Plan: | Karakteristieke objecten gemeente Westerkwartier |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1969.BP23FACEkarakt1-VA01 |
In de gemeente Westerkwartier bestaat een grote zorg voor het eigen erfgoed. Een zorg die wordt ingegeven door het feit dat het erfgoed voor een belangrijk deel bepalend is voor het karakter van de gemeente, het erfgoed dat de gemeente aantrekkelijk maakt en inwoners zich er mee verbonden voelen. Erfgoed is de verzamelnaam voor rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en karakteristieke en beeldbepalende panden en objecten. Omdat de gemeente heeft geconstateerd dat in het aardbevingsgebied en in het buitengebied buiten het aardbevingsgebied (voorgenomen) slopen van panden zonder zicht op een passende invulling of herontwikkeling van de locatie, de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente gevaar loopt, is in 2021 in samenwerking met Libau een inventarisatie en selectie uitgevoerd van karakteristieke objecten van delen van de gemeente Westerkwartier. Het doel hiervan was om naast beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten ook karakteristieke objecten aan te wijzen en te beschermen.
Voor een deel van het grondgebied van de gemeente Westerkwartier is het gebouwd erfgoed nog niet (goed) geregeld. Het betreft het buitengebied van de voormalige gemeente Marum en buitengebied van een deel van de voormalige gemeente Winsum (het gebied Middag) en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd.
De overheid heeft de bescherming van de monumenten geregeld in de Erfgoedwet die sinds juli 2016 geldt. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening van 2012 zijn gemeente verplicht om vanaf 2012 het cultureel erfgoed in haar bestemmingsplannen te borgen.
De gemeente Westerkwartier heeft het cultureel erfgoed gedeeltelijk al geregeld in zijn bestemmingsplannen, met uitzondering van het buitengebied van de voormalige gemeente Marum, het buitengebied van een deel van de voormalige gemeente Winsum (het gebied Middag) en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd. Voor deze gebieden wordt het cultureel erfgoed met dit bestemmingsplan geborgd.
Een deel van de gemeente Westerkwartier ligt binnen het, door de provincie Groningen aangewezen, aardbevingsgebied. Dit betreft het gebied Middag (deel voormalige gemeente Winsum) in het noordoosten van de gemeente. Aardbevingsproblematiek is daarmee een reële bedreiging voor het bebouwde erfgoed. De provincie wil voorkomen dat waardevolle, karakteristieke gebouwen zomaar gesloopt worden als er sprake is van aardbevingsschade.
Het grondgebied van de voormalige gemeente Marum ligt niet binnen het, door de provincie Groningen aangewezen, aardbevingsgebied. Voor het buitengebied geldt dat de provincie ook wil voorkomen dat waardevolle, karakteristieke gebouwen zomaar gesloopt worden, bijvoorbeeld als een boerderijpand vrijkomt na het stoppen van de agrarische activiteiten.
De Provincie Groningen vereist daarom in artikel 2.9.1 en de direct werkende regel 2.9.2 van de Omgevingsverordening van alle Groninger gemeenten om te inventariseren welke karakteristieke gebouwen er zijn en om die te beschermen met een sloopvergunningstelsel. Binnen het aardbevingsgebied en het buitengebied (buiten het aardbevingsgebied) is het verboden om gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen. Het verbod vervalt, als uit een gemeentelijke inventarisatie blijkt dat een gebouw niet zonder meer als karakteristiek is aan te merken.
Vanuit de gemeente is er de wens om het erfgoed te beschermen. Daarnaast zijn er de verplichtingen vanuit de provinciale omgevingsverordening en de motiveringsverplichting vanuit de Bro waaraan de gemeente wenst te voldoen. Met dit bestemmingsplan worden de karakteristieke objecten in het buitengebied van de voormalige gemeente Marum, het buitengebied van de voormalige gemeente Winsum (gebied Middag) en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd vastgelegd en voorziet in een regeling die toeziet op het, voor zover mogelijk, in stand houden van de ruimtelijk relevante karakteristieke kenmerken van de objecten die een belangrijk onderdeel zijn van het erfgoed en de identiteit van de gemeente. Vanwege onder andere de aardbevingsproblematiek is het belangrijk om de karakteristieke objecten vast te leggen in het bestemmingsplan.
