd in een bijlage bij de regels. Verder is een bedrijfswoning toegestaan mits deze al aanwezig is. Binnen het plangebied staat een bedrijfswoning.
Strijdigheid
Op basis van het huidige bestemmingsplan is het niet toegestaan om de bestaande woning als reguliere woning te betrekken, maar uitsluitend als bedrijfswoning. Daarom past het voornemen niet binnen de bestaande regeling. Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt de functie gewijzigd naar een reguliere woonfunctie, waarin dit wel is toegestaan.
In figuur 1.2 is een uitsnede weergegeven van het bestemmingsplan.
Figuur. 1.2 Uitsnede van het bestemmingsplan Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012
In hoofdstuk 2 van deze toelichting is aandacht besteed aan de functionele en ruimtelijke structuur in de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie en gemeente opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridische aspecten aan bod, in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied bestaat uit een bedrijfsperceel waarop een autoservicebedrijf met een bedrijfswoning is gevestigd. De activiteiten van het autoservicebedrijf bestaan met name uit onderhoud, bandenservice, reparatie/herstel en periodieke keuring (APK) van (personen-)auto’s, demontage van sloopauto’s en in- en verkoop van auto’s en auto-onderdelen. De bedrijfswoning is aan de oostzijde van het bedrijf gelegen. Achter op het perceel van de bedrijfswoning, aan de zuidkant, is nog een bijgebouw aanwezig. Een luchtfoto van de actuele situatie is opgenomen in figuur 2.1.
Figuur. 2.1 Huidige situatie van het plangebied en directe omgeving
Het omliggende gebied wordt getypeerd door agrarisch land, natuur, bedrijventerrein en woningen. Ten oosten van het plangebied staat een aantal woningen en ten westen bevindt zich een bedrijventerrein. Aan de noordkant ontsluit het plangebied aan de Simmerwei. Ten zuiden van het plangebied ligt de Stroobossertrekvaart, waarvan ten zuiden natuur ligt. Verder wordt het plangebied omringd door agrarische gronden.
De gewenste situatie bestaat uit het in gebruik nemen van de bedrijfswoning ten behoeve van reguliere bewoning. Het uiterlijk blijft ongewijzigd. Het gaat uitsluitend om een functiewijziging van de bestaande bebouwing. Hierbij dient ook het naastgelegen autobedrijf meegenomen te worden. De autosloperij zal inwaarts worden gezoneerd, waarbij de activiteiten van de autosloperij slechts op een beperkt vlak bij de woning vandaan zijn toegestaan door middel van een aanduiding. Om de bedrijfsbestemming te scheiden van de woonbestemming wordt de groenstrook doorgetrokken richting de Simmerwei.
De maximaal toegestane bouwoppervlakte van de woning blijft hetzelfde ten opzichte van de huidige situatie, namelijk 150 m2. Verder blijven de goot- en bouwhoogte ook gelijk, namelijk respectievelijk 3,5 m en 9,5 m.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Groningen, waar Friesland deel vanuit maakt, is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. De toelichting van een ruimtelijk project dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevatten. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het in gebruik nemen van een bestaande bedrijfswoning ten behoeve van reguliere bewoning wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, niet gezien als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.
In de Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014, geconsolideerd op 23 maart 2021) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald.
Volgens artikel 3.1.1 kan een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan. Het aantal woningen neemt in de gewenste situatie niet toe dus het woonsaldo blijft gelijk ten opzichte van de huidige situatie. Daarom past dit op voorhand binnen gemeentelijk woonprogramma.
De gemeente Noardeast-Fryslân heeft een woonvisie opgesteld binnen het samenwerkingsverband van DDFK-gemeenten. DDFK-gemeenten zijn het ambtelijke samenwerkingsverband van de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a.. Ook is er op basis hiervan het Woonprogramma 2015-2020 opgesteld. Hierin is gezamenlijk woonbeleid voor de vier gemeenten opgenomen. De provincie Fryslân ondersteunt het in dit beleid opgenomen doel een toekomstbestendige, gedifferentieerde woningvoorraad te ontwikkelen die is afgestemd op de woonwensen van de inwoners, waarbij de focus van het beleid zich richt op de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Vervanging heeft prioriteit boven nieuwbouw en inbreiding boven uitbreiding.