Daarbij ligt in dit bestemmingsplan niet slechts de focus op het behoud van karakteristieke objecten. In voorkomende gevallen kan de sloop van (delen) van objecten worden toegestaan, mits wordt voldaan aan voorwaarden waaronder sloop kan plaatsvinden. Afhankelijk van de situatie en relevantie van de karakteristieken wordt bekeken of sloop tot de mogelijkheden behoort. Dit is maatwerk per gebouw en object.
Dit bestemmingsplan regelt één onderwerp: vastlegging, behoud en instandhouding van karakteristieke objecten binnen de grenzen van het buitengebied van de voormalige gemeente Marum, het buitengebied van de voormalige gemeente Winsum (gebied Middag) en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd. De verschijningsvorm van de geselecteerde objecten wordt vastgelegd en sloop (of gedeeltelijke sloop of verregaande transformatie) is gekoppeld aan een vergunning.
Een bestemmingsplan dat een specifiek onderwerp regelt, wordt een facet bestemmingsplan genoemd. Het facetbestemmingsplan is een aanvulling op de bestemmingsplannen die in de gemeente gelden. De geldende bestemmingsplannen blijven in beginsel gelden. Wanneer een geldend bestemmingsplan een regeling kent over het onderwerp dat met dit facetplan wordt geregeld, dan gaan de bepalingen van het facetplan voor.
Plangebied
Het facetbestemmingsplan omvat het buitengebied van de voormalige gemeente Marum, het buitengebied van de voormalige gemeente Winsum (gebied Middag) en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd.
Figuur 1.1: Plangebied facetplan karakteristieke objecten voormalige gemeente Marum
Figuur 1.2: Plangebied facetplan karakteristieke objecten buitengebied van de voormalige gemeente Winsum (gebied Middag) en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd.
Reikwijdte
Dit facetbestemmingsplan voorziet in een beschermende regeling voor karakteristieke objecten die nadere voorwaarden stelt aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen van objecten binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Uit de inventarisatie blijkt dat er nog veel objecten zijn (binnen het plangebied) die een karakteristieke waarden bevatten die nog niet in een bestemmingsplan worden beschermd. Het bestemmingsplan legt karakteristieke objecten vast.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) staat hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en welke bestuurslaag voor wat verantwoordelijk is. Volgens de Wro moeten overheden in hun ruimtelijk beleid de relevante belangen meewegen. Ook de zorg voor het cultuurhistorisch erfgoed hoort daarbij. Met de Wet ruimtelijke ordening zijn gemeenten meer dan voorheen verantwoordelijk voor hun erfgoed. Cultuurhistorische waarden dienen uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de nadere uitwerking van de Wro. In het Bro is onder meer vastgelegd dat gemeenten rekening moeten houden met cultuurhistorie bij het opstellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten onderzoek moeten doen naar de cultuurhistorische waarden van een bestemmingsplangebied. Het gaat om een integrale beschouwing van cultuurhistorie: een combinatie van gebouwd erfgoed, archeologie en cultuurlandschap.
Sinds 1 juli 2016 is er één integrale wet die betrekking heeft op museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. Samen met de nieuwe Omgevingswet die op 1 januari 2024 in werking treedt, maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het cultureel erfgoed mogelijk.
De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen golden, blijven gehandhaafd.
De Erfgoedwet in relatie tot de Omgevingswet
De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
De Omgevingswet treedt op 1 januari 2024 in werking. Vooruitlopend op de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de artikelen met betrekking tot het ruimtelijk cultureel erfgoed te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
Voorliggend facetbestemmingsplan is opgezet om het aanwezige bebouwde erfgoed op het grondgebied van het buitengebied van de voormalige gemeente Marum, het buitengebied van de voormalige gemeente Winsum (gebied Middag) en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd van een passende bescherming te voorzien. Daarmee sluit dit bestemmingsplan aan op de insteek van het rijksbeleid (de Wet ruimtelijke ordening en de Erfgoedwet).
De Provinciale Omgevingsvisie (hierna: Omgevingsvisie) van de provincie Groningen bevat de integrale langetermijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in de Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen, zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen, samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden.
Landschap
In de Omgevingsvisie is het beschermen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren en het culturele erfgoed dat bijdraagt aan de identiteit en variëteit van de diverse landschappen in de provincie Groningen als een van de speerpunten van het beleid benoemd en als provinciaal belang geduid.
Cultureel erfgoed
De provincie Groningen ziet dat het cultureel erfgoed in haar provincie onder druk staat, onder andere door leegstand en de staat van onderhoud. Bovendien wordt het erfgoed extra bedreigd door schade als gevolg van de gaswinning. De provincie wil dan ook sturen op het in beeld brengen van het culturele erfgoed en vraagt van gemeenten een passende inspanning om het erfgoed in het buitengebied te beschermen. In het aardbevingsgebied, waartoe ook delen van de gemeente Westerkwartier behoort, ligt daarbij een extra opgave voor het beschermen van het cultureel erfgoed in de kernen.
De Provinciale Omgevingsverordening (POV) is een beleidsinstrument uit de Wro. De huidige verordening wordt vastgesteld door Provinciale Staten en bevat provinciale beleidsregels waarvan wordt verwacht dat gemeenten deze doorvertalen in hun bestemmingsplannen. De regels in de Omgevingsverordening zijn gebaseerd op de doelen uit de Omgevingsvisie en zijn opgenomen voor onderstaande onderwerpen:
De verordening richt zich op de thema's milieu, water en ruimte. Er zijn ook regels over cultureel erfgoed opgenomen. De huidige Omgevingsverordening is vastgesteld op 1 juni 2016, maar is in de afgelopen jaren op onderdelen aangepast. De laatste actualisatie van de Omgevingsverordening is vastgesteld op 15 november 2022. De actualisaties zijn verwerkt in de geconsolideerde Omgevingsverordening (november 2022). Ook voor wat betreft het onderdeel cultureel erfgoed is de verordening aangepast.
In de herziene verordening wordt in artikel 2.9.1 aangegeven dat: 'Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied en een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied gelegen buiten het aardbevingsgebied, stelt regels ter bescherming van de hoofdvorm van de karakteristieke en beeldbepalende gebouwen'. De provincie heeft in haar verordening opgenomen dat, voor zover het bestemmingsplan betrekking heeft op karakteristieke gebouwen, er regels worden opgenomen die deze bebouwing beschermen tegen ongewenste sloop.
Figuur 2.1: Aardbevingsgebied (Bron: provincie Groningen)
In artikel 2.9.2 is een rechtstreeks werkende regel voor het aardbevingsgebied opgenomen en is aangegeven dat 'Tot het tijdstip dat het bestemmingsplan in overeenstemming is gebracht met artikel 2.9.1 of bij het ontbreken van een bestemmingsplan, het verboden is om een gebouw dat gelegen is binnen het aardbevingsgebied geheel of gedeeltelijk te slopen'. De direct werkende regel in artikel 2.9.2 blijft van kracht totdat het bestemmingsplan in overeenstemming is gebracht met de in artikel 2.9.1 opgenomen (herziene) instructieregels. Hiermee wordt voorkomen dat in de tussenperiode karakteristieke gebouwen geheel of gedeeltelijk worden gesloopt zonder dat een voorafgaande zorgvuldige belangenafweging door de gemeente heeft plaatsgevonden.
Onder een karakteristiek gebouw wordt verstaan een gebouw van cultuurhistorische waarde op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdragen aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid.
Onder karakteristieke hoofdvorm wordt verstaan de ruimtelijke verschijningsvorm van een gebouw zoals die wordt bepaald door bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, dakvorm, nokrichting, dakoverstekken, goothoogte, daklijsten en schoorstenen, erkers en balkons.
Op 6 juli 2022 is het ontwerp van de nieuwe Provinciale Omgevingsverordening Groningen gepubliceerd. Dit ontwerp van de Omgevingsverordening voldoet aan de eisen van de Omgevingswet, zoals die op 1 januari 2024 in werking treedt. In de ontwerp Omgevingsverordening wordt bestaand beleid gecontinueerd en zijn de regels van de huidige verordening vertaald zodat deze passen in het stelsel van de Omgevingswet.
De regeling met betrekking tot de aardbevingsproblematiek is opgenomen in afdeling 3.2. In artikel 3.6 is opgenomen dat een omgevingsplan voor het aardbevingsgebied regels stelt ter bescherming van de hoofdvorm van de karakteristieke- en beeldbepalende gebouwen.
Met het oog op de bescherming van de hoofdvorm van de karakteristieke gebouwen wordt als omgevingsplanactiviteit in ieder geval aangewezen het slopen van een karakteristiek gebouw in het aardbevingsgebied. Dit geldt niet voor het slopen:
Vooruitlopend op de vaststelling van de Provinciale Omgevingsverordening zijn de sloopvoorwaarden vertaald in dit facetbestemmingsplan, met uitzondering van onderdeel e. Onderdeel e ziet namelijk niet toe op facetbestemmingsplan. De monumenten worden beschermd op grond van de Erfgoedwet. De sloopvoorwaarden zijn opgenomen in de juridische regeling voor de karakteristieke objecten.