Inmiddels hebben de provincie en de regio Noordoost Fryslân in mei 2020 nieuwe woningbouwafspraken gemaakt. Uitgangspunt daarbij is dat de gemeenten meer vrijheid krijgen om hun woonprogramma in te vullen en de voortgang halfjaarlijks met de provincie afstemmen. De nieuwe woningmarktanalyse van de regio Noordoost Fryslân (KAW, juni 2020) met een daarbij behorende dorpenatlas en voortdurende monitoring van de woningmarkt geven hierbij richting aan het beleid.
Deze nieuwe regionale woningbouwafspraken zijn verder uitgewerkt, hetgeen geresulteerd heeft in een flexibel woonprogramma. In dit geval gaat het om het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. De functiewijziging is niet strijdig met de beleidsvisie van de gemeente.
De woonvisie legt op hoofdlijnen vast wat de basis is voor preciezere plannen en afspraken in de komende vijf jaar. De hoofdlijnen werkt de gemeente uit in een woonagenda op basis waarvan ze in gesprek gaan met de Mienskip en met partners. De woonvisie is ook de basis voor het maken van nieuwe prestatieafspraken met de corporaties. De woonvisie bevat 7 speerpunten voor de komende jaren:
De gewenste situatie betreft de wijziging van functie van een bedrijfswoning naar een reguliere woning. Dit bestemmingsplan is daarom ook niet strijdig met de woonvisie van de gemeente.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de juridisch planologische regeling van een reguliere woning waar nu een bedrijfswoning staat. In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten besproken welke relevant zijn in het kader van de voorgenomen ontwikkeling.
Het perceel wordt ontsloten via de Simmerwei. Het perceel ligt in het 'buitengebied' van Aldwâld. Hier kan worden uitgegaan van een verkeersgeneratie van 7,8 mvt/etmaal bij een vrijstaand huis. Echter wordt bij de huidige situatie van het plangebied, waarbij het plangebied een bedrijventerrein betreft, een hogere verkeersgeneratie verwacht. Omdat de verkeersgeneratie in de toekomstige situatie afneemt, wordt aangenomen dat in de huidige situatie geen sprake is van problemen in de verkeersafwikkeling, wordt ervan uitgegaan dat de ontsluiting voldoende is.
Ook de parkeerbehoefte neemt af door de voorgenomen ontwikkeling. De parkeerbehoefte in de nieuwe situatie zal 2,4 betreffen, op basis van de ligging 'rest bebouwde kom' en de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk'. Voor een bedrijfsperceel geldt een hogere parkeerbehoefte doordat hier personeel en klanten moeten kunnen parkeren. De behoefte aan 3 parkeerplaatsen wordt volledig op eigen erf opgevangen. Hier is voldoende ruimte voor.
Tot 1 juli 2016 was de Monumentenwet 1988 het toetsingskader voor cultuurhistorie en archeologie. Die wet is grotendeels komen te vervallen omdat op die datum de Erfgoedwet in werking is getreden. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld. Voor de provincie Fryslân is dit opgenomen in de provinciale FAMKE.
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.). De provincie beveelt in het plangebied aan om bij ingrepen van meer dan 2.500 m2 een karterend archeologisch onderzoek te verrichten voor de steentijd - bronstijd. Voor de periode ijzertijd - middeleeuwen adviseert de provincie een archeologisch onderzoek bij ingrepen groter dan 5.000 m2.
Het plangebied is met circa 9.500 m2 groter dan 5.000 m2. Dit plan betreft een functiewijziging waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden. Hierdoor hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Aan de oostkant van het perceel ligt een autosloperij. Dit betreft een functie uit milieucategorie uit milieucategorie 3.2. Voor geur geldt hiervoor een richtafstand van 0 meter. Verder geldt voor stof een richtafstand van 10 meter. De woning ligt op een afstand van 10 meter, daarom kan er van worden uitgegaan dat er wordt voldaan aan de richtafstand. Rekening houdende met een gemengd gebied betreft dit een richtafstand voor geluid van 50 meter. Echter betreft de afstand tussen de woning en de autosloperij circa 10 meter en wordt niet voldaan aan de richtafstand van 50 meter.