De Omgevingsvisie gemeente Westerkwartier 2040 bevat het toekomstbeeld van en voor de gemeente gemeente Westerkwartier. De gemeente kijkt in de visie ver vooruit en beschrijft de ambitie voor 2040.
In de Omgevingsvisie zijn de strategische keuzes beschreven voor de toekomstige ontwikkeling van de ruimtelijke en sociale leefomgeving van Westerkwartier. Het accent van de visie ligt op de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie is aangegeven hoe een evenwicht kan worden gevonden tussen verschillende functies, belangen, wensen en de kwaliteit van de leefomgeving. Een zo hoog mogelijke leefkwaliteit staat hierbij voorop.
In de Omgevingsvisie wordt binnen het onderdeel Gaswinning en -opslag kort ingegaan op erfgoed. Hierin is aangegeven dat de gemeente zich sterk maakt voor een goede schadeafhandeling en het behoud van waardevol erfgoed.
Dit facetbestemmingsplan is er op gericht om de karakteristieke objecten in het buitengebied van de voormalige gemeente Marum, het buitengebied van de voormalige gemeente Winsum (gebied Middag) en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd met bijzondere ruimtelijke kwaliteit te beschermen. Daarmee sluit het facetbestemmingsplan aan bij de Omgevingsvisie gemeente Westerkwartier 2040.
Voorafgaand aan het opstellen van de Omgevingsvisie heeft de gemeente een analyse en waarden document opgesteld waarin een analyse is gedaan naar het bestaande beleid, trends en ontwikkelingen die de gemeente te wachten staan op verschillende thema's. Het document bevat ook een waardering van de verschillende thema's. Al deze aspecten samen vormen de context waarbinnen de nieuwe Omgevingsvisie is opgesteld. Eén van de thema's die geanalyseerd en gewaardeerd zijn is het thema Erfgoed.
In het beleidsstuk Archeologie en cultuurhistorie in de Westerkwartier-gemeenten (2014) worden twee onderdelen beschreven, Archeologie en Cultuurhistorie.
Voor het onderdeel cultuurhistorie is in het beleidsstuk een inventarisatie gedaan die een eerste indruk geeft van de nog aanwezige bovengrondse cultuurhistorische waarden. Hieronder vallen ook de gemeentelijke- en rijksmonumenten en de beschermde dorpsgezichten.
De gemeente Westerkwartier staat in het kader van Erfgoed het volgende te wachten:
Waardering Cultuurhistorie
In de gemeente Westerkwartier zijn veel beschermde dorpsgezichten, karakteristieke panden, gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten karakteristieke waterlopen en houtsingels aanwezig. De panden en beschermde dorpsgezichten hebben een extra grote waarde aangezien deze een grote invloed hebben op het karakter van de gemeente. Daarbij wordt opgemerkt dat ook de overgangen van de karakteristieke dorpen naar het buitengebied erg waardevol zijn. De karakteristieke waterlopen zijn ook van belang en waardevol. Als laatste zijn, in voornamelijk het zuidelijk deel van de gemeente, een groot aantal houtsingels van grote waarde aanwezig. Deze belangrijke landschappelijke structuur staat onder druk.
In dit facetbestemmingsplan wordt voor karakteristieke objecten in het buitengebied van de voormalige gemeente Marum, het buitengebied van de voormalige gemeente Winsum (gebied Middag) en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd een beschermende regeling vastgelegd, die onder voorwaarden sloop mogelijk maakt.
In opdracht van de gemeente Westerkwartier heeft Libau een selectie uitgevoerd van de lijst karakteristieke objecten in het buitengebied van de voormalige gemeente Marum, het buitengebied van de voormalige gemeente Winsum (gebied Middag) en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd.
Buitengebied voormalige gemeente Marum
Vertrekpunt van de inventarisatie is de lijst objecten van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP panden). Deze lijst is meer dan twintig jaar geleden opgesteld ten behoeve van de selectie van rijksmonumenten, en bleek toe te zijn aan herziening. Op basis van veldwerk en literatuuronderzoek is een conceptlijst tot stand gekomen met een eerste selectie van karakteristieke objecten.
Buitengebied voormalige gemeente Winsum en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd
Het grondgebied van de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd is bij de gemeentelijke herindeling in januari 2020 overgegaan van de gemeente Winsum naar gemeente Westerkwartier. Voor het buitengebied van de voormalige gemeente Winsum heeft Libau in het verleden reeds een selectie van karakteristieke objecten uitgevoerd. Ten tijde van de herindeling was Bügel-Hajema adviseurs bezig met de inventarisatie van karakteristieke objecten voor Ezinge, Garnwerd en Feerwerd. Libau heeft de conceptlijst van Bügel-Hajema ontvangen en heeft naar aanleiding van aanvullend veldwerk en literatuuronderzoek een selectie gemaakt van karakteristieke objecten. Voor de selectie is gebruik gemaakt van de waarderingscriteria die ook zijn gehanteerd voor de selectie van karakteristieke objecten in andere delen van gemeente het Westerkwartier. Van de geselecteerde karakteristieke objecten is vervolgens een waardering en korte beschrijving opgesteld.
Werkgroep
Door de gemeente is nadrukkelijk ingezet op het betrekken van leden van de historische verenigingen en andere lokale deskundigen bij het proces van inventarisatie, waardering en selectie. Daartoe is een werkgroep samengesteld waarin lokale deskundigen afkomstig uit (cultuur-)historische verenigingen en andere betrokken burgers zitting hebben gehad. Met de inbreng van de werkgroep is een selectie gemaakt van karakteristieke objecten in het plangebied.
In totaal zijn circa 150 objecten in beeld gebracht voor aanwijzing als karakteristiek. Om inzage te bieden in de reden van de selectie maar ook vanwege het belang van maatschappelijk draagvlak en bewustwording van de waarde van cultureel erfgoed zijn de objecten voorzien van een beknopte, toegankelijke motivatie voor elk van de 150 objecten. In de motivatie wordt ingegaan op zowel de cultuurhistorische waarde als de ruimtelijke relevantie van elk geselecteerd object. De geselecteerde objecten voldoen alle aan een basisniveau voor wat betreft de ruimtelijke relevantie (de beeldbepalende rol van het object in zijn omgeving) en de herkenbaarheid van het oorspronkelijke bebouwingsbeeld. Wanneer sprake is van specifieke meerwaarde is dit in de omschrijving benoemd en komt dit ook tot uiting in de score per criterium. Zo zijn ook bijgebouwen of erven genoemd wanneer deze elementen bijdragen aan het totaalbeeld.
Het object of complex wordt aangemerkt als beeldbepalend en/of karakteristiek voor het buitengebied van de voormalige gemeente Winsum op grond van de volgende criteria:
Cultuurhistorische waarde, met als leidraad:
Architectuurhistorische waarde, zich uitend in één of meer van de volgende punten:
Stedenbouwkundige-landschappelijke/ensemble waarde, met als leidraad:
Authenticiteit:
Zeldzaamheid:
Score waardering
Per criterium kunnen de objecten tot drie punten scoren:
0 geen waarde;
1 aanwezige waarde;
2 hoge waarde;
3 zeer hoge waarde.
De inventarisatie laat zien dat het zowel gaat om elementen die bepalend zijn voor de individuele hoofdvorm, alsook de bijdrage van een object aan een stedenbouwkundig ensemble, waarbij er dus sprake is van structurele waarde. Ook het bijzondere karakter, het materiaalgebruik of de typische kenmerken kunnen een reden zijn om een object karakteristiek te noemen. Veelal voldoen de objecten aan meerdere criteria. In planologische zin kan dan ook niet zonder meer volstaan worden met één van deze elementen te beschermen (bijvoorbeeld alleen de hoofdvorm, de architectuurkenmerken of alleen specifieke kenmerken). De bescherming is daarom gericht op het behoud van de cultuurhistorische, architectuurhistorische, stedenbouwkundig ensemble-, authenticiteits- en/of zeldzaamheidswaarden, voor zover voor het betreffende perceel van toepassing. Dit is verankerd in de regels van dit facetbestemmingsplan.
In bijlage 1 Lijst overzicht_Karakteristieke objecten Marum buitengebied en bijlage 2 Lijst overzicht_Karakteristieke objecten Ezinge, Feerwerd, Garnwerd zijn de karakteristieke objecten opgenomen inclusief toelichting op de aanwijzing en waardering van de objecten.