De werkzaamheden vanuit de autosloperij zullen worden ingeperkt naar de andere kant van het perceel (uit de richting van de woning). De afstand tussen de gevel van de woning en de grens van de autosloperij zal hierdoor toenemen, waardoor aan de richtafstand wordt voldaan. Geluidrelevante demontagewerkzaamheden (als slijpen e.d.) aan sloopauto's zijn beperkt tot de demontagewerkplaats.
Ten behoeve van de ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 1. In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met een relatief maximale invulling van de activiteiten, uitgaande van een volledige bezetting en rekening houdend met een verhoogd aantal verkeersbewegingen (van zowel personenauto's, als middelzware en zware vrachtwagens). Uit het onderzoek volgt dat onder deze omstandigheden ter plaatse van de (her te bestemmen) woning Simmerwei 15 wordt voldaan aan de VNG-richtwaarden. Verder volgt uit het onderzoek dat onder deze omstandigheden zowel ter plaatse van de woning Simmerwei 15 als ter plaatse van de overige omliggende woningen wordt voldaan aan de van toepassing zijnde geluidgrenswaarden als verbonden aan het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Verder volgt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening er in akoestische zin geen belemmeringen zijn. De geluidbelasting vanwege het autoservicebedrijf, alsmede de te verwachten maximale geluidniveaus, voldoen ter plaatse van de woning Simmerwei 15 aan de richtwaarden zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Geluidbelasting door indirecte hinder, veroorzaakt door verkeer rijdend over de openbare weg naar en van het autoservicebedrijf, voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
Er kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een als 'goed' te beoordelen akoestisch woon- en leefklimaat.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied is in de huidige situatie bestemd als "Bedrijventerrein" met "bedrijfswoning". Een woning is een bodemgevoelige functie op zowel een woonbestemming als op een bedrijfsbestemming. Er wordt op dit moment al gewoond op het perceel. Op basis van de huidige planologische regeling kan daarom worden aangenomen dat het perceel geschikt is voor bewoning, en daarmee ook voor reguliere bewoning. Daarom wordt een bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. De FUMO heeft het plan beoordeeld en geeft aan dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de bestemmingswijziging.
Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt.
Om de cultuurhistorische waarden vast te stellen is de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. De kaart geeft aan welke cultuurhistorische elementen en structuren op provinciale schaal van betekenis zijn.
In het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. In het voorgenomen project verandert niks aan de kenmerken van de woning. De bestaande woning past al binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur. Daarmee is de ontwikkeling op voorhand niet in strijd met mogelijke cultuurhistorische waarden.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze waarden zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen deze gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het zuidwestelijk gelegen gebied de Groote Wielen met een afstand van 13 km.
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. Conform de wetswijziging die op 1 juli 2021 is aangenomen is het voor bestemmingsplannen uitsluitend nog noodzakelijk om de gebruiksfase te berekenen. In dit geval is er geen sprake van verandering in woningsaldo. Er is enkel sprake van een functiewijziging van een bedrijfswoning tot een reguliere woning. Het aantal verkeersbewegingen neemt planologisch gezien ten opzichte van de huidige situatie af. Daarom wordt geen verandering in stikstofemissie verwacht door de woning zelf of het wegverkeer. Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling op voorhand geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden met zich meebrengt.
Er is geen sprake van sloop-, kap-, nieuwbouw- en/of dempingswerkzaamheden. Daarmee kan op voorhand worden bepaald dat eventueel aanwezige beschermde soorten niet nadelig worden beïnvloed. Een quickscan ecologie is daarom niet noodzakelijk.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen.
De normen voor externe veiligheid zijn voor risicovolle inrichtingen vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Per 1 juli 2012 is de regelgeving veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes (2015) moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd.
Risicobronnen
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicobronnen zoals inrichtingen die gevaarlijke stoffen bevatten.