In een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Onderdeel hiervan is dat het plan niet in strijd is met een aantal milieuaspecten, zoals bodem en water. Het voorliggend bestemmingsplan betreft een facetbestemmingsplan karakteristieke objecten. Dit betekent dat vastgestelde bestemmingsplannen slechts op één onderdeel wordt aangevuld.
Omdat het plan niet voorziet in het toestaan van nieuwe ontwikkelingen en de huidige functies in het gebied zijn getoetst aan de milieuaspecten, hetzij in bestemmingsplan hetzij in een besluit/vergunning, is opnieuw toetsen niet noodzakelijk. Ook het opstellen van een m.e.r.-beoordelingsnotitie is niet aan de orde. Voor toetsing aan de milieuaspecten wordt verwezen naar de toelichting van de geldende bestemmingsplannen.
Het voorliggend bestemmingsplan bevat een regeling die toeziet op het behouden en beschermen van karakteristieke objecten in het buitengebied van de voormalige gemeente Marum, het buitengebied van de voormalige gemeente Winsum (gebied Middag) en de dorpen Ezinge, Feerwerd en Garnwerd in de gemeente Westerkwartier. De juridische regeling ziet uitsluitend toe op het grondgebied van de voormalige gemeente Marum en Winsum. De karakteristieke waarden staan onder druk door aardbevingen als gevolg van de gaswinning in Groningen.
Om die reden heeft de provincie Groningen expliciet verordonneerd in haar Omgevingsverordening dat karakteristieke objecten per direct zijn beschermd via een sloopregeling en dat dit via een bestemmingsplan nader moet worden uitgewerkt. De gemeente Westerkwartier heeft dat gedaan door specifieke objecten aan te wijzen die nadere bescherming behoeven. Op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt, zal de regeling uit de Provinciale Omgevingsverordening Groningen voor het betreffende gebied vervallen.
Voor het toekennen van de dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek object' aan de geïnventariseerde gebouwen en objecten is gebruik gemaakt van de inventarisatie objecten zoals opgenomen in bijlage 1 en 2. Objecten met een bepaalde totaal score zijn opgenomen op de verbeelding bij dit facetbestemmingsplan.
De voorliggende regeling is juridisch vormgegeven als een facetbestemmingsplan. Dat wil zeggen dat de herziening niet rechtstreeks is verwerkt in de onderliggende geldende bestemmingsplannen, maar dat dit bestemmingsplan slechts een onderdeel van deze onderliggende plannen herziet. De in dit bestemmingsplan opgenomen regelingen voor het slopen en het wijzigen van het aanzicht en situering van gebouwen en objecten moeten worden gezien als een aanvulling op de huidige regels van die plannen. De bestemmingsregels in de onderliggende geldende bestemmingsplannen blijven onverkort van toepassing. De afstemming op bestaande bestemmings- of andere bouw- en sloopregelingen is opgenomen in Artikel 2 Van toepassingverklaring.
Het facetbestemmingsplan wordt digitaal beschikbaar gesteld en wat betreft de regels en verbeelding is aangesloten op de wettelijke standaardiseringsvereisten van de SVBP 2012 en zijn een overgangsregeling en een anti-dubbeltelregel uit het Bro opgenomen.
In een deel van de vigerende bestemmingsplannen is op dit moment geen regeling voor karakteristieke objecten aanwezig. Via voorliggend facetplan wordt voor die bestemmingsplannen een beschermende regeling toegevoegd. Er zijn ook vigerende bestemmingsplannen waarin reeds een regeling voor waardevolle hoofdvorm is opgenomen. Deze panden met een waardevolle hoofdvorm, zijn opgenomen op basis van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Een aantal gebouwen die in de bestaande bestemmingsplannen een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - waardevolle hoofdvorm' hebben, zullen overeenkomen met de gebouwen waarvoor dit bestemmingsplan is opgesteld. Bij gebouwen die op dit moment wel in de bestaande bestemmingsplannen zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - waardevolle hoofdvorm', maar niet op de adressenlijst gebouwd erfgoed (zie bijlage 1 bij de regels) staan, zal deze aanduiding bij het omzetten naar het omgevingsplan verwijderd worden. Uiteindelijk zullen alleen de in het facetplan opgenomen karakteristieke objecten beschermd worden.
In het facetbestemmingsplan zijn de aangewezen karakteristieke objecten bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek object'. In paragraaf 5.3.2 wordt de juridische regeling van karakteristieke gebouwen en objecten uitgelegd.