Transport gevaarlijke stoffen
Naast inrichtingen kan het aspect van externe veiligheid een rol spelen bij (spoor/weg/auto)weg in verband met het transport van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt niet binnen het invloedgebied van de transportroutes gevaarlijk stoffen die een verhoging van het groepsrisico kunnen inhouden.
Buisleidingen
Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied van een buisleiding. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op ruim 2,8 km afstand.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. In dit geval is alleen het aspect wegverkeerslawaai relevant.
Formeel is de Simmerwei een 60 km/uur-weg en is de Wgh van toepassing. In het kader van de Wgh dienen nieuwe woningen getoetst te worden, echter is er in het voorgenomen plan geen sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. De woonfunctie in de voormalige bedrijfswoning houdt deze functie waarbij het woningsaldo hetzelfde blijft. Op basis van artikel 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidbelasting van een aanwezige weg op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. Het wegverkeerslawaai is daarmee geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
In (de omgeving van) een plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om de veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
In en direct rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben. Daarom is er geen noodzaak tot nader onderzoek.
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.
De situatie betreft de functiewijziging van een bedrijfswoning naar een reguliere woning. Dit betreft geen verandering ten opzichte van de huidige planologische situatie. Het plan draagt daarom ook niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. De watertoets is als bijlage 2 bij de toelichting toegevoegd. De uitkomst van de watertoets is dat er geen waterschapsbelang is.
Het aspect water staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestemmingsplan 'Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012' en actuele bestemmingsplannen in de omgeving van het plangebied.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het bestemmingsplan bestaat uit een set met bestemmingsregels en een digitale verbeelding met de daarbij behorende plantoelichting. In deze paragraaf volgt een toelichting op de bestemmingsregels.
Bedrijventerrein
Op het perceel met de bestemming "Bedrijventerrein" zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 tot en met 3.1. Het westelijke deel van het bedrijventerrein heeft de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - autosloperij", zodat het autosloopbedrijf niet direct naast de woning kan worden gesitueerd.
Tuin
Van de noordelijke grens van het plangebied tot circa 1 meter achter de gevel geldt de enkelbestemming "Tuin". Deze enkelbestemming staat een tuin toe en voorkomt de bouw van bijgebouwen voor de voorgevel. De bestemming "Tuin" fungeert ook als scheiding tussen het woonperceel en het perceel met het bedrijventerrein.
Wonen
Op het woonperceel geldt de enkelbestemming "Wonen - 1". Binnen deze bestemming is het mogelijk één hoofdgebouw (woning) te bouwen. Het hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. Ondergeschikte bebouwing mag wel buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Rond de huidige woning is een bouwvlak opgenomen. Het bestaande bijgebouw is ondergeschikte bebouwing en bevindt zich buiten het bouwvlak. Aan de voorzijde van de woning heeft het plangebied de tuinbestemming. Dit is overeenkomstig de systematiek in het moederplan. Bovendien ligt de tuinbestemming op de grens tussen de bedrijfsbestemming en de woonbestemming.
De verplichting bestaat om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.
Overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken overleginstanties.
De FUMO heeft in een eerder stadium reeds een advies gegeven met betrekking tot het aspect bodem. Dit advies is opgenomen in bijlage 3 en verwerkt in paragraaf 4.5. In het kader van het vooroverleg heeft Brandweer Fryslân een advies gegeven, welke is opgenomen in bijlage 4. De brandweer geeft aan geen bezwaar tegen de beoogde ontwikkeling te hebben. Wel adviseert de brandweer om na te gaan of er uit het water in het plangebied voor minimaal 60 minuten bluswater onttrokken kan worden. Dit advies is afgestemd met de gemeente. Gezien de aanwezigheid van oppervlaktewater in de nabijheid van het plangebied zijn er geen belemmeringen.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft vanaf 18 mei 2023 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Eenieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Vaststellingsfase
Het bestemmingsplan is 21 september 2023 door de raad van de gemeente Noardeast-Fryslân vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling betreft een particulier initiatief, waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De financiële haalbaarheid is niet in het geding.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Er zal een overeenkomst voor het afwentelen van planschade met de initiatiefnemer en gemeente gesloten worden.