De regeling voor karakteristieke gebouwen en objecten ziet toe op specifieke (ver)bouwregels van deze objecten, rekening houdend met hun bijzondere cultuurhistorische, architectuurhistorische, stedenbouwkundig ensemble-, authenticiteits- en/of zeldzaamheidswaarden. Dat is uitgewerkt door het vastleggen dat de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en gevelindeling in stand worden gehouden. Van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken. De voorwaarden staan in artikel 3.4 omschreven.
Van de bestemde karakteristieke objecten is een sloopverbod zonder omgevingsvergunning opgenomen in artikel 3.5. Aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen van karakteristieke objecten zijn voorwaarden verbonden. Van belang is dat een deskundigenoordeel wordt gevraagd over het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen.
In algemene zin wordt een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een karakteristiek object slechts verleend als:
Op het genoemde sloopverbod gelden enkele uitzonderingen waarvoor geen omgevingsvergunning voor het slopen nodig is. Het gaat hier om sloopwerkzaamheden die vallen onder:
Burgemeester en Wethouders kunnen met een wizigingsbevoegdheid de dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek object' van de verbeelding te verwijderen.
Dit paraplubestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en andere belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.
Aan alle objecten zijn brieven verzonden (naar veelal de bewoners) waarin is meegedeeld dat we voornemens zijn om het object als karakteristiek op te nemen in dit bestemmingsplan. Hierop zijn 40 reacties ingediend. Dit kan zijn via brief of e-mail maar ook veel telefoongesprekken en gesprekken op het gemeentehuis of op locatie. Bij de gesprekken op locatie is ook expertise van Libau aanwezig geweest. Alle personen die hebben gereageerd hebben een brief gekregen waarin ook ingegaan wordt op vragen die alleen op hun object van toepassing is. Alle algemene vragen zijn beantwoord in een lijst met algemene vragen en antwoorden. Die lijst is te vinden op de gemeentelijke website en als bijlage 3 bij deze toelichting. Naast dat wij de bewoners en gebruikers van objecten hebben kunnen informeren over de aanwijzing van het object hebben de reacties ons ook gewezen op fouten in de beschrijvingen en gedateerde beschrijvingen. Dit heeft tot een aantal aanpassingen geleid waarvan de betreffende personen op de hoogte zijn gesteld.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp paraplubestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft conform artikel 3.8 Wro (Wet Ruimtelijke ordening) vanaf 20 december 2023 tot en met 30 januari 2024 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan zijn twee zienswijzen ingediend. De zienswijzen (zie bijlage 4) zijn beoordeeld en voorzien van een gemeentelijke reactie. De Zienswijzennota is toegevoegd als bijlage 5 bij de toelichting. De ontvangen zienswijzen leiden niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Ambtshalve wijzigingen
Naast de ontvangen zienswijzen worden twee ambtshalve aanpassingen voorgesteld. Een bunker ten zuiden van de A7 die onderdeel is van het bunkercomplex Trimunt wordt voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek object'.
Het pand Nieuwestreek 29 te Ezinge is op verzoek van de bewoners nader beoordeeld en is aangewezen als gemeentelijke monument. Door deze aanwijzing vervalt de status van karakteristiek object. De dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek object' komt hiermee te vervallen.
Door de ambtshalve wijzigingen is het overzicht van karakteristieke objecten aangepast. De aangepaste lijst is toegevoegd aan het bestemmingsplan.
Vaststellingsfase
Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het paraplubestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.
Het bestemmingsplan treedt vervolgens met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn afloopt in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bij de voorbereiding van een (facet)bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Als er sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, moeten deze kosten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar.
Het facetbestemmingsplan maakt geen grootschalige bouwplannen mogelijk, waarbij kostenverhaal aan de orde is. Het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan karakteristieke objecten gemeente Westerkwartier' voorziet daarbij in het juridisch-planologisch regelen van bescherming van karakteristieke objecten. Aan het fasetbestemmingsplan zijn, behoudens de ambtelijke kosten van het opstellen van het facetbestemmingsplan, geen kosten verbonden voor de gemeente.
De wijzigingen in de planregels die met dit facetbestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, leiden niet tot een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is daarom niet nodig om een exploitatieplan ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op te stellen (c.q. art. 6.12 Wro).
Hiermee wordt geacht dat de economische uitvoerbaarheid van het facetbestemmingsplan is aangetoond